Klachten over de gemeente of GKB?
De ombudscommissie is er voor u!
Overal waar mensen werken, worden fouten gemaakt. Bij de gemeente is dat niet anders. Bent u ontevreden over de gemeente? Over de dienstverlening of de manier waarop u bent behandeld? Laat dat gewoon weten aan de gemeente. Want de gemeente kan dan proberen fouten te herstellen en klachten op te lossen.
Maar jammer genoeg lukt dat niet altijd. Bijvoorbeeld als u van mening blijft verschillen of u vindt dat er niet naar u geluisterd wordt. Dan is het goed om te weten dat u in tweede instantie bij de onafhankelijke ombudscommissie terecht kunt. Deze commissie handelt klachten af over de gemeente en de gemeenschappelijke kredietbank (GKB). Bij de ombudscommissie kunt u op uw gemak uw verhaal doen. In de meeste gevallen probeert de ombudscommissie daarna in goed overleg tot een oplossing te komen. De commissie is onafhankelijk. Daardoor kan ze vaak meer bereiken. Meestal zijn een paar gesprekken voldoende. Maar het kan ook zijn dat u toch een officiële klacht wilt indienen bij de gemeente. Als u de interne klachtprocedure al hebt doorlopen kunt u dat doen bij de ombudscommissie.
De ombudscommissie gaat alleen over de dienstverlening en de manier waarop u behandeld bent. Als u het niet eens bent met een beslissing van de gemeente, dan maakt u gebruik van de bezwaarprocedure.
Spreekuur
De ombudscommissie houdt elke 2e maandag van de maand spreekuur in een aparte ruimte in De Nieuwe Kolk. U kunt van tevoren een afspraak via telefoonnummer 06 12 01 94 23 of via het contactformulier.
Wilt u geen gebruik maken van het spreekuur maar toch uw klacht of vraag voorleggen aan de ombudscommissie dan kunt u ook een brief sturen naar: Ombudscommissie, Postbus 952, 9400 AZ Assen.
De commissie vraagt bij een ontvankelijke klacht het bestuursorgaan een schriftelijke reactie te geven op de klacht. Vervolgens worden de klager en het bestuursorgaan schriftelijk uitgenodigd voor een hoorzitting. Onderdeel van de uitnodiging is de schriftelijke reactie van het bestuursorgaan en alle stukken die betrekking hebben op de klacht.
Tijdens de hoorzitting zal de commissie aan de hand van het stellen van vragen de gehele voorgeschiedenis proberen te reconstrueren. De klager wordt ook in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven op de klacht. Het bestuursorgaan wordt in het kader van wederhoor gehoord. Het horen vindt niet in elkaars aanwezigheid plaats.
Op basis van het dossier en de gesprekken wordt een rapport van bevindingen opgesteld. Dit rapport wordt naar alle partijen gestuurd en kunnen opmerkingen worden gemaakt. Indien de opmerkingen terecht zijn worden deze overgenomen, zo niet zal dit gemotiveerd worden door de commissie. Daarna volgt het definitief rapport met het oordeel van de commissie en eventuele aanbevelingen.
Voorzitter
De heer M.A.C. van Egdom
De heer Maas van Egdom heeft ruime ervaring in het werk als ombudsman. Hij is ook ombudsman of voorzitter van ombudscommissies in onder meer de gemeenten De Wolden, hof van Twente en Oldebroek. Daarvoor werkte hij bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de gemeente Hoogeveen, waar hij onder meer gemeentesecretaris was. De heer Van Egdom is sinds 2005 voorzitter van de ombudscommissie Assen.
Lid/plaatsvervangend voorzitter
Mevrouw J. Wiersma – Veenhoven
Mevrouw Jeannet Wiersma is met ingang van 1 januari 2019 lid/plaatsvervangend voorzitter van de ombudscommissie. Zij heeft ruime ervaring in bezwaarschriftencommissies en is daarnaast ook ombudsvrouw bij een aantal gemeenten en het Werkplein Drentsche Assen.
