direct naar inhoud van Regels
Plan: Vijverberg Zuid - 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R03H010A-0002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Vijverberg Zuid - 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0222.R03H010A-0002van de gemeente Doetinchem;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afwijkende woonvormen

met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval wonen met intramurale zorg wordt verstaan.

1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk

een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één gevel tegen de gevel van het hoofdgebouw is gebouwd. Dit op een zodanige wijze dat een rechtstreekse - voor mensen toegankelijke - interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is;

1.7 aan huis gebonden bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.8 achtererfgebied

erf achter de met het aangrenzende openbaar toegankelijke gebied evenwijdig gelegen lijn, die het hoofdgebouw raakt:

a. aan een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op 1 m achter het snijpunt met de voorgevel, en

b. aan een openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op het snijpunt met de achtgergevel;

1.9 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.10 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 archeologische verwachting

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.12 archeologische waarde

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.13 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bedrijf

een zelfstandige productie-eenheid;

1.16 bestaand

bestaand op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijbehorend bouwwerk (bijgebouw)

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak, met het volgende onderscheid:

a. aangebouwd bijbehorend bouwwerk

een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één gevel tegen de gevel van het hoofdgebouw is gebouwd; dit op een zodanige wijze dat een rechtstreekse - voor mensen toegankelijke - interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is;

b. vrijstaand bijbehorend bouwwerk

een bijbehorend bouwwerk, dat vrij van het hoofdgebouw gebouwd is en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.28 dakvoet

laagste punt van een schuin dak;

1.29 dagrecreatie

recreatie in de vorm van:

  • a. extensieve dagrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op natuurbeleving en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen;
  • b. intensieve dagrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig aantrekken van (grote) groepen mensen zoals een attractiepark en een dierentuin;
1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.31 dienstverlening

hulp die een persoon, instantie of onderneming bedrijfsmatig biedt aan de klant;

1.32 erf

al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het plan deze inrichting niet verbiedt;

1.33 erker

een erker of een uitgebouwd venster is een in plattegrond recht-, drie-, veelhoekige of halfronde uitbreiding van een ruimte in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met de bedoelde ruimte. De buitenzijde bestaat uit (een borstwering en) raamconstructies (wanden die grotendeels bestaan uit glas);

1.34 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.35 functioneel verbonden

huisvesting in verband met mantelzorg wordt in dit plan aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw, een en ander zoals bedoeld in artikel 1, lid 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor);

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 hoofdgebouw

een of meer panden, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.38 kwetsbaar object

object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

1.39 luifel

een afdak met een diepte van meer dan 0,5 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond;

1.40 maaiveld

bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.41 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.42 mogelijkheden voor ontmoeting

terrassen, standplaatsen voor de ambulante handel, weekmarkten, rommelmarkten, braderieën, kermissen, volksfeesten, stadsfeesten, straattheaterfestivals, openluchtfestivals, fancy fairs, circussen, stadspromotionele activiteiten (bijvoorbeeld tijdelijke ijsbaan), e.d.;

1.43 naar de weg gekeerde bouwgrens (voorgevelrooilijn)

een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;

1.44 ondergronds bouwwerk

een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;

1.45 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar toegankelijk gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen alleen bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.46 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.47 overkapping

een bouwwerk met een open constructie;

1.48 peil
  • a. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang vermeerderd met 0,30 m;
  • b. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse;
  • d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: het hoogste punt van het aansluitende afgewerkte bouwperceel (incidentele verhogingen niet meegerekend);
1.49 recreatieve inrichting

instelling voor ontspanning en vrijetijdsbesteding;

1.50 ruimtelijke uitwerking

de aard, de omvang, de intensiteit, maar ook de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;

1.51 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  • a. een seksbioscoop;
  • b. een seksautomatenhal;
  • c. een sekstheater;
  • d. een parenclub;
  • e. een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische massagesalon;

al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel, met uitzondering van thuisprostitutie;

