direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ziekenhuis - 2017
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07H303A-0001

Toelichting

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het Slingeland Ziekenhuis is een streekziekenhuis voor de regio West-Achterhoek. Momenteel is het ziekenhuis gevestigd aan de Kruisbergseweg 25 in Doetinchem. Omdat het ziekenhuis verouderd is en huidige locatie niet toekomstbestendig is (onder meer door beperkte ruimte), heeft het Slingeland Ziekenhuis ervoor gekozen om een nieuw ziekenhuis te bouwen op een andere locatie in Doetinchem.

Tijdens het afwegingsproces zijn verschillende locaties in en rondom Doetinchem beschouwd. Ook is de optie van renovatie van het ziekenhuis op de huidige locatie meegenomen in dit proces. Dit alternatief is goed overwogen, maar gebleken is dat renovatie te ingewikkeld en te duur zou worden. Daarin weegt mee dat een gerenoveerd ziekenhuis tot 2040 mee kan en een geheel nieuw ziekenhuis tot na 2060. Bovendien zou een langdurige renovatie veel overlast veroorzaken voor patiënten, zorgverleners en buurtbewoners. Daarbij is de huidige locatie moeilijk bereikbaar per auto en openbaar vervoer. Resultaat van het afwegingsproces is een locatie aan de snelweg A18 bij afrit Doetinchem-Oost.

Intentieovereenkomst
Om tot de ontwikkeling van een nieuw ziekenhuis te komen is april 2015 een intentieovereenkomst gesloten tussen het Slingeland Ziekenhuis, Waterschap Rijn en IJssel en gemeente Doetinchem. Hierin is ondermeer vastgelegd dat de partijen proactief zullen samenwerken om de ambitie om een innovatief en duurzaam ziekenhuis te realiseren, zo mogelijk energieneutraal en klimaatneutraal, om te zetten in concrete plannen.  

Het doel van het bestemmingsplan is het wijzigen van de planologische situatie om zodoende de realisatie van een nieuw ziekenhuis ter plaatse mogelijk te maken.

1.2 Plangebied

De planlocatie ligt aan de zuidzijde van de A18 bij afslag Doetinchem-oost (afrit 4) en ten westen van de Ettenseweg (zie figuur 1.1). Deze locatie is nu in gebruik als agrarisch gebied (grotendeels akkerbouw). Middenin ligt een monumentale woonboerderij. In de directe omgeving liggen enkele woningen en een sloopbedrijf. De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door open agrarisch landschap tussen de Ettenseweg (N317), de A18 en de rivier de Oude IJssel. Het plangebied wordt omsloten door de Kemnaderallee (noord- en oostzijde) en de Oudesluisweg (zuidzijde). In het westen ligt de grens van het plangebied ter hoogte van de Harrreveldse Tochtsloot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

De locatie ligt in het bestemmingsplan "Buitengebied-2012". Dit bestemmingsplan is op 29 oktober 2015 vastgesteld door de gemeenteraad van Doetinchem. Binnen het plangebied zijn de volgende functies met bestemmingen aanwezig:

  • Agrarische percelen - Agrarisch met Waarden
  • Aanwezige woning - Wonen

Daarnaast kent het gebied dubbelbestemmingen voor archeologie, te weten: "Waarde - Archeologische verwachting 2", "Waarde - Archeologische verwachting 3"en "Waarde - Archeologische verwachting 4". Naast de bestemmingen is een aantal gebiedsaanduidingen opgenomen in het huidig bestemmingsplan, namelijk voor waardevol landschap, openheid, groene ontwikkelzone en reconstructiezone verwevingsgebied. De nieuwe functie ziekenhuis past niet in het huidige bestemmingsplan. Wijziging hiervan is zodoende noodzakelijk. Met voorliggend bestemmingsplan wijzigen de huidige functies.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Het Slingeland Ziekenhuis voorziet primair in de behoefte aan ziekenhuiszorg in de regio West-Achterhoek. Een goede bereikbaarheid van het ziekenhuis voor de regio is daarmee voorwaarde voor het uitoefenen van de ziekenhuisfunctie. Het Slingeland Ziekenhuis wil zich bovengemiddeld en bovenregionaal onderscheiden op medisch-inhoudelijk gebied en op de manier waarop de zorg wordt geleverd. Als onderdeel van de regionale acute keten biedt het Slingeland Ziekenhuis de acute medisch-specialistische zorg voor zijn verzorgingsgebied aan en beschikt over een spoedeisende hulp (SEH). Deze SEH is 24 uur per dag en zeven dagen per week toegankelijk voor spoedeisende gevallen.

2.2 Ontwikkelingen

Het Slingeland Ziekenhuis is een belangrijke en onmisbare voorziening voor Doetinchem en omliggende gemeenten. Om adequate zorg te kunnen blijven bieden, is verbetering van de huisvesting noodzakelijk. Het ziekenhuis wil daarom nieuwbouw realiseren. De belangrijkste aanleidingen waarom nieuwbouw van het ziekenhuis noodzakelijk is, zijn:

  • De huidige functionele en bouwtechnische staat van het ziekenhuisgebouw (functioneel gedateerd en niet aanpasbaar / renoveerbaar);
  • Beperkte technische restlevensduur van 5-8 jaar;
  • De omvang van het huidige terrein (5,7 hectare), en de positionering van de gebouwen op het terrein (ziekenhuis, psychiatrie, huisvesting eerstelijns voorzieningen, parkeren) laten geen vervangende nieuwbouw toe;
  • De locatie is slecht bereikbaar (ter indicatie; tenminste 15 minuten van de snelweg);
  • Slingeland Ziekenhuis heeft een positieve business case voor vervangende nieuwbouw (met adhesiebetuigingen van banken, verzekeraar (Menzis), interne stakeholders, externe stakeholders).

In het nieuwe ziekenhuis kunnen mensen terecht voor een breed palet aan medisch-specialistische zorg, waaronder spoedeisende zorg en geboortezorg. Met de bouw van een nieuw ziekenhuis wil het Slingeland Ziekenhuis de zorg aan laten sluiten bij de toekomstige ontwikkelingen op dit vlak. Een nieuw ziekenhuis biedt daarbij mogelijkheden om een toekomstbestendige zorginfrastructuur voor de regio te realiseren, en draagt daardoor bij aan een vitale leefomgeving in de West-Achterhoek.

Fusie Streekziekenhuis Koningen Beatrix

Slingeland Ziekenhuis gaat daarnaast fuseren met het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB). Deze fusie leidt vooralsnog niet tot concentratie van ziekenhuiszorg in de regio. Uitgangspunt voor de fusie is een ziekenhuis op twee locaties. Wel dient op termijn rekening te worden gehouden met lateralisatie en hiermee samenhangende concentratie van bijzondere specialistische functies. Mogelijkheden voor aanpassing en uitbreiding op de nieuwbouw locatie zijn daarmee essentieel. Dit vereist een nieuwe locatie met voldoende oppervlakte;

Het fusie ziekenhuis profileert zich als een regionaal ziekenhuis voor de Achterhoek en deels daarbuiten. De nieuwe locatie zal primair de West-Achterhoek bedienen, deels de gehele Achterhoek en deels ook daarbuiten.

Zorggerelateerde functies/derden

Het Slingeland Ziekenhuis is een privaatrechtelijke organisatie met een maatschappelijke doelstelling. De bekostiging van het ziekenhuis en de daarmee samenhangende financiering van de beoogde nieuwbouwlocatie moeten in deze context worden beoordeeld. Bovendien zal het ziekenhuis niet alleen moeten investeren in nieuwbouw maar ook in medische en informatietechnologie en in overige nieuwe inrichting. De investeringsmiddelen moeten door het Slingeland Ziekenhuis effectief worden ingezet. De beschikbare middelen voor verwerving van een nieuwe locatie zijn vanuit deze optiek gelimiteerd.

Samenwerking met andere zorgorganisaties en ziekenhuizen wordt in de visie van het Slingeland Ziekenhuis nog belangrijker. Deze samenwerking is nodig om de toenemende vraag naar zorg te kunnen opvangen, de zorg goed te organiseren en zorgvernieuwing mogelijk te maken. Om deze samenwerkingen optimaal te kunnen faciliteren, beoogt het Slingeland Ziekenhuis bij de nieuwbouw van het ziekenhuis ook zorggerelateerde functies/derden te huisvesten op het terrein.  

Binnen het plangebied worden de volgende functies ontwikkeld:

  • Het ziekenhuis
  • Parkeren (parkeergarage)
  • (Ontsluitings)wegen, ook voor omliggende functies
  • Gebouwen voor zorg en aan zorg gerelateerde functies als ook voor aan het ziekenhuis gerelateerde retailfuncties
  • Gebouwen voor nutsvoorzieningen (bij voorkeur inpandig op te lossen)
  • Groenvoorzieningen
  • Waterhuishoudkundige doeleinden, watergangen en –partijen
  • Natuur

2.3 Locatie A18

Het Slingeland Ziekenhuis heeft in 2012 strategische scenario's voor zijn toekomstige huisvesting uitgewerkt. Twee scenario's zijn aangemerkt om verder te onderzoeken:

  • 1. Instandhouding van de huidige gebouwen voor 20 jaar
  • 2. Nieuwbouw op een nieuwe locatie

Het Slingeland Ziekenhuis heeft beide scenario's uitgebreid verkend. Hierbij zijn de voor- en nadelen van renovatie en nieuwbouw afgewogen en zijn de financiële consequenties nader bezien. Ook de visies van zorgverzekeraars, banken, de gemeente Doetinchem en interne stakeholders zijn hierbij nadrukkelijk betrokken. De conclusie van deze verkenning is dat er ingezet wordt op nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis op een nieuwe locatie.

Om vast te stellen wat een geschikte nieuwe locatie is voor het Slingeland Ziekenhuis is een drietal kwalitatieve criteria gehanteerd, te weten:

  • Goede bereikbaarheid
  • Toekomstbestendigheid (en daaraan gerelateerd de kaveloppervlakte)
  • Belevingswaarde van gebouw en terrein en omgeving

Op basis van deze criteria is een aantal binnenstedelijke locaties afgewogen. Daarbij is vastgesteld dat geen van de binnenstedelijke locaties voldoet aan alle criteria. Om die reden is gekozen om het ziekenhuis te realiseren op een buitenstedelijke locatie (zie ook paragraaf 3.2 onder kopje Ladder voor duurzame verstedelijking).

Het Slingeland heeft gekozen voor de A18 locatie. Deze locatie voldoet nagenoeg aan alle criteria die voor het Slingeland Ziekenhuis van belang zijn.

2.4 Beeldkwaliteit

Inleiding

Deze beeldkwaliteitsparagaaf geeft de randvoorwaarden aan voor de stedenbouwkundige opzet en het architectonisch ontwerp van het nieuwe ziekenhuis op de A18 locatie. Het is een op de locatie en situatie afgestemd kader voor de stedenbouwkundige en architectonische vormgeving. Het kader dient als uitgangspunt om tot een passende verschijningsvorm van het ziekenhuis en inrichting van het aansluitende terrein te komen. Het zal tevens dienen als toetsingskader voor de welstandscommissie bij de beoordeling van het plan.

Algemeen

Met de ligging aan de N316, nabij de afrit van de A18 krijgt het ziekenhuis een prominente plek aan een voor Doetinchem belangrijke regionale entree. Overeenkomstig hetgeen de welstandsnota daarover aangeeft dienen locaties aan een dergelijk eigentijds lint een grote bijdrage te leveren aan de uitstraling van de stad. Een hoge beeldkwaliteit is daarom gewenst.

Gebouw

Het uitgangspunt voor de invulling van het plangebied is een maximaal gebouw van 45.000 m2 bvo (bruto vloeroppervlakte). Hiervan is maximaal 40.000 m² bvo beschikbaar ten behoeve van de ziekenhuisfunctie en maximaal 5.000 m² bvo ten behoeve van de huisvesting van zorggerelateerde functies/derden en direct aan het ziekenhuis gerelateerde retailfuncties. Daarnaast worden parkeervoorzieningen (gebouwde parkeervoorziening en zo nodig ook maaiveld parkeren) opgenomen. In relatie tot de bouwhoogte en de functieverdeling over de verschillende bouwlagen zal de footprint van het gebouw maximaal 20.000 m² bvo beslaan. De footprint van de gebouwde parkeervoorziening zal maximaal 20.000 m² bvo zijn.

Vormgeving bebouwing

Om een rommelig beeld van het ziekenhuisterrein te voorkomen heeft het bouwprogramma van het ziekenhuis zo min mogelijk gebouwen. Ook een mogelijke parkeergarage, fietsenstallingen, opslag, nutsvoorzieningen, trafo's en containers maken deel uit van dat programma. Wanneer er meerdere gebouwen op het ziekenhuisterrein aanwezig zijn, dan vormen die in vormgeving en uitstraling een aan elkaar gerelateerd ensemble waarbij het hoofdgebouw dominant is in vorm, massa en situering. De vormgeving van het ziekenhuis is eenduidig en bestaat niet uit een samenstel van vormen. Het ziekenhuis heeft een levendige gevelopbouw: geen regelmaat en repetitie, maar een geleding met een korrelgrootte die aansluit bij de maat en de schaal van het landschap.

Om een rustig gevelbeeld te creëren bestaat de gevel voor een groot deel uit één basismateriaal, dat bij voorkeur over de gehele daklijn wordt doorgezet. De gevel past in haar omgeving en heeft bij voorkeur een kleurenpalet van het landschap waarbij één basiskleur de hoofdtoon vormt. Daarbij is aandacht voor een zorgvuldige detaillering, passend bij het kleinschalige karakter en uitstraling van het gebouw. Vanwege de gebruiksmogelijkheden van het ziekenhuis is een sterke mate van flexibiliteit belangrijk. Daarbij is wel van belang dat het vergroten of verkleinen van het gebouw door het toevoegen of afstoten van modules de vormgeving van het gebouw in essentie niet mag aantasten.

De naam van het ziekenhuis en eventuele overige naamborden zijn integraal onderdeel van de architectuur van het gebouw. Vlaggenmasten en eventuele reclameobjecten zijn in overleg met de gemeente mogelijk, waarbij het belangrijkste uitgangspunt is dat de uitingen passen in het totaalbeeld.

Positionering bebouwing

Om een natuurlijke omzoming van de bebouwing te bereiken, worden het bouwvlak en daarmee de bebouwing uit de erfgrens gesitueerd. Het programma en bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak opgericht. Mede bepalend in de ligging van de bebouwing (het ziekenhuis met zorggerelateerde functies/derden) zijn de geluidscontour van de snelweg A18 en de benodigde ruimte aan de voorzijde van het terrein voor de verkeersafwikkeling in relatie tot de ontsluiting op de N317. Daarnaast is het gewenst het ziekenhuis zodanig te positioneren dat het ziekenhuis zowel vanaf de snelweg als de N317 zichtbaar is.