Nog geen foto
Secretaris
Mevrouw P.H.C. van der Made
Mevrouw Nellie van der Made was vanaf 1 januari 2018 benoemd als plaatsvervangend lid van de ombudscommissie. Vanwege het vertrek van een tweetal leden is zij sinds 1 januari 2019 lid van de ombudscommissie. Met ingang van 1 januari 2019 vervult zij tevens de functie van secretaris. Mevrouw Van der Made heeft gelet op haar werk als mediator ruime kennis en ervaring op het gebied van geschilbeslechting.
Plaatsvervangende leden
Mevrouw E. Perk en de heer C.E. Niemeijer
Mevrouw Eveline Perk en de heer Chris Niemeijer zijn sinds 1 januari 2019 plaatsvervangend leden van de ombudscommissie. Mevrouw Perk heeft ruime ervaring in commissies waaronder ook klachtencommissie. De heer Niemeijer heeft voor zijn pensionering ruime gemeentelijke ervaring waaronder als stadsdeelcoördinator/gebiedsmanager.
Via het archief kunt u de rapporten / verslagen terug kijken.
Via het archief kunt u de rapporten / verslagen terug kijken.
Wilt u een moment vòòr 08 februari 2018 inzien dat kan via dit archief.
Nieuwsbericht
4 december 2019
Oproep alle ombudsmannen aan minister-president Rutte: er is nú actie nodig van Rijk in huisvestings-en daklozenproblematiek
In een gezamenlijke brief aan minister-president Rutte vragen de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman, mede namens alle gemeentelijke en
regionale (jeugd- en kinder) ombudsmannen, het kabinet om zijn verantwoordelijkheid te nemen in de huisvestings- en daklozenproblematiek. De Rijksoverheid is nu aan zet.
Reinier van Zutphen: "Inmiddels zijn we vele actieprogramma's, brandbrieven, debatten en Kamervragen verder, maar het aantal daklozen blijft stijgen, net als de wachtlijsten voor opvang. Met schaamte en aanvullende plannen vanuit het kabinet lossen we voor nu het acute huisvestings- en dakloosheidsprobleem niet op. De toegang tot de maatschappelijke opvang in met name grote steden zit potdicht, kinderen worden gescheiden van hun ouders omdat er geen opvangplekken voor gezinnen meer zijn en uitstroom naar sociale huurwoningen is zo goed als onmogelijk."
De ombudsvoorzieningen krijgen steeds vaker signalen van mensen die niet zelfredzaam zijn, maar toch geen toegang krijgen tot de maatschappelijke opvang. Omdat er geen sprake is van psychische of verslavingsproblematiek. Ze zien vrouwen en kinderen die noodgedwongen in een onveilige situatie blijven wonen, omdat er geen plek is in de vrouwenopvang. En waar het voorheen met name alleenstaande mannen waren die dakloos werden, zijn het nu steeds vaker ook jongeren en gezinnen die dakloos raken.
Gemeenten groeit het boven het hoofd
Gemeenten zijn welwillend en doen wat zij kunnen om het probleem van dakloosheid het hoofd te bieden. Maar steeds vaker staan ook zij met lege handen bij een acuut huisvestingsprobleem. De oplossing van het probleem is de gemeenten boven het hoofd gegroeid. De huisvestings- en daklozenproblematiek kan niet langer alleen aan de gemeenten worden overgelaten. De Rijksoverheid moet regie pakken.
Rijksoverheid, maak nú oplossingen mogelijk!
Van de gemeenten mag worden verwacht dat zij creatieve, onorthodoxe maatregelen nemen om noodoplossingen te creëren. Maar die oplossingen moeten dan wel mogelijk zijn. Het Rijk moet daarom per direct samen met gemeenten dergelijke noodoplossingen mogelijk maken, waarna de moeilijke weg naar structurele oplossingen moet worden gevonden. Stel knellende wetgeving en/of beleid (tijdelijk) buiten toepassing en werp geen (nieuwe) drempels op.
Aantal daklozen in tien jaar verdubbeld
Eind augustus jl. maakte het CBS de nieuwste cijfers over dakloosheid bekend. Het kabinet liet weten zich rot te zijn geschrokken: "We zouden ons moeten schamen dat we er in zo'n rijk land niet in slagen om mensen een fatsoenlijk dak boven het hoofd te bieden." De huidige woonagenda's, meerjarenplannen en actieprogramma's zijn blijkbaar niet voldoende geweest om de dakloosheid te verminderen. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kondigde aan nog dit najaar met een aanvullend kabinetsplan te komen.