1.52 straatmeubilair

bij of op de weg behorende bouwwerken zoals verkeersgeleiders, abri's, zitbanken, reclamezuilen, bloembakken, ondergrondse vuilcontainers en cocons van vuilcontainers;

1.53 thuisprostitutie

een vorm van prostitutie, waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituee en waarbij ook alleen door deze prostituee op dit adres wordt gewerkt als prostituee;

1.54 tijdelijke woonunit

een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw voor huisvesting voor mantelzorg onder welke benaming ook aangeduid, doch in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- en/of nachtverblijf;

1.55 van de weg afgekeerde bouwgrens (achtergevelrooilijn)

een lijn van een bouwvlak, evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;

1.56 verblijfsrecreatie

vormen van vrijetijdsbesteding waarbij ook in overnachtingsmogelijkheden is voorzien;

1.57 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.58 vrij beroep

een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of een hogere beroepsopleiding (zie bijlage 2);

1.59 vrije beroepsbeoefenaar

iemand die wordt ingehuurd om zijn/haar individuele persoonlijke, artistieke en/of academische kwaliteiten;

1.60 vrijstaand bijbehorend bouwwerk

een bijbehorend bouwwerk, dat vrij van het hoofdgebouw gebouwd is en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw;

1.61 woning

een complex van ruimten, alleen bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, woonwagens niet inbegrepen;

1.62 woonfunctie

wonen in enge zin;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens

de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens;

2.2 de bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte van een bouwwerk

van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als de hoek tussen lijn welke de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is;

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk niet meegerekend;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 de oppervlakte van een overkapping

tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 de vloeroppervlakte van een woning

de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, maar ook inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. structurele groenvoorzieningen waaronder houtige opstanden;
  • b. inritten;
  • c. extensieve dagrecreatie en mogelijkheden voor ontmoeting en spelen;
  • d. fiets- en wandelpaden en parkeervoorzieningen uitsluitend voor fietsen;
  • e. speelvoorzieningen en straatmeubilair;
  • f. waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kunstobjecten.

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming "Groen" worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:

  • a. er mogen maximaal twee gebouwen of bijbehorende bouwwerken per bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de afstand tot de bestemmingsgrens dient minimaal 2 m te bedragen;
  • c. de oppervlakte per gebouw of bijbehorende bouwwerken mag maximaal 20 m2 bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van
    • 1. verlichting, vlaggenmasten, speeltoestellen, kunstobjecten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 10 m bedragen;
    • 2. antennedragers inclusief antennes maximaal 15 m bedragen;
  • c. de totale oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 20 m2 bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2 op gronden met de bestemming 'Groen' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
  • c. de afmetingen van bouwwerken;
  • d. het aantal en de situering van bouwwerken;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub d voor de aanleg van parkeervoorzieningen, onder voorwaarden dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 100 m2 per 2.500 m2 bestemmingsvlak mag bedragen;
  • b. de parkeervoorziening geen onevenredige afbreuk doet aan de flora en fauna ter plekke;
  • c. de waarde of beleving van de groenvoorziening niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. geen onevenredige hinder ontstaat voor de omgeving;
  • e. geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt;
  • f. vooraf advies is ingewonnen bij terzake deskundigen (groen en verkeer).
3.4.2 Geluidswerende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.2.2 voor de aanleg van geluidswerende voorzieningen in de vorm van een geluidswal, een geluidsscherm of een combinatie daarvan, onder voorwaarden dat:

  • a. de geluidswerende voorziening geen onevenredige afbreuk doet aan de flora en fauna ter plekke;
  • b. de waarde of beleving van de groenvoorziening niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidswerende voorziening het noodzakelijke effect heeft;
  • d. vooraf advies is ingewonnen bij terzake deskundigen (groen, verkeer en geluid).
3.5 Specifieke gebruiksregels

Activiteiten in het kader van 'mogelijkheden voor ontmoeting' moeten passen in het gemeentelijk terrassen-, standplaatsen- of evenementenbeleid, met dien verstande dat evenementen maximaal vijftien dagen mogen duren (inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen voor het evenement).