Vanwege deze ligging op een strategische zichtlocatie op een markant punt bij de entree van Doetinchem heeft het gebouw een hoogwaardige, representatieve uitstraling langs de wegen, aan de andere zijden gaat het gebouw een relatie aan met het landschap: het versterkt de kenmerken van het omliggende rivierenlandschap. Om het ziekenhuis goed in het landschap in te passen heeft het gebouw door de vormgeving, het materiaalgebruik en het kleurgebruik geen massieve uitstraling.

Inrichting buitenruimte

Een hoogwaardige inrichting van de buitenruimte op het ziekenhuisterrein draagt bij aan het groene karakter van de omgeving, onder meer door het behouden of inpassen van bestaand groen, het inpassen van groene erfscheidingen van bij het rivierenlandschap behorende beplanting en een functionele en doelmatige verharding van het oppervlak. Door een aantrekkelijk verlichtingsplan voor het eigen terrein en de gevel van het ziekenhuis is het ziekenhuis ook in het donker goed herkenbaar en uitnodigend met een levendige uitstraling. De verlichting zorgt voor sociale veiligheid en is aangenaam om te zien.

Bouwhoogte

Uitgangspunt is een bouwhoogte van 20 meter. Als het voor de logistiek binnen het ziekenhuis gewenst is, kunnen burgemeester en wethouders met een afwijkingsbevoegdheid voor maximaal 15% van het brutovloeroppervlak van de gebouwen een bouwhoogte van 26 meter mogelijk maken. Het ziekenhuis is een liggend gebouw, het is breder dan het hoog is.

De bebouwing beslaat maximaal vijf bouwlagen. Wanneer burgemeester en wethouders de hiervoor genoemde afwijkingsbevoegdheid mogelijk maken dan is een zesde bouwlaag toegestaan, welke in een terugliggende vorm moet worden uitgevoerd. Voor de technische installaties (ook zonnecollectoren) op of aan het gebouw geldt verder dat deze geen afbreuk doen aan de vormgeving van het gebouw. Waar ze in het zicht komen, zijn ze integraal onderdeel van de vormgeving van het gebouw. De exacte variaties in bouwhoogten komen onder meer voort uit het logistieke model van het ziekenhuis, waaruit de gewenste functiestapeling is op te maken.

Binnen het bouwvlak mag een gebouwde parkeervoorziening van maximaal 4 bouwlagen worden opgericht.

Toegangen

De hoofdentree van het ziekenhuis ligt aan de zijde van de Ettenseweg en zal zo gerealiseerd worden dat deze zichtbaar is vanaf de N317. De hoofdentree is tevens een bijzonder element van het gebouw en wordt herkenbaar vormgegeven ten opzichte van de overige entrees. De hoofdentree is een integraal onderdeel van de vormgeving van het gebouw en heeft een uitnodigend karakter.

Verder worden binnen het perceel ook aan andere zijden van het ziekenhuis de nodige entrees gerealiseerd, respectievelijk voor:

  • toegang tot SEH voor patiënten met eigen vervoer;
  • toegang tot SEH/ambulancehal voor ambulances;
  • toegang voor lijkwagen;
  • toegang voor personeel;
  • toegang voor aan- en afvoer van goederen;
  • toegang voor afvoer van afval.

Deze overige entrees zijn in maat en schaal duidelijk ondergeschikt aan de hoofdentree. De hoofdentree ligt op de voor het ziekenhuis – wat betreft de interne en de externe organisatie – meest functionele plek van het gebouw.

Conclusie

Met inachtneming van voorgaande punten is de situering van het ziekenhuis en bijbehorende bebouwing vrij te bepalen. Het functioneren van het ziekenhuis en van de benodigde optimale verkeerscirculatie op het ziekenhuisterrein staan voorop. De hoge geluidbelasting als gevolg van de A18 en van de Ettenseweg (N317) is met maatregelen aan het gebouw op te lossen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen en indien noodzakelijk op de kaart en in de regels vertaald.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in maart 2012 een nieuwe structuurvisie opgesteld: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn

Om zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen wordt ingezet op bundeling van verstedelijking. Nieuwe ontwikkelingen dienen bij voorkeur zo veel mogelijk plaats te vinden binnen bestaand stedelijk gebied. Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt de noodzaak om de open ruimte te bebouwen waardoor de variatie tussen stad en land behouden blijft. Om duurzaam ruimtegebruik te stimuleren is in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Door de introductie van deze ladder heeft de SVIR direct betrekking op onderhavige ontwikkeling. Verderop in dit hoofdstuk wordt de voorgenomen ontwikkeling uitgebreid beschouwd in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Buiten de ladder voor duurzame verstedelijking voorziet de SVIR niet in bepalingen die op het plangebied van toepassing zijn.

3.2.2 Barro / AMvB Ruimte (2012)

In samenhang met de SVIR is het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro / AMvB Ruimte) opgesteld, waarin de nationale belangen uit de SVIR zijn opgenomen die juridische borging vragen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten gemeenten zich houden aan in de AMvB Ruimte of verordening gestelde regels. De regels uit de AMvB Ruimte hebben onder meer betrekking op hoofdwegen en hoofdspoorwegen, defensie, Rijksvaarwegen, kustverdediging, de elektriciteitsvoorziening en de Ecologische Hoofdstructuur. De AMvB Ruimte voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. De bepalingen in de AMvB Ruimte hebben daarom geen directe consequenties voor onderhavige ontwikkeling.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd dat bij plannen die een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maken, de toelichting moet aantonen dat voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd om de ruimte in stedelijke gebieden optimaal te benutten. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. In een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren.


In de eerste stap moet aangetoond worden dat er een regionale behoefte bestaat voor de voorgenomen ontwikkeling. In de tweede stap wordt geïnventariseerd of de stedelijk gebied plaats kan vinden. Pas als dit niet mogelijk is, omdat er geen financieel haalbare locaties in bestaand stedelijk gebied zijn met voldoende ruimte, kan in de derde trap de ruimtevraag buiten bestaand stedelijk gebied opgevangen worden, mits de locatie multimodaal ontsloten wordt.


Een 'stedelijke ontwikkeling' omvat volgens het artikel een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Omdat het voorliggende plan de ontwikkeling van stedelijke voorzieningen mogelijk maakt, is de ladder voor duurzame verstedelijking voor dit bestemmingsplan doorlopen (zie Bijlage 1). In het document is de locatiekeuze voor de beoogde nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis buiten het stedelijk gebied op de planlocatie onderbouwd.


Stap 1 – Regionale behoefte

De regionale behoefte bestaat uit de rol van het Slingeland Ziekenhuis als onmisbare speler voor de gezondheidszorg in de Achterhoek. Ziekenhuis kan gezien zijn omvang en ligging niet worden bediend door de bestaande, omringende gezondheidszorginfrastructuur. Vanuit een goede spreiding van (basis)zorg is vestiging van een algemeen ziekenhuis in of nabij Doetinchem logisch en noodzakelijk. Met het oog op de fusie met het Streekziekenhuis Koningin Beatrix te Winterswijk, is in relatie tot de structuur van de Achterhoek gesteld dat behoud van beide ziekenhuislocaties benodigd is om voor de gehele regio goede zorg te kunnen waarborgen. Er is daarmee sprake van een actuele behoefte aan het Slingeland Ziekenhuis. Om in te kunnen spelen op de veranderingen in de zorg is verandering van huisvesting en een geringe toename van het totale oppervlakte m² bvo van het ziekenhuis nodig. Ook mede gezien de fusie met het SKB is een gebouw wenselijk dat kan inspelen op veranderingen in de zorg. Dit biedt onder meer de mogelijkheid om aan zorg gerelateerde voorzieningen op het ziekenhuisterrein te vestigen.


Vanuit de ontwikkelingen in de zorg, de regionale functie van het ziekenhuis en een goede bereikbaarheid van het ziekenhuis voor (spoed)zorg, is de huidige locatie van het Slingeland Ziekenhuis inadequaat voor een dergelijk ziekenhuis. De bereikbaarheid voor de medische en specifieke zorg voor de inwoners van de hele regio is van doorslaggevend belang. Voor de spoedeisende acute zorg, is het zelfs van levensbelang voor de betreffende patiënten. In delen van het verzorgingsgebied van het ziekenhuis is nu de 45-minutennorm (bereikbaarheidsnorm met ambulance) niet haalbaar. Op een beter bereikbare nieuwe locatie kan de bereikbaarheid voor deze gebieden sterk verbeteren.


Stap 2 – Oplossing in bestaand stedelijk gebied

Om na te gaan of binnen bestaand stedelijk gebied in deze behoefte kan worden voorzien zijn 5 binnenstedelijke locaties verkend. Deze locaties zijn vervolgens getoetst aan onderstaande uitgangspunten die voor het ziekenhuis van belang zijn:

  • Goede bereikbaarheid
  • Toekomstbestendigheid (en daaraan gerelateerd de kaveloppervlakte)
  • Belevingswaarde van terrein en omgeving

Uit de verkenning blijkt dat geen van de binnenstedelijke locaties deels of in zijn geheel voldoet aan de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die voor het Slingeland Ziekenhuis van belang zijn. Daarom is gezocht naar een buitenstedelijke locatie. Op basis van de argumenten bereikbaarheid, toekomstbestendigheid en beleving heeft Slingeland Ziekenhuis gekozen voor de locatie A18 afrit 4. Uit de toetsing van deze locatie blijkt dat deze voldoet aan de uitgangspunten van het Slingeland Ziekenhuis.

  • De bereikbaarheid van het ziekenhuis voor de gehele regio en in het bijzonder voor acute/intensieve zorg.
  • Toekomstbestendigheid van de locatie door de ruimte die het biedt om mee te groeien met (technologische en organisatorische) ontwikkelingen in de zorg en benodigde aanpassingen in de huisvesting die dit vraagt.
  • Een omgeving met een belevingswaarde die bijdraagt aan het welzijn en het genezingsproces van de mensen in het ziekenhuis. Daarbij zijn zaken als rust, ruimte en groen belangrijk.

Stap 3 – Multimodale ontsluiting mogelijk

In de derde en laatste trap wordt de multimodale bereikbaarheid van de locatie buiten bestaand stedelijk gebied beschouwd. Locatie A18 afrit 4 kent als snelweglocatie een zeer goede bereikbaarheid per auto. Ook is het plangebied per fiets goed bereikbaar. Langs alle omliggende wegen zijn ruime fietspaden aanwezig. Gezien de ligging buiten het stedelijk gebied aan de zuidkant van de A18 kan de route naar het plangebied wel als minder sociaal veilig ervaren worden. De sociale veiligheid is door het aanbrengen van verlichting te verbeteren. Per openbaar vervoer is de bereikbaarheid van de snelweglocatie op dit moment goed. Op dit moment zijn er twee regionale busverbindingen die de locatie aandoen. De locatie is eenvoudig nog beter bereikbaar te maken door een lijnbus te laten stoppen op de locatie vlakbij het nieuwe ziekenhuis. Hiervoor moeten afspraken worden gemaakt met vervoerders.

De locatie A18 afrit 4 is daarmee een goed multimodaal te ontsluiten locatie buiten bestaand stedelijk gebied, die past bij de gewenste schaal van ontwikkeling van het ziekenhuis en zijn adherentiegebied. Dicht bij de grootste concentratie van inwoners van de West-Achterhoek die gebruikmaken van het ziekenhuis. Tevens vormt het een goede locatie in het kader van het beoogde samenwerking met SKB Winterswijk, waarbij de A18 de twee ziekenhuizen efficiënt met elkaar kan verbinden. Tenslotte zorgt de locatie A18 afrit 4 voor een verbetering als het gaat om bereikbaarheid vanuit de gehele Achterhoek. De bereikbaarheid voor spoed- en hulpdiensten wordt verbeterd ten opzichte van de huidige en de verkende binnenstedelijke locaties.

Conclusie

De eindconclusie van de doorlopen ladder voor duurzame verstedelijking is dat de locatie A18 afrit 4 als enige locatie geschikt is voor de nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis. Wel verplicht een dergelijke ontwikkeling binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) om realisatie van natuurontwikkeling (zie paragrafen 3.3.1 en 3.3.2)

3.2.3 Nationaal Waterplan 2016 - 2020

Het nieuwe Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan heeft tot doel om het belang van water en ruimte beter te verbinden. Ten aanzien van het plangebied gelden er geen concrete beperkingen.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie (laatst gewijzigd op 1 maart 2017) beschrijft de provincie Gelderland hoe zij de komende jaren willen omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. De hoofddoelen van de provincie in de visie zijn een duurzame economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.

In de omgevingsvisie is het plangebied aangewezen als Groene Ontwikkelingszone (GO). Deze Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en voor een uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies. De provincie nodigt de Gelderse samenleving uit om in de Groene Ontwikkelingszone (GO) initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van deze dubbele doelstelling. Aan een ontwikkeling in de Groene Ontwikkelingszone (GO) moet wel een integrale afweging vooraf gaan. Hiermee wordt richting gegeven aan de Gelderse ladder voor duurzame ontwikkeling. Dit kan betekenen dat andere belangen ertoe leiden dat plaatsing buiten stedelijk gebied van de voorgenomen ontwikkeling een betere optie is. Dat betekent dat er ook in de GO ruimte is voor andere functies mits dit gebeurt in combinatie met een substantiële versterking van de kernkwaliteiten van de GO in de vorm van vergroting van de oppervlakte natuur en versterking van de ecologische samenhang.

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de omgevingsverordening van de provincie Gelderland (laatst gewijzigd op 1 maart 2017) is het plangebied aangewezen als Groene Ontwikkelingszone (GO) (figuur 3.1). In de verordening is bepaald dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk mag maken die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, tenzij er geen reële alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van redenen van groot openbaar belang en de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0002.png"

Figuur 3.1: Ligging GNN (donkergroen) en GO (lichtgroen) in en rond het plangebied

In paragraaf 3.2.2 is middels de Ladder voor duurzame verstedelijking vastgesteld dat er geen reële locatiealternatieven zijn voor de ontwikkeling van het Slingeland Ziekenhuis. Daarnaast is het ziekenhuis aan te merken als een functie van groot openbaar belang. Een groot deel van de regio Achterhoek is afhankelijk van het Slingeland Ziekenhuis. Daarmee wordt voldaan aan de eerste twee voorwaarden uit de omgevingsverordening voor grootschalige ontwikkeling binnen de Groene Ontwikkelingszone.

