direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bilderdijkstraat - 2015 (nieuwbouw IKC-noord)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R05H004A-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Doetinchem moet op basis van wettelijke taken voorzien in adequate en passende onderwijshuisvesting. In algemene zin is er sprake van een ouder wordend scholenbestand met meerdere scholen met een leeftijd ouder dan 30 jaar. Om de toekomstige huisvestingsvraagstukken goed in beeld te krijgen, heeft de gemeente Doetinchem in 2008 besloten een integraal huisvestingsplan (IHP) op te stellen. Dat IHP is op 11 juni 2009 vastgesteld.

Het IHP laat zien hoe de gemeente om wil gaan met de toekomstige huisvesting van de onderwijsvoorzieningen in Doetinchem. Er staat onder meer dat de gemeente er naar streeft om 'onderwijshuisvesting in te zetten als een instrument dat bijdraagt aan het versterken van de sociaal maatschappelijke structuur van een wijk.'

In het IHP staat ook dat er nieuwe huisvesting voor onderwijs in Doetinchem Noord nodig is, omdat openbare basisschool Het Palet in slechte staat verkeert. Daarnaast is, door een daling van het aantal leerlingen, ook openbare basisschool Overstegen bij de huisvestingsplannen voor Doetinchem Noord betrokken.

In 2011 is gestart met een nadere uitwerking van dit deel van het IHP. Deze uitwerking heeft op 17 januari 2013 geleid tot een raadsbesluit over de onderwijshuisvesting. Hiermee is de feitelijke basis gelegd voor de realisatie van een Integraal Kind Centrum, kortweg een IKC.

De bestaande basisscholen Het Palet en Overstegen, en op termijn ook basisschool Hagen, verhuizen straks naar het IKC en vormen een gezamenlijke onderwijsvoorziening voor de buurten Noord en Overstegen. Het IKC Noord biedt daarnaast ruimte voor buurtfuncties, zoals het wijkbedrijf en de buurtcoaches.

Op 26 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Doetinchem als locatie voor het IKC Noord gekozen voor de ruimte tussen school Mariëndael en sportcentrum Rozengaarde. Daarnaast is besloten om het gedeelte van de Bezelhorstweg tussen de Bilderdijkstraat en de Oude Rozengaardseweg aan de bestaande verkeersbestemming te onttrekken. Tenslotte is besloten om aan de noordkant van sportcentrum Rozengaarde een nieuwe weg aan te leggen die de Bilderdijkstraat met de Bezelhorstweg verbindt.

De ontwikkeling van het nieuwe Integraal Kind Centrum Noord is in strijd met het geldende bestemmingsplan. Een herziening van dat plan is daarom noodzakelijk. Het voorliggend bestemmingsplan 'Bilderdijkstraat - 2015' is opgesteld om de realisatie van bovenstaande ontwikkelingen planologisch mogelijk te maken.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Doetinchem wordt in principe overal dezelfde plansystematiek gehanteerd. De bestemmingen en regels uit het voorliggende bestemmingsplan sluiten daardoor grotendeels aan op de bestemmingen en regels uit andere bestemmingsplannen. Daarmee wordt de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid van de burgers vergroot.

1.2 Plangebied

Het plangebied is globaal gelegen op de grens van de wijken Bezelhorst en Overstegen. Het plangebied bestaat uit twee delen. Het zuidelijk deel, waarbinnen het IKC Noord wordt gerealiseerd, wordt begrensd door sportcentrum Rozengaarde aan de noordzijde, school Mariëndael aan de zuidzijde, de Bilderdijkstraat aan de oostzijde en de Oude Rozengaardseweg aan de westzijde. Het noordelijk deel van het plangebied, waarbinnen de nieuwe ontsluitingsweg wordt gerealiseerd, wordt begrensd door de eigendommen behorende bij het perceel Bezelhorstweg 109 en een groengebiedje aan de noordzijde, een parkeerterrein en de ligweide behorende bij sportcentrum Rozengaarde aan de zuidzijde, de Bilderdijkstraat aan de oostzijde en de Bezelhorstweg aan de westzijde.

Op onderstaande luchtfoto is het plangebied globaal aangegeven. De exacte ligging van de plangebieden zijn opgenomen op de plankaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R05H004A-0002_0001.jpg"

Afbeelding: globale ligging plangebied

1.3 Geldende beheersverordening

Het bestemmingsplan Bilderdijkstraat – 2015 is een algehele herziening van de in het plangebied geldende planologisch regime. Voor het bestemmingsplan Bilderdijkstraat – 2015 geldt op dit moment alleen de beheersverordening Noordoost Doetinchem – 2014, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 18 december 2014 en in werking getreden op 25 december 2014.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R05H004A-0002_0002.jpg"

Afbeelding: Beheersverordening Noordoost Doetinchem - 2014, uitsnede Functiekaart

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ontwikkelingen (huisvestingsconcept)

Zoals aangegeven wordt in Doetinchem Noord door gemeente Doetinchem en het schoolbestuur Stichting IJsselgraaf een integraal kindcentrum (IKC) en ontmoetingshuis voor de wijk gerealiseerd. Met alle mogelijk deelnemende partners zijn verkennende gesprekken gevoerd. De gesprekken hebben geleid tot een Samenwerkings- en huisvestingsconcept (jan. 2015). Hierin is opgenomen welke partijen deelnemen in het IKC en welke ruimtebehoefte deze kennen.

Huisvestingsconcept

In het Samenwerkings- en huisvestingsconcept is aangegeven dat het IKC niet alleen een kindcentrum betreft, maar dat door de participatie van een aantal bredere maatschappelijke functies het IKC ook een belangrijk ontmoetingshuis wordt voor Doetinchem Noord. Het betreft vooral wijkfuncties zodat integrale arrangementen van opvoeding, onderwijs, opvang, ontspanning en ontwikkeling kunnen worden aangeboden. In dat document is aangegeven dat het IKC noord de volgende (hoofd)functies krijgt:

Kinder-, peuter- en buitenschoolse opvang

Het kinder-, peuter- en buitenschoolsopvangdeel krijgt de volgende groepen:

  • 1 verticale groep kinderopvang voor kinderen van 0-4 jaar met 16 kindplaatsen;
  • 1 groep peuteropvang voor kinderen van 2-4 jaar met 14 kindplaatsen;
  • 1 groep buitenschoolsopvang voor kinderen van 4-12 jaar met 20 kindplaatsen

De functie kinder-, peuter- en buitenschoolse opvang vraagt een ruimtebeslag van circa 218 m2 bvo.

Basisonderwijs:

Op basis van de leerlingprognoses telt de school tussen de 300 (de gefuseerde basisscholen Palet en Overstegen) en 450 leerlingen (inclusief OBS Hagen) op termijn. De verordeningonderwijshuisvesting geeft dan aan dat de school minimaal een omvang moet hebben tussen de 1.800 m2 bvo en 2.600 m2 bvo. In deze ruimtebepaling is rekening gehouden met extra ruimte als gevolg van weging van leerlingen en het eenmaal toepassen van een vast voet van 200 m2 bvo.

De functie basisonderwijs vraagt een ruimtebeslag van circa 1.800 m2 bvo.

Ontmoetingshuis: 595 m2 bvo

Het ontmoetingshuis (buurtontmoeting en buurtfuncties) krijgt, naast de 'basisruimten' (zoals entree, balie, keuken, bergruimten en toiletten) de volgende functies:

  • Multifunctionele ruimte / cursusruimte taalacademie
  • Ontmoetingsruimte / Grand Café / leeszaal
  • Flexibele werkplekken / kantoortuin
  • Spreekkamers
  • Vergaderruimte
  • Wijkbedrijf (kantoor, kantine, pantry, kleed-/was-/doucheruimten en berging voor gereedschap en machines met een deels overkapte buitenwerkplaats)

De functie 'ontmoetingshuis' vraagt een ruimtebeslag van circa 595 m2 bvo. Dat is inclusief de deels overkapte (buiten)werkplaats.

Buitenruimte en verkeer

In het Samenwerkings- en huisvestingsconcept (jan. 2015) is tevens aangegeven welke buitenruimte benodigd is voor 'spelen' en het 'fietsparkeren en logistiek'.

  • Voor kinder- en peuteropvang is op basis van de wet kinderopvang een buitenruimte nodig van 30 m2.
  • Voor het basisonderwijs is bij 300 leerlingen een buitenspeelterrein nodig van 900 m2. Bij 450 leerlingen is een buitenspeelterrein nodig van 1.350 m2.
  • Voor het ontmoetingshuis (specifiek het wijkbedrijf) is aanvullend een manoeuvreerruimte nodig van circa 350 m2. Deze ruimte kan niet geïntegreerd worden met de buitenruimte voor onderwijs in verband met veiligheid.
  • Voor fietsenstallingen voor kinderen/leerlingen is circa 225 m2 nodig (150 plekken).
  • Voor fietsenstallingen voor medewerkers/bezoekers/bewoners is circa 38 m2 nodig (38 plekken).

Er is een indicatieve ruimtebehoefte van circa 1.000 m2. De precieze behoefte aan buitenruimte voor fietsparkeren en verkeerscirculatie moet verder onderzocht worden in relatie tot de stedenbouwkundige inpassing en infrastructurele wijzigingen in het plangebied.

Er is geen rekening gehouden met eventueel dubbelgebruik. Wanneer de functie 'Basisonderwijs' wordt uitgebreid tot 450 leerlingen moeten er ongeveer 225 fietsen gestald kunnen worden. Dat lijdt tot een toename van respectievelijk circa 110 m2 voor fietsenstallingen

Parkeren

Voor de uitgangspunten met betrekking tot parkeren en Kiss & Ride plaatsen wordt verwezen naar paragraaf 4.10.2. Het parkeren in Kiss & Ride vindt plaats op de bestaande openbare ruimte (oa. uitbreiding bestaand parkeerterrein) en wordt dus niet meegenomen in de berekening voor het totale ruimtebeslag op de locatie IKC zelf.

Het totale ruimtebeslag

Op basis van de omschreven functies en de daarbij behorende buitenruimte is er voor de eerste fase (wanneer OBS Hagen nog niet participeert) een ruimtebehoefte van:

  • bebouwd oppervlakte van circa 2.600 m2 bvo (te realiseren in (minimaal) twee bouwlagen tbv opvang, basisonderwijs en ontmoetingshuis.
  • onbebouwd oppervlakte van circa 1.950 m2 tbv buitenspeelruimte en parkeren (fietsen, kiss & ride, lang parkeren).

Wanneer het IKC eventueel uitgebreid wordt met OBS Hagen dan neemt het bebouwd oppervlak toe met circa 750 m2 bvo. Het onbebouwd oppervlak neemt dan toe met circa 670 m2 ten behoeve van buitenspeelruimte.

2.2 Locatiekeuze

Op 11 juni 2009 heeft de toenmalige raad van gemeente Doetinchem het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs vastgesteld. In dit huisvestingsplan wordt beschreven hoe om te gaan met de toekomstige onderwijs huisvesting in Doetinchem. Er staat ondermeer in omschreven dat de gemeente er naar streeft om onderwijshuisvesting in te zetten als een instrument dat bijdraagt aan het versterken van de sociaal maatschappelijke structuur van een wijk. Naast de primaire functie van het schoolgebouw zal ook nadrukkelijk betrokken worden de betekenis van de voorzieningen voor de wijk en haar bewoners. Het gaat hier om de maatschappelijke betekenis van onderwijsgebouwen. Toekomstige huisvestingsinvesteringen zullen zoveel als mogelijk in deze beleidsmatige context worden geplaatst.