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Algemeen

het is verboden om zonder omgevingsvergunning op de gronden met de bestemming 'Groen' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanleggen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen van en/of het vellen of rooien van beplantingen;
  • c. het aanleggen en/of het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • d. het verlagen van en/of het graven in de bodem en het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • e. het verlagen van het (grond)waterpeil;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en/of de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 opgenomen verbod geldt niet indien:

  • a. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoudswerkzaamheden aan en vervangingswerkzaamheden van verhardingen, beplantingen en (tracés van) kabels en leidingen;
  • b. het werken en werkzaamheden betreft die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleend:
      • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
      • omgevingsvergunning voor het kappen, of
      • ontgrondingsvergunning.
3.6.3 Voorwaarden

Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een terzake deskundige.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer, verblijf en mogelijkheden voor ontmoeting;
  • b. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  • c. geluidswerende voorzieningen;
  • d. straatmeubilair en speeltoestellen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kunstobjecten;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Verkeer' worden gebouwd.

4.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken op gronden met de bestemming 'Verkeer' gelden de navolgende regels:

  • a. de gebouwen en bijbehorende bouwwerken dienen zodanig gesitueerd te worden dat zij niet onevenredig afbreuk doen aan de stroomfunctie en de ontsluitingsfunctie van de gronden met de bestemming 'Verkeer';
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van een gebouw of bijbehorend bouwwerk mag maximaal 20 m2 bedragen.
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Verkeer' gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder sub a mag de bouwhoogte van
    • 1. speeltoestellen, straatmeubilair, kunstobjecten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 10 m bedragen;
    • 2. antennedragers inclusief antennes, verlichting en vergelijkbare bouwwerken maximaal 15 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van een bouwwerk geen gebouw zijnde mag maximaal 20 m2 bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2, op gronden met de bestemming 'Verkeer' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
  • c. de afmetingen van bouwwerken;
  • d. het aantal en de situering van bouwwerken;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Gebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub b voor de bouwhoogte van gebouwen tot maximaal 5 m, onder voorwaarden dat:

  • a. niet onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de stroom- of ontsluitingsfunctie van gronden met de bestemming 'Verkeer';
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij een terzake deskundige.
4.4.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 sub b voor de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 30 m onder voorwaarden dat:

  • a. niet onevenredig inbreuk wordt gedaan aan de stroom- of ontsluitingsfunctie van de gronden met de bestemming 'Verkeer';
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij een terzake deskundige.
4.5 specifieke gebruiksregels

Activiteiten in het kader van 'mogelijkheden voor ontmoeting' moeten passen in het gemeentelijk terrassen-, standplaatsen- of evenementenbeleid, met dien verstande dat evenementen maximaal vijftien dagen mogen duren (inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen voor het evenement).

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Woongebied

Burgemeester en wethouders kunnen - als een bouwplan daartoe aanleiding geeft -, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Verkeer' wijzigen in de bestemming 'Woongebied - 1' of 'Woongebied - 2', onder voorwaarden dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. het maximum aantal wooneenheden in het plangebied niet toeneemt;
  • c. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  • d. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan gewaarborgd is;
  • e. de bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Woongebied - 1' of 'Woongebied - 2' gelden.