Om de ontwikkeling van het ziekenhuis op de beoogde locatie mogelijk te maken dienen vervolgens de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk beperkt te worden. De overblijvende effecten op deze punten dienen vervolgens gelijkwaardig te worden gecompenseerd. De manier waarop de negatieve effecten worden beperkt is beschreven in paragraaf 4.7. Wanneer sprake zou zijn van compensatie moet worden gecompenseerd in verhoudingen zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsverordening bij Gelders Natuur Netwerk.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Structuurvisie Achterhoek 2012

Op 26 april 2012 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012 vastgesteld. Dit is een actualisatie van de Regionale structuurvisie uit 2004. Als basis voor ruimtelijk beleid zijn het omgaan met krimp, externe relaties, veranderingen in het landelijke gebied en de overstap naar duurzame energie tot speerpunten benoemd. Onder het kopje “Economie en sociaal maatschappelijk” is als beleid weergegeven het behoud van de kwaliteiten, zoals de menselijke maat, de mentaliteit en de mooie omgeving. Deze kwaliteiten worden aangevuld met een optimaal voorzieningenniveau in de grotere kernen en de centrumstad, Doetinchem en Winterswijk. Ook speelt behoud, versterking en herstel van de verschillen in de Achterhoekse landschappen een belangrijke rol. De karakteristieken van deze landschapstypen bieden aanknopingspunten voor de inpassing van nieuwe ontwikkelingen. Het Achterhoekse landschap kan veel functies kan absorberen.

In de 'landschapstypekaart' (bijlage 5 van de structuurvisie) is het plangebied ingedeeld in het landschapstype 'rivierduinen'. Dit gebied wordt gekenmerkt door hoger gelegen duinen langs de Oude IJssel. Het gebied is grotendeels bebost, onderbroken door landbouwenclaves en enkele dorpen. Er is een vrij scherpe overgang tussen kernen en landelijk gebied. Bij ontwikkelingen in het gebied staat het volledig behouden van het totale landschapsbeeld centraal. Belangrijke landschappelijke of stedelijke toevoegingen zijn niet gewenst. In de plannen wordt door middel van een zorgvuldige landschappelijke inpassing uitgebreid rekening gehouden met het totale landschapsbeeld.

Ten aanzien van de bereikbaarheid is de regio voornemens de doorstroming en bereikbaarheid rond de aansluiting van de A18 met de N317 te verbeteren. Deze aansluiting wordt in het kader van de voorgenomen ontwikkeling verbeterd. Tot slot is de regio voornemens voorzieningen te concentreren in bestaande grotere kernen.

De realisatie van het ziekenhuis op een goed bereikbare plek centraal in de regio past binnen het regionale beleid om het voorzieningenniveau te handhaven en te concentreren in de grotere kernen. De bouw van het ziekenhuis in het gebied met het landschapstype 'rivierduinen' past echter niet binnen het landschapsbeleid uit de regionale structuurvisie Achterhoek 2012. Hier botsen twee beleidsuitgangspunten. Gezien het belang van een goede ziekenhuisvoorziening, voor de gehele regio, wordt afgeweken van het regionale beleid. Voorwaarde daarbij is landschappelijke inpassing goed geregeld is. In dit kader is een landschapsvisie opgesteld waarin is vastgelegd hoe de landschappelijk inpassing vorm krijgt. Deze eisen ten aanzien van de landschappelijke inrichting worden in de vorm van een landschapsplan als voorwaardelijke verplichting opgenomen in het bestemmingsplan.

3.4.2 Waterbeheerplan 2016-2021

In het Waterbeheerplan 2016-2021 zijn door het Waterschap Rijn en IJssel opgestelde uitgangspunten voor water-, waterkeringen- en waterwegbeheer vastgelegd. In het waterbeheerplan beschrijft het waterschap hoe zij in de periode tot 2021 zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, voor een goed functionerend regionaal watersysteem en voor het zuiveren van afvalwater. In het plan zijn tevens de benodigde maatregelen beschreven.

Onderdeel van het plan is het omgaan met klimaatverandering. Onder meer door de zoetwatervoorziening in Oost Nederland onder de loep te nemen en door adaptatie en mitigatie wil het waterschap beter inspelen op extreme weersituaties die het gevolg zijn van klimaatverandering. Het waterschap heeft de ambitie om in 2050 de bebouwde omgeving, inclusief vitale en kwetsbare objecten, voorzieningen en infrastructuur zo goed mogelijk klimaatbestendig in te richten. Maatregelen om het risico op overstroming te beperken blijven daarbij de belangrijkste basis vormen. Daarnaast zijn er strategieën om de gevolgen bij een overstroming te beperken en wordt er meer aandacht besteed aan crisisbeheersing en –bestrijding, bijvoorbeeld meerlaagse veiligheid.

Om dit te bereiken werkt het waterschap bij ruimtelijke ontwikkelingen samen met gemeenten in de vorm van de Watertoets. Met de watertoets worden waterbelangen ingebracht in de planvorming. Ook voor onderhavige ontwikkeling is de watertoets doorlopen (zie paragraaf 4.8). Ten aanzien van het plangebied gelden geen aanvullende bepalingen vanuit het waterbeheerplan.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie Doetinchem 2035

Op 26 september 2013 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Structuurvisie Doetinchem 2035 vastgesteld. Deze structuurvisie schetst een beeld van de huidige ruimtelijke situatie en gaat zowel in op de kwaliteiten als op onderdelen waar verbeteringen denkbaar zijn. Er worden ruimtelijke kaders geschetst waarbinnen de gemeente Doetinchem de komende jaren wil werken.

De mogelijke verplaatsing van het Slingeland Ziekenhuis naar een andere locatie is opgenomen in de structuurvisie. Hierin is niet expliciet een locatie genoemd waar het ziekenhuis moet komen. Wel is als mogelijke locatie de Terborgseweg (Wedeo-locatie) genoemd. Doel van de verplaatsing is om te komen tot een modern ziekenhuis met alle belangrijke specialisaties. Zo kan het ziekenhuis haar regionale functie behouden voor de toekomst. Omdat onder meer de bereikbaarheid van het ziekenhuis op de huidige locatie een probleem is, vormt een goede bereikbaarheid een belangrijk aandachtspunt op de nieuwe locatie. De gemeente spreekt in de visie de wens uit dat meer bezoekers van het ziekenhuis in de toekomst kiezen voor het openbaar vervoer dan voor de auto.

Voor de nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis is onderzocht of voor het ziekenhuis een binnenstedelijke locatie beschikbaar is. Ook de locatie aan de Terborgseweg (Wedeo-locatie) is daarbij betrokken. Het doorlopen van de ladder voor duurzame verstedelijking, zoals verwoord in paragraaf 3.2.2, heeft uitgewezen dat de Wedeo-locatie evenals andere beschikbare binnenstedelijke locaties niet geschikt zijn voor de nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis.

Het realiseren van het Slingeland Ziekenhuis nabij de A18 past daarmee niet in het streefbeeld uit de Structuurvisie. Dit bestemmingsplan wijkt dan ook af van het planologisch streefbeeld uit de Structuurvisie. Realisatie van het Slingeland Ziekenhuis in het plangebied aan de A18 voorziet in een betere bereikbare locatie ten opzichte van de locatie aan de Kruisbergseweg. Het plangebied zal ook goed ontsloten worden voor het openbaar vervoer; meer over de ontsluiting van het plangebied is opgenomen in paragraaf 4.10.

3.5.2 Nota Cultuurhistorie: Doetinchem, Cultuurhistorierijk!

Binnen de gemeente Doetinchem heeft na het verschijnen van de Nota Doetinchem Cultuurhistorierijk! een inhaalslag plaatsgevonden op het gebied van informatie en kennis over de cultuurhistorie. Iedere ruimtelijke ontwikkeling kan benut worden om de bestaande kennis op het terrein van erfgoed verder aan te vullen, waarna deze kennis mogelijk een inspiratiebron vormt voor verdere ruimtelijke invulling. Via de Erfgoedverordening 2013 zijn gemeentelijke monumenten en terreinen met archeologische waarden beschermd.

In het plangebied is aan de Kemnaderallee 5/5a een gemeentelijk monument aanwezig. Hiervoor gelden de regels van de Erfgoedverordening 2013 van de gemeente. Bij planontwikkeling moet rekening gehouden worden met deze verordening.

Ter bescherming van eventueel aanwezige ondergrondse waarden is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 4.9).

3.5.3 Waterplan Doetinchem

De gemeente Doetinchem heeft samen met het waterschap Rijn en IJssel het Waterplan Doetinchem opgesteld. In dit beleidsdocument is de integrale omgang met water in stedelijk en landelijk gebied aangegeven ter ondersteuning van het streven te komen tot veerkrachtige watersystemen en het scheiden van vuil- en schoonwaterstromen als principe. Het Waterplan Doetinchem bundelt op lokaal niveau het inzicht in de huidige situatie en geeft in de streefbeelden en ambities aan hoe duurzaamheids- en gidsprincipes van integraal waterbeheer in plannen vertaald kunnen worden. Hierin zijn belangen van ruimtelijke ordening, milieu, natuur en toerisme meegewogen.

Het waterplan is door de gemeente in samenwerking met waterschap, waterbedrijf, vertegenwoordigers van natuur en milieubelangen, inwoners en bedrijfsleven tot stand gekomen. In het waterplan zijn Rijksbeleid, provinciaal beleid en het beleid van het waterschap als fundamentele elementen opgenomen. Het Waterplan uit 2003 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015 vormen samen de basis voor de omgang met water in het algemeen en het rioleringsstelsel in het bijzonder.

Met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het stedelijk gebied zijn de volgende gidsprincipes voor integraal waterbeheer van belang:

  • Het toepassen van de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren;
  • Water van schoon naar minder schoon laten stromen (geen afwenteling);
  • Met water de identiteit van een plek zichtbaar maken;
  • Een goede communicatie opzetten (intern en extern);
  • Water als mede-ordenend principe toepassen bij ruimtelijke plannen;
  • Samenwerken en afstemmen;
  • Balans in watersysteem en waterketen.

Door het toepassen van deze principes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem binnen de gemeentegrenzen, gecombineerd met een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water. Er is een goede samenwerking en afstemming tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen, en er vindt geen bestuurlijke, financiële of ruimtelijke afwenteling plaats. Dit is het algemene streefbeeld voor 2030.

In het waterplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt. in paragraaf 4.8 wordt nader op het aspect water ingegaan. Dit bestemmingsplan sluit aan op het gestelde in het waterplan.

3.5.4 Groenstructuurplan Doetinchem

Het Groenstructuurplan Doetinchem (1992) heeft als doel richting te geven aan de gewenste opbouw en ontwikkeling van het groen in de stad. De hoofddoelstelling van het groenbeleid is het in stand houden en realiseren van groenvoorzieningen die bijdragen aan het welzijn van de inwoners van de gemeente. De waarde van het groen wordt bepaald door de kwaliteit – gevormd door de structurerende betekenis, de functionele betekenis en beplantings- en onderhoudstechnische aspecten – en de kwantiteit (aantal vierkante meters per inwoner).

In de huidige situatie zijn er enkele bosschages in het plangebied aanwezig. Voor het bestemmingsplan Ziekenhuis – 2017 zijn in het groenstructuurplan geen concrete ontwikkelingen opgenomen. Het ziekenhuis wordt op zorgvuldige wijze groen ingepast in de omgeving. Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van dit beleid.

3.5.5 Bomenbeleid en de nieuwe bomenverordening

De bescherming, de herplant en het kappen van bomen is geregeld in de gemeentelijke bomenverordening. De beleidsregels voor toepassing van deze regelgeving zijn opgenomen in de Bomenverordening 2015. Deze verordening bevat regels ten aanzien van de beoordeling kapaanvragen en belangenafweging, bijzondere bomen en de duurzame instandhouding en bescherming van bomen. Het bomenbeleid is in essentie gericht op het behoud van (toekomstig) waardevolle bomen en boomstructuren.

Bomen dragen in belangrijke mate bij aan de structuur, identiteit, belevingswaarde, ecologische waarde en gebruikswaarde van de (woon)omgeving en worden dan ook beschouwd als de belangrijkste groenelementen in de stedelijke omgeving. Hierbij geldt dat naarmate bomen ouder zijn de waarde voor de omgeving toeneemt. Om deze reden is het van belang in de bestaande situatie en bij nieuwe ontwikkelingen met zorg om te gaan met aspecten van beheer en inrichting van de boom en zijn groeiplaats.

De aanwezige waardevolle bomen worden beschermd middels de kapverordening en de kapvergunning. In dit bestemmingsplan zijn derhalve geen maatregelen opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan Ziekenhuis - 2017 sluit daarmee aan op dit beleid.

3.5.6 Mobiliteitsvisie 2016-2026

Op 3 november 2016 heeft de gemeenteraad de Mobiliteitsvisie 2016-2026 vastgesteld. In deze visie ligt het accent op de effecten die de gemeente wil bereiken. Als de gewenste effecten benoemd zijn, zijn er vervolgens meerdere oplossingsrichtingen mogelijk. Die oplossingen en maatregelen liggen niet alleen op het vlak van infrastructuur maar ook op het gebied van mobiliteitsgedrag, verkeersgedrag en handhaving. In de mobiliteitsvisie is beschreven welke koers hiervoor geldt en zijn in het algemeen geen concrete projecten genoemd. Dat is alleen het geval als een bepaalde aanpak essentieel en noodzakelijk is voor het bereik van het gewenste effect.

De accenten liggen verder op:

  • De relatie met andere thema's zoals economie en duurzaamheid en de wijze waarop het mobiliteitsbeleid bijdraagt aan de integrale ambitie.
  • De mogelijkheden van beter en efficiënter benutten van de bestaande infrastructuur en vervoerdiensten en het wijzigen van mobiliteitsgedrag.
  • Mobiliteit heeft omgevingseffecten (milieu, inpassing en duurzaamheid). In de mobiliteitsvisie nemen stad, dorp en omgeving een centrale plaats in en gezocht naar het daarbij best passende en haalbare mobiliteitssysteem en –gedrag
  • De rol van de gemeentelijke overheid: niet ieder probleem is (alleen) het probleem van de overheid. Gedrag, handhaving en eigen verantwoordelijkheid van burgers en weggebruikers spelen hier in ook een belangrijke rol.

De mobiliteitsvisie heeft een planhorizon van ongeveer 10 jaar (2026). Nu de visie is vastgesteld komt de verdere uitwerking aan de orde. De visie is daarmee dynamischer dan een traditioneel verkeersplan.