In het IHP staat ook dat er nieuwe huisvesting voor onderwijs in Doetinchem Noord nodig is, omdat OBS Het Palet in slechte staat verkeert. En in verband met een daling van het aantal leerlingen bij OBS Overstegen is ook Overstegen bij de huisvestingsplannen voor Doetinchem Noord betrokken. In 2011/2012 is gestart met een nadere uitwerking van dit deel van het IHP en is het project aangemeld voor GSO-IV subsidie van de provincie. De nadere uitwerking heeft geleid tot een collegebesluit (6 november 2012) en uitsluitend raadsbesluit 17 januari 2013 over de onderwijshuisvesting. Bij dat besluit is een voorbereidingskrediet beschikbaar gesteld voor de nieuwbouw van een brede school voor Doetinchem Noord en Overstegen.

Met het raadsbesluit van 17 januari 2013 is de feitelijke basis gelegd voor het nieuwe IKC, met kaders en kansen voor de nieuwe huisvesting en een voorbereidingskrediet om het besluit verder uit te werken. Een IKC in de directe omgeving van sportcentrum Rozengaarde, is daarin een sterk bepalend uitgangspunt. Daarom is het bepalen van de locatie als een van de eerste taken opgepakt. Uitgebreid onderzoek heeft er toe geleid dat de locatie op de Bezelhorstweg, tussen Mariëndael en Rozengaarde, als beste uit de bus kwam.

Het college heeft op 17 december 2013 hierover een besluit genomen.

In januari 2014 is het collegebesluit aan de buurt toegelicht. Op die bijeenkomst volgde meerdere bijeenkomsten met omwonenden en belanghebbenden al dan niet georganiseerd via klankbordgroepen.

Het hele proces heeft uiteindelijk geleid tot een raadsbesluit op 26 februari 2015 (zie bijlage 1). De gemeenteraad van Doetinchem heeft in die vergadering besloten om de volgende uitgangspunten te hanteren voor het bestemmingsplan Bilderdijkstraat - 2015:

  • 1. als locatie voor het IKC Noord vast te leggen de ruimte tussen school Mariëndael en sportcentrum Rozengaarde (variant 3a+ uit het rapport Locatie Integraal Kindcentrum Doetinchem Noord).
  • 2. aan het gedeelte van de Bezelhorstweg tussen de Bilderdijkstraat en de Oude Rozengaardseweg de bestemming verkeer te onttrekken.
  • 3. aan de noordkant van sportcentrum Rozengaarde over de ligweide en de parkeerplaats een weg aan te leggen die de Bilderdijkstraat en de Bezelhorstweg verbindt.
  • 4. nadrukkelijk bij de bouw van het IKC Noord de bouw zodanig modulair en qua plattegrond te ontwikkelen dat uitbreiding van het IKC Noord met SO Mariëndael en Bezel-inn op termijn mogelijk blijft (gemaakt wordt).
  • 5. zodanig verkeersremmende maatregelen te nemen op de Huygenstraat en de Oude Rozengaardseweg om extra verkeersdrukte op de wegen maximaal te voorkomen.
  • 6. Bij de besluitvorming is verder aan de raad het volgende toegezegd: 'Bij het bestemmingsplan, in het kader van compensatie, wordt een robuuste groenverbinding tussen stad en buitengebied onderzocht'.

De uitgangspunten uit het raadsbesluit zijn als volgt vertaald in voorliggend bestemmingsplan

ad1: Het betreffende besluit voor de 3a+ variant is op basis van het bij betreffend besluit horende stukken (waaronder de locatiestudie) als volgt vertaald:

  • Qua plangrens is aansluiting gezocht bij de begrenzing van de planonderdelen zoals opgenomen in de 3a+ variant. Eventuele aanpassingen aan delen die buiten het plangebied vallen worden binnen het geldende planologisch regime gerealiseerd.
  • Het bebouwingspercentage is bepaald op maximaal 70%. Uitgaande van de bij de besluitvorming horende stukken en de beschikbare ruimte is dat voldoende.
  • De maximale bouwhoogte is bepaald op 12 meter. Daarbij is uitgegaan van een gebouw met maximaal 2 tot 3 bouwlagen. Uitgaande van de bij de besluitvorming horende stukken is dat voldoende.
  • Bestemming 'Gemengd': De locatie voor het Integraal Kind Centrum met bijbehorende buitenruimte kent de bestemming 'Gemengd'. Binnen deze bestemming zijn de functies (en bijbehorende voorzieningen) die opgenomen worden in het IKC mogelijk.
  • Bestemming 'Verkeer': De locatie voor de nieuwe verbindingsweg ten noorden van Rozengaarde kent de bestemming Verkeer. Binnen deze bestemming is de realisatie van de nieuwe weg mogelijk. Het tracé kent een profielbreedte van 6 meter.

ad 2: Het voorliggende bestemmingsplan vervangt het ter plaatse geldende planologisch regime. Het weggedeelte heeft de bestemming 'Gemengd' gekregen. Daarnaast wordt de weg in formele zin aan de openbaarheid onttrokken via een verkeersbesluit. Dat is een separate procedure.

ad 3: Het beoogde tracé heeft de bestemming 'Verkeer' gekregen voor zover dat niet past binnen het nu geldende planologische regime.

ad. 4: De eis van modulair bouwen is opgenomen in het ruimtelijk kader en andere selectiedocumenten welke als uitgangspunt dient voor de selectie van de ontwerp en bouw combinatie. Het modulair bouwen is één van de toetspunten bij de gunning. In het bestemmingsplan is hier bij de begrenzing van de plankaart rekening mee gehouden: de plangrens is strak op / tegen bestaande bebouwing / eigendomsverhoudingen gelegd waardoor modulair bouwen / uitbreiden mogelijk is.

ad 5: Met klankbordgroepen uit de omgeving is gezamenlijk beoordeeld op welke wijze verkeersremmende maatregelen genomen kunnen worden. Op basis van de uitkomsten van die bijeenkomsten heeft de stuurgroep dd. 22 mei 2015 ingestemd met het toepassen van een knip in de Oude Rozengaardseweg. Vervolgens is de aanbesteding van de nieuwbouw voor besluitvorming aan het college van b&w voorgelegd. Daarbij is ook besloten om de knip in de Oude Rozengaardseweg toe te passen.

Door het toepassen van de knip wordt de snelheid beperkt én wordt extra verkeersdrukte voorkomen. De realisatie van een knip en eventuele aanvullende maatregelen (verkeersremmende / in het kader van veiligheid) worden binnen het geldende planologisch regime opgelost en vallen derhalve buiten de reikwijdte van voorliggend bestemmingsplan.

ad 6: Een robuuste groenverbinding tussen stad en buitengebied valt buiten de kaders van voorliggend bestemmingsplan. Een eventuele verbinding zal binnen het geldende planologisch regime gerealiseerd moeten worden. Hierover vindt separaat besluitvorming plaats.

2.3 Ruimtelijke kader

2.3.1 Ruimtelijke kader

Voor de nieuwbouw van het IKC is door het college van burgemeester en wethouders een ruimtelijk kader vastgesteld. Het ruimtelijke kader dient mede als basisdocument voor de selectie van een ontwerp en bouwcombinatie. Het ruimtelijk kader bestaat uit richtinggevende voorwaarden voor de ontwikkeling van het IKC bij sportcentrum Rozengaarde. Op hoofdlijnen geven de voorwaarden weer waaraan de situering van de nieuwbouw, de vormgeving van de nieuwbouw en de inrichting van de buitenruimte moeten voldoen. Het ruimtelijk kader vormt daarmee basis voor verdere uitwerking. Met het ruimtelijk kader geeft de gemeente weer wat zij als 'zorgvuldig' en 'passend' ervaart.

Het ruimtelijk kader is, voor zover mogelijk, doorvertaald in voorliggend bestemmingsplan (regels en plankaart).

Algemeen

  • Het IKC ligt tussen sportcentrum Rozengaarde en Mariëndael, op het stuk Bezelhorstweg dat nu de Duval Slothouwerlaan verbindt met de Bilderdijkstraat.
  • Het IKC is niet los te zien van de naastliggende gebouwen Rozengaarde en Mariëndael. Het sportcentrum en de school voor speciaal onderwijs moeten in de huidige vorm kunnen blijven functioneren. Aanpassingen aan het sportcentrum of aan het schoolgebouw zijn denkbaar als dat voor alle partijen een duidelijk (ruimtelijk en financieel) voordeel oplevert.
  • Rozengaarde wil de gevelplaten van de sporthal aan de zijde van het IKC vervangen. In het ontwerp van het IKC ideeën opnemen voor onderlinge afstemming.
  • Aandacht voor mogelijkheden voor dubbelgebruik van ruimten met die in Rozengaarde of Mariëndael, zowel voor buitenfuncties als voor binnenfuncties.
  • Aandacht voor mogelijkheden tot samenwerken op het gebied van energiehuishouding.
  • Het gebouw van het IKC slaat – symbolisch – een brug tussen de wijken De Bezelhorst en Overstegen.
  • Het programma voor het IKC in oppervlakten staat in de vraagspecificatie en beslaat een bruto vloeroppervlak van ongeveer 2.600 m², exclusief parkeren en fietsenstalling.

Autoverkeer 

  • Het wijzigen van de wegenstructuur moet voor omwonenden eerder voor- dan nadelen opleveren. De nieuwe ontsluitingsweg aan de noordzijde van het sportcentrum mag niet leiden tot overlast in de woonwijk als gevolg van haal- en brengverkeer en van parkeren door medewerkers van Mariëndael, het IKC, de scholen en het sportcentrum.

Parkeren 

  • Voor regelingen ten aanzien van parkeren wordt verwezen naar paragraaf 4.10.2 van voorliggend bestemmingsplan.

Langzaam verkeer 

  • Tussen de Marsmanstraat en de Duval Slothouwerstraat dient een doorgaande en zo direct mogelijke langzaam verkeerverbinding te komen.
  • Tussen de parkeervoorziening / de fietsenstalling en het IKC ligt een korte, directe en veilige looproute naar de ingang van het IKC.

Stallingplaatsen fietsen

  • Voor het bepalen van het aantal stallingplaatsen maakt de gemeente gebruik van kencijfers van het CROW. Voor het stallen van fietsen kan in het gebied een integrale oplossing nodig zijn, waarvan het stallen bij de functies die aan het IKC grenzen deel uitmaakt. Het aantal benodigde stallingplaatsen is:
    School   167  
    Buitenschoolse opvang   0  
    Family Entertainment Centre Skyzone   160  
    Zwembad   160  
    Wijkgebouw   13  
    Buurtplein   5  
    Wijkbedrijf   5  
    Mariëndael   23  
  • In een stalling waarin alle fietsen met beide wielen op de grond staan zijn de minimale maten van één stallingplaats: 40 x 190 centimeter. Een pad tussen stallingsplaatsen is minimaal 200 centimeter breed. Voor 503 fietsen is ± 650 m² nodig.
  • Lettend op het enorme oppervlak dat nodig is voor het stallen van fietsen: aandacht voor de mogelijkheden van dubbelgebruik van een fietsenstalling door IKC en Rozengaarde.
  • Ouders die bij het IKC wachten om hun kinderen op te halen, nemen – met en zonder fiets – veel ruimte in beslag. Reserveer voldoende ruimte, zodat wachtende ouders rustig en veilig kunnen staan zonder dat zij hinder ondervinden van bijvoorbeeld auto- of fietsverkeer (en andersom: dat verkeer geen hinder ondervindt van wachtende ouders).