Artikel 5 Woongebied - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van vrijstaande woningen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Woongebied - 1' worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • 1. het genoemde aantal woningen in artikel 8, lid 8.1 van overeenkomstige toepassing is;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven aantal woningen als maximum geldt;
  • 3. per bouwperceel mag één hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd;
  • 4. de parkeerregels gelden, zoals genoemd in artikel 12, lid 12.2;
  • 5. de regelingen voor mantelzorg en het aan huis gebonden bedrijf en beroep, zoals genoemd in de artikelen 8.4, 9.3 en 9.4  van overeenkomstige toepassing zijn.
5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de navolgende regels:

  • a. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens moet aan beide zijden minimaal 3 meter bedragen;
  • b. de afstand tussen het hoofdgebouw en de achterste bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 8 meter; deze afstand kan worden teruggebracht naar 3 meter als de aangrenzende (openbare) grond ter hoogte van het geplande hoofdgebouw een groen- of verkeer bestemming heeft;
  • c. de afstand tussen het hoofdgebouw en de voorste (naar de weg gekeerde) bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 4 meter;
  • d. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 8 meter;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 12 meter.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 100 m2 per woning bedragen waarbij het bouwperceel voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd, de woning hierbij niet meegerekend;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen; als wordt aangebouwd aan een woning, geldt als maximum de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van die woning, vermeerderd met 30 cm;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen met uitzondering van een overkapping die maximaal 3,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat wanneer een overkapping wordt aangebouwd aan een bijbehorend bouwwerk, een bouwhoogte geldt die maximaal 50 cm hoger is dan de goothoogte van dat bijbehorend bouwwerk;
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen alleen vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorkant van de woning worden gebouwd.
5.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (overige bouwwerken)

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van
    • 1. speeltoestellen en tuinmeubilair maximaal 3,5 m bedragen;
    • 2. verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 6 m bedragen;
    • 3. antennedragers inclusief antennes maximaal 15 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1 onder a voor de bouw van twee-onder-een-kap woningen, waarbij het aantal niet meer mag bedragen dan 10 (totaal twintig woningen), met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan beide zijden minimaal 3 meter dient te bedragen;
    • 2. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden rekening houdend met de parkeernorm in de Nota Parkeernomen en Parkeercompensatiefonds 2012 (bijlage 3);
    • 3. waarbij de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad en er geen onevenredig nadelig gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.
  • b. het bepaalde onder a geldt niet voor de gronden in het plangebied waarvoor de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen.
  • c. het bepaalde in lid 5.2.2 onder a voor wat betreft de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens van minimaal 2 meter waarbij het bouwperceel aan die zijde grenst aan (openbaar) gebied met een groen- of verkeerbestemming en waarbij de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad en er geen onevenredig nadelig gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.

Artikel 6 Woongebied - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap woningen en aaneengebouwde woningen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Woongebied - 2'worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • 1. het genoemde aantal woningen in artikel 8, lid 8.1 van overeenkomstige toepassing is;
  • 2. per bouwperceel mag één hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd;
  • 3. in geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw voor vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap-woningen en de hoekwoningen bij aaneengebouwde woningen moet worden voldaan aan de parkeerregels zoals genoemd in artikel 12, lid 12.2;
  • 4. de regelingen voor mantelzorg en het aan huis gebonden bedrijf en beroep, zoals genoemd in de artikelen 8.4, 9.3 en 9.4 van overeenkomstige toepassing zijn.
6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de navolgende regels:

  • a. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens moet aan beide zijden minimaal 3 meter bedragen;
  • b. de afstand tussen het hoofdgebouw en de achterste bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 8 meter; deze afstand kan worden teruggebracht naar 3 meter als de aangrenzende (openbare) grond ter hoogte van het geplande hoofdgebouw een groen- of verkeer bestemming heeft;
  • c. de afstand tussen het hoofdgebouw en de voorste (naar de weg gekeerde) bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 4 meter;
  • d. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 8 meter;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 12 meter.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 100 m2 per woning bedragen waarbij het bouwperceel voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd, de woning hierbij niet meegerekend;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen; als wordt aangebouwd aan een woning, geldt als maximum de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van die woning, vermeerderd met 30 cm;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen met uitzondering van overkappingen die maximaal 3,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat wanneer een overkapping wordt aangebouwd aan een bijbehorend bouwwerk, een bouwhoogte geldt die maximaal 50 cm hoger is dan de goothoogte van dat bijbehorend bouwwerk;
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen alleen vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorkant van de woning worden gebouwd.
6.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (overige bouwwerken)