In de mobiliteitsvisie is de verhuizing van het Slingeland Ziekenhuis als een grote aanstaande verandering aangemerkt, welke zorgt voor een accentverschuiving naar het zuidoosten van de stad. Hiervoor moeten specifieke bereikbaarheidsoplossingen worden bedacht. Daarbij wil de gemeente onder meer inzetten op een goede OV-verbinding tussen station Doetinchem en de nieuwe locatie van het Slingeland Ziekenhuis.

Gelet op de benodigde specifieke bereikbaarheidsoplossingen voor het ziekenhuis is onderzoek gedaan naar aanpassing van de wegenstructuur rond het plangebied. Dit onderzoek met de bijbehorende uitgangspunten en oplossingsrichtingen is beschouwd in paragraaf 4.10. Op basis van dit onderzoek en de daaruit voortvloeiende maatregelen past het bestemmingsplan Ziekenhuis - 2017 binnen de Mobiliteitsvisie 2016-2026.

3.5.7 Nota Parkeerbeleid 2012

Op 23 februari 2012 heeft de raad de nota Parkeerbeleid 2012 vastgesteld. Dit beleid streeft de volgende subdoelstellingen na:

  • een vlotte verkeersafwikkeling;
  • een meer heldere tarievenstructuur;
  • een goede parkeerafweging bij nieuwe ruimtelijke projecten;
  • als gemeente efficiënter te kunnen werken door het vergunningen- en ontheffingensysteem eenvoudiger te maken;
  • optimaliseren van de parkeerexploitatie.

Dit bestemmingsplan voorziet binnen het plangebied in voldoende parkeergelegenheid om in de parkeervraag van de medewerkers en bezoekers van het ziekenhuis te voldoen. Daarmee voldoen de ontwikkelingen in het plangebied aan de Nota Parkeerbeleid 2012. Het beleid omtrent parkeren vormt derhalve geen belemmering. In paragraaf 4.10 wordt nader op het aspect parkeren ingegaan.

3.5.8 Beleidsnota Externe Veiligheid

De gemeente Doetinchem wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Eén aspect van die veilige omgeving is opslag, gebruik en transport van gevaarlijke stoffen. In die zin draagt de gemeente een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Doetinchem extern veiligheidsbeleid geformuleerd. 19 december 2013 is dit beleid vastgelegd in een 'beleidsnota Externe Veiligheid'.

Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Doetinchem aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR) te overwegen. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid in relatie tot het Slingeland Ziekenhuis.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk is de haalbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling in ogenschouw genomen. Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.

4.2 Bodem

Wettelijk kader

In het kader van de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan moet op basis van artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd.

Plangebied

Tauw heeft een vooronderzoek bodem uitgevoerd volgens de Nederlandse norm NEN 5725 om te bepalen of de locatie verdacht is voor bodemverontreiniging (zie Bijlage 2). Er is op basis van dit vooronderzoek geen reden om een bodemverontreiniging op de locatie te verwachten. Uitzondering hierop is de semi-verharde oprit naar de Kemnaderallee 5-5a. De samenstelling en milieuhygiënische kwaliteit van het verhardingsmateriaal is onbekend. In het kader van de omgevingsvergunning moet te zijner tijd een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd worden op de locatie.

Conclusie

Vanuit het thema bodem gezien is het bestemmingsplan uitvoerbaar.

4.3 Akoestiek

Wettelijk kader

In de Wet geluidhinder zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in buitennormen (geluidbelasting op de gevel) en binnennormen (binnenwaarde). De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg of gezoneerd industrieterrein. Een geluidzone is een aandachtsgebied aan weerszijden van een (spoor)weg en rondom een industrieterrein waarbinnen de geluidhindernormen van de Wet geluidhinder van toepassing zijn. Dit bestemmingsplan biedt ruimte voor een geluidsgevoelige functie, te weten het ziekenhuis.

Plangebied

Wegverkeerslawaai

Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen en voorkeursgrenswaarden opgenomen. Een ziekenhuis is zo'n geluidsgevoelige functie. Van rechtswege is een zone gelegen langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km gebieden. Ten behoeve van de ontwikkeling van het ziekenhuis moet de geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai berekend worden.

Het gebied van het Slingeland Ziekenhuis ligt binnen geluidzone van de rijksweg A18 en de provinciale weg N317 en de Gaanderenseweg. In het kader van de Wet geluidhinder is de geluidbelasting berekend en getoetst aan de grenswaarden. Uit het onderzoek (zie Bijlage 3) blijkt dat de geluidbelasting hoger is dan voorkeursgrenswaarden en dat de maximaal toelaatbare grenswaarden ten gevolge van de beschouwde wegen in een groot gedeelte van het plangebied worden overschreden. Om een geluidgevoelig bestemming mogelijk te maken dient op de locaties waar de geluidbelasting de maximaal toelaatbare grenswaarde overschrijdt de gevel als een dove gevel te worden uitgevoerd. Op locaties waar de geluidbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde maar de maximaal toelaatbare grenswaarde niet wordt overschreden, dient een hogere waarde te worden aangevraagd.

Bij het verdere ontwerp van het ziekenhuis kan doormiddel van hogere bebouwing langs de rijksweg en de N317 een afscherming voor achterliggende bebouwing worden gerealiseerd. Hierdoor kan een soort binnentuin aan de zuidwestzijde van het pand gerealiseerd worden met een lage geluidbelasting. De gevels aan de achterzijde kunnen dan ook met te openen delen gerealiseerd worden. Bij het aanvragen van hogere grenswaarden moet gemotiveerd worden waarom geluidreducerende maatregelen zoals stillere wegdekverharding of geluidschermen eventueel wel of niet toepasbaar zijn om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB volgens de Wet geluidhinder. Na verlening van hogere waarde door de gemeente dient bij de bouwaanvraag (omgevingsvergunning) te worden aangetoond dat de binnenwaarde van 33 dB voor verblijfsruimte en 28 dB voor onderzoeks- en behandelingsruimte wordt gewaarborgd.

Railverkeerslawaai

Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wet geluidhinder) een zone gelegen langs iedere spoorlijn (die zone bedraagt binnen de gemeentegrens van Doetinchem 100 meter). Ten oosten van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Doetinchem – Winterswijk. Omdat de afstand tussen het ziekenhuis en de spoorlijn meer dan 100 meter bedraagt, zijn er geen belemmeringen te verwachten van deze spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied ligt niet binnen een geluidzone. Het ziekenhuis zelf is ook geen functie waarvoor geluidzonering noodzakelijk is. Een beschouwing van de effecten ten aanzien van het onderdeel industrielawaai is opgenomen in 4.6, bedrijvigheid.

Conclusie

Vanuit het thema geluid bezien, is het bestemmingsplan uitvoerbaar. Daarbij moet rekening worden gehouden met hetgeen gesteld in deze paragraaf (uitvoering dove gevels en hogere waarden aanvraag).

4.4 Lucht

Wettelijk kader

Bestuursorganen nemen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben, de regelgeving omtrent luchtkwaliteit in acht. Vanaf 15 november 2007 is de 'Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)' van kracht, in dit stuk verder de 'wet luchtkwaliteit' genoemd. Uit de wet luchtkwaliteit volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is, indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden
  • 2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen
  • 3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging
  • 4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

De ontwikkeling is niet opgenomen in het NSL, waardoor alleen de eerste drie voorwaarden gronden zijn waarop een bestuursorgaan kan besluiten dat de voorgenomen ontwikkeling inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.

Plangebied 

Voor de realisatie van het nieuwe Slingeland Ziekenhuis te Doetinchem is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4 ). Het plan leidt voor NO2 niet tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de jaargemiddelde en uurgemiddelde concentraties. Ook voor PM10 wordt de maximaal toegestane jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m3 en de daggemiddelde grenswaarde niet overschreden. De jaargemiddelde concentratie PM2,5 blijft tevens ruim onder de grenswaarde van 25 µg/m3. Hieruit wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit op basis van artikel 5.16 lid 1a van de Wet luchtkwaliteit.

Conclusie

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar bezien vanuit het thema luchtkwaliteit.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de veiligheid van personen die zelf niet direct betrokken zijn bij risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen (risicobronnen), maar als gevolg van die activiteiten wel risico kunnen lopen.

Wettelijk kader

Het wettelijk kader voor de externe veiligheid bestaat uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijhorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Het huidige beleid voor ruimtelijke ordening in relatie tot transportroutes is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Sinds 1 april 2015 is ook de Regeling Basisnet van kracht. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Er is een Basisnet voor weg, water en spoor. Met dit Basisnet wordt een evenwicht voor de lange termijn gecreëerd tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de bebouwde omgeving en de veiligheid van mensen die wonen of verblijven dicht in de buurt van de infrastructuur waar dit vervoer plaatsvindt. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs de transportroutes en welke regels gelden voor de ruimtelijke ontwikkeling.

In de provinciale Omgevingsvisie is ook aandacht besteed aan het thema externe veiligheid. De provincie geeft in de Beleidsvisie Omgevingsveiligheid 2015 haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's in Gelderland voor zover zij bevoegd gezag is. Daarbij gaat het om de risico's door de opslag, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De Beleidsvisie omgevingsveiligheid provincie Gelderland en de daaraan gekoppelde Beleidsregels omgevingsveiligheid provincie Gelderland hebben vooral een toegevoegde waarde voor een eenduidige uitvoering van de wet- en regelgeving op het gebied van de externe veiligheid. In de beleidsvisie staat op welke manier de provincie omgaat met de beleidsvrijheid op het gebied van de externe veiligheid, deze zit vooral in het afwegingskader van het groepsrisico.

Risiconiveau

De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het PR is het risico op een plaats nabij een risicobron, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als gevolg van een ongewoon voorval bij de risicobron. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door middel van risicocontouren rond de risicobron en is onafhankelijk van de aanwezige bevolking.

Het GR is de cumulatieve kans per jaar dat ten minste tien mensen slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt weergegeven in een zogenaamde f/N-curve waarin op de verticale as de cumulatieve kans op het aantal doden per jaar en op de horizontale as het aantal doden logaritmisch is weergegeven. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde waaraan getoetst wordt. De oriëntatiewaarde is een richtwaarde, het bevoegd gezag mag hier gemotiveerd van afwijken. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde of een toename van het GR moeten beslissingsbevoegde overheden het GR betrekken bij de vaststelling van het besluit.

Plangebied

Ten behoeve van de voorgenomen activiteit heeft Tauw een onderzoek (zie Bijlage 5) externe veiligheid uitgevoerd. Omdat de A18 deel uitmaakt van het Basisnet Weg, hoeft het plaatsgebonden risico niet te worden berekend, maar gelden vaste afstanden (PR 10-6 contour) gemeten vanaf het midden van de weg. De veiligheidszone voor dit wegvak bed

raagt nul meter en vormt daarmee geen belemmering voor het plan. Het groepsrisico is wel berekend. Uit het onderzoek blijkt dat het groepsrisico in de toekomstige situatie met minder dan 10% toeneemt ten opzichte van de huidige situatie en dat deze in beide situaties onder de oriëntatiewaarde ligt.

De omgevingsdienst Achterhoek heeft ingestemd met de bevindingen uit het rapport.

Op basis van artikel 7 van het Bevt geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. Bij de verantwoording van het groepsrisico moet zij in gaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden van zelfredzaamheid. De verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in Bijlage 6.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is inpasbaar wat betreft het onderdeel externe veiligheid.

4.6 Bedrijvigheid

Wettelijk kader

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) van de VNG is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

Plangebied

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling heeft Tauw een inventarisatie uitgevoerd (Bijlage 7) naar de relevantie van de hindercontouren van de bedrijven en instellingen welke gelegen zijn rondom het plangebied. Conclusie van het onderzoek is dat er geen belemmeringen te verwachten zijn van in de omgeving gelegen bedrijven/inrichtingen. De hindercontour van één bedrijf (Bergevoet) heeft een gedeeltelijke overlap met het plangebied. De bebouwing van het ziekenhuis zelf wordt niet binnen deze contour gerealiseerd. De contour valt binnen een groenstrook die aan de randen van het plangebied gerealiseerd wordt. Ook vanuit het ziekenhuis als milieubelastende functie zijn geen effecten te verwachten op nabijgelegen gevoelige functies (wonen).

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat in de omgeving aanwezige bedrijven en woningen geen belemmering vormen voor de planvorming.

4.7 Landschap en natuur

4.7.1 Landschap

Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is onderzoek gedaan naar de landschapskenmerken, de historie en inpassingsmogelijkheden in het landschap (zie Bijlage 17, Landschappelijke Inpassing). De uitkomsten van dit onderzoek zijn meegenomen in het in de volgende paragraaf beschreven Ontwikkelplan natuurbestemming (Bijlage 15 en Bijlage 16).

Landschappelijke kenmerken

Het plangebied ligt in de stroomvlakte van de Oude IJssel, dit is af te lezen uit de bodemtypes in het gebied. Daar waar oude lopen van de rivier hebben gestroomd is de bodem kleiig, met daartussen zavelige rivierduinen. De hogere duinen zijn zandig. De bebouwing bevindt zich van oudsher vooral op de zandige gronden. De locatie van het nieuw te bouwen ziekenhuis ligt op klei. Binnen het projectgebied is verschil in hoogte. Richting de Oude IJssel loopt het terrein iets af, met een lager gelegen gedeelte ter hoogte van de oude rivierloop (de Harreveldse Tochtsloot tussen de historische boerderij en de Harreveldse broekloop). De wegen en kavelranden in het gebied liggen verhoogd.

Landschapshistorie

De historie van het landschap is nog te herkennen in de hoofdstructuren. Het gebied kent een landschappelijke overgang van bosjes direct langs de rivier, waarachter de kavels lang en haaks op de waterloop (hooilanden) georiënteerd zijn. Verder van de rivier worden de kavels kleiner en divers in richting (deels akker, deels weide). Op de rivierduinen is tot slot sprake van kleine kavels, half ingesloten door bos (donkergroen). In het projectgebied wisselt de richting van de historische landschapsstructuur zich van langgerekte kavels haaks op de rivier naar kavels met een onregelmatig verkavelingspatroon. Bebouwing bevindt zich in het gebied van oudsher op de overgang van de zandruggen en de lager gelegen gronden langs de rivier. Deze bebouwingslijnen evenwijdig aan de rivier zijn ook in de huidige bebouwingsstructuur nog te herkennen.

Inpassingsmogelijkheden

De landschappelijke inpassing en de geplande natuurontwikkeling (zie paragraaf 4.7.1) vormen ruimtelijk geheel en sluiten functioneel op elkaar aan. Voor landschappelijke inpassing van nieuwe functies is de oude structuur het uitgangspunt. Deze wordt geoptimaliseerd met nieuwe beplantingselementen, op historisch logische locaties. Deze nieuwe structuren moeten aansluiten op het vanuit de historie aanwezige kleinschalige landschap en bijdragen aan de versterking van de (potentiele) natuurwaarden.