Voorbeelden uit de ombudspraktijk
Sara zit een aantal maanden in een vrouwenopvang. Het gaat langzaam steeds beter met haar en ook met haar kinderen. Er komt duidelijkheid in de financiën en ze gaan voorzichtig denken aan een eigen plek om te wonen. Maar daar loopt zij tegen problemen aan: er zijn heel weinig huurwoningen in hun prijsklasse, ook al heeft zij een urgentieverklaring. Zou zij in de gemeente bij haar zus en zwager kunnen gaan wonen? Daar voelt ze zich veilig bij. Maar die gemeente laat weten haar aanvraag waarschijnlijk te weigeren, omdat ze er niet vandaan komt. Bovendien komt zij dan onderop de wachtlijst te staan. De regio heeft 30.000 woningzoekenden en daarvan gaan ongeveer 700 woningen per jaar naar deze groep. Hierdoor is het niet meer mogelijk mensen van buitenaf met voorrang te behandelen. En zo blijft Sara langer dan zij zou willen in de opvang en weet niet wat de toekomst brengen gaat.
Tom groeit op in een pleeggezin. Als hij 18 is moet hij op eigen benen staan omdat de pleegzorg ophoudt.. Hij vindt een baan als hovenier en woont op kamers. Als zijn baas failliet gaat, krijgt hij de eerste vier weken geen uitkering en daarna een hele lage. Hij kan ook niet snel een andere baan vinden. Daardoor kan hij de kamerhuur niet meer betalen en komt hij op straat te staan. De overheid gaat ervan uit dat ouders hun kinderen financieel ondersteunen. Zij hebben immers een onderhoudsplicht tot 21 jaar. Kinderen die uitstromen uit de jeugdzorg hebben (bijna) nooit ouders die hen kunnen of willen onderhouden en ook geen sociaal netwerk waar ze op terug kunnen vallen. Zij vallen dus tussen wal en schip en hebben te weinig middelen van bestaan. Als zij niet zelf een baan vinden, belanden zij vaak op straat.
Albert is na zijn scheiding tijdelijk bij zijn broer in een andere gemeente gaan logeren. Het is niet ideaal, maar hij komt nog niet in aanmerking voor een (sociale) huurwoning. Er is een groot tekort aan dit soort woningen. Daarnaast slaapt hij regelmatig bij vrienden en andere familieleden. Soms maakt hij gebruik van het vakantiehuisje van een vriend van hem. Hoewel hij meestal wel een dak boven zijn hoofd heeft, leidt hij op dit moment toch een zwervend bestaan. Als hij een nieuw paspoort gaat aanvragen, komt hij er toevallig achter dat hij uitgeschreven is bij de gemeente. Hij wil zich inschrijven op het adres van zijn broer, maar die wordt dan gekort op zijn uitkering en huurtoeslag. Een briefadres weigert de gemeente, omdat Albert niet aan de voorwaarden zou voldoen. Hij zou het bij de maatschappelijke opvang moeten proberen. Maar ook dit lukt niet omdat hij te zelfredzaam is. Bovendien zit de maatschappelijke opvang helemaal vol.
Brief
4 december 2019
Retouradres: Postbus 93122, 2509 AC Den Haag
Aan de minister-president
Postbus 20001
2500 EA DEN HAAG
Geachte heer Rutte,
Via deze brief vragen wij, mede namens de gemeentelijke en regionale (jeugd- en kinder)ombudsmannen, het kabinet om zijn verantwoordelijkheid te nemen in de huisvestings- en daklozenproblematiek. Om te benadrukken dat dit een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van meerdere bewindspersonen is, richten wij ons tot u. Bij het vinden van een oplossing zijn nagenoeg alle ministeries betrokken. De Rijksoverheid is nu aan zet.