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van
    • 1. speeltoestellen en tuinmeubilair maximaal 3,5 m bedragen;
    • 2. verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 6 m bedragen;
    • 3. antennedragers inclusief antennes maximaal 15 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a voor wat betreft de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens van minimaal 2 meter waarbij:

  • het bouwperceel aan die zijde grenst aan (openbaar) gebied met een groen- of verkeerbestemming, en
  • de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad, en
  • er geen onevenredig nadelig gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Aantal woningen

Het totaal aantal woningen in het plangebied binnen de bestemmingen 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - 2' tezamen mag niet meer bedragen dan 190.

8.2 Bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voorzover zij de grens van de weg niet overschrijden;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt en zij niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
    • 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder nummer 1 genoemde strook;
  • d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voorzover dezen de bouwgrens met niet meer dan 1m overschrijden;
  • e. goten, ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  • f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voorzover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand:
    • 1. de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;
    • 2. de grens van de weg overschrijden;
    • 3. lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven een rijbaan.
8.3 Afwijken van de bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 voor het overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m, als het betreft:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen die de grens van de weg overschrijden;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2 onder c, nummers 1 en 2;
  • d. overbouwingen voor de verbinding van twee bouwwerken, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2 onder c;
  • e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de grens van de weg voldoen aan het bepaalde in lid 8.2 onder c;
  • f. luifels en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 8.2 onder c;
  • g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de rijbaan;
  • h. toegangen van bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, die de grens van de weg niet overschrijden;
  • i. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  • j. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
    • 1. de hoogte van de weg, voorzover de bouwwerken in de weg zijn gelegen;
    • 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de bouwwerken niet in de weg gelegen zijn.
8.4 Mantelzorg
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 onder a, sub 8 voor het plaatsen en gebruiken van een tijdelijke woonunit als woonruimte voor mantelzorg, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de mantelzorgwoning is functioneel verbonden met het hoofdgebouw;
    • 2. totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik wordt genomen maakt onderdeel uit van de in 5.2.3 onder a en 6.2.3 onder a genoemde oppervlaktenorm (100 m²) en de woonunit strekt zich niet uit tot meer dan één bouwlaag;
    • 3. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 4. de afstand tussen de woonunit en de achterste bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 8 m;
      deze afstand kan worden teruggebracht naar 3 m als de aangrenzende (openbare) grond ter hoogte van de geplande woonunit een groen-, natuur-, water-, verkeer of daarmee vergelijkbare bestemming heeft;
    • 5. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid; de woonunit moet binnen een straal van 10 m van het hoofdgebouw worden geplaatst;
    • 6. de woonunit moet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 7. het gestelde in 5.2.3 onder b en 6.2.3 onder b is van overeenkomstige toepassing;
  • b. het bevoegd gezag kan in uitzonderlijke gevallen, als er geen goede alternatieven zijn, toestaan dat:
    • 1. in afwijking van het bepaalde in sub a4 (minimaal 8 of 3 m uit de achterste bouwperceelsgrens), een woonunit op de bouwperceelsgrens wordt geplaatst;
    • 2. de in sub a2 genoemde oppervlaktenorm (100 m²) wordt overschreden;
  • c. als de noodzaak van mantelzorg is vervallen, moet de situatie in en om de woning worden teruggebracht in de oude staat, dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan; dat betekent dat daarna geen sprake meer is van (extra) woonruimte of de tijdelijke woonunit is verwijderd.
8.5 Bestaande maten

In de gevallen waarin een bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van een legaal bouwwerk ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan afwijkt van hetgeen in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is voorgeschreven, is deze bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud maatgevend.