Een logische begrenzing voor landschappelijk inpassing van het ziekenhuis is het langgerekte gebied tussen de Harreveldse tochtsloot, de laan van Kemnade, de Ettenseweg en de Oude Sluisweg (zie figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0003.png"

Figuur 4.1 Ruimtelijk kader landschappelijke inpassing

In de huidige situatie is deze eenheid niet goed herkenbaar, door het ontbreken van opgaande beplanting als lanen en houtwallen. Door de structuren te herstellen wordt zowel een groen kader gecreëerd rondom de ontwikkeling van het ziekenhuis als een deel van het ecologische netwerk hersteld. Het ziekenhuisterrein wordt hiermee ruimtelijk verweven met het omringende landschap. Door de inrichting van het terrein en natuurontwikkeling rondom het terrein worden visuele en ruimtelijke relaties gelegd met het landschap. In de beleving kan het landschap als het ware tot aan de gevel komen. Dat biedt kansen voor de helende omgeving, waarbij zicht op groen een belangrijk onderdeel is.

De kaart in figuur 4.2 omvat de uitgangspunten die vanuit landschappelijke inpassing meegegeven zijn voor de invulling van het bestemmingsplangebied. Daarbij geldt dat de uitgangspunten voor de indeling van het ziekenhuisterrein (bestemming maatschappelijk) indicatief zijn, het gaat hier om de in de legenda benoemde 'globale verdeling verkeer op terrein', 'positionering van ziekenhuis' en 'de verdeling van functies'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0005.png"

Figuur 4.2 Uitgangspunten landschappelijke inpassing Slingeland Ziekenhuis

Op basis van de uitgangspunten ten aanzien van de landschappelijke inpassing, de visie op natuurontwikkeling, de wensen van het Slingeland Ziekenhuis en de ruimtelijke kaders vanuit de gemeente is het Ontwikkelplan natuurbestemming (zie (Bijlage 15 en Bijlage 16) opgesteld. Dit concrete plan geeft vorm aan zowel de landschappelijke als de natuurlijke inpassing van het bestemmingsplangebied in het landschap.

Conclusie

De ontwikkeling van het ziekenhuis heeft een grote ruimtelijke impact op het plangebied, met de juiste landschappelijke inpassing wordt deze zoveel mogelijk beperkt. Deze inpassing is opgenomen in het ontwikkelplan natuurbestemming. Om dit te waarborgen is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen dat de maatregelen uit het Ontwikkelplan natuurbestemming moeten zijn uitgevoerd binnen één jaar nadat het nieuwe ziekenhuis is gerealiseerd.

4.7.2 Natuur

Wettelijk kader

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna "Wnb") in werking getreden. De Wnb vervangt het tot dan bestaande stelsel voor natuurbescherming, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw), de Flora- en faunawet (Ffw) en de Boswet. Dit is gedaan door deze in één integrale wet op te nemen met een onderdeel gebiedenbescherming, soortenbescherming en houtopstanden. In de Wnb is de Europese regelgeving als uitgangspunt genomen. Voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke "Europese" bescherming is voorzien zijn in de Wnb aanvullende, als zodanig kenbare 'nationale' beschermingsvoorwaarden opgenomen. In essentie zijn hierbij de Nbw en Boswet zonder ingrijpende veranderingen overgegaan in de Wnb; ten opzichte van de Flora- en faunawet is echter een aantal wezenlijke wijzigingen doorgevoerd.

De Ecologische Hoofdstructuur (sinds 1 januari 2017 'Natuur Netwerk Nederland' genoemd) is een netwerk van natuurgebieden waarmee de biodiversiteit behouden en versterkt wordt. In Gelderland bestaat dit uit het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de 'Groene ontwikkelingszone' (GO). Planten en dieren kunnen zich hierdoor van het ene naar het andere gebied verplaatsen. Soorten raken hierdoor niet geïsoleerd en hebben dus minder kans op uitsterven. GNN en GO zijn opgenomen in de provinciale Omgevingsvisie en worden planologisch beschermd via de Omgevingsverordening en bestemmingsplannen van de gemeente.

Plangebied

Adviesbureaus Tauw en Regelink Ecologie & Landschap hebben ecologische onderzoeken uitgevoerd (zie Bijlage 8, 9 en 10). De resultaten hiervan zijn per onderdeel beschreven.

Effecten Gelders Natuurnetwerk (voorheen EHS)

Het plangebied ligt niet in het Gelders Natuurnetwerk. Op enkele honderden meters afstand ligt het dichtstbijzijnde GNN-gebied (www.gelderland.nl). Door de beoogde ontwikkeling wordt de functionaliteit van de GNN op geen enkele wijze aangetast. Effecten hierop zijn uitgesloten.

Wel ligt de voorgenomen locatie voor het nieuwe ziekenhuis in een gebied dat in de provinciale omgevingsverordening is aangeduid als Groene Ontwikkelingszone (GO). In gebieden met deze aanduiding is het de bedoeling om ecologische verbindingszones te realiseren waardoor de samenhang tussen de verschillende natuurgebieden wordt versterkt. Dit gebeurt door de aanleg van natuur- en landschapselementen. Zowel door compensatie als verevening worden nieuwe natuurelementen gerealiseerd. Na realisatie worden deze onderdelen toegevoegd aan de GNN. Uitbreiding of nieuw vestiging is mogelijk mits de kernkwaliteiten in het gebied per saldo substantieel worden versterkt. Verderop in deze paragraaf wordt dit aspect separaat beschreven onder het kopje 'groene ontwikkelingszone'.

Effectbeoordeling beschermde soorten

In deze paragraaf zijn de resultaten van de onderzoeken van Tauw en Regelink Ecologie & Landschap weergegeven. Waarbij Tauw het gebied heeft onderzocht waar daadwerkelijk het ziekenhuis wordt gerealiseerd en Regelink het omliggende onderzoeksgebied en later specifiek het gebied wat de bestemming Natuur krijgt in het plangebied (zie figuur 4.3 en 4.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0006.png"

Figuur 4.3 Gearceerd het deel van het plangebied waar het ziekenhuis zelf wordt gerealiseerd (onderzocht door Tauw). Het overige gemarkeerde deel is onderzocht door Regelink, binnen dit gebied zijn delen van de bestemming Natuur gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0007.png"

Figuur 4.4 Daadwerkelijk plangebied inclusief gebied met bestemming Natuur

Plangebied ziekenhuis

Voor het plangebied van het ziekenhuis wordt geconcludeerd wordt dat negatieve effecten op vleermuizen niet kunnen worden uitgesloten. Voor de overige soortgroepen zijn geen effecten te verwachten (zie tabel 4.1).

Tabel 4.1: Door de Wet natuurbescherming beschermde soorten die mogelijk geschaad worden

Soortgroep   Effecten op beschermde soorten   Verbodsbepalingen*  
Flora   Geen   Niet van toepassing  
Grondgebonden zoogdieren   Geen, geadviseerd wordt echter tijdens het vleermuizenonderzoek ook te letten op aanwezigheid van steenmarter   Niet van toepassing  
Algemene broedvogels, tijdens broedseizoen   Geen mits start uitvoering buiten broedseizoen   Niet van toepassing  
Vogels, jaarrond beschermde verblijfplaatsen   Geen, geadviseerd wordt echter tijdens het vleermuizenonderzoek ook te letten op aanwezigheid van steenuil   Niet van toepassing  
Vleermuizen   Mogelijk effect op verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Mogelijke effecten op vliegroutes Nader onderzoek is noodzakelijk.   Artikel 3.5. Afhankelijk van uitkomsten nader onderzoek.  
Reptielen   Geen   Niet van toepassing  
Amfibieën   Geen   Niet van toepassing  
Vissen   Geen   Niet van toepassing  
Ongewervelden   Geen   Niet van toepassing  

Naar aanleiding van het flora- en faunaonderzoek is nader vleermuizenonderzoek verricht (zie Bijlage 11). Conclusie van dit onderzoek is dat het voornemen van een nieuw te bouwen ziekenhuis in het plangebied leidt tot negatieve effecten op essentiële gebruiksfuncties van het leefgebied van vleermuizen. Dit resulteert in een overtreding van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Dit houdt in dat een ontheffing van de Wet natuurbescherming moet worden aangevraagd. Aanvullend moeten er mitigerende maatregelen vooraf en gedurende de nieuwbouw van het ziekenhuis getroffen worden.

Daarnaast kunnen in het plangebied diverse algemene broedvogels voorkomen. Bij werkzaamheden kunnen (nesten van) broedende vogels worden verstoord. Ook kunnen eieren worden beschadigd en jongen worden verwond en gedood. Bij realisatie van de werkzaamheden wordt rekening gehouden met het vogelbroedseizoen. Ook wordt het gebied ongeschikt gemaakt voor nieuw vestiging van broedende vogels.

Plangebied bestemming Natuur

Uit het onderzoek van Regelink blijkt dat op grond van de mogelijke effecten de uitvoering van de ingreep niet door de Wet natuurbescherming wordt verhinderd, mits tijdig aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd naar diverse zoogdieren. In het plangebied kan het voorkomen van de volgende zwaarder en strikt beschermde soorten niet worden uitgesloten:

  • de steenmarter en de das
  • vleermuizen
  • huismus, de kerkuil en de steenuil. Daarnaast zijn er diverse algemene broedvogels te verwachten.
  • levenbarende hagedis kan niet uitgesloten worden in het plangebied.

Afhankelijk van de resultaten van dit aanvullende onderzoek kan een aanvraag van een ontheffing en het opstellen en uitvoeren van een mitigatieplan noodzakelijk zijn. Een ontheffing moet zijn verleend voorafgaand aan de realisatie van het plan.

Effecten op Natura 2000-gebieden

Natura 2000-gebieden zijn op relatief grote afstand van zowel de bestaande als de beoogde locatie gelegen. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bedraagt ruim 10 km; het betreft enkele gebieden op Duits grondgebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied op Nederlands grondgebied is het gebied Rijntakken, op een afstand van ongeveer 11 km.

Niet ver van de planlocatie ligt het voormalige beschermde natuurmonument 'De Zumpe', op ongeveer 1,5 kilometer afstand. Sinds 1 januari 2017 is de bescherming van de beschermde natuurmonumenten overigens komen te vervallen. Voor dit onderzoek betekent dat dat eventuele effecten op het voorheen beschermde gebied niet (meer) hoeven te worden onderzocht.

Omdat het plangebied niet in het beschermde gebied gelegen is, kunnen uitsluitend door externe werking (zoals (extra) stikstofdepositie) effecten verwacht worden. In dit specifieke geval worden, behalve effecten door (extra) stikstofdepositie, alle overige (externe) effecten (zoals verstoring door geluid) op voorhand uitgesloten vanwege de afstand van het plangebied tot in de omgeving gelegen Natura 2000-gebieden. Naar stikstofdepositie is aanvullend onderzoek verricht met behulp van het rekeninstrumentarium Aerius. Conclusie van dit onderzoek is dat het nieuwe ziekenhuis niet leidt tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden.

Groene ontwikkelingszone

Het plangebied is gelegen in de Groene Ontwikkelingszone (GO) zoals omschreven in de ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland. In gebieden met de aanduiding GO is het de bedoeling om ecologische verbindingszones te realiseren, waardoor de samenhang tussen de verschillende natuurgebieden wordt versterkt. In de GO worden natuur- en landschapselementen aangelegd ter verbetering van de migratiemogelijkheden voor planten en dieren volgens de ontwikkelingsmodellen beschreven in de atlas Kernkwaliteiten GNN en GO en in bijlage 8 van de provinciale verordening. Zowel door compensatie als verevening worden nieuwe natuurelementen gerealiseerd. Na realisatie worden deze onderdelen toegevoegd aan het GNN.

Een uitbreiding of nieuwvestiging is mogelijk in de GO mits de kernkwaliteiten in het gebied per saldo substantieel worden versterkt. De negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang moeten daarbij zoveel mogelijk beperkt te worden. De overblijvende effecten op deze punten dienen vervolgens gelijkwaardig te worden gecompenseerd.

Om de ontwikkeling van het ziekenhuis op de beoogde locatie mogelijk te maken dienen daarom, conform de bepalingen in de provinciale omgevingsverordening, de volgende stappen doorlopen te worden:

  • 1. Bepalen van de huidig aanwezige kernkwaliteiten
  • 2. Bepalen van de negatieve effecten op de aanwezige kernkwaliteiten
  • 3. Bepalen welke elementen toegevoegd moeten

Hieronder worden deze 3 stappen doorlopen.

Stap 1 Huidige aanwezige kernkwaliteiten

De locatie voor het nieuwe ziekenhuis ligt in het gebied Oude IJssel1 (onderzoek, zie Bijlage 12). Provincie Gelderland heeft in haar GO de kernkwaliteiten van dit gebied opgenomen. Dit landschap varieert echter in de regio, waardoor de kernkwaliteiten tussen gebieden kunnen verschillen. Na filtering laten de huidige kernwaarden van het in het plangebied aanwezige landschap zich beschrijven als:

  • Gelegen in de ecologische verbindingszone Oude IJssel-oost (zie figuur 4.5);
  • Moet in de toekomst een verbinding maken tussen Montferland en Slangenburg door model 'das'. Verdere verbindingen zijn wenselijk, volgens model 'rietzanger' en 'winde';
  • Cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de beken, oude ontginningen en kavelpatronen, hakhout, houtwallen, singels en boerderijen;

Daarnaast geldt:

  • Abiotiek: aardkundige waarden: Oude kleigronden van de Oude IJssel;
  • Ecosysteemdiensten: recreatie, drinkwater;
  • Alle door de Wet natuurbescherming beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied, te weten: (potentieel) leefgebied van steenuil, kerkuil, ransuil, huismus, buizerd, roek, sperwer, boomvalk, kamsalamander, poelkikker, levendbarende hagedis, boommarter, das, eekhoorn, steenmarter, diverse vleermuissoorten. Dit naast het bieden van alternatief leefgebied voor algemeen voorkomende soorten als broedvogels, mol en egel.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0008.png"

Figuur 4.5: Ligging ecologische verbindingszones: 1) noord - zuid (donkergroen) de evz Oude IJssel, modellen/doeltypen: Winde, Rietzanger, Das. 2. west – oost (lichtgroen) de evz Montferland – Slangenburg, model/doeltype: Das

Voor sommige soorten kan het voorkomen niet worden uitgesloten gezien het een marginaal biotoop betreft. Uit nader onderzoek moet blijken of de verwachte soorten aanwezig zijn en welke functies het gebied heeft voor deze soorten. Naar verwachting betreft het voor het plangebied slechts voor een enkele soort een wezenlijk onderdeel van de functionele leefomgeving.