Gebouw

  • Essentieel:
    • 1. Het toepassen van een modulair bouwsysteem is een essentiële voorwaarde. Vergroten of verkleinen van het gebouw door toevoegen of afstoten van modules zonder aantasting van het karakter of het gebruik van het gebouw is een kenmerk.
    • 2. Het gebouw moet duurzaam zijn op basis van de laatste stand van de techniek die in de praktijk al wel is bewezen. Voor experimenten is ruimte, mits de onderbouwing overtuigend is. De voorwaarde geldt op de volgende gebieden:
      • a. energieverbruik, bij voorkeur een energie-nul-gebouw,
      • b. waterhuishouding, inclusief retentie,
      • c. materiaalgebruik,
      • d. onderhoud,
      • e. bouwwijze.
  • Het IKC is goed zichtbaar vanaf de Bilderdijkstraat. Het gebouw vormt voor bewoners van De Bezelhorst en van Overstegen een markant punt.
  • Het IKC is goed herkenbaar en heeft een uitnodigend karakter. Dat geldt overdag en ook 's avonds. Een aantrekkelijk verlichtingsplan – op het terrein en in de gevel hoort daarbij.
  • De schaal, maat en uitstraling van het IKC past bij het karakter van Doetinchem. Voorop staan de functionaliteit en de zeggingskracht van het gebouw.
  • Het IKC richt zich op de openbare ruimte en heeft een levendige uitstraling naar de openbare ruimte.
  • De vormgeving van het IKC verwijst op een eigentijdse wijze naar de rationele en industriële bouwpraktijk die kenmerkend is voor de bebouwing in de omgeving (eenvoudig, krachtig, verticale geleding) en heeft door vormgeving een menselijke maat.
  • De maatverhoudingen van het IKC staan in relatie tot de maten in de omgeving. De nieuwbouw mag niet wegvallen in de grote openbare ruimte of tegen de sporthal. Lettend op de maten in de omgeving is de nieuwbouw gemiddeld twee tot drie lagen hoog.
  • De nieuwbouw is een liggend gebouw: breder dan hoog. Een eventueel bebouwingsaccent is hoger dan breed.
  • De entree van de school is een bijzonder element van het gebouw: herkenbaar, uitnodigend en ook een integraal onderdeel van de vormgeving van het gebouw. Als het gebouw meerdere entrees heeft dan is één duidelijk de hoofdentree. Andere entrees zijn in maat en uitstraling duidelijk ondergeschikt aan de hoofdentree.
  • Het programma van het IKC zit bij voorkeur in één volume: aanbouwen en uitbouwen voor fietsenstalling, containers, trafo's en nutsvoorzieningen – elementen die voor verrommeling van het terrein zorgen – passen niet in het beeld.
  • Het kleurgebruik is levendig – in overeenstemming met de functie van de school. Zestig procent van de gevel heeft wel één basiskleur. Schreeuwende en sterk van de omgeving afwijkende kleuren mogen niet.
  • Het materiaalgebruik is, als verder aan de andere voorwaarden wordt voldaan, vrij. Wel moet minimaal 60% van de gevel uit één basismateriaal te bestaan. Het basismateriaal zet over de hele daklijn door.
  • Aandacht voor een zorgvuldige detaillering, passend bij de uitstraling van het gebouw.
  • Technische installaties mogen geen afbreuk doen aan de vormgeving en uitstraling van het gebouw.
  • De ruimte voor een naam en/of voor aankondigen op de gevel is onderdeel van de architectonische compositie van de gevel. Als aan die voorwaarde wordt voldaan, kan die ruimte groot zijn. Geen letters, aankondigen of lichtbakken op de gevel plakken.

Buitenruimte bij de nieuwbouw

  • De inrichting van de buitenruimte bij de nieuwbouw draagt bij aan groene karakter omgeving:
    • 1. behoud van bestaande bomen of inpassen van nieuwe bomen,
    • 2. zuinig met verharding,
    • 3. (groene) speelaanleidingen in plaats van toestellen op verharding,
    • 4. een groene scheiding met de openbare ruimte, bijvoorbeeld een (hek in een) haag.
  • Toepassen van duurzame producten en materialen en van natuurlijke hulpbronnen bij de inrichting van de buitenruimte bij de nieuwbouw.
  • De inrichting van de buitenruimte bij de nieuwbouw moet multifunctioneel zijn. Als het gebouw ook een multifunctionele accommodatie wordt, dan heeft de buitenruimte ook een functie als verblijfs- en ontmoetingsruimte voor wijkbewoners en een functie als ruimte voor diverse activiteiten van en voor wijkbewoners.
  • Een goede en aantrekkelijke verlichting van de buitenruimte: sociaal veilig èn aangenaam om te zien.
  • Entrees naar de buitenruimte bij de school zo situeren dat kinderen vanuit de openbare ruimte zo snel mogelijk in die buitenruimte bij de school kunnen zijn. Voorkomen van onoverzichtelijke en onveilige verkeerssituaties.
  • Aparte of eenvoudig van elkaar te scheiden speelterreinen voor schoolkinderen van de onderbouw en van de bovenbouw.
  • Goed zicht vanuit de school op het speelterrein bij de school.

Openbare ruimte

  • Waar mogelijk behouden of anders opnieuw creëren van de groene uitstraling in het plangebied.
  • Bomenrijen begeleiden de wegen. Waar mogelijk bestaande bomen handhaven. Bij het planten van nieuwe bomen – eiken, zoals die er nu ook staan – is van belang dat automobilisten, fietsers en voetgangers onder de takken door de nieuwbouw kunnen blijven zien. De nieuwbouw mag niet wegvallen achter het groen van bomen.
  • Groene uitstraling van het parkeerterrein. Bij het planten van nieuwe bomen – eiken zoals die er nu ook staan – is van belang dat automobilisten, fietsers en voetgangers onder de takken zicht blijven houden over het terrein en ook dat men vanaf de straat zicht kan blijven houden op het terrein.
  • Gebruik van gras onder de bomen. Geen struiken onder bomen voor een betere sociale veiligheid. Verder heeft gras de voorkeur wat betreft onderhoud voor het beheer van de openbare ruimte.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen en indien noodzakelijk op de verbeelding en in de regels vertaald.

De volgende beleidsstukken zijn wel bekeken voor het plangebied, maar hebben geen invloed op de ontwikkeling.

  • Nota Ruimte, Rijk, vastgesteld 27 februari 2006;
  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), Rijk, vastgesteld 13 maart 2012;
  • Belvoir 3 Cultuurhistorisch beleid 2009-2012, provincie Gelderland, d.d. 23 februari 2009;
  • Cultuur- en erfgoedprogramma 2013-2016; provincie Gelderland, vastgesteld 02-10-2012;
  • Masterplan Schil, gemeente Doetinchem, vastgesteld d.d. 13 december 2007;
  • Mobiliteitsplan, gemeente Doetinchem, vastgesteld 12 juli 2007;
  • Groenstructuurplan, gemeente Doetinchem, vastgesteld 1992;
  • Cultuurnota Dossier Cultuur 2003, gemeente Doetinchem, vastgesteld d.d. 18 december 2003;
  • Detailhandelsnota 'Perspectief detailhandel Doetinchem', gemeente Doetinchem, vastgesteld op 27 november 2006;
  • Kantorennota 'Ruimte voor kantoren', gemeente Doetinchem, vastgesteld op 7 februari 2008;
  • Planologisch beleid 2011, gemeente Doetinchem, vastgesteld op 6 januari 2011.
  • Nota cultuurhistorie, Doetinchem Cultuurhistorierijk, gemeente Doetinchem, vastgesteld 25 september 2008;

Deze plannen zijn daarom ook niet verder toegelicht in dit plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en moet overprogrammering worden voorkomen. Middels de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (kortweg: duurzaamheidsladder) vindt een toetsing plaats. De ladder bestaat uit drie treden:

  • 1. Is er een regionale behoefte? Voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.
  • 2. Is de behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied? Indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.
  • 3. Indien buitenstedelijk: zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende behoefte. Indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

Ad. 1: In het Integraal Huisvestingsplan voor de onderwijshuisvesting (Doetinchem april 2009) is aangegeven dat gemeente Doetinchem onder andere verantwoordelijk is voor het zorgdragen voor goede kwantitatieve en kwalitatieve onderwijshuisvesting voor het basisonderwijs, speciaal (voortgezet) onderwijs en voorgezet onderwijs. De conclusies in het IHP zijn onder andere gebaseerd op 'Leerlingenprognoses en ruimtebehoefte 2008, Pornexus' en op de bouwkundige staat van de huidige huisvesting. In 2011 is gestart met een nadere uitwerking van dit deel van het IHP. Deze uitwerking heeft op 17 januari 2013 geleid tot een raadsbesluit over de onderwijshuisvesting. Hiermee is de feitelijke basis gelegd voor de realisatie van een Integraal Kind Centrum, kortweg een IKC. De bestaande basisscholen Het Palet en Overstegen, en op termijn ook basisschool Hagen, verhuizen straks naar het IKC en vormen een gezamenlijke onderwijsvoorziening voor de buurten Noord en Overstegen. De nieuwbouw betreft feitelijk vervangende nieuwbouw van bestaande (verouderde) onderwijshuisvesting op een nieuwe gezamenlijke locatie.

In het Samenwerkings- en huisvestingsconcept zijn de meest actuele leerlingprognoses als uitgangspunt genomen. Gesteld kan worden dat de bouw van het IKC (vervangende nieuwbouw) voorziet in huisvesting binnen de regionale behoefte.

Ad. 2: De nieuwbouw van het IKC betreft feitelijk vervangende nieuwbouw van bestaande verouderde onderwijshuisvesting op een nieuwe gezamenlijk locatie. De locatie is na een uitgebreide locatiestudie als beste naar voren gekomen. De locatie bevindt zich in het bestaande stedelijk gebied.

Met de twee vrijkomende schoolgebouwen wordt verschillend omgegaan. De percelen en gebouwen zijn gemeentelijk eigendom. Het schoolgebouw aan de St. Maartensstraat 2 wordt na de ingebruikname van het IKC gesloopt. De onderhoudssituatie van dat gebouw is slecht en het is technisch en functioneel geheel afgeschreven. Het pand heeft geen waarde meer om nog in te investeren.

Het scholencomplex Houtsmastraat nrs. 11B, 11C en 11 D wordt hergebruikt door maatschappelijke instellingen.

Ad. 3: Trede 3 is niet van toepassing omdat de locatie voor het IKC (het bestemmingsplangebied) in bestaand stedelijk gebied ligt.

Conclusie
De realisatie van het IKC op voorliggende locatie voldoet aan de duurzaamheidsladder.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Gelderland is op 9 juli 2014 door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie hoe zij de komende jaren willen omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. Omstandigheden veranderen; nieuwe ontwikkelingen en kansen kunnen zich voordoen. De provincie wil daarop inspelen en nodigt partijen daarom uit om mee te denken en te werken. Waar u 'energie' heeft, wil de provincie met u aan de slag. Dit als antwoord op de vraag: is het allemaal haalbaar? De provincie wordt pragmatischer, nodigt uit en kiest voor dynamiek. Uitwerking van de omgevingsvisie voor nieuwe ontwikkelingen en kansen vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland.