8.6 Ondergronds bouwen

In dit plan gelden de bouwregels alleen voor het bovengronds bouwen; niet voor het ondergronds bouwen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Verboden gebruik
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan gebruik als:
    • 1. staan- en/of ligplaats voor wagens en/of onderkomens;
    • 2. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
    • 3. opslagplaats voor gerede en/of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en/of onderdelen daarvan;
    • 4. stortplaats voor puin, mest- en/of afvalstoffen;
    • 5. seksinrichting, tenzij het “thuisprostitutie” betreft;
    • 6. verblijfsrecreatie en intensieve dagrecreatie;
    • 7. het racen en/of crossen met gemotoriseerde voertuigen of fietsen.
    • 8. het gebruiken of laten gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning.
  • b. Het bovengenoemde is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik voor de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud, gebruik en/of beheer van gronden en/of bouwwerken.
9.2 Wonen in aangebouwde bijbehorende bouwwerken
  • a. Het verbod als bedoeld in artikel 9.1 onder a, sub 8 is niet van toepassing op het gebruik van aan de woning aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor uitbreiding van de woonfunctie, onder voorwaarde dat de afstand tussen de als zodanig gebruikte ruimte en de achterste perceelsgrens minimaal 8 m bedraagt.
  • b. de genoemde afstand onder a. kan worden teruggebracht naar 3 meter als de aangrenzende (openbare) grond ter hoogte van het geplande hoofdgebouw een groen- of verkeerbestemming heeft.
9.3 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen

Een als zodanig bestemde woning, inclusief eventueel aanwezige aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf of beroep of een escortbedrijf, onder de voorwaarde dat:

    • 1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis is en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
    • 2. niet meer dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken die voor woondoeleinden mogen worden gebruikt, mag worden gebruikt voor het aan huis gebonden beroep of bedrijf;
    • 3. het medegebruik van aangebouwd bijbehorende bouwwerken zodanig beperkt blijft dat de afstand tussen de als zodanig gebruikte ruimte en de achterste perceelsgrens minimaal 8 m bedraagt;
    • 4. de woning moet blijven voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit en de bouwverordening van de gemeente Doetinchem;
    • 5. degene die het aan huis gebonden beroep of bedrijf uitoefent ook de bewoner van de woning moet zijn;
    • 6. slechts beroepen of bedrijven aan huis toelaatbaar zijn, die behoren tot de 'Lijst van aan huis gebonden beroepen en bedrijven' zoals deze is opgenomen in bijlage 1;
    • 7. geen onevenredige verstoring van de voorzieningenstructuur mag plaatsvinden;
    • 8. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens internetverkoop (internetwinkels) en/of een beperkte verkoop (als ondergeschikte nevenactiviteit) van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het beroep of bedrijf aan huis;
    • 9. een bedrijf geen winkeluitstraling mag hebben;
    • 10. geen uitstalling van te verkopen artikelen mag plaatsvinden; geen showroom binnen of buiten;
    • 11. het medegebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer mag worden aangetrokken;
    • 12. wordt voldaan aan de parkeernorm in de Nota Parkeernormen en parkeercompensatiefonds (zie bijlage 3);
    • 13. alleen onverlichte reclame-uitingen met een oppervlakte kleiner dan 0,5 m2 zijn toegestaan, waarvan de langste zijde minder dan 1 m moet bedragen;
    • 14. geen sprake mag zijn van werkzaamheden, activiteiten en/of opslag in de open lucht ten behoeve van de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf;
    • 15. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
9.4 Mantelzorg
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 onder a, sub 8 en toestaan dat een al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een woning wordt gebruikt als woonruimte voor mantelzorg, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de mantelzorgwoning is functioneel verbonden met het hoofdgebouw;
    • 2. de totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik wordt genomen maakt onderdeel uit van de in artikel 5.2.3 onder a en artikel 6.2.3 onder a genoemde oppervlaktenorm (100 m2);
    • 3. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 4. de afstand tussen het bijbehorende bouwwerk en de achterste bouwperceelsgrens bedraagt 8 m; deze afstand kan worden teruggebracht naar 3 m indien de aangrenzende grond ter hoogte van de geplande woonruimte een groen-, natuur-, water-, verkeer- of daarmee vergelijkbare bestemming heeft;
    • 5. de bouwhoogtenorm van 6 m voor een bijbehorend bouwwerk blijft onverminderd van kracht;
    • 6. de woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en bouwverordening.
  • b. Het bevoegd gezag kan in uitzonderlijke gevallen, als er geen goede alternatieven zijn, toestaan dat:
    • 1. de in sub a4 opgenomen afstandsnorm (8 m tot de achterste bouwperceelsgrens) wordt teruggebracht tot 0 m;
    • 2. de in sub a2 genoemde oppervlaktenorm (100 m²) wordt overschreden.
  • c. Als de noodzaak voor mantelzorg is vervallen, moet de situatie in en om de woning worden teruggebracht in de oude staat, dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan. Dat betekent dat daarna geen sprake meer is van (extra) woonruimte of de tijdelijke woonunit is verwijderd.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregelstations en gasdrukstations en conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  • b. (voor alle bestemmingen, behalve de bestemmingen 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - 2') het overschrijden van de bouwregels inzake de goothoogte, de bouwhoogte en de (vloer)oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de bouwregels inzake de bouwhoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
  • d. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, en waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  • e. het oprichten van masten voor mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.
  • f. (voor alle bestemmingen, behalve 'Groen' en 'Verkeer') het oprichten van kunstobjecten tot een bouwhoogte van maximaal 10 m.
10.2 Afwijkende (bijzondere) woonvormen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 onder a en artikel 6.1 onder a voor het toestaan van afwijkende (bijzondere) woonvormen, onder de voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de parkeergelegenheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de groenstructuur;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