Het landschap vormt een potentieel leefgebied voor diverse (zwaar en strikt beschermde) soorten. Echter, de staat van de aanwezige landschapselementen is niet overal robuust en duurzaam. Zo zijn diverse hagen onderbroken en vrij transparant. Op sommige plekken is het aannemelijk dat er houtige lijnvormige elementen als bomenlanen en houtwallen/ houtsingels/ (vlecht-) hagen aanwezig waren in het verleden. Door de staat van de hagen en het lokaal ontbreken van lijnvormige elementen, heeft het plangebied niet de waarden die het in potentie in zich draagt, zowel op natuur als op landschappelijk vlak. Een grote oppervlakte in het plangebied is in gebruik als gangbaar grasland. Hiertoe is het maaiveld egaal en monotoon van soortensamenstelling, waarmee de waarde beperkt is. Het grasland vormt daarmee waarschijnlijk niet een functioneel onderdeel van de leefruimte.

Samengevat bevat het plangebied van het ziekenhuis (bestemming Maatschappelijk) in haar huidige vorm zeer weinig tot geen kernkwaliteiten. Er zijn immers weinig elementen uit de kernkwaliteiten aanwezig op deze plek en de aanwezige biotopen worden als marginaal leefgebied ingeschat voor de (zwaarder en strikt) beschermde te verwachten soorten. Vooral de omgeving (bestemming Natuur) van het plangebied bevat (potenties tot) kernkwaliteiten.

Stap 2 Negatieve effecten op kernkwaliteiten

De effecten van de ontwikkeling van het ziekenhuis zijn uiteen te zetten in effecten op korte termijn en effecten op lange termijn. Korte termijn effecten zijn te beschrijven als het tijdig verstoren van de leefomgeving van diverse soorten. Ook brengt de aanwezigheid van diverse partijen bij het bouwrijp maken van de grond en de bouw van het ziekenhuis een verstoring met zich mee. Voor veel van deze effecten zijn maatregelen te treffen, waarbij (bij correct en op tijd uitvoeren) de negatieve effecten kunnen worden voorkomen.

Lange termijn effecten ontstaan door het permanent aanpassen van de situatie. Dit geldt onder meer voor het verloren gaan van de verblijfplaats van de aangetroffen zomerkolonie van gewone dwergvleermuis, maar ook voor het verloren gaan van 9,75 hectare (potentieel) leefgebied van diverse soorten. Zoals bij stap 1 beschreven, betreft het naar verwachting echter slechts marginaal leefgebied voor enkele soorten. De bouw van het ziekenhuis heeft effect op de openheid van het gebied. De ruimtelijke impact is niet gelijkwaardig aan de impact op de natuurwaarde, gezien de lage verwachtingen voor natuurontwikkeling in de huidige situatie.

Ook voor de lange termijn effecten geldt, dat met tijdig en correct uitvoeren van maatregelen veel effecten niet meer zullen optreden dan wel in aanzienlijk mindere mate. Door gerichte maatregelen kunnen de kernkwaliteiten van het gebied juist ontwikkeld worden, wat tot een aanmerkelijke versterking van de natuurwaarde zal leiden.

Op basis van voorgaande is vastgesteld dat er in de huidige situatie zeer weinig tot geen kernkwaliteiten in het gebied aanwezig zijn. De geringe effecten op de wel aanwezige kernkwaliteiten worden zoveel mogelijk beperkt. In die zin is er geen reden om tot compensatie over te gaan. Aan artikel 2.7.2 van de Omgevingsverordening wordt voldaan. Om de geringe effecten te beperken en om natuurwaarden in het gebied verder te versterken is er voor gekozen natuurontwikkeling tot stand te brengen. In stap 3 wordt hier uitgebreid op ingegaan.

Stap 3 Bepalen welke elementen worden toegevoegd

Visie natuurontwikkeling

Om de benodigde maatregelen vast te stellen, is ten behoeve van het bestemmingsplan een Visie natuurontwikkeling opgesteld (zie Bijlage 13 en 14). In deze visie is beschreven welke elementen toegevoegd moeten worden om de kernkwaliteiten verder te ontwikkelen en hoe de negatieve effecten op de kernkwaliteiten gecompenseerd kunnen worden. Daarbij zijn de ambities voor de ruime omgeving van de nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis in beeld gebracht, waarna verder ingezoomd is op het gebied direct rondom het ziekenhuisterrein. De natuurwaardes zijn onderzocht en de relatie tussen het ontwikkelen van het ziekenhuis en de verdere ontwikkeling van de kernkwaliteiten is geanalyseerd. In het kader van het versterken van de natuurontwikkeling en netwerkfunctie van de GO zijn in de visie drie manieren besproken die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de kernkwaliteiten:

  • Mitigerende maatregelen, waarbij de aantasting van aanwezige waarden zoveel mogelijk wordt beperkt.
  • De (potentiële) kernkwaliteiten worden versterkt en aangevuld met gebiedseigen landschapselementen, gekoppeld aan de wensen van de doelsoorten in de ecologische verbindingszones.
  • De verbindende kwaliteit van de ecologische verbindingszones wordt versterkt of hersteld door een bijdrage aan het opheffen van barrières in de route van de doelsoort en het leggen van nieuwe verbindingen.

De visieschets van de locatie van het nieuwe Slingeland Ziekenhuis en de in de visie besproken ontwikkelingen in het omringende gebied, zijn weergegeven in figuur 4.6.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0010.png"

Figuur 4.6: Schets visie 'natuur- en landschapsontwikkeling Slingeland Ziekenhuis' afkomstig uit de Visie Natuurontwikkeling 25 februari 2016.

Zoals in figuur 4.6 te zien is het aandachtgebied van de natuurvisie ruim (gemeentegrens overstijgend) en wordt het begrensd door de logische barrières van water en wegen. Het bredere perspectief tussen deze natuurlijke barrières is gekozen in het kader van natuurontwikkeling en de netwerkfunctie dat dit gebied kenmerkt in de GO. De visiekaart is een schetsmatige weergave van mogelijke ontwikkelingen die in deze omgeving tot versterking van het natuurlijke netwerk kunnen leiden. Dit kan gerealiseerd worden door aanvullen of aanleggen gebiedseigen landschapsstructuren t.b.v. landschapsherstel en natuurontwikkeling. Het tussenliggende land kan vooralsnog de huidige landbouwfunctie behouden, mits in overeenstemming met natuur- en landschapswaarden, zoals dit al is vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied - 2012.

De focus voor de maatregelen die getroffen worden in het kader van het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van het Slingeland Ziekenhuis ligt binnen de invloedsfeer van het ziekenhuis en valt binnen de gemeentegrens van Doetinchem. Vanuit de historie zijn in het gebied diverse opgaande landschapselementen aanwezig die het kleinschalige landschap vormen. Deze landschapselementen bieden potentiële vestigings- en schuilplaatsen voor flora en fauna. De inrichtingsmaatregelen (bijvoorbeeld aanleg houtwallen, singels, rietkragen) die nodig zijn voor deze routes moeten worden afgestemd op de aanwezige flora en fauna, de bodemkundige en hydrologische eigenschappen en in-/aangevuld met streekeigen soorten. Hierdoor kunnen gebieden geschikt worden gemaakt om te verblijven en/of te foerageren. De herstelde landschapselementen vormen daarmee samen een netwerk van routes. Op hoger schaalniveau dienen ze als verbinding tussen diverse natuurgebieden (in het bijzonder Montferland en Slangenburg).

Inrichtingsplan

De volgende stap in het planproces is het inrichtingsplan, waarin een gedetailleerde invulling van het gebied is gegeven en de maatregelen uit de natuurvisie verder zijn uitgewerkt. Op basis van de Visie Natuurontwikkeling, de Landschappelijke Inpassing en overleggen van de werkgroep Natuur en Landschap (Overleg tussen Slingeland Ziekenhuis, gemeente Doetinchem, provincie Gelderland, Waterschap Rijn en IJssel en adviesbureaus NL Greenlabel, Regelink Ecologie & Landschap, Tauw bv ), is een inrichtingsplan (Ontwikkelplan natuurbestemming, zie Bijlage 15 en 16) opgesteld voor het gebied. Hierin zijn vier ontwikkelingen voorgesteld tot herinrichting van het gebied (zie figuur 4.7). Twee van deze ontwikkelingen (inrichtingsmaatregelen) zijn lijnvormige elementen, die goed dienst kunnen doen als verbindingszone voor ecologie. Ook is er één vlak element aanwezig wat dienst kan doen als zowel leefgebied als verbindingszone. Eén element is in beide categorieën te verdelen, waardoor het als leef- en foerageergebied dienst kan doen.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0011.png"

Figuur 4.7: Aanduiding en ligging natuurzones op basis van geografie (bron: Ontwikkelplan Natuurbestemming).

A en B zijn lineaire elementen, zogenaamde verbindingszones. Hier zijn de maatregelen gekoppeld aan een landschappelijk element als een (te herstellen) laan, zoals de droge verbinding (zie B) en/of een natte verbinding langs een bestaande (te vergraven) waterloop (zie A). C en D zijn vlakken met een eigen inrichting en maatregelen die passen bij de beoogde doelen en zorgen voor aansluiting op de landschappelijke omgeving. Eén is gericht op specifieke doelsoorten, zoals de vleermuizen (zie gebied D) en de ander op meerdere soorten en extensief gebruik vanuit het ziekenhuis (C).

Een overzicht van de concrete maatregelen in de vier gebieden is opgenomen in figuur 4.8. Door aan deze vier zones op gepaste wijze invulling te geven, worden de volgende kernkwaliteiten versterkt:

  • Het creëren van nieuwe verbindingen in de ecologische verbindingszone Oude IJssel-oost;
  • Een nieuwe verbinding tussen Montferland en Slangenburg met model 'das', 'rietzanger' en 'winde', parallel aan de Oude IJssel;
  • Aan-/ terugbrengen van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van een oude laanstructuur, aansluitend op en accentuerend aan reeds aanwezige bomenlanen. Mogelijk in combinatie met houtwal/singel en of vlechthaag, bosschages en wadi's;
  • De nieuwe verbindingszone kan bijdragen aan een verhoogde recreatiewaarde door ziekenhuisbezoekers, maar ook (dag-) recreanten;
  • Het creëren/versterken van het leefgebied voor diverse soortgroepen, waaronder: insecten, amfibieën, reptielen, vogels, zoogdieren en vissen;
  • Het creëren van nieuwe voorzieningen (drie voorziening torens) in de natuur bestemming langs de N317 (rode stippen), waardoor de functionaliteit voor onder andere vleermuizen gegarandeerd blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0012.png"

Figuur 4.8: Maatregelen in het kader van natuurontwikkeling rondom het Slingeland Ziekenhuis op locatie A18, afrit 4 (bron: Ontwikkelplan natuurbestemming, Regelink).

De inrichtingsmaatregelen van de vier gebieden zijn richtinggevend en worden weer nader ingevuld met betrokken partijen en deskundigen in de volgende processtap richting realisatie. Wel zullen de te realiseren natuurgebieden van een passende bestemming moeten worden voorzien.

Conclusie

Voor de aantasting van de zomerverblijfplaats en bijbehorend foerageergebied van de vier gewone dwergvleermuizen dient in het kader van de Wet natuurbescherming een ontheffing aangevraagd te worden. Ook dient een ontheffingsaanvraag van de Wet natuurbescherming op basis van een projectplan met mitigerende maatregelen aangevraagd worden. De mitigerende maatregelen waarborgen het behoud van de aan te tasten functies. Deze maatregelen bestaan uit:

  • Het realiseren van alternatieve verblijfplaatsen in de spouw/daken, of middels het plaatsen van vleermuiskasten, in de nieuwbouw van het ziekenhuis;
  • Het inrichten van een foerageer mogelijkheid voor gewone dwergvleermuis;
  • Het opstellen van een verlichtingsplan wanneer gedurende de bouw met kunstlicht wordt gewerkt en/of het nieuwe pand verlicht wordt met kunstlicht.

Naast de effecten op vleermuizen kunnen ook effecten op een aantal andere soorten niet uitgesloten worden. Voorafgaand aan de realisatie van het plan moet de effecten op deze soorten nader onderzocht worden en zo nodig moet ontheffing van de Wet natuurbescherming worden aangevraagd.

Om de ontwikkeling van het ziekenhuis in de Groene Ontwikkelzone mogelijk te maken, is een gedetailleerd inrichtingsplan (Ontwikkelplan natuurbestemming) opgesteld welke als voorwaardelijke verplichting aan de ontwikkeling van het ziekenhuis wordt gekoppeld. De hierin opgenomen maatregelen dienen voor het ontwikkelen en versterken van de kernkwaliteiten in het gebied. Het gebied waarvoor het Ontwikkelplan natuurbestemming is opgesteld, krijgt in het bestemmingsplan de bestemming Natuur en de gebiedsaanduiding GNN (Gelders Natuur Netwerk). Om de realisatie van het Ontwikkelplan natuurbestemming te waarborgen is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen dat de maatregelen uit het Ontwikkelplan natuurbestemming moeten zijn uitgevoerd binnen één jaar nadat het nieuwe ziekenhuis is gerealiseerd.

Op basis van het ecologisch onderzoek worden geen effecten verwacht op Natura2000 gebieden.

4.8 Water

Watertoets

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.

De waterhuishoudkundige gevolgen van de ontwikkeling zijn onderzocht en weergegeven in een separate waternotitie, welke in de Bijlage 18 is opgenomen.

Waterplan

In 3.5.3 is het Waterplan Doetinchem behandeld. Het beleid dat daarin is verwoord is vertaald in deze waterparagraaf.

Waterhuishoudkundige aspecten

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit#  
Veiligheid   1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Ja/Nee

Ja/Nee  
2

2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  
Ja/Nee
Ja/Nee Ja/Nee  
2
1
1  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Ja/Nee
Ja/Nee


Ja/Nee Ja/Nee
 
2
1


1
1  
Oppervlakte- waterkwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?
 