3.3.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld. De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert, waaronder de omgevingsverordening. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen, of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

In de omgevingsverordening zijn nu regels opgenomen op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De regels op het gebied van Ruimte gaan specifiek over 'wonen', 'bedrijvigheid', 'glastuinbouw', 'veehouderijen', 'grond- en drinkwater', 'natuur en landschap' en 'energie. De verordening kent geen specifieke regels ten aanzien van maatschappelijke voorzieningen zoals een IKC. Ook ligt de locatie niet in één van de genoemde gebieden waarvoor specifieke regels gelden (zoals bijvoorbeeld windenergie, landbouw, natuur, landschap, etc.).

Op basis van vorenstaande kan worden gesteld dat de realisatie van het IKC in lijn is met het gestelde in de Omgevingsverordening.

3.3.3 Ladder voor duurzaam ruimtegebruik

Om zorg te dragen voor goede ruimtelijke ordening en omgevingsbeleid hanteert de provincie een zogenaamde duurzaamheidsladder, een processchema dat alle mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen of initiatieven voor stedelijke functies, via beleidskaders begeleidt naar een optimale locatiekeuze. Nadrukkelijk wil de provincie de ladder inzetten voor het 'goede gesprek' over ruimtelijke ontwikkelingen of initiatieven. In de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is de Rijksladder voor duurzame verstedelijking opgenomen.

De provincie heeft de ambitie om de achterliggende principes van de ladder ook van toepassing te laten zijn op landelijke functies. Hierop vooruitlopend is de naam gewijzigd in ladder voor duurzaam ruimtegebruik i.p.v. verstedelijking.

Doelen van de Gelderse ladder zijn:

  • Begeleiden van de bundeling van de verstedelijking in Gelderland en op gepaste wijze ruimte geven aan spreiding van stedelijke functies in landelijk gebied. De provincie faciliteert het actuele veranderingsproces van nieuwbouw naar beheer en vernieuwing stedelijk gebied;
  • Voorkomen dat nieuwe ontwikkelingen ten koste gaan van bestaand stedelijk gebied; Bevorderen van vraaggerichte programmering waarbij de behoefte aan de betreffende stedelijke functie centraal staat;
  • Bijdragen aan duurzaam ruimtegebruik;
  • Stimuleren van overtuigende motivering in en transparante besluitvorming over ruimtelijke plannen.

Aan de definitieve locatiekeuze is een uitgebreide variantenstudie én inspraakproces voorafgegaan. Bij de variantenstudie is een afweging gemaakt tussen diverse (ruimtelijke) belangen met als doel om te komen tot een goed ruimtelijke ordening én een optimale locatiekeuze. Dat proces is in lijn met het beoogde doel van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik. In paragraaf 2.2 is een nadere toelichting gegeven op de locatiekeuze.

3.3.4 Waterplan Gelderland 2010-2015

In het Waterplan Gelderland 2010-2015 wordt met betrekking tot stedelijk gebied aangegeven dat inrichting en beheer van het waterhuishoudkundig systeem gericht zijn op:

  • het voorkomen en beperken van wateroverlast;
  • de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
  • het voorkomen van zettingen;
  • het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;
  • het weren van (diepe) drainage en het voorkomen van instroming van oppervlaktewater op de riolering;
  • het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten;
  • het beperken van de invloed van bronbemaling;
  • het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater.

De waterketen in stedelijk gebied is zodanig ingericht dat deze geen negatieve invloed heeft op het grond- en oppervlaktewater. Stedelijke ontwikkelingen en stedelijke herinrichting en herstructurering dient 'waterneutraal' te zijn en wordt benut om het watersysteem waar nodig op orde te brengen en te verduurzamen.

Voor het plangebied Bilderdijkstraat - 2015 (nieuwbouw IKC-noord), staan in het waterplan geen specifieke doelstellingen beschreven. De ontwikkeling sluit aan op de doelstellingen zoals aangegeven in het plan. In paragraaf 4.8 wordt nader op het aspect water ingegaan.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012

Op 26 april 2012 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012 vastgesteld. Dit is een actualisatie van de Regionale structuurvisie uit 2004.

Als basis voor ruimtelijk beleid zijn er een aantal speerpunten voor de regio benoemd. Dat zijn:

  • omgaan met de krimp;
  • externe relaties;
  • veranderingen in het landelijk gebied;
  • overstap naar duurzame energie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R05H004A-0002_0003.png"

Visiekaart Achterhoek

Huidige kwaliteit als basis voor de toekomst

De kaart geeft de regionale structuren en kwaliteiten weer.

Landschap: De verschillen in landschaptypen zijn een belangrijkste identiteitsdrager van de Achterhoek. De Achterhoekse gemeenten willen die kenmerken en landschappelijke verschillen in de toekomst behouden, versterken of herstellen. Het gaat er daarbij niet om terug te keren naar het verleden, maar om het opdoen van inspiratie uit het verleden bij de toekomstige inpassing van nieuwe ontwikkelingen. De karakteristieken van deze landschapstypen bieden aanknopingspunten voor de inpassing van nieuwe ontwikkelingen. Het Achterhoekse landschap kan veel functies absorberen. De ‘landschapstypekaart’ (bijlage 5 van de structuurvisie) geeft het regionale kader weer. De aanbevelingen met betrekking tot lokale wijze van inpassing staat hier ook verder beschreven. De locatie van het IKC is in bestaande stedelijk gebied gelegen. Er is geen landschapstype op van toepassing.

Infrastructuur: Bereikbaarheid van en in de regio is van groot belang. De infrastructuur is derhalve wel functioneel van belang. Deze is voor de toekomst maar zeer beperkt ruimtelijk ordenend, niet meer dan het nu al is. De pijlen geven de verbindingen aan waar verbetering noodzakelijk-wenselijk is. De locatie van het IKC is niet gelegen in de nabijheid van een van de verbindingen waar de bedoelde verbetering gedacht is.

Dorpenlandschap: Voorzieningen worden in een bepaalde mate geconcentreerd in bestaande grotere kernen, te weten Doetinchem, Winterswijk, Vorden, Hengelo, Borculo, Eibergen, Ruurlo, Neede, Lichtenvoorde, Groenlo, Aalten, Dinxperlo, Varsseveld, Gendringen, Steenderen , Wehl, Didam, ‘s-Heerenberg, Zelhem, Ulft, Gendringen, Silvolde, Gaanderen en Terborg. Dit betekent echter niet dat overal hetzelfde voorzieningenniveau wordt nagestreefd. In eerste instantie bepalen lokale behoefte en initiatief het niveau van de voorzieningen. Regionaal wordt afstemming gezocht om overaanbod en/of concurrentie door nabijheid te voorkomen. Het uitkristalliseren van deze afstemming is nog in voorbereiding.

3.4.2 Waterbeheerplan 2010-2015

In het Waterbeheerplan 2010-2015 zijn door het Waterschap Rijn en IJssel opgestelde uitgangspunten voor water-, waterkeringen- en waterwegbeheer vastgelegd. Kernbegrippen zijn schoon, levend en functioneel water. Het waterschap streeft samen met gemeenten naar een vorm van duurzaam stedelijk waterbeheer en verbetering van de waterkwaliteit, door afkoppelen van schoon regenwater, het minimaliseren van de verontreiniging van oppervlaktewater en waterbodem en het aanleggen van natuurvriendelijke oevers. Met betrekking tot de chemische en ecologische waterkwaliteit van oppervlaktewater wordt gewerkt aan nadere invulling van doelstellingen en maatregelen op basis van de normstelling uit de Europese Kaderrichtlijn Water.

Voor het plangebied Bilderdijkstraat - 2015 (nieuwbouw IKC-noord), staan in het beheersplan geen specifieke doelstellingen beschreven. De ontwikkeling sluit aan op de doelstellingen zoals aangegeven in het plan. In paragraaf 4.8 wordt nader op het aspect water ingegaan.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Integraal huisvestingsplan voor de onderwijshuisvesting

In het Integraal Huisvestingsplan (IHP) voor de onderwijshuisvesting (vastgesteld 11 juni 2009) wordt beschreven hoe om te gaan met de toekomstige onderwijshuisvesting in gemeente Doetinchem. Er staat ondermeer in omschreven dat er wordt gestreefd om 'onderwijshuisvesting in te zetten als een instrument dat bijdraagt aan het versterken van de sociaal maatschappelijke structuur van een wijk'. Naast de primaire functie van het schoolgebouw zal ook nadrukkelijk betrokken worden de betekenis van de voorzieningen voor de wijk en haar bewoners. Het gaat hier om de maatschappelijke betekenis van onderwijsgebouwen. Toekomstige huisvestingsinvesteringen zullen zoveel als mogelijk in deze beleidsmatige context worden geplaatst. In het IHP staat ook dat er nieuwe huisvesting voor onderwijs in Doetinchem Noord nodig is omdat OBS Het Palet in slechte staat verkeert. En in verband met een daling van het aantal leerlingen bij OBS Overstegen is ook OBS Overstegen bij de huisvestingsplannen voor Doetinchem Noord betrokken.

In 2011/2012 is gestart met een nadere uitwerking van dit deel van het IHP en is het project aangemeld voor GSO-IV subsidie van de provincie. Dit heeft geleid tot een raadsbesluit over de onderwijshuisvesting in Doetinchem Noord. Bij dat besluit is een voorbereidingskrediet beschikbaar gesteld voor de nieuwbouw van een brede school voor Doetinchem Noord en Overstegen.

De verdere uitwerking heeft uiteindelijk geleid tot het raadsbesluit van 26 februari 2015 waarbij onder andere is besloten het IKC op de voorliggende locatie nieuw te bouwen.

3.5.2 Bomenbeleid en de nieuwe Bomenverordening

De bescherming, de herplant en het kappen van bomen is geregeld in de gemeentelijke bomenverordening. De beleidsregels voor toepassing van deze regelgeving zijn opgenomen in de Bomenverordening 2015. Deze verordening bevat regels ten aanzien van de beoordeling kapaanvragen en belangenafweging, bijzondere bomen en de duurzame instandhouding en bescherming van bomen. Het bomenbeleid is in essentie gericht op het behoud van (toekomstig) waardevolle bomen en boomstructuren.

Bomen dragen in belangrijke mate bij aan de structuur, identiteit, belevingswaarde, ecologische waarde en gebruikswaarde van de (woon)omgeving en worden dan ook beschouwd als de belangrijkste groenelementen in de stedelijke omgeving. Hierbij geldt dat naarmate bomen ouder zijn de waarde voor de omgeving toeneemt. Om deze reden is het van belang in de bestaande situatie en bij nieuwe ontwikkelingen met zorg om te gaan met aspecten van beheer en inrichting van de boom en zijn groeiplaats. Om die reden is een Boom Effect Analyse opgesteld (kenmerk: Ande(r)s Boomtechnisch Advies, d.d. 17 juni 2015, ABT/2015/015-038) Dat rapport is als bijlage 2 toegevoegd.