met dien verstande dat:

  • 1. een woonvorm met voorzieningen voor een 24 uurs begeleidwonenvoorzieningen met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden is uitgesloten;
  • 2. de bouwregels zoals opgenomen bij de bestemmingen 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - 2' van overeenkomstige toepassing zijn; dit ook geldt voor de afwijkingsmogelijkheden;
  • 3. de parkeerregels gelden zoals opgenomen in artikel 12, lid 12.2.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:

  • a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut (zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes) met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  • c. het geheel of gedeeltelijk verwijderen of wijzigen van een aanduidingsvlak als vaststaat dat ter plaatse van de aanduiding, hetzij geen functie of waarde meer aanwezig is, hetzij de begrenzing functie of waarde veranderd is. Vooraf moet advies worden ingewonnen bij een terzake deskundige.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Algemeen

Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.

12.2 Parkeerregels
12.2.1 Algemene parkeerregels

Het is verboden te bouwen, te gebruiken, dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren, stallen, laden en lossen.

12.2.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen
  • a. indien een bouwplan of een wijziging van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's en voor wat betreft de toename in parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan cq. bouwwerk behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte moet voldoen aan de parkeernormen zoals beschreven in de Nota parkeernormen en parkeercompensatiefonds (Bijlage 3).
  • b. de onder sub a bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,50 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen met dien verstande dat als de parkeerruimte tevens fungeert als toegang tot het gebouw de afmetingen ten minste 3,00 m bij 5,00 m dienen te bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
  • c. indien een bouwplan of een wijziging van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geven, moet ten behoeve van het laden en lossen van goederen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan cq. bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden.
12.2.3 Afwijken van de parkeerregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 en 12.2.2. Het bevoegd gezag neemt hierbij, conform de Nota parkeernormen en parkeercompensatiefonds (zie bijlage 3), in overweging of:

  • a. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. er op andere wijze in de benodigde parkeer-, stallings-, laad- of losruimte wordt voorzien;
  • c. er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld.
12.2.4 Specifieke gebruiksregels

Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens de parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.5 Persoonsgebonden overgangsrecht

Indien toepassing van het in het vorige lid opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, voor die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Vijverberg Zuid - 2015'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem in de openbare raadsvergadering d.d. 17 december 2015.

de griffier, de voorzitter,

Bijlagen

Bijlage 1 Lijst van aan huis gebonden beroepen en bedrijven

bron: Bedrijven en milieuzonering VNG (editie 2009)

SBI-code ('hoofdgroep': 'subgroep')   Omschrijving  
15: 1593 t/m 1595   Vervaardiging van wijn, cider e.d.  
18: 182   Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)  
20: 205   Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkbedrijven  
22: 221   Uitgeverijen (kantoren)  
22: 2222.6   Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen  
22: 2223   Grafische afwerking  
22: 2223   Binderijen  
22: 2224   Grafische reproductie en zetten  
22: 2225   Overige grafische activiteiten  
22: 223   Reproductiebedrijven opgenomen media  
33: 33   Vervaardigen van medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie  
36: 361   Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²  
36: 362   Vervaardiging van munten, sieraden e.d.  
36:363   Vervaardigen van muziekinstrumenten  
51: 511   Handelsbemiddeling (kantoren)  
52: 527   Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's, motors, bromfietsen en scooters)  
55: 551,1 5512   Pensions en Bed & Breakfast  
55: 5552   Cateringbedrijven  
61, 62: 61, 62   Vervoersbedrijven (alleen kantoren)  
63: 6322, 6323   Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)  
63: 633   Reisorganisaties  
63: 634   Expediteurs, cargadoors (kantoren)  
64: 641   Post- en koeriersdiensten  
65, 66, 67: 65, 66, 67   Banken en verzekeringsbedrijven  
70: 70   Verhuur van en handel in onroerend goed  
72: 72   Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.  
73: 731   Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk  
73: 732   Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek  
74: 74   Overige zakelijke dienstverlening: kantoren  
74: 7481.3   Foto- en filmontwikkelcentrales  
85: 8512, 8513   Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven  
85: 853   Kinderopvang (gastouderschap)  
91: 9111   Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)  
92: 921, 922   Studio's (film, TV, radio, geluid)  
92: 9251, 9252   Ateliers, e.d.  
93: 9301.3   Wasverzendinrichtingen  
93: 9301.3   Wasserettes, wassalons  
93: 9302   Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten  
93: 9305   Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd in de richtafstandenlijst 1 - Activiteiten van Bedrijven en milieuzonering van het VNG (editie 2009)  

Bijlage 2 Lijst van vrije beroepsbeoefenaars

Lijst van vrije beroepen op grond van de Handelsregisterwet

  • Advocaat
  • Accountant-administratieconsulent
  • Alternatieve genezer
  • Belastingconsulent
  • Bouwkundig architect
  • Dierenarts
  • Fysiotherapeut
  • Gerechtsdeurwaarder
  • Huidtherapeut
  • Huisarts
  • Interieurarchictect
  • Juridisch adviseur
  • Kunstenaar
  • Logopedist
  • Medisch specialist
  • Notaris
  • Oefentherapeut Cesar/Mensendieck
  • Organisatie-adviseur
  • Orthopedagoog
  • Psycholoog
  • Raadgevend adviseur
  • Redacteur
  • Registeraccountant
  • Stedenbouwkundige
  • Tandarts
  • Tandartsspecialist
  • Tolk-vertaler (al dan niet beëdigd)
  • Tuin- en landschapsarchitect
  • Verloskundige

Een beroep dat hier niet op voorkomt geldt in beginsel niet als 'vrij beroep', tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders kan aantonen.

In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie wonen. Dit is rechtstreeks toegestaan. Voor de vestiging van vrije beroepen is geen procedure nodig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet ruimtelijke ordening, zolang de beroepsuitoefening plaatsvindt in de woning en de woonfunctie in overwegende mate blijft behouden.