Aanleiding
Eind augustus jl. maakte het CBS de nieuwste cijfers over dakloosheid bekend. Het kabinet liet weten zich rot te zijn geschrokken: "We zouden ons moeten schamen dat we er in zo'n rijk land niet in slagen om mensen een fatsoenlijk dak boven het hoofd te bieden." De huidige woonagenda's, meerjarenplannen en actieprogramma's zijn blijkbaar niet voldoende geweest om de dakloosheid te verminderen. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kondigde aan nog dit najaar met een aanvullend kabinetsplan te komen.1
Er is nú actie nodig
Inmiddels zijn we vele actieprogramma's, brandbrieven, debatten en Kamervragen verder, maar het aantal daklozen blijft stijgen evenals de wachtlijsten voor opvang. Met schaamte en aanvullende plannen lossen we voor nu het acute huisvestings- en dakloosheidsprobleem niet op. De toegang tot de maatschappelijke opvang in met name grote steden zit potdicht, de crisisopvang zit vol met mensen en gezinnen die eigenlijk in de maatschappelijke opvang horen en de uitstroom naar sociale huurwoningen is zo goed als onmogelijk. Terwijl tussenoplossingen voor uitstroom, zoals kamerverhuur en inwonen, belemmerd worden door rijksregels, zoals de kostendelersnorm. Of door onduidelijkheid bij gemeenten over de beleidsvrijheid om regels al dan niet toe te passen.
Als ombudsvoorzieningen krijgen wij steeds vaker signalen van mensen die niet zelfredzaam zijn, maar toch geen toegang krijgen tot de maatschappelijke opvang. Dit, omdat er geen sprake is van psychische of verslavingsproblematiek. Wij zien steeds vaker dat jongeren en gezinnen dakloos raken, daar waar het voorheen met name alleenstaande mannen waren. Wij zien vrouwen die noodgedwongen in een onveilige situatie blijven wonen, omdat er geen plek is in de vrouwenopvang. Wij zien kinderen die worden gescheiden van hun ouders, omdat er domweg geen opvangplekken voor gezinnen meer zijn. En wij zien in sommige gemeenten dat er voor gezinnen zonder regiobinding geen plek is en hulp tekort schiet om onderdak te vinden. Wij vrezen dat de totale omvang van het probleem nog veel groter is, omdat mensen soms al worden weggestuurd voordat een gemeente hun hulpvraag zelfs maar heeft geregistreerd.
1 Brief van de staatssecretaris van VWS van 17 september 2019, TK 2019-2020, 29 325, nr.102.
Wij hebben dagelijks te maken met noodsituaties en interveniëren daarin. Wij constateren dat gemeenten welwillend zijn en doen wat zij kunnen om de dakloosheid het hoofd te bieden. Maar steeds vaker constateren wij dat ook zíj met lege handen staan als wij met een acuut huisvestingsprobleem bij hen aankloppen. De oplossing hiervan is de gemeenten boven het hoofd gegroeid. Het wordt daarom nu écht tijd om ook op rijksniveau verantwoordelijkheid te nemen. Dit kan niet langer alleen aan de gemeenten worden overgelaten, coördinatie van mogelijke oplossingen vanuit het Rijk is noodzakelijk.
Rijksoverheid: pak de regie en maak nú oplossingen mogelijk
Van de gemeenten mag worden verwacht dat zij creatieve, onorthodoxe maatregelen nemen om noodoplossingen te creëren, maar die oplossingen moeten dan wel mogelijk zijn. Wij verzoeken het Rijk daarom per direct samen met gemeenten dergelijke noodoplossingen mogelijk te maken. Door daarbij de regie te pakken en gemeenten te faciliteren en te ondersteunen bij de lokale, regionale en landelijke aanpak van het daklozenprobleem. De nood is groot en vraagt ook van het Rijk om onorthodoxe oplossingen, waarna de moeilijke weg naar structurele oplossingen moet worden gevonden. Naar ons idee helpt het bij dit alles om belemmerende structuren en systemen te doorbreken. Stel daarom knellende wetgeving en/of beleid (tijdelijk) buiten toepassing en werp geen (nieuwe) drempels op.
Dit probleem dient op korte termijn het hoofd te worden geboden. Wij zijn graag bereid daarover nader met u in gesprek te gaan. Hopelijk kan zo worden voorkomen dat u zich over een half jaar weer rot schrikt en nog steeds moet schamen over hoe het allemaal zo ver heeft kunnen komen.
Een afschrift van deze brief wordt gestuurd aan de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer.
De Nationale ombudsman,
Reinier van Zutphen
De Kinderombudsvrouw,
Margrite Kalverboer