Bij de verdere uitwerking van de plannen kan deze analyse als basis voor de afweging gebruikt worden. Zo zal bij de aanleg van de nieuwe weg een nieuwe corridor in de bomenlaan Bilderdijkstraat gemaakt moeten worden. Daarvoor moeten een aantal waardevolle bomen gekapt worden. Verder staan in het bestemmingsvlak voor het IKC bomen. In dit gebied moet ruimte gecreëerd worden voor de nieuwbouw. Dus ook hier worden een aantal bomen gekapt.

In het aanbestedingsdossier is bijzondere aandacht gevraagd om zoveel mogelijk waardevolle bomen te handhaven of te verplaatsen. De verwachting is dat veel bomen ingepast kunnen worden. Voor de herplant van (bijzondere) bomen is bij de locatiekeuze een reservering gemaakt van €155.000,- voor bomencompensatie.

De aanwezige waardevolle bomen worden beschermd middels de kapverordening (en de kapvergunning). In dit bestemmingsplan zijn derhalve geen maatregelen opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan Bilderdijkstraat - 2015 (nieuwbouw IKC-noord) sluit daarmee aan op dit nieuwe beleid.

3.5.3 Waterplan Doetinchem

De gemeente Doetinchem heeft samen met het waterschap Rijn en IJssel het Waterplan Doetinchem opgesteld. In dit beleidsdocument is de integrale omgang met water in stedelijk en landelijk gebied aangegeven ter ondersteuning van het streven te komen tot veerkrachtige watersystemen en het scheiden van vuil- en schoonwaterstromen als principe. Sinds de gemeentelijke herindeling (2005) is dit beleid ook van toepassing op het gebied van de voormalige gemeente Wehl.

Het Waterplan Doetinchem bundelt op lokaal niveau het inzicht in de huidige situatie en geeft in de streefbeelden en ambities aan hoe duurzaamheids- en gidsprincipes van integraal waterbeheer in plannen vertaald kunnen worden. Hierin zijn belangen van ruimtelijke ordening, milieu, natuur en toerisme meegewogen.

Het waterplan is door de gemeente in samenwerking met waterschap, waterbedrijf, vertegenwoordigers van natuur en milieubelangen, inwoners en bedrijfsleven tot stand gekomen. In het waterplan zijn Rijksbeleid, provinciaal beleid en het beleid van het waterschap als fundamentele elementen opgenomen. Het Waterplan uit 2003 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015 vormen samen de basis voor de omgang met water in het algemeen en het rioleringsstelsel in het bijzonder.

Met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het stedelijk gebied zijn de volgende gidsprincipes voor integraal waterbeheer van belang:

  • Het toepassen van de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren;
  • Water van schoon naar minder schoon laten stromen (geen afwenteling);
  • Met water de identiteit van een plek zichtbaar maken;
  • Een goede communicatie opzetten (intern en extern);
  • Water als mede-ordenend principe toepassen bij ruimtelijke plannen;
  • Samenwerken en afstemmen;
  • Balans in watersysteem en waterketen.

Door het toepassen van deze principes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem binnen de gemeentegrenzen, gecombineerd met een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water. Er is een goede samenwerking en afstemming tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen, en er vindt geen bestuurlijke, financiële of ruimtelijke afwenteling plaats. Dit is het algemene streefbeeld voor 2030.

In het waterplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt. in paragraaf 4.8 wordt nader op het aspect water ingegaan. Dit bestemmingsplan sluit aan op het gestelde in het waterplan.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

4.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.

4.2 Bodem

Bij een bestemmingsplan moet worden bepaald dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Voor de bepaling van de bodemkwaliteit wordt gebruik gemaakt van de bodemkwaliteitskaart en gericht bodemonderzoek.

4.2.1 Schoollocatie

De bodem van de te ontwikkelen schoollocatie Oude Rozengaardseweg 144-146 is daarom verkennend onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in het rapport verkennend bodemonderzoek van Rouwmaat Milieu d.d. 27 maart 2014 met nr. MT.13351. Dit rapport is als bijlage 3 toegevoegd. Uit dit onderzoek wordt duidelijk dat de bodem niet verdacht is voor het voorkomen van asbest. De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd is met PAK en PCB. In de ondergrond zijn geen van de onderzochte stoffen aangetroffen in een concentratie boven de achtergrondwaarde of de detectiegrens van de desbetreffende stof. Het grondwater is licht verontreinigd met barium, zink en nikkel.

Deze lichte verontreinigingen overschrijden de criteria voor een nader onderzoek niet.

Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein.

4.2.2 Zwembadlocatie (nieuwe weg)

Voor de zwembadlocatie (Bezelhorstweg 115), met name ter plaatse van de nieuw aan te leggen weg, geldt dat op basis van de bodemkwaliteitskaart en reeds bestaand bodemonderzoek de bodem hier licht verontreinigd is. Verwezen wordt naar rapport verkennend bodemonderzoek van Rouwmaat Milieu d.d. 10 mei 2010 met nr. MT.20125. Dit rapport is als bijlage 4 toegevoegd.
Op basis van de onderzoeksresultaten van dit onderzoek bestaat er hier op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het huidige gebruik van het terrein. Deze conclusie geldt eveneens voor de minder kritische bodemfunctie “weg”.

4.2.3 Bezelhorstweg

Ter plaatse van de op te breken Bezelhorstweg (tussen school en zwembad) heeft aanvullend een infrastructureel onderzoek plaatsgevonden. In dit onderzoek is o.a. gekeken naar de kwaliteit van de grond onder de weg. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in het rapport infrastructureel onderzoek van Rouwmaat Milieu d.d. 27 maart 2014 met nr. MT.13351-1. Dit rapport is als bijlage 5 toegevoegd.

De bovengrond onder de wegconstructie blijkt plaatselijk licht verontreinigd met cadmium, lood en minerale olie. Tevens wordt een sterke verontreiniging met PAK aangetroffen.

Deze verontreiniging is gerelateerd aan het voorkomen van toegepast fundatiemateriaal in het verleden. Er zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. Het te verwijderen fundatiemateriaal is (o.b.v. een indicatieve bepaling) elders niet toepasbaar, vanwege de uitloogeigenschappen. In de ondergrond onder de wegconstructie zijn geen van de onderzochte stoffen aangetroffen in een concentratie boven de achtergrondwaarde of de detectiegrens van de desbetreffende stof.

De PAK-verontreiniging onder de weg dient bij de ontwikkeling van de locatie te worden verwijderd. Sanering van de grond hier vindt plaats door afgraving en afvoer onder de regels van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS-melding).

4.2.4 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.3 Akoestiek

4.3.1 Wegverkeerslawaai

Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen en voorkeursgrenswaarden opgenomen. Er is van rechtswege een zone gelegen langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km gebieden. Voor alle woningen en geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van die weg liggen, moet de geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai berekend worden. De wegen rondom het IKC kennen geen geluidszone (30-km wegen), met uitzondering van de Bilderdijkstraat (50 km/u).

Gevolgen verkeerslawaai door komst van het IKC
Om de gevolgen voor het verkeerslawaai door de komst van het IKC voor het wegverkeerslawaai ter plaatse van woningen in beeld te brengen heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in het rapport “Geluidsbelasting wegverkeer op woningen na realisatie IKC-Noord te Doetinchem” van Adviesburo Van der Boom d.d. 21 mei 2015 met nr. 14-173.

Dit rapport is als bijlage 6 toegevoegd.

Het geluidsonderzoek richt zich op de geluidbelasting door het wegverkeer op de omliggende woningen voor en na de beoogde ontwikkeling van het IKC. Tevens is de geluidbelasting ten gevolge van parkeren op de openbare parkeerplaats bepaald. In de rapportage zijn twee varianten doorgerekend. Een variant “zonder knip” en een variant “met knip” in de Oude Rozengaardseweg. B&W hebben besloten een knip toe te passen in de Oude Rozengaardseweg, waardoor er geen doorgaand verkeer over deze weg naar het parkeerterrein mogelijk is. Voor deze variant wordt uit de rapportage duidelijk dat:

Toets Wet Geluidhinder

Toetsing van (wijzigingen aan) wegen aan de Wet Geluidhinder vindt plaats voor wegen met een geluidzone. Alleen Bilderdijkstraat heeft een geluidzone voor de Wet Geluidhinder. Er is sprake van een reconstructie wanneer de geluidbelasting stijgt met afgerond 2 dB of meer. Uit tabel II.5 en II.6 van de rapportage blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Bilderdijkstraat in alle rekenpunten daalt tussen 2014 en 2025. Er is dan ook geen sprake van een reconstructie door eventuele aanpassingen aan de Bilderdijkstraat.

Toets Goede Ruimtelijke ordening

Nagegaan is of sprake is van een goede ruimtelijke ordening na het realiseren van de nieuwe aansluiting, door de verandering van de verkeersintensiteit op de wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur en door het parkeren op de openbare parkeerplaats.

De geluidbelasting ten gevolge van de nieuwe ontsluitingsweg ligt beneden de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder. Na de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg is voor dit aspect sprake van een goede ruimtelijke ordening. In de situatie met knip in de Rozengaardseweg wordt de toetswaarde in geen van de rekenpunten overschreden.

Er is daarmee voor dit aspect eveneens sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Toets indirecte hinder door parkeren (Activiteitenbesluit)

Voor het parkeren op het openbare parkeerterrein wordt voor zowel het langtijd gemiddelde beoordelingsniveaus als voor de maximale geluidniveaus voldaan de aangehouden voorkeursgrenswaarden. Er is daarmee voor dit aspect dus sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Toets Beleidskader milieu uit Structuurvisie Doetinchem 2035

Voor toetsing aan het beleidskader milieu uit de Structuurvisie Doetinchem 2035 is uitgegaan van de geluidsdoelstelling Stedelijk wonen met een streefwaarde van 48 dB(A) voor alle woningen en een richtwaarde van 53 dB(A) voor niet meer dan 10% van de woningen. Dit zijn waarden na aftrek van 5 dB(A) voor wegverkeer. De waarden zonder aftrek liggen daar 5 dB(A) boven. Voor zowel de geluidbelasting door de aanleg van de nieuwe weg, de geluidbelasting door alle wegen samen en voor de geluidbelasting door het parkeren wordt voldaan aan de geluidsdoelstelling Stedelijk wonen. Er wordt voldaan aan het eigen gemeentelijke geluidsbeleid.

Invloed wegverkeerslawaai op het IKC / Hogere waarden geluid

Om de invloed van het geluid van het verkeer op de Bilderdijkstraat op het IKC, als  geluidsgevoelige bestemming liggend binnen de 200 meter geluidszone van deze weg, in beeld te brengen heeft een aanvullend akoestisch onderzoek plaatsgevonden.

De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in het rapport “Geluidsbelasting wegverkeer op nieuwbouw IKC te Doetinchem” van Adviesburo Van der Boom d.d. 9 juni 2015 met nr. 14-173. Dit rapport is als bijlage 7 toegevoegd.

Uit deze rapportage wordt duidelijk dat in vier rekenpunten op de bestemmingsplangrens aan de kant van de weg, de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden.

De geluidsbelastingen variëren hier van 49 tot maximaal 56 dB. De maximale hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden.

Voor deze situatie wordt een procedure tot vaststellen van hogere waarden verkeerslawaai gevolgd. Bij de bouw van de school dient zodanig rekening te worden gehouden met de vastgestelde hogere waarden, dat aan de geluidsnormen van het Bouwbesluit voor geluidsgevoelige ruimten (o.a. leslokalen) wordt voldaan. 

Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai en parkeren bij de school vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Wel is het vaststellen van hogere waarden geluid vanwege het verkeerslawaai voor het IKC nodig. Voor vaststelling van het bestemmingsplan moet de ontheffing hogere waarden zijn verleend.

4.3.2 Railverkeerslawaai

Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wet geluidhinder) een zone gelegen langs iedere spoorlijn (die zone bedraagt binnen de gemeentegrens Doetinchem 100 meter). Het plangebied ligt niet binnen deze wettelijke zone.
Het aspect railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.3.3 Industrielawaai/bedrijfszonering

De nieuwe school is niet geprojecteerd binnen een vastgestelde zone industrielawaai.
Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.3.4 Conclusie

Het aspect akoestiek vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.4 Lucht

De luchtkwaliteit voor de stad Doetinchem wordt aangetoond via de jaarlijkse monitor in het kader van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Uit de resultaten van modelberekeningen blijkt dat in Doetinchem in het jaar 2013 op geen enkele locatie een overschrijding van de luchtkwaliteitnormen is berekend. De waarden liggen ruim onder de wettelijke normen.

In de monitor wordt ook een doorkijk gegeven naar de jaren 2015 en 2020.
Uit deze resultaten blijkt dat in Doetinchem in deze jaren geen sprake is van een (bijna) overschrijding van de luchtkwaliteitnormen.

Door de aanleg van de Oostelijke Randweg wordt het significant rustiger op met name de Bilderdijkstraat (ca. 3.500 motorvoertuigen per dag minder in 2025 t.o.v. 2014). Dit heeft een positief effect op de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied IKC.

In de prognosejaren van de NSL monitor zijn de ontwikkelingen in het plangebied IKC nog niet meegenomen. Deze ontwikkelingen zijn de veranderingen van de verkeersstromen als gevolg van de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg, het weghalen van een deel van de Bezelhorstweg en de knip in de Oude Rozengaardseweg. Daarnaast heeft het IKC een extra verkeers-aantrekkende werking (brengen en halen van kinderen) naast de al bestaande faciliteiten (zwembad en FEC). Deze wijzigingen zorgen voor andere verkeersstromen in en rondom het plangebied IKC.
Echter, in combinatie met de toekomstige afname van het verkeer op de Bilderdijkstraat is er per saldo in de toekomstige situatie sprake van een vrijwel gelijkblijvende hoeveelheid verkeer in en rondom het plangebied IKC. Voor de verkeerscijfers wordt verwezen naar het akoestische onderzoek (zie onder 4.3.1 en bijlage 6).

De verkeersstromen, met 'knip' in de Oude Rozengaardseweg, zijn als volgt:

    2014   2025   Verschil  
Nieuwe ontsluitingsweg   0   2541   +2541  
Bilderdijkstraat   9383   5631   -3752  
Bezelhorstweg   563   1791   +1228  
Oude Rozengaardseweg zuid   385   302   -83  
Oude Rozengaardseweg noord   407   183   -224  
Per saldo
een afname van 290 voertuigen  
  -290  

  

N.B. Voor de verkeersaantrekkende werking (parkeren) is de volgende verkeersgeneratie aangehouden: Halen en brengen van en naar school e.d. leidt tot 160 mvt in de ochtend en 160 mvt in de middag, totaal 320 mvt/etmaal; Bezoek aan het FEC geeft ca. 60.000 bezoekers/jaar, dit is bij 90% van de bezoekers per auto met 2 bezoekers per auto ca. 74 mvt/etmaal. In verband met wisselende drukte is 140 mvt/etmaal aangehouden; Bezoek aan het zwembad leidt tot ca. 120 mvt/etmaal; De totale verkeersgeneratie bedraagt hiermee ca. 600 mvt/etmaal.

Overschrijdingen van grenswaarden voor stoffen die de luchtkwaliteit negatief beïnvloeden zijn in de stad Doetinchem – nu en in de toekomst - niet aan de orde.
De ontwikkeling van het nieuwe IKC heeft, door het samenvoegen van twee andere basisscholen en op termijn een derde basisschool - per saldo - geen negatieve invloed op de luchtkwaliteit.
 

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Externe veiligheid

Voor de externe veiligheidstoets in de Gemeente Doetinchem is de eventuele aanwezigheid van de volgende zaken relevant:

  • plaatsgebonden risicocontour (10-6/jr);
  • veiligheidsafstand vuurwerk;
  • LPG (tankstations);
  • opslag gevaarlijke stoffen;
  • emplacementen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen;
  • vuurwerkopslagen;
  • transportroutes (weg, spoor, waterweg);
  • buisleidingen.

Aan de hand van de risicokaart (www.risicokaart.nl) is bekeken of er zich binnen een zoekstraal van 1 kilometer meter rond het plangebied veiligheidszones, inrichtingen en/of transportroutes bevinden. Uit deze toetsing blijkt dat binnen de aangegeven straal zich geen van de genoemde relevante zaken bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R05H004A-0002_0004.png"

bron: www.risicokaart.nl/gelderland

Het dichtst bij het plangebied gelegen relevante object is het LPG-tankstation aan de Europaweg te Doetinchem. Deze ligt op ca. 2 kilometer meter tot het plangebied.

Gelet op de afwezigheid van risicovolle objecten in de omgeving van het plangebied is een doorrekening van het groepsgebonden risico niet noodzakelijk.

Vorenstaande wordt met het uitgebrachte deskundigenadvies van de Omgevingsdienst Achterhoek d.d. 17 december 2014 bevestigd. Het ODA-advies is als bijlage 8 toegevoegd.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.6 Bedrijvigheid

Voor de nieuwe school is bewust gekozen voor een sterke samenhang met sportcentrum Rozengaarde en een zogenaamde “warme verbinding” daartussen.
Het gedeelte “sportzaal” wordt een-op-een door de school gebruikt en vormt er in feite onderdeel van.
Het gedeelte “zwembad” kan worden gezien als een nabijgelegen inrichting.
Volgens de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering geldt voor een overdekt zwembad voor de aspecten geur en gevaar een richtafstand 10 meter en een maximale richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid.
De afstand van de school (geluidsgevoelige leslokalen) tot het zwembad voldoet aan deze maximale richtafstand.
Voor de basisschool zelf geldt een maximale richtafstand van 30 meter tot geluidsgevoelige bestemmingen (woningen in de omgeving). Aan deze richtafstand voor geluid wordt eveneens voldaan. Voor wat betreft het geluid van parkeren wordt verwezen naar de conclusies van het geluidsonderzoek onder 4.3.1.

De school vormt geen belemmering voor bedrijfsontwikkeling in de directe omgeving en ondervindt zelf ook geen hinder van bedrijvigheid in de directe omgeving.

Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met eventuele ecologische waarden in of nabij het projectgebied. De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is geregeld dat ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren getoetst dienen te worden aan de algemene verbodsbepalingen.

Quickscan natuurtoets

In het kader van de voorgenomen bouw van het IKC Noord is een quickscan natuurtoets uitgevoerd (kenmerk: Quickscan natuurtoets IKC Noord Doetinchem, Stichting Staring Advies, maart 2015, rapportnummer: 1368, projectnummer 2260). De quickscan is als bijlage 9 bijgevoegd.

In het rapport wordt het volgende geconcludeerd:

  • Wanneer sloop of renovatie van aanwezige gebouwen of kap van bomen met holten plaatsvindt, is nader onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen noodzakelijk.
  • Wanneer bomenkap plaatsvindt, waardoor de geslotenheid van aanwezige groenstructuren aangetast wordt, is nader onderzoek naar vliegroutes en/of foerageergebieden van vleermuizen noodzakelijk.
  • Wanneer de twee poelen langs de Bilderdijkstraat worden gedempt (of de verbinding met het land- en winterhabitat (omliggende kruidenrijke graslanden en opgaand groen) wordt doorsneden), is nader onderzoek naar het voorkomen van poelkikker, kamsalamander en kleine modderkruiper noodzakelijk.
  • Aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is voor de overige soortgroepen niet noodzakelijk.

Het voorliggende bestemmingsplan beoogt geen renovatie of sloop van aanwezige gebouwen. Nader onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen is daarom niet nodig.

Omdat het gebied met poelen, ten oosten van het zwembad niet aangetast wordt, is aanvullend onderzoek naar de poelkikker, kamsalamander en kleine modderkruiper niet nodig.

Aanvullend vleermuisonderzoek

Op basis van de uitkomsten van de quickscan is een aanvullend vleermuisonderzoek uitgevoerd (kenmerk: Aanvullend vleermuisonderzoek IKC Noord in Doetinchem, Stichting Satering Advies, d.d. 28-09-2015, rapportnummer 1559, projectnummer 2447). Het aanvullende vleermuisonderzoek is als bijlage 10 toegevoegd.

Verder is een addendum op het het vleermuisonderzoek (kenmerk: addendum aanvullend vleermuisonderzoek IKC Noord in Doetinchem, Staring Advies, d.d. 02-10-2015, projectnummer 2447) toegevoegd (bijlage 11) met een korte conclusie over de realisatie van het plan in relatie tot de Flora en Fauna wet.

Uit het aanvullende vleermuisonderzoek (en addendum) blijkt dat het kappen van de bomen ten behoeve van de aansluiting op de Bilderdijkstraat niet leidt niet tot overtreding van de Flora- en faunawet. De functionaliteit van het foerageergebied van de gewone dwergvleermuis blijft behouden.

De Flora- en faunawet vormt geen belemmering voor het uitvoeren van het bestemmingsplan. Wel dienen de mitigerende maatregelen uit het aanvullend vleermuisonderzoek (rapportnummer 1559) meegenomen te worden bij de realisatie van de plannen.

4.8 Water

4.8.1 Watertoets

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit. Deze toets is opgenomen in subparagraaf 4.8.3.

4.8.2 Waterplan

In paragraaf 3.5.3 is het Waterplan Doetinchem behandeld. Het beleid dat daarin is verwoord is vertaald in deze waterparagraaf.

4.8.3 Waterhuishoudkundige aspecten
Thema   Toetsvraag   Relevant  
Hoofdthema's  
Veiligheid   1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee

Nee  
Riolering en
afvalwaterketen  
1. Is er een toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van waterschap?  
Ja
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Ja*
Ja*

Nee
 
Grondwater- overlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
Nee

Nee

Ja*
Nee  
Oppervlaktewater- kwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
Nee

Nee
Nee  
Grondwater- kwaliteit   Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
Verdroging   Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee
Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
Aandachtsthema's  
Recreatie   Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee
 
Cultuurhistorie   Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Toelichting*

Afvalwater

De toename aan afvalwater, uitgaande van max. 450 leerlingen en 30 kinderen opvang,  bedraagt circa 1 m3 afvalwater per uur.  Deze extra afvalwaterstroom kan worden aangesloten op de bestaande riolering van de Oude Rozengaardseweg. De capaciteit van de bestaande riolering is hiervoor ruim voldoende.

Hemelwater

Door de komst van de nieuwe school zal er een toename zijn aan verhard oppervlakte. 
Naar verwachting is het totale verharde oppervlakte van het IKC is 3.849 m2 (uitgaande van 2.409 m2 aan bebouwing en 1.440 m2 aan verhard terreinoppervlak). Op basis van 40 mm per m2 verharding, is in dat geval een bergingscapaciteit benodigd voor het IKC van in 154 m3. Deze berging dient door middel van infiltratie op eigen perceel gerealiseerd te worden.