Ja/Nee
 
1  
Grondwateroverlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Ja/Nee

Ja/Nee
Ja/Nee

Ja/Nee   
1

1
1

1  
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Ja/Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja/Nee


Ja/Nee  
1


2  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Ja/Nee

Ja/Nee
 
1

1
 
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? (Oude IJssel)
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Ja/Nee

Ja/Nee

Ja/Nee
Ja/Nee  
2

2

1

1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het
waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  
Ja/Nee   2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Ja/Nee   1  

Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect

Riolering

Wanneer het ziekenhuis gaat lozen op het (gemeente)riool vergt dit aanpassingen van het rioolstelsel en de transportleidingen. Om te komen tot duurzame oplossingen kan gedacht worden aan de realisatie van warmtekoudeopslag (wko), warmtekrachtkoppeling (WKK) en een vergistingsyteem (zoals Pharmafilter). Een vergistingssysteem verwerkt en zuivert het afval en afvalwater op het terrein van het ziekenhuis. In deze installatie wordt het afval vergist en omgezet in elektriciteit. Bij deze duurzame oplossingen moet ook aandacht besteed worden aan het verwijderen van medicijnen en antibiotica uit het specifieke ziekenhuisafvalwater.

Een andere mogelijkheid is de directe afvoer van het ziekenhuisafvalwater per separate persleiding naar de RWZI voor behandeling aldaar. Dit zou gecombineerd kunnen worden met een biogasleiding terug naar het ziekenhuis zodat het biogas van de RWZI ook duurzaam door het ziekenhuis kan worden ingezet. Het hemelwater dat valt op de extra verharding wordt niet aangesloten op het rioolstelsel.

Wateroverlast

Door ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe. Om wateroverlast te kunnen voorkomen wordt als uitgangspunt de trits vasthouden – bergen – afvoeren gehanteerd. De voorzieningen om wateroverlast te voorkomen dienen aan de volgende eisen te voldoen.

  • Bij extreme hemelwatergebeurtenissen mag bui T100+10 % tot aan maaiveld geborgen worden en mag er geen waterschade, door inundatie vanuit het watersysteem ontstaan
  • In het beheergebied van Waterschap Rijn en IJssel is de gemiddelde landelijke afvoercoëfficiënt bepaald op 0,8 l/s/ha. De maatgevende bui T=100+10 % die hierbij hoort heeft een omvang van 101 mm en valt in 48 uur. De afvoer via het oppervlaktewater zou in dat tijdsbestek 28 mm bedragen. Het restant (74 mm) dient tot aan maaiveld geborgen te kunnen worden`
  • Volgens de richtlijnen van het waterschap Rijn en IJssel moet er bij een bui van T=10+10 %, 40 mm. water worden geborgen, om dit vertraagd af te voeren en moet er bij een bui van T=100+10 %, 74 mm. water worden geborgen tot maaiveld, zodat er geen wateroverlast ontstaat.

Oppervlakte water

Ter voorkoming dat er verontreinigd hemelwater, afkomstig van wegen en parkeerterreinen, op het oppervlaktewatersysteeem wordt geloosd, wordt dit hemelwater via infiltratievoorzieningen (wadi's) of bergingsvijvers afgevoerd.

Grondwateroverlast

Het voorkomen van kleilagen in de bovengrond kan de mogelijkheid om hemelwater te infiltreren sterk negatief beïnvloeden. Bij de nadere uitwerking van de bergingsopgave en het ontwerp van eventuele infiltratievoorzieningen dient hier rekening mee te worden houden.

Natte natuur

Het plangebied bevindt zich wel dicht bij de Oude IJssel welke is aangemerkt als een Ecologische Verbindingszone (EVZ). De kans op verstoring wordt echter zeer klein geacht.

Cultuurhistorie

In het plangebied bevindt zich de Kemnade sluis dat als water gerelateerd cultuurhistorisch object is aangemerkt. Het cultuurhistorische object is wel functioneel maar wordt niet aangetast in het nieuwe plan.

Overleg met de waterbeheerder

De watertoets is in gezamenlijk overleg met de waterbeheerder opgesteld. Met de waterbeheerder is overeengekomen dat er in het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen over de berging van regenwater. Deze voorwaardelijke verplichting luidt als volgt: “Volgens de normen en uitgangspunten uit de notitie “Duurzaam en Veilig water in de stad” van het waterschap Rijn en IJssel, versie april 2012, moet er bij een bui van T=10+10%, 40 mm. water worden geborgen, om dit vertraagd af te voeren en moet er bij een bui van T=100+10%, 74 mm. water worden geborgen tot maaiveld, zodat er geen wateroverlast ontstaat.”

Conclusie 

Wanneer rekening wordt gehouden met hetgeen gesteld in de watertoets en wat tevens deels is vastgelegd in een voorwaardelijke verplichting, is het bestemmingsplan voor wat betreft het thema water uitvoerbaar.

4.9 Cultuurhistorie

Wettelijk kader

Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Het belangrijkste doel van deze wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen. Wie dan ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek doen en de kosten daarvan op zich nemen. Ook als het onderzoek uiteindelijk tot een opgraving leidt.

Gemeente Doetinchem (mede als uitvoering van de nota cultuurhistorie) heeft een archeologische beleidskaart laten opstellen waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn. De archeologische beleidskaarten zijn samen met de erfgoedverordening op 18 november 2010 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld.

Plangebied

Cultuurhistorie – landschap

In paragraaf 4.9 wordt uitgebreid aandacht besteed aan het behoud van landschappelijke karakteristieken vanuit het oogpunt van cultuurhistorie.

Cultuurhistorie – bebouwing

In het plangebied is één gemeentelijk monument aanwezig, het betreft Kemnaderallee 5/5a boerderij 't IJsseltje. Deze hallehuis-boerderij uit 1783 is vanwege haar fraaie harmonische architectuur en de landschappelijke waarde opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst. Hiervoor gelden de regels van de Erfgoedverordening 2013 van de gemeente. Bij planontwikkeling moet rekening gehouden worden met deze verordening.

Archeologie

In het vigerende bestemmingsplan is in het plangebied sprake van drie archeologische verwachtingszones (zie figuur 4.9).

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0013.jpg"

Figuur 4.9 Archeologische verwachtingszones conform Archeologische beleidskaart gemeente Doetinchem

Mede op basis van uitgevoerd bureauonderzoek (zie Bijlage 19) worden deze verwachtingszones gehandhaafd en als dubbelbestemmingen opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Het betreft de dubbelbestemmingen ´Waarde – Archeologische verwachting 2', ´Waarde – Archeologische verwachting 3', en ´Waarde – Archeologische verwachting 4' met bijbehorend omgevingsvergunningenstelsel. De bijbehorende beperkingen zijn opgenomen in onderstaande tabel.

  uitgangspunten archeologiebeleid   dubbelbestemming  
Archeologische waardevol verwachtingsgebieden (AWV)  
AWV categorie 6 (hoog)   bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter onder maaiveld en bij plangebieden groter dan 250 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek   Waarde - Archeologische verwachting 2  
AWV categorie 7 (middelmatig)   bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter onder maaiveld en bij plangebieden groter dan 1000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek   Waarde - Archeologische verwachting 3  
AWV categorie 8 (laag)   bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter onder maaiveld en bij plangebieden groter dan 5000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek   Waarde - Archeologische verwachting 4  

Conclusie

Vanuit het aspect archeologie is de ontwikkeling van het ziekenhuis mogelijk. De bepalingen op dit aspect uit het vigerende bestemmingsplan blijven gehandhaafd. Op basis van deze bepalingen is in het vervolgtraject bij de aanvraag van de omgevingsvergunning archeologisch booronderzoek noodzakelijk.

4.10 Verkeer en parkeren

In het kader van de ontwikkeling van het ziekenhuis moet de impact op verkeer en parkeren in beeld gebracht worden. Hiervoor is een verkeers- en parkeeronderzoek uitgevoerd door Goudappel Coffeng (zie Bijlage 20). Dit onderzoek richt zich voor het verkeerdeel op de effecten op het verkeer buiten het plangebied. Daarbij is vastgesteld welke aanpassingen er aan het wegennet nodig zijn om de toename van verkeer vanuit het Slingeland Ziekenhuis op te vangen op de omliggende wegen. De verkeersoplossingen binnen het plangebied maken onderdeel uit van het ontwerp van het nieuwe ziekenhuis.

Voor parkeren is in het onderzoek van Goudappel Coffeng het effect op het plangebied beschouwd.

4.10.1 Verkeer

Eén van de uitgangspunten waar in het verkeersonderzoek rekening mee is gehouden, is de aansluiting van het beoogde ziekenhuisterrein op de N317. Uitgangspunt daarbij is dat al het verkeer ontsloten wordt via één aansluiting ter hoogte van het bestaande kruispunt N317 Gaanderenseweg. Uit de analyse blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling een verkeersgeneratie van 7.750 motorvoertuigen per etmaal tot gevolg heeft.

Voor de ontsluiting van het ziekenhuis geldt dat deze zodanig dient te zijn vormgegeven dat een goede afwikkeling van het verkeer in de omgeving, met name op de N317, wordt gegarandeerd. De toename van verkeer door de komst van het Slingeland Ziekenhuis heeft impact op drie kruispunten (zie figuur 4.10) De mate van verkeersafwikkeling op de N317 nabij de Gaanderenseweg en de op- en afritten A18 wordt grotendeels bepaald door de afwikkelingskwaliteit van deze kruispunten. Daarbij is rekening gehouden met de toekomstige fietsers en voetgangers die het ziekenhuis ook moeten kunnen bereiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0014.jpg"

Figuur 4.10 De drie kruispunten die impact ondervinden van de komst van het ziekenhuis

Uit het verkeersonderzoek blijkt dat er op basis van de combinatie van autonome ontwikkelingen en de komst van het Slingeland Ziekenhuis maatregelen moeten worden genomen aan de drie kruispunten en aan de afritten van de A18. In figuur 4.11 is het ontwerp van de weg weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H303A-0001_0015.jpg"

Figuur 4.11 Verkeersontwerp ingrepen aan N317 en op- en afritten A18.

Voetgangers

Op dit moment ligt er geen infrastructuur voor voetgangers. Door de ligging van het Slingeland Ziekenhuis wordt verwacht dat ook zeer weinig mensen het ziekenhuis te voet zullen bezoeken. Omdat het wel noodzakelijk dat het ziekenhuis te voet bereikbaar is, voor bijvoorbeeld voetgangers van en naar de bushalte, worden daarom op 3 plaatsen oversteekvoorzieningen aangelegd op het kruispunt N317 – Gaanderenseweg – Slingeland Ziekenhuis (zie figuur 4.11).

Voetgangers tussen Doetinchem en het Slingeland Ziekenhuis kunnen gebruik maken van de bestaande infrastructuur langs de Oude Terborgseweg. Tot slot wordt er nog een trottoir aangelegd tussen het P&R-terrein en de oostelijke bushalte. Aan de westzijde van de N317 kunnen voetgangers gebruik maken van het fietspad. Gezien de geringe verwachte aantallen zal dit niet tot problemen leiden en weegt de aanleg van een separaat trottoir niet op tegen het gebruik. Bovendien wordt hiermee mogelijk oneigenlijk parkeergedrag op het P&R-terrein meer tegengegaan.

Fietsers

De verwachte verkeersgeneratie van fietsers naar het nieuwe ziekenhuis bedraagt 1.150 fietsritten per etmaal. Het huidige fietspad kan deze fietsstroom prima verwerken. Wel is het wenselijk om door het intensievere gebruik van de fietsroute langs de N317 verlichting langs het fietspad aan te brengen. Dit zorgt voor een aanzienlijke verbetering van de sociale verkeersveiligheid voor fietsers. Daarbij moet verlichting toegepast worden welke geen invloed heeft op ter plaatse aanwezige flora en fauna.

Op het terrein zelf heeft het de voorkeur om het langzame verkeer te scheiden van het gemotoriseerde verkeer.

Openbaar vervoer

Gezien de ligging en de bereikbaarheid van het oude en nieuwe ziekenhuis wordt verwacht dat een vergelijkbare hoeveelheid reizigers per openbaar vervoer naar het nieuwe ziekenhuis zal reizen als nu naar het bestaande ziekenhuis. Wel is het denkbaar dat een beperkte toename zal ontstaan door de extra functies op de nieuwe locatie.

Uitgaande van de bestaande lijnvoering wordt de halteringsplaats langs de N317 verplaatst richting het kruispunt N317 – Gaanderenseweg – Slingeland Ziekenhuis. Daarnaast is een goede looproute nodig zijn tussen deze halteplaatsen en het Slingeland Ziekenhuis. Op het kruispunt N317 – Gaanderenseweg – Slingeland Ziekenhuis wordt op 3 van de 4 aansluitingen een geregelde oversteek gerealiseerd. Enkel over de noordelijk aansluiting op de N317 wordt geen oversteek gerealiseerd voor langzaam verkeer.

Om ervoor te zorgen dat ook het P&R-terrein in voldoende mate gebruik kan blijven maken van de bushaltes wordt een voetpad aangelegd langs de oostzijde van de N317 tussen het P&R-terrein en de halteplaats. Het is goed denkbaar dat, naast de streeklijnen 28 en 40, een of meerdere stadslijnen gaan rijden via de nieuwe ziekenhuislocatie. Zoals nu ook geval is op de huidige locatie van het Slingeland Ziekenhuis. Of dit echter past binnen de OV-visie en welke gevolgen dit heeft voor de dienstregeling en de bereikbaarheid per openbaar vervoer voor de rest van Doetinchem is in dit stadium nog niet te bepalen.

Bevoorradingsverkeer

Het Slingeland Ziekenhuis zal ook dagelijks bevoorraad worden. Distributieverkeer zal net als het overige verkeer ontsloten worden via het kruispunt N317 – Gaanderenseweg – Slingeland Ziekenhuis. De routering op het eigen terrein zal zodanig ingericht moeten worden dat dit verkeer goed naar de laad- en loslocatie(s) kan rijden. Van belang hierbij is dat er voldoende rekening wordt gehouden met het type voertuig en bijbehorende draaicirkels.

Nooddiensten

Ambulances zullen in beginsel gebruik maken van de ontsluiting bij het kruispunt N317 – Gaanderenseweg – Slingeland Ziekenhuis. Daarnaast kunnen ambulances met spoed vanuit de richting Doetinchem en de A18 gebruik maken van de busbaan om het verkeer te ontwijken. Het heeft hierbij de voorkeur dat een ambulance zich in kan melden in de regeling zodat de doorgang zoveel mogelijk wordt gegarandeerd.

Bij een eventuele calamiteit op deze aanvoerroute zal er echter een alternatieve route nodig zijn voor het bereiken van de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Dit wordt enerzijds opgevangen moeten worden door specifieke maatregelen op het eigen terrein. Daarnaast wordt een alternatieve tweede ontsluiting gerealiseerd via de Roerstraat. Deze verbinding zal aangesloten moeten worden op het wegennet van het Ziekenhuisterrein waarbij wel een paal of slagboom nodig is om te voorkomen dat elk voertuig deze verbinding kan gebruiken.

