direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Gaarde tussen 345 en 347 - 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07H307A-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Bruggink Projectontwikkeling B.V.: hierna: initiatiefnemer, is voornemens ter plaatse van het braakliggende terrein aan De Gaarde te Doetinchem een drietal koopwoningen te realiseren. Aangezien het voornemen in strijd is met het vigerende bestemmingsplan ter plaatse, kan enkel middels een planologische procedure medewerking verleend worden aan de realisatie.

De ontwikkeling van De Gaarde is in strijd met het geldende bestemmingsplan. Een herziening van dat plan is daarom noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan De Gaarde tussen 345 en 347 - 2015 geeft de gemeente hier inhoud aan.

De basis voor medewerking aan de voorgenomen ontwikkeling is gelegen in de gemeentelijke beleidsnotitie "Hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing, nieuwe landgoederen en landelijk wonen in het buitengebied". In deze lokale vertaling van het provinciale beleid voor het agrarisch gebied worden mogelijkheden geboden woningen ter realiseren in combinatie van de sloop van voormalige agrarische bebouwing. Dit in het kader van de wens van een vermindering van verstening in het buitengebied, het tegen gaan van verrommeling en het versterking van het cultuurlandschap. Gelet op dit beleid heeft het college van burgemeester en wethouders op 14 december 2010 besloten in principe medewerking te verlenen aan onderhavige ontwikkeling.

1.2 Plangebied

Voor onderhavig bestemmingsplan gelden twee plangebieden:

  • 1. De Gaarde tussen 345 en 347 te Doetinchem (nieuwbouwlocatie) inclusief natuurlijk in te richten gronden;
  • 2. Broekstraat 15 te Doetinchem (slooplocatie).

De Gaarde tussen 345 en 347

Het plangebied ligt te noordoosten van het centrum van Doetinchem, vlak buiten de bebouwde kom. Het plangebied wordt ontsloten door De Gaarde. Op circa 100 meter van het plangebied ligt de N315 (Doetinchemseweg/Zelhemseweg). Het deel van het plangebied waarop de initiatiefnemer voornemens is drie vrijstaande huizen te realiseren wordt voornamelijk gebruikt als grasland. Langs de noordelijke grens van het plangebied loopt een watergang.

Het gedeelte van het plangebied ten zuiden van De Gaarde is in de huidige situatie in gebruik als agrarisch gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: Luchtfoto plangebied 1

Broekstraat 15

Aan de Broekstraat 15 te Doetinchem, ten noorden van de stad Doetinchem in de richting van Zelhem is de slooplocatie gelegen. Het perceel betreft een voormalig agrarisch bedrijf waar thans nog agrarische bedrijfsbebouwing, welke grotendeels gesloopt zal worden, op aanwezig is. Het plangebied wordt aan de zuid- en westkant omsloten door wegen en aan de noord- en oostkant door weilanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0002.jpg"

Afbeelding 1.2: Luchtfoto plangebied 2

Op deze locatie vinden enkel sloopactiviteiten plaats en op deze locatie zijn geen te beschermen cultuurhistorische en/of milieukundige waarden en belemmeringen aanwezig. Aan deze locatie is in het vigerende bestemmingsplan wel de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur' toegekend. Het slopen van de stallen en het landschappelijk inrichting van de locatie heeft enkel positieve effecten op deze toegekende waarde. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling voor deze locatie geen negatieve effecten verbonden zijn, zal in deze toelichting verder niet inhoudelijk op deze locatie ingegaan worden, dit met uitzondering in Planbeschrijving.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Onderdeel van de voorgenomen ontwikkeling betreft het vastleggen van de landschappelijke inpassing van de slooplocatie Broekstraat 15, de wijziging van de bestemming op het perceel tussen De Gaarde 345 en 347 ten behoeve van de realisatie van drie woningen en de realisatie van nieuwe natuur op een perceel aan De Gaarde.

Onderhavig bestemmingsplan is een partiële herziening van het in het plangebied geldende bestemmingsplan. Voor het plangebied geldt op dit moment bestemmingsplan 'Buitengebied - 2012'. De gemeenteraad heeft op 29 oktober 2015 het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.