De realisatie van de waterberging/infiltratie is onderdeel van de uitvraag en dient gerealiseerd te worden onder het verhard oppervlak in de buitenruimte van het IKC (bebouwingsvlak). Er dient rekening gehouden te worden met 40 mm berging per vierkante meter verhard terrein- en gebouwoppervlak. De oplossing/maatregelen en de exacte berekening (capaciteit) vindt plaatst bij de aanvraag omgevingsvergunning van het IKC. Deze moet voldoen aan de eis 40 mm en een voorziening in het plangebied.

Kwelwater

Er is een watersysteemanalyse gedaan in verband met vragen over de aanwezigheid van een mogelijk kwelgebied. Op basis van dat onderzoek wordt gesteld dat er lokaal en periodiek kwel voor kan komen, maar dat er geen sprake is van een kwelsysteem. Wel is het een nat gebied met grondwaterstanden tot aan maaiveld. De uitkomst van de analyse geeft geen aanleiding om de plannen anders uit te voeren.

4.9 Cultuurhistorie

4.9.1 Historisch landschappelijk en stedenbouwkundig erfgoed

In het plangebied is geen lanschappelijk of stedenbouwkundig erfgoed aanwezig.

4.9.2 Archeologisch erfgoed

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.

Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Het belangrijkste doel van deze wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen. Wie dan ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek doen en de kosten daarvan op zich nemen. Ook als het onderzoek uiteindelijk tot een opgraving leidt.

Het archeologiebeleid van de gemeente Doetinchem is er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. In haar rol van bevoegd gezag kan de gemeente van initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen vragen aan te geven wat de effecten van de voorgenomen bodemingrepen zullen zijn op de eventueel aanwezige archeologische waarden. Om deze reden heeft de gemeente Doetinchem (mede als uitvoering van de nota cultuurhistorie) een archeologische beleidskaart laten opstellen waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn. De archeologische beleidskaarten zijn samen met de erfgoedverordening op 18 november 2010 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. De archeologische beleidskaarten zijn terug te vinden op www.doetinchem.nl/Leven/Cultuurhistoriewelkom/Cultuurhistorie/Rapporten.aspx

Archeologisch vooronderzoek

In opdracht van gemeente Doetinchem heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in februari 2014 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (kenmerk: RAAP, datum: 28 februari 2014, CIS-code 60396) in verband met de geplande nieuwbouw van een Integraal Kind Centrum (IKC) in Doetinchem Noord in de gemeente Doetinchem. Het archeologisch vooronderzoek is als bijlage 13 bijgevoegd.

Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het verkennend veldonderzoek was het aanvullen en evalueren van de gespecificeerde verwachting, zoals geformuleerd in het bureauonderzoek.

Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen in het plangebied is vervolgens een advies met betrekking tot archeologisch vervolgonderzoek geformuleerd. Op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart geldt voor de dekzandlaagte (volgens andere bronnen de zone met terrasafzettingen) een lage verwachting, terwijl voor een dekzandrug een hoge verwachting geldt (figuur 3 in het rapport). Hierbij dient te worden opgemerkt dat een deel van deze rug is afgedekt met een plaggendek en er derhalve sprake zal zijn van een goede conservering van het archeologisch relevante niveau. Op basis van verkregen gegevens is er geen reden om de verwachting aan te passen. Wel dient de vraag te worden beantwoord of de laagte een dekzandlaagte betreft of dat sprake is van een pleistoceen terras. Bovendien is de vraag of de begrenzing van de verschillende geomorfogenetische eenheden juist is.

Er worden zowel vindplaatsen met een strooiing van vuursteen als vindplaatsen met een strooiing van aardewerk verwacht op van nature hogere delen van het onderzoeksgebied, te weten de ruggen in het zuiden en oosten van het onderzoeksgebied. Overige resten (zoals bot en organisch materiaal) zullen vanwege de ligging boven de grondwaterspiegel, grotendeels zijn verdwenen. Het vondstmateriaal wordt in de bouwvoor (of basis van een eventueel aanwezig plaggendek) en daaronder liggende restanten van het natuurlijke bodemprofiel verwacht en grondsporen worden in de top van de C-horizont verwacht. Vuursteenvindplaatsen kenmerken zich in het merendeel van de gevallen door een lage vondstdichtheid en een kleine omvang. Indien vindplaatsen uit de periode vanaf het Neolithicum aanwezig zijn, kenmerken deze zich door een vondststrooiing van overwegend aardewerk, steen en vuursteen, met een matig hoge tot hoge vondstdichtheid. De aan te treffen vondsten kunnen onder meer bestaan uit vuursteen, keramiek, metaal en glas. Indien onverbrand, worden organische materialen niet verwacht. De sporen kunnen bestaan uit resten van huizen, bijgebouwen, (water)putten, kuilen, greppels.

Het verkennend booronderzoek is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de dikte van het humeuze dek, de gaafheid van het podzolprofiel en de verstoringsgraad. In het plangebied zijn scherpzandige fluviatiele afzettingen aangetroffen. Deze afzettingen kunnen worden gerekend tot de Formatie van Kreftenheye en betreft een rivierterras uit het Pleistoceen. In één boring is vermoedelijk dekzand aangetroffen. De natuurlijke ondergrond wordt afgedekt door een pakket opgebrachte grond waarvan de dikte varieert van 50 tot 140 cm. Dit grondpakket is vermoedelijk bij de aanleg van de woonwijk aangebracht om het reliëf te egaliseren. Het verwachte pleistocene rivierterras, en de met een plaggendek afgedekte dekzandrug zijn tijdens het veldwerk aangetroffen, hoewel de begrenzing tussen deze zones anders was dan op basis van het bureauonderzoek werd verwacht. De feitelijke dekzandrug bevindt zich nagenoeg geheel ten noorden van het plangebied, conform de begrenzing als weergegeven op de archeologische verwachtingskaart. De natuurlijke ondergrond bleek in het gehele plangebied afgedekt met een dik pakket opgebrachte grond.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.

Besluit selectieadvies

Het archeologisch vooronderzoek is beoordeeld door de regionaal archeoloog. De beoordeling van het concept rapport geeft geen aanleiding tot het maken van (inhoudelijke) opmerkingen, behoudens de verschrijving in par. 1.3 waar de Zelhorstweg wordt genoemd in plaats van de Bezelhorstweg. Het onderzoek is uitgevoerd conform het Normblad archeologisch vooronderzoek (versie 1.2) en de geldende normen en richtlijnen in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2, protocol IVO).

De regionaal archeoloog onderschrijft het selectieadvies dat op basis van de resultaten van het archeologisch vooronderzoek in het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd wordt.

De beoordeling van het vooronderzoek en selectieadvies door de regionaal archeoloog is als bijlage 14 bijgevoegd (kenmerk: Omgevingsdienst Achterhoek, dd. 19 maart 2014, zaaknummer: S2014-0170, CIS-code: 60396).

Het aspect Archeologisch Erfgoed vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen herinrichting en verplaatsing van de toegangsweg.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

4.10 Verkeer en parkeren

Met de keuze voor de 3a+ variant is besloten om een deel van de Bezelhorstweg (weggedeelte tussen Mariëndael en Rozengaarde) op te heffen en deze te verplaatsen naar de noordzijde van Rozengaarde. Daarbij is aangegeven dat deze variant de mogelijkheid heeft om verkeersstromen van en naar het IKC te scheiden. Om verkeersoverlast in de omliggende straten te beperken, wordt de ontsluitingsweg van en naar de parkeerplaats tegelijk een nieuwe verbindingsweg tussen de Bilderdijkstraat en de Bezelhorstweg. Voor fietsers en automobilisten komt er een gescheiden oversteek met Verkeers Regel Installatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R05H004A-0002_0005.png"

4.10.1 Verkeersafwikkeling

Autoverkeer

Door de bouw van het IKC op de Bezelhorstweg (tussen Mariëndael en Rozengaarde) wordt het autoverkeer omgeleid via een nieuwe route aan de noordzijde van Rozengaarde. Deze nieuwe weg worden een 30 km-weg en verbindt de Bilderdijkstraat en de Bezelhorstweg. De aansluiting en vormgeving van de nieuwe weg zal vormgegeven worden op basis van de CROW-normen.

De Bilderdijkstraat is in het wegcategoriseringsplan aangewezen als zijnde een gebiedsontsluitingsweg (min). Dit betekent dat er parkeervakken langs de weg kunnen liggen en dat de weg is voorzien van fietsstroken. In 2010 zijn er verkeerstellingen uitgevoerd ter hoogte van het zwembad. Destijds bleek dat er 10.000 voertuigen per etmaal op de Bilderdijkstraat rijden. Op basis van het verkeersmodel zal de hoeveelheid verkeer de komende jaren afnemen. Mede de komst van de Oostelijke Randweg zal er toe leiden dat het verkeer afneemt naar 7.000 - 8.000 voertuigen per etmaal. De Bilderdijkstraat blijft daardoor een drukke straat. Op de Oude Rozengaardseweg rijden ter hoogte van de aansluiting op de Bilderdijkstraat modelmatig 3.000 motorvoertuigen per etmaal.

Busroute

De servicebus (vervanger van de stadsbus) zal ook gebruik gaan maken van deze nieuwe route.

Fietsstructuur

De bestaande Bezelhorstweg (tussen Mariëndael en Rozengaarde) zal alleen nog maar gebruikt worden door fietsers. Deze fietsers moeten de Bilderdijkstraat oversteken. Op dit moment zijn er al veel klachten over de verkeersveiligheid van de kruising Bezelhorstweg- Bilderdijkstraat – Marsmanstraat. Zowel in het fietsplan als in het verkeersveiligheidsplan wordt deze kruising als knelpunt aangemerkt. In opdracht van de provincie en de regio is een onderzoek onder scholieren gehouden. Deze hebben ook verschillende knelpunten op fietsroutes aan kunnen geven. Deze kruising kwam ook uit dit onderzoek naar voren als knelpunt.

Door de samenvoeging van de scholen ontstaat een school van 300 leerlingen. 80 % van de leerlingen komt van de oostkant van Doetinchem. Dit betekent dat deze allemaal de genoemde kruising moet oversteken. Het beveiligen van deze oversteek kan op meerdere manieren vormgegeven worden. De exacte uitwerking van deze oversteek is onderwerp van gesprek met de klankbordgroep. Een aanpassing van de oversteek kan (wordt) binnen het geldende planologisch regime gerealiseerd worden.

4.10.2 Parkeren

Toekomstige parkeerbehoefte

Gekeken is wat het benodigde aantal parkeerplaatsen in de toekomstige situatie moet zijn in het gehele gebied rondom zwembad Rozengaarde en het IKC.