Ontsluiting bestaande bewoners en bedrijven

Via de Kemnaderallee en de Oudesluisweg worden op dit moment een aantal bestaande woningen en bedrijven ontsloten. Beide wegen sluiten op dit moment vlak bij het kruispunt N317 – Gaanderenseweg aan. In de toekomst is dit niet meer mogelijk. De bewoners en bedrijven worden in de toekomst ontsloten over het wegennet van het ziekenhuisterrein. In de verdere uitwerking van het ontwerp van het ziekenhuis zal hier nadrukkelijk rekening mee gehouden worden.

4.10.2 Parkeren

In het onderzoek van Goudappel Coffeng is het benodigde aantal parkeerplaatsen ten behoeve van het ziekenhuis vastgesteld op minimaal 1.675 parkeerplaatsen. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat de complete parkeervraag op het ziekenhuisterrein moet worden gefaciliteerd. In tegenstelling tot de huidige locatie van het ziekenhuis is het ziekenhuis op de ontwikkellocatie een solitaire functie, waar geen parkeercapaciteit in de omgeving voor beschikbaar is. Het is daarmee niet mogelijk een eventueel tekort op te vangen in de omgeving.

De parkeercapaciteit wordt middels een gebouwde parkeervoorziening verzorgd. Vanuit ruimtelijk oogpunt zal de parkeervoorziening ingepast worden in het landschap. Voor personeel en voor bezoekers/patiënten zal worden voorzien in fietsparkeerplekken (fietsenstalling). Met een voorwaardelijke verplichting is het minimum aantal parkeerplaatsen in de regels verankerd.

4.11 Duurzaamheid

Het Slingeland Ziekenhuis heeft de ambitie om een innovatief en duurzaam ziekenhuis te

realiseren, zo mogelijk energieneutraal en klimaatneutraal. Om dit om te zetten in concrete

plannen wordt mogelijk gebruik gemaakt van de volgende technieken:

  • Warmte-koudeopslag (wko)
    Warmte-koudeopslag is een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. De techniek wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen en/of te koelen.
  • Warmtekrachtkoppeling (WKK)
    Warmte-krachtkoppeling staat voor het gelijktijdig opwekken van warmte en kracht (elektriciteit). De kracht is afkomstig van een brandstofcel, verbrandingsmotor of gasturbine en wordt meestal aangewend om een generator aan te drijven die op zijn beurt elektriciteit opwekt.
  • Vergistingsyteem (zoals Pharmafilter)
    Een vergistingssysteem verwerkt en zuivert het afval en afvalwater op het terrein van het ziekenhuis. In deze installatie wordt het afval vergist en omgezet in elektriciteit. Het afvalwater wordt daarbij gezuiverd tot proceswater, dat het ziekenhuis kan gebruiken voor bijvoorbeeld het doorspoelen van de toiletten. Door het decentraal gebruiken van afvalstromen binnen het ziekenhuis voor het opwekken van bruikbare energie, wordt beoogd het verbruik van primaire brandstoffen te verminderen. Daarbij zorgt een dergelijke techniek tevens voor de reductie van afvalstromen en reiniging van afvalwater.

Doel is om tot een duurzame oplossing te komen met zo laag mogelijke maatschappelijke kosten en die technisch en financieel haalbaar is. In het ontwerp en materiaalgebruik van het gebouw en zijn omgeving zal daarbij rekening gehouden moeten worden met onder andere klimaatbestendigheid.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is gericht op de nieuwbouw van het Slingeland Ziekenhuis met bijbehorende voorzieningen. De exacte invulling van het terrein is nog niet bekend. Het plan is daarom opgezet als een globaal bestemmingsplan. Op hoofdlijnen is duidelijk waarvoor gronden en gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan bebouwing wordt toegestaan. Ook zijn er randvoorwaarden geformuleerd in de vorm van voorwaardelijke verplichtingen. Op deze wijze biedt het plan voldoende rechtszekerheid voor de burger en andere belanghebbenden.

De regels zijn voor zover mogelijk gelijk aan die van het bestemmingsplan Buitengebied - 2012. Echter de verschillende gebiedsaanduidingen die volgens het bestemmingsplan Buitengebied - 2012 voor het plangebied gelden, zijn niet overgenomen. De gebiedsaanduiding in verband met de Reconstructiewet is niet meer relevant omdat het gebied geen agrarische functie heeft. De overige gebiedsaanduidingen zijn gericht op behoud en versterking van de landschappelijke openheid, van de ecologische waarden of de kernkwaliteiten van het gebied. Deze waarden hebben nog steeds een zekere betekenis, maar zijn met de mogelijkheid van de bouw van het ziekenhuis anders geformuleerd. Dit komt in onderstaande paragrafen aan de orde.

5.2 Toelichting op de regels

De regels bestaan uit de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk I: Inleidende regels;
  • hoofdstuk II: Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk III: Algemene regels;
  • hoofdstuk IV: Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).

5.2.2 Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels zijn de regels voor de bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, overeenkomstig de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
  • de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.
5.2.2.1 Maatschappelijk

Op deze gronden en bijbehorende bouwwerken zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Ook zijn binnen deze bestemming bedrijfswoningen toegestaan. Binnen deze bestemming is een grote uitwisselbaarheid van verschillende maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt, te weten detailhandel educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

Binnen de bestemming zijn ruime bebouwingsmogelijkheden opgenomen. Veelal is hier in het verleden al gebruik van gemaakt. In principe dient de bebouwing binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. Met deze bepaling wordt zoveel mogelijk voorkomen dat bebouwing grenst aan de achterliggende veelal aanwezige woonbestemmingen. Onder voorwaarden is daar voor bepaalde ondergeschikte bouwwerken een afwijking mogelijk.

Dove gevels

Indien en zodra de gronden in gebruik zijn genomen overeenkomstig de in lid 3.1 beschreven bestemming moeten gebouwen ten behoeve van de zorgfuncties en de aan de zorg gerelateerde functies, waarbij de gevelbelasting hoger is dan 53 dB, voorzien zijn van dove gevels. Dit conform het Akoestisch onderzoek (zie Bijlage 3). Hierdoor moet de binnenwaarde voldoen aan de eisen zoals vastgelegd in het Bouwbesluit. Er is geen dove gevel noodzakelijk als door de afschermende werking van te realiseren bebouwing of andere voorzieningen de gevelbelasting:

  • hoger is dan 48 dB, maar lager dan 53 dB (mét ontheffing hogere grenswaarde) óf
  • 48 dB of lager wordt (zonder ontheffing hogere grenswaarde).

Natuurontwikkeling

Het plangebied is in de provinciale ruimtelijke verordening Gelderland aangewezen als Groene Ontwikkelingszone. Onder voorwaarden zijn daar nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Eén van de voorwaarden is dat de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten worden gecompenseerd en versterkt. Hiervoor is een Ontwikkelplan Natuurbestemming opgesteld. Het gaat dan met name om de gebieden die in dit bestemmingsplan de bestemming 'Natuur' hebben. Uitgangspunt is dat de maatregelen uit het Ontwikkelplan Natuurbestemming moeten zijn uitgevoerd binnen één jaar nadat het nieuwe ziekenhuis (hoofdgebouw) is gerealiseerd.

Waterhuishouding

Ook in verband met de waterhuishouding is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. De maatregelen die moeten worden getroffen hebben betrekking op de waterkwantiteit.

Voor de maatregelen in verband met de natuurontwikkeling en waterhuishouding is gekozen voor een termijn van één jaar waarbinnen de maatregelen moeten worden getroffen, nadat de nieuwe het ziekenhuis hoofdgebouw) is gerealiseerd.

Parkeerplaatsen

Als laatste voorwaardelijke verplichting is opgenomen dat het ziekenhuis niet in gebruik mag worden genomen als de minimaal 1675 parkeerplaatsen niet zijn gerealiseerd.

In de specifieke gebruiksregels zijn onder het kopje 'Verkeer' bepalingen opgenomen over de inrichting van het terrein. De inrichting moet zodanig zijn dat er een veilige afwikkeling mogelijk is van de verschillende verkeerssoorten en ook dat het terrein, indien nodig, kan dienen als ontsluitingsweg voor de percelen in het gebied achter het ziekenhuisterrein.

Omdat de gronden binnen de bestemming “Maatschappelijk” lager liggen dan de provinciale weg N317, is opgenomen dat het niveau van het maaiveld niet hoger mag zijn dan het peil van de weg. De gronden mogen dus wel worden opgehoogd, maar niet hoger dan het peil van de weg.

5.2.2.2 Natuur

De gronden met de bestemming “Natuur” hebben betrekking op de gebieden de worden ingericht als natuurgebieden in verband met en als compensatie voor de ontwikkeling van het ziekenhuis. Met het aanleggen van deze natuurgebieden wordt voldaan aan de provinciale Omgevingsverordening zoals bij 'Maatschappelijk' al toegelicht.

5.2.2.3 Waarde - Archeologische verwachting

De dubbelbestemmingen “Waarde – Archeologische verwachting” heeft binnen het plangebied drie verschillende beschermingsniveaus. In de regels bij deze bestemmingen is een voorrangsregeling opgenomen met het oog op de bescherming van de belangen en de aanwezige waarden. De gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de onderliggende bestemmingen worden hierdoor beperkt.

Bouwwerken mogen alleen opgericht worden als er een archeologisch rapport is overhandigd. Dit geldt niet als het bouwwerk van kleinere omvang is dan in de regels is bepaald. In principe mogen in de zones geen werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, worden uitgevoerd. Middels een omgevingsvergunning voor een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning) kan van dit verbod worden afgeweken.

5.2.3 Referentiekader nadere eisen- en ontheffingsbevoegdheid

Een aantal planregels geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, respectievelijk onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.

De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing. Deze kunnen toegepast worden als het concrete bouwplan voor de genoemde onderdelen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een ongewenst gevolg voor de omgeving heeft.

Binnen de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden komen veelal de volgende voorwaarden voor:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
  • b. geen verkeersonveilige situatie ontstaat;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. het woon- en leefklimaat niet verslechterd;
  • e. de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar is;
  • f. de uitvoerbaarheid gewaarborgd is.

Deze voorwaarden zijn als volgt uit te leggen:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing en gebruiksmogelijkheden van die percelen:
    Als een afwijking of wijziging op een aangrenzend perceel van zodanige invloed is dat deze grond, onder andere door meer schaduw, minder goed te gebruiken is dan het was, dan is het niet mogelijk om aan de afwijking of wijziging mee te werken.
  • b. geen verkeersonveilige situatie ontstaat:
    Ten aanzien van de binnen de regeling toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het in stand houden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast:
    Ten aanzien van de binnen een regeling toegelaten gebruiksvormen moet rekening worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de omliggende bedrijven, gronden en bouwwerken, als deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
  • d. het woon- en leefklimaat niet verslechterd:
    Het is niet toegestaan dat het woon- en leefklimaat door een verandering slechter wordt dan dat deze in de bestaande situatie is.
  • e. de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar is:
    Ten aanzien van de binnen een regeling toegelaten gebruiksvormen moet rekening worden gehouden met de milieu- en andere aspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking. Als hierdoor de omgeving nadelig belast wordt, dan is medewerking niet mogelijk.
  • f. de uitvoerbaarheid gewaarborgd is:
    De (met name) financiële uitvoerbaarheid van een plan moet hierbij onderbouwd worden. Aan een (financieel) niet haalbaar plan kan niet meegewerkt worden.

5.2.4 Algemene regels

De algemene of aanvullende regels tenslotte vormen een set algemene regels die op alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. De algemene regels bestaan onder meer uit afwijking- en wijzigingsbepalingen. De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.

De gronden met de bestemming “Natuur” hebben tevens de aanduiding 'gelders natuurnetwerk' in overeenstemming met de provinciale Omgevingsverordening. Bij de algemene gebruiksregels zijn hier regels over opgenomen.

De algemene afwijkingsregels voorzien in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.

De gronden waarop het ziekenhuisterrein wordt ontwikkeld en de gronden met de bestemming “Natuur” zullen minnelijk verworven worden. Voor het geval dat er geen overeenstemming wordt bereikt met de huidige eigenaren van de gronden, zal er onteigening plaats vinden. De aanduiding 'Wetgevingzone - verwezenlijking in naaste toekomst' maakt het mogelijk om de onteigeningsprocedure te versnellen.

5.2.5 Overgangs- en slotregels

In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen positief bestemd worden. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum.

De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6 onder f. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Deze uitvoerbaarheid heeft in het bijzonder betrekking op de financieel economische uitvoerbaarheid. Daarnaast moet worden aangegeven of er een exploitatieplan wordt opgesteld of dat er sprake is van een overeenkomst.

6.1 Exploitatieplan

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop aangewezen bouwplannen zijn voorgenomen. De aangewezen bouwplannen zijn gedefinieerd in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening. Hieronder worden onder andere gerekend de bouw van één of meer woningen en de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen.

Ten behoeve van de uitvoering van dit bestemmingsplan is een exploitatieplan opgesteld. Dit exploitatieplan wordt gelijktijdig met dit bestemmingsplan vastgesteld. Uit het exploitatieplan blijkt dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. Tevens is er een planschadeverhaalovereenkomst gesloten tussen gemeente Doetinchem en Slingeland Ziekenhuis, hierin is vastgesteld dat eventuele planschade wordt verhaald op Slingeland Ziekenhuis.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd worden met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld.

De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.

7.2 Inspraak

In het proces rond het opstellen van het bestemmingsplan zijn de directe omgeving van het plangebied en andere betrokken organisaties nadrukkelijk geïnformeerd tijdens verschillende bijeenkomsten. In Bijlage 21 bij dit bestemmingsplan is een nota van inspraak opgenomen waarin de data en verslagen van de bijeenkomsten zijn opgenomen.

7.3 Overleg

Het bestemmingsplan is tijdens de voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan voor vooroverleg verzonden naar:

  • Waterschap Rijn en IJssel,
  • provincie Gelderland,
  • rijk (ministerie van I en M),
  • gemeente Montferland,
  • gemeente Oude IJsselstreek,
  • gemeente Bronckhorst,
  • Gasunie,
  • TenneT,
  • Liander,
  • Vitens.

Van Liander en Vitens is geen reactie ontvangen. De gemeenten Bronckhorst, Oude IJsselstreek en Montferland alsook Tennet en de Gasunie hebben aangegeven geen opmerkingen op het bestemmingsplan te hebben.

Het rijk (ministerie van I en M, Rijkswaterstaat), de provincie en het waterschap hebben een aantal opmerkingen gegeven op het plan. Deze opmerkingen zijn samengebracht in de nota van vooroverleg. Hier zijn zij ook beantwoord. De nota van vooroverleg is als Bijlage 22 bij dit bestemmingsplan gevoegd.