Vigerende bestemming

De Gaarde tussen 345 en 347

De gronden voor de nieuwbouwlocatie en het natuurlijk in te richten perceel hebben de bestemming "Agrarisch". Verder geldt er ter plaatse de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachting" en de gebiedsaanduidingen "overige zone - waardevol landschap", "overige zone - go" en "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied".

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0003.jpg"

Afbeelding 1.3: Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Buitengebied - 2012"

Broekstraat 15

Dit gedeelte van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan heeft in het vigerende bestemmingsplan reeds de bestemming "Wonen'' toegekend gekregen. Tevens gelden ter plaatse de dubbelbestemmingen "Waarde - Natuur" en "Waarde - Archeologische verwachting 4".

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0004.jpg"

Afbeelding 1.4: Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Buitengebied - 2012"

Toekomstige planologische situatie

Het bestemmingsplan Buitengebied - 2012, die de gemeenteraad op 18 juli 2013 had vastgesteld, is op 5 november 2014 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd. De gemeenteraad heeft op 29 oktober 2015 het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld. Voor de bestaande bebouwing aan De Gaarde 345 en voor de Broekstraat 15 is in dit bestemmingsplan reeds een actuele planologisch kader opgenomen. Daarom is De Gaarde 345 zelf nu niet meer in deze herziening opgenomen.

De locatie aan de Broekstraat maakt wel onderdeel uit van onderhavige herziening, waarbij naast de vigerende bestemmingsregeling de realisatie en instandhouding van het opgestelde landschapsplan als voorwaardelijke verplichting is opgenomen.

Ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen zal de agrarische bestemming gewijzigd worden naar "Wonen" inclusief drie bouwvlakken, ter compensatie van de ingebrachte sloopcapaciteit aan de Broekstraat 15. De agrarische gronden ten zuiden van De Gaarde zullen ter compensatie natuurlijk worden ingericht en krijgen de bestemming "Natuur".

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bouwgeschiedenis en ruimtelijke structuur

Bebouwing

Naast het plangebied ligt De Gaarde 345. Dit is vermoedelijk rond 1925 gebouwd als winkelwoonhuis annex bakkerij en boerderij. In de winkel werd ondermeer brood verkocht. In de bedrijfsruimte die aan de achterzijde aansluit op het woonhuis bevindt zich nog de oorspronkelijke bakkersoven. Naast de functie van winkel en de bakkerij had het bedrijf ook nog een agrarische functie, er werd namelijk ook vee gehouden. Waarschijnlijk gelijktijdig met de bouw van de hoofdbebouwing werd op het achtererf een varkensschuur gebouwd. In 1968 breidde de familie Te Kiefte het bedrijf uit met een supermarkt, die aan de rechterzijde tegen het winkelwoonhuis werd gebouwd. Deze uitbreiding en modernisering van de winkelfunctie had waarschijnlijk te maken met de totstandkoming van de wijk Overstegen direct ten zuiden van De Gaarde" (Bron: Bouwhistorisch onderzoek De Gaarde 345, Gelders Genootschap)

De aangebouwde winkelruimte is op het laatst in gebruik geweest als fietsenzaak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0005.jpg"

Afbeelding 2.1: Foto bestaande bebouwing De Gaarde 345

Landschap

Het plangebied is gelegen in de zogenaamde komgronden. Komgronden zijn de laaggelegen, natte gebieden in het rivierenlandschap die altijd in combinatie met oeverwallen optreden. Op de afbeelding hieronder is te zien dat het plangebied (rood omcirkeld) ligt in een komgrondgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0006.png"

Afbeelding 2.2: Uitsnede Staalkaart, Regionale Structuurvisie Achterhoek

De ruimtelijke structuur van het plangebied kenmerkt zich voornamelijk door elementen uit het voornoemde komgrondgebied. De komgronden / broekontginningen hebben een meer grootschalig karakter, dat in belangrijke mate ge kenmerkt wordt door openheid, de afwezigheid van bospercelen, een regelmatige verkaveling, rechte wegen, lage bebouwingsdichtheid, boerderijen direct langs de wegen gelegen, overwegend graslandgebruik. De erfbeplanting is vormgegeven in lineaire structuren. De beekbegeleidende beplanting staat in contrast met het overig open landschap.