  NORM   NOODZAKELIJK  
IKC      
Personeel   1 pp per lokaal. Er wordt uitgegaan van 12 lokalen.   12 p-plaatsen  
Kiss & Ride
groep 1 - 3  
120 (aantal leerlingen) * 60 % (leerlingen met auto) * 0,5 (parkeerduur) * 0,75 (aantal leerlingen per auto)   27 p-plaatsen  
Kiss & Ride
groep 4 - 8  
180 (aantal leerlingen) * 40 % *(leerlingen met auto) * 0,25 (parkeerduur) * 0,85 (aantal leerlingen per auto)   15 p-plaatsen  
Gymzaal   1 pp per 100 m2 BVO. De gymzaal wordt 500 m2 groot.   5 p-plaatsen  
Wijkbedrijf     5 p-plaatsen  
Buurtcoach     5 p-plaatsen  
     
FEC   12 pp per 100m2 BVO. Er wordt uitgegaan van 1000 m2 BVO   120 p-plaatsen  
     
Zwembad   11 pp per 100 m2 zwembassin. Het zwembad heeft 800 m2 zwembassin.   88 p-plaatsen  
     
TOTAAL     277 p-plaatsen  

NB: Het FEC (Family Entertainment Center) heeft een oppervlakte van 1000 m2 (2/3e van de voormalige sporthal). Er wordt gewerkt met 'terrassen', waardoor de BVO 1500 m2 wordt. De ruimte op deze terrassen is bedoeld voor de horeca en zitplaatsen. In de berekening is daarom uitgegaan van een vloeroppervlakte van 1000 m2 BVO.

In totaal zijn er voor het IKC, het FEC en het Zwembad 277 parkeerplaatsen nodig. Deze hoeven niet allemaal gerealiseerd te worden, omdat voor een aantal bestemmingen de parkeerplaatsen uitwisselbaar zijn. Bijvoorbeeld op het moment dat het FEC en het zwembad hun piekmomenten hebben qua bezoekersaantal (middagen, weekenden en vakanties) is de school veelal gesloten.

Daadwerkelijk benodigde parkeerplaatsen

Het FEC en het zwembad zijn de twee grootste publiekstrekkers in het plangebied. Zij hebben tegelijkertijd parkeerplaatsen nodig ('s avonds en in het weekend) en zijn niet uitwisselbaar. In het totaal zijn er voor beide voorzieningen 208 parkeerplaatsen nodig. Op dit moment zijn er nabij het FEC en het zwembad 161 parkeerplaatsen aanwezig. Dit betekent dat er nog 47 parkeerplaatsen bij moeten komen.

De Kiss & Ride plaatsen van het IKC worden naar alle waarschijnlijkheid nabij de ingang van de school gerealiseerd. Ze zijn mede daarom niet uitwisselbaar met de parkeerplaatsen van het zwembad en het FEC. De 42 K&R-parkeerplaatsen moeten dus los van de hoeveelheid parkeerplaatsen bij het zwembad/het FEC gerealiseerd worden.

Het personeel van het IKC en de gebruikers van de gymzaal kunnen wel gebruik maken van de parkeerplaatsen van het zwembad/het FEC. De benodigde parkeerplaatsen voor deze bestemmingen hoeven daarom niet apart gerealiseerd te worden in het plangebied.

Bij de herinrichting van de buitenruimte geldt daarom als uitgangspunt dat er minimaal 208 parkeerplaatsen aangelegd moeten worden.

Uit een voorlopige studie blijkt dat een uitbreiding van het bestaande parkeerterrein met minimaal 47 parkeerplaatsen (tot minimaal 208) mogelijk is. Uit die studie blijkt ook dat er dan nog voldoende ruimte is voor de aansluiting van de nieuwe weg aan de noordzijde van Rozengaarde, dat er circa 42 Kiss & Ride plaatsen aangelegd kunnen worden én dat er voldoende ruimte overblijft voor het eventueel realiseren van een knip.

Het aanleggen van voldoende parkeerplaatsen conform het gemeentelijk beleid is in de regels (specifieke regels mbt parkeren) van het bestemmingsplan als voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Mogelijke toekomstige uitbreiding

Het bestemmingsplan biedt planologische ruimte om het IKC in de toekomst uit te breiden van 300 leerlingen naar 450 leerlingen. Op dat moment is de extra parkeervraag nog altijd op te vangen.

De school wordt dan anderhalf keer zo groot.

De aanvullende parkeerbehoefte als gevolg van een uitbreiding met een school met 150 leerlingen ziet er als volgt uitneemt dan als volt toe:

  NORM   NOODZAKELIJK  
Uitbreiding met 150 leerlingen      
Personeel   1 pp per lokaal. Er wordt uitgegaan van 8 lokalen.   8 p-plaatsen  
Kiss & Ride
groep 1 - 3  
56 (aantal leerlingen) * 60 % (leerlingen met auto) * 0,5 (parkeerduur) * 0,75 (aantal leerlingen per auto)   13 p-plaatsen  
Kiss & Ride
groep 4 - 8  
94 (aantal leerlingen) * 40 % *(leerlingen met auto) * 0,25 (parkeerduur) * 0,85 (aantal leerlingen per auto)   8 p-plaatsen  
TOTAAL     29 p-plaatsen  

De totale parkeerbehoefte die ontstaat voor het IKC met de toevoeging met een derde school: 69 (IKC met 300 leerlingen) + 29 = 98 p-plaatsen.

Zoals eerder aangegeven zijn er in het totaal minimaal 208 parkeerplaatsen nodig en ook beschikbaar. De huidige parkeercapaciteit rond het IKC is gebaseerd op het piekmoment van de aanwezige voorzieningen Dat is het weeknd en de woensdagmiddag wanneer zowel het FEC en het zwembad hun piekbezetting hebben. Dat zijn moment dat de school gesloten is. Gedurende de schooltijden is het FEC niet geopend en is er zeker geen piekbezetting van het parkeerterrein. Er is daarmee voldoende parkeercapaciteit beschikbaar voor de mogelijk toekomstige uitbreiding van het IKC tot 450 leerlingen.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is een ontwikkelingsplan, waarbij flexibiliteit wenselijk is. Voor een deel is dat mogelijk met de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kunnen reeds voorziene maar ook onvoorziene ontwikkelingen planologisch worden geregeld. Het plan is opgezet als een globaal bestemmingsplan. Op hoofdlijnen is duidelijk waarvoor gronden en gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt voldoende rechtszekerheid voor de burger.

5.2 Toelichting op de regels

De regels bestaan uit de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk I: Inleidende regels;
  • hoofdstuk II: Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk III: Algemene regels;
  • hoofdstuk IV: Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).

5.2.2 Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, overeenkomstig de RO-Standaarden 2008 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2008), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
  • de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.
5.2.2.1 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' is toegekend aan de gronden waar het IKC en de bijbehorende buitenruimte gerealiseerd worden.

Binnen deze bestemming zijn meerdere functies mogelijk. De belangrijkste functies zijn maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van 24 uurs voorzieningen voor dak en thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden), sportvoorzieningen, inritten / toegangswegen, (fiets)parkeervoorzieningen en doorgaande (fietsverbindingen). Daarnaast zijn diverse (ondergeschikte, bij de bestemming horende) voorzieningen mogelijk.

Wonen is binnen de bestemming niet toegestaan.

Het bouwvlak is gelijk aan het bestemmingsvlak. Bebouwing moet binnen het bouwvlak gerealiseerd worden. Onder voorwaarden is daar voor bepaalde ondergeschikte bouwwerken een afwijking mogelijk.

Verder is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen met betrekking tot het parkeren. In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat in geval van bouw voldaan moet worden aan de parkeernorm zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen en Parkeercompensatiefonds. Deze nota is als bijlage bij de regels opgenomen.

5.2.2.2 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de gronden met een ontsluitende en verkeersdoorstromende functie. Tevens is de bestemming toegekend aan bermen, geluidwerende voorzieningen, parkeerplaatsen en niet structurele groenvoorzieningen. In de regels van deze bestemming is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen ten behoeve van de bestemming zoals bushokjes en nutsvoorzieningen. Tevens is ten behoeve van deze bestemming een bebouwingsregeling opgenomen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, straatverlichting, e.d. Binnen de regels zijn afwijkingsregelingen opgenomen om onder voorwaarden van de maximale bouwhoogte te mogen afwijken.

5.2.3 Referentiekader nadere eisen- en ontheffingsbevoegdheid

Een aantal planregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, respectievelijk onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.

De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing.

In de planregels wordt een aantal criteria voor de uitoefening van de nadere eisen-bevoegdheid gesteld, te weten:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Binnenplanse afwijking is mogelijk van een aantal specifieke bouwregels en regels, die het gebruik in enge zin regelen. Voor zover aangegeven zijn ook hierbij bovengenoemde criteria van toepassing.

In het onderstaande wordt nader uiteengezet hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.

De woonsituatie

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

Het straat- en bebouwingsbeeld

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

De verkeersveiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

De sociale veiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

De milieusituatie 

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

5.2.4 Algemene regels

De algemene of aanvullende regels tenslotte vormen een set algemene regels die op alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. De algemene regels bestaan onder meer uit afwijking- en wijzigingsbepalingen.

De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.

De algemene ontheffingsregels voorzien in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.

5.2.5 Overgangs- en slotregels

In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen positief bestemd worden. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum.

De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voor de bouw van het IKC noord is een investeringsplan opgesteld. Deze financiële vertaling daarvan is vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juni 2011 bij de Voorjaarsnota 2011. Voor het opstellen van dat investeringsplan onderwijs is gebruik gemaakt van de normvergoeding van de VNG. Echter de huidige normvergoeding waarmee rekening is gehouden bij de investeringsraming van de Voorjaarsnota 2011 is onvoldoende om een gebouw te realiseren dat voldoet aan de wettelijke eisen. De gemeenteraad heeft daarom op 28 mei 2015 een aanvullend realisatiebudget beschikbaar gesteld zodat dekking is gevonden voor de werkelijke bouwkosten van het IKC. De jaarlijks lasten van rente en aflossing worden gedekt uit de reserve huisvesting onderwijs.

In diezelfde vergadering heeft de gemeenteraad het benodigde investeringsbedrag beschikbaar gesteld voor de realisatie van het onderdeel kinderopvang in het IKC. De structurele lasten hiervan worden gedekt uit de huurinkomsten. Er is inmiddels een partij gevonden waarmee een huurcontract wordt aangegaan.

De kosten voor aanpassing van de wegenstructuur zijn begroot op € 950.000,-. De jaarlijkse lasten van afschrijving en de rente kunnen worden gedekt uit de investeringsagenda onderwijs.

Daarnaast wordt een BDU-subsidie ontvangen van de provincie voor het verbeteren van de verkeersveiligheid.

Er is geen planschade te verwachten. Mocht er desondanks toch eventuele planschade toegekend worden, dan kan dat worden opgevangen binnen de post 'onvoorzien'.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook moet een bestemmingsplan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd worden met vooroverlegpartners. In dit hoofdstuk worden de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Deze maken onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.

7.2 Inspraak

Om te komen tot een locatiekeuze voor de nieuwbouw van het IKC, zijn diverse bijeenkomsten met klankbordgroepen bestaande uit belanghebbenden gehouden. Bij de definitieve variant keuze zijn de tijdens de informatieavonden en klankbord bijeenkomsten ingebrachte punten meegewogen.

7.3 Overleg

Het bestemmingsplan is het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd met het bestuur van het Waterschap. Zij hebben aangegeven geen opmerkingen op het plan te hebben.

Overleg met provincie en Rijk is in voorliggend geval niet nodig omdat er geen provincale- of rijksbelangen in het geding zijn. Wel is het plan informeel besproken met de provincie. In dat overleg is ook aangegeven dat formeel vooroverleg niet nodig is.