Functies

Het plangebied ligt in de noordelijke stadrandzone van Doetinchem en grenst aan de wijk Overstegen. De bestemming van het plangebied (nieuwbouwlocatie) en omgeving is agrarisch. Tevens is op het plangebied een fietsenbedrijf in werking geweest met daaraan een bedrijfswoning gekoppeld. Een gedeelte van het plangebied is thans in gebruik als agrarische grond.

Ecologische Hoofdstructuur

De Omgevingsvisie Gelderland laat zien dat het plangebied ligt in de Ecologische verbindingszone. In deze verbindingszone zijn een aantal modellen geprojecteerd om de aanwezige waarden te versterken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0007.jpg"

Afbeelding 2.3: Uitsnede Omgevingsvisie Gelderland, Ecologische Hoofdstructuur

Ter plaatse van het plangebied zijn drie modellen van toepassing:

Model Das

Dit model is gebaseerd op de modellen das en boommarter en bestaat uit een brede corridor. De corridor is opgebouwd uit kleinschalig landschap waarin houtwallen, singels en bosjes dekking bieden en geleiding geven, en waarin voldoende geschikte voedselgebieden aanwezig zijn. 'Natte' elementen zijn niet noodzakelijk.

Dit model is, behalve voor das en boommarter, functioneel voor allerlei dieren van bossen, bosranden en kleinschalig landschap. In een enkel geval is dit model toegekend aan zones die in de eerste plaats verbetering van de uitwisseling van edelherten beogen. Dan dienen de voorkomende barrières (wegen) op een andere manier overbrugd te worden.

Model Kamsalamander

Dit model bestaat uit een corridor met stapstenen, ingebed in een landschapszone. 'Natte' elementen, met name poelen, zijn essentieel. Behalve de kamsalamander kunnen ook andere zeldzame amfibieën - heikikker, boomkikker, knoflookpad- en ringslang doelsoort zijn.

Dit model mikt op een herstel van kleinschaligheid, inclusief natte elementen. Daarmee is het toepasbaar zowel in het rivierengebied als op de lage zandgronden. De kwaliteit van de natte elementen is van groot belang, terwijl de 'droge' elementen zeer verschillend kunnen zijn. Het model biedt plaats aan een zeer grote verscheidenheid aan organismen, van spitsmuis tot steenuil en van libel tot vleermuis. De poelen dienen echter vrij van vis te zijn en te blijven.

Model IJsvogelvlinder

Dit model is gebaseerd op het model kleine ijsvogelvlinder en bestaat uit grote en kleine stapstenen open bos, in een landschapszone. Het is met name bedoeld voor organismen die niet zozeer uitgestrekte bossen nodig hebben, maar bos van hoge kwaliteit: vochtig, met gevarieerde samenstelling en structuurrijke randen en open plekken. De kleine ijsvogelvlinder en de grote weerschijnvlinder zijn daarvan goede voorbeelden. Tevens dient het model om kleine, geïsoleerde maar waardevolle bosjes uit hun isolement te halen.

2.2 Ontwikkelingen

2.2.1 De Gaarde tussen 345 en 347

Bebouwing

Ter plaatse van de nieuwbouwlocatie worden drie vrijstaande woningen gerealiseerd. Deze woningen worde gebouwd in een landschappelijk stijl en situering. De woningen worden, als verwijzing naar de vroegere boerenerven, gebouwd met als gezamenlijk middelpunt een typisch binnenplein. De woningen zelf zullen in landelijke stijl gebouwd worden met als verwijzing in de omgeving voorkomende boerderijtypen.

De volgende onderdelen zijn kenmerkend voor het bouwplan:

  • rechte ontsluitingsweg haaks op De Gaarde en evenwijdig aan de waterloop;
  • laanbeplanting aan beide zijden van de ontsluitingsweg;
  • één kenmerkend hoofdgebouw type 't-boerderij';
  • twee ondergeschikte 'schuurwoningen';
  • de drie woningen geclusterd rondom een binnenplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0008.jpg"

Afbeelding 2.4: Indicatie woning type "t-boerderij"

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0009.jpg"

Afbeelding 2.5: Indicatie woning type "schuurwoning"

In de bijlage is een overzicht opgenomen van het woningbouwprogramma conform de VAB-regeling. In totaal zullen de drie te realiseren woningen een inhoud krijgen van ca. 1.695 m3.

Situering

De nieuwbouwlocatie is gekozen vanwege meerdere redenen. De nieuwbouwlocatie maakt onderdeel uit van het perceel De Gaarde 345. Daar rustte vanuit het verleden nog een detailhandelsbestemming welke in de huidige tijd op deze locatie niet langere gewenst is.

Landschappelijke inrichting

Alle huidige aanwezige beplanting in en rondom het plangebied blijft behouden. Er worden geen ingrepen uitgevoerd aan de Zelhemse Beek. Ook de natuurvriendelijke oever blijft gehandhaafd. Er vinden geen ingrepen plaats die een negatief effect hebben op de grondwaterstand en -kwaliteit van het gebied ter plaatse.

In het kader van de geplande ruimtelijke ontwikkeling verdwijnt er een gedeelte open grasland. Hier komt een gedeelte bebouwing, verhard oppervlak en tuin. De tuin zal grotendeels ingericht worden met inheemse boomsoorten en streekeigen landschapselementen. Grasvegetaties worden als ruw grasland op extensieve wijze ingericht en beheerd. Een gedeelte van het huidige open grasland blijft behouden.

Het plan voorziet naast nieuwe bebouwing ook in het realiseren van een aantal natuurlijke elementen die een versterking van de kernkwaliteiten van de EHS ter plekke beogen. Bij deze nieuwe natuur wordt rekening gehouden met streekeigen beplanting en aansluiting op bestaand groen. Het creëren van nieuwe natuur is één van de ontwikkelingsopgaven voor de gehele Ecologische Hoofdstructuur.

Direct langs de Zelhemse Beek wordt een aanplant van zwarte elzen met struweel (hazelaar en gewone vogelkers) aangebracht. Deze groenstrook vormt een beekbegeleidende vegetatie, waarin kenmerkende soorten voor vochtige omstandigheden gebruikt worden. Deze nieuwe aanplant sluit aan op bestaande vegetatie langs De Gaarde en bestaande vegetatie langs de Zelhemse Beek. Deze beplanting past binnen de inrichtingsvoorschriften voor een corridor uit de aangewezen modellen kamsalamander, das en ijsvogelvlinder. De aanplant vormt een soort afscherming van de beek ten opzichte van de geplande bebouwing op het perceel.

Tussen de woonpercelen en de Zelhemse Beek worden ter versterking van de ecologische verbindingszone bomen geplant. Hiervoor worden de kenmerkende, streekeigen soorten meidoorn, vuilboom, zwarte els, hazelaar, gewone es, wilde appel, gewone vogelkers en gelderse roos gebruikt.

Op de erfgrens tussen het plangebied en het perceel horende bij De Gaarde 345 komt een struweel. Hiervoor worden de kenmerkende, streekeigen soorten meidoorn, vuilboom en gelderse roos gebruikt. Deze nieuwe aanplant sluit aan op de laanbeplanting langs De Gaarde. Deze beplanting past binnen de inrichtingsvoorschriften voor een corridor uit de aangewezen modellen kamsalamander, das en ijsvogelvlinder.

De graslandpercelen wordt als ruw gras op extensieve wijze beheerd. Hierdoor neemt het voedselaanbod voor een doelsoort als de das toe. Deze extensieve graslanden vormen een potentieel leefgebied voor diverse dagvlindersoorten als icarusblauwtje, oranjetipje, kleine vuurvlinder en diverse andere insecten.

Navolgend is het inrichtingsplan voor de locatie aan de Gaarde opgenomen. Hierop is tevens het perceel De Gaarde 345 opgenomen. Dit perceel maakt geen onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0010.jpg"

Afbeelding 2.6: Uitsnede inrichtingsplan De Gaarde (volledig inrichtingsplan is als bijlage 7 toegevoegd)

Om de woningen aan De Gaarde landschappelijk in te passen heeft de initiatiefnemer Ontwerp & Adviesbureau 'De Groene Specht' een advies laten opstellen. Hieronder is een selectie sfeerbeelden bijgevoegd waaraan de ontwikkeling moet voldoen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0011.png"
Afbeelding 2.7: Sfeerafbeelding landschappelijke inrichting nieuwbouwlocatie

2.2.2 De Gaarde, perceel natuurcompensatie

Om aantasting van de EHS te voorkomen en de kernkwaliteiten ter plaatste te versterken wordt naast de woningbouw ook nieuwe natuur gerealiseerd. Naast deze nieuwe natuur op de nieuwbouwlocatie, wordt er als onderdeel van het plan, ter compensatie van het bouwen in de EHS ook de agrarische kavel tegenover De Gaarde 345 heringericht. Dit perceel maakt onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk is in de de Omgevingsvisie Gelderland aangewezen als zoekgebied voor nieuwe natuur. Op dit perceel zal ca. 1 hectare nieuwe natuur gerealiseerd worden.

Kernkwaliteiten

Bij het inrichtingsplan van dit perceel is gekeken naar de kernkwaliteiten van de verbindingszone Zelhemse beek, zoals benoemd in bijlage 6 en 7 van de Omgevingsverordening:

  • Overgangslandschap van het heideontginnings- kampen- en essenlandschap via de nattere broekontginningen naar het hoevenlandschap dicht bij de IJssel; dicht en kleinschalig in het oosten, steeds opener naar het westen;
  • noordelijk deel onderdeel van Nationaal Landschap Graafschap;
  • agrarisch gebied met enkele verbindingszones: Heidenhoekse Vloed en Wittenbrinkse en Zelhemse beekverbinden de Zumpe, Slangenburg en de Heidehoek met de landgoederen ten westen van Doetinchem (modellen das, kamsalamander, ijsvogelvlinder); Grote en Kleine beek verbinden de landgoederen bij Keppel met de IJssel (model winde);
  • bijzondere natte schraallanden langs de Grote en Wittenbrinksbeek;
  • leefgebied steenuil;
  • cultuurhistorische waarden van de landgoederen, oude ontginningen en kavelpatronen, hakhout, houtwallen, singels, en boerderijen;
  • abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir;
  • ecosysteemdiensten: recreatie, drinkwater, waterberging.

Voor de Zelhemse beek gelden de volgende evz-modellen:

  • das;
  • kamsalamander;
  • ijsvogelvlinder.

In paragraaf Bouwgeschiedenis en ruimtelijke structuur zijn de landschappelijke en ecologische kenmerken van deze modellen reeds toegelicht.

Het inrichtingsplan

Het inrichtingsplan voorziet in een zonnig gelegen poel, met aangrenzend een zandig wallichaam. Amfibieën gebruiken deze warme zandige plekken om snel op te warmen. De relatief warme poelen zijn bij uitstek geschikt om eieren af te zetten. De omliggende begroeiing biedt genoeg schuilmogelijkheden.

De houtwal, beplant met inheemse streekgebonden beplanting, geeft kleine zoogdieren een mogelijkheid zich te verplaatsen in de bescherming van struikgewas. De randbegroeiing langs de Zelhemse weg en het achterliggende voormalig spoorbaantracé vormen een corridor, waartussen lijnvormige beplantingselementen schakels vormen naar de Zelhemse beek. De houtwal vormt hierin een schakel. Evenzo functioneert het bosje aan de noordzijde van het perceel als tijdelijke schuilplek. De luwtes die ontstaan naast deze opgaande beplantingsstructuren zijn geschikt voor vlinders. Om deze reden wordt het omliggend terrein als extensief grasland beheerd. Deze terreinen zijn insektenrijk en daardoor zeer aantrekkelijk voor veel diersoorten.

Het nieuw te vormen stuk natuur vormt ook een schakel in een andere reeks, namelijk die van buurtbewoners naar het buitengebied. In het plan is daarom ook een wandelpad (uitgemaaid graspad) opgenomen. Door zichtlijnen open te houden is rekening gehouden met sociale veiligheid. Een nieuw te planten groep berken met een lagere onderbegroeiing van gagel geeft wat rugdekking richting de fietstunnel, zonder al te hoog op te groeien.

Onderstaand is een afbeelding van het inrichtingsplan voor deze locatie opgenomen, het hele inrichtingsplan is in de bijlage Inrichtingsplan De Gaarde, perceel natuurcompensatie bijgevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0012.jpg"
Afbeelding 2.9: Inrichtingsplan nieuwe natuur

2.2.3 Broekstraat 15

Op de slooplocatie aan de Broekstraat 15 is conform het VAB-beleid alle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Enkel een voormalige varkensschuur zal gehandhaafd blijven. In totaal is 1.995 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0013.jpg"
Afbeelding 2.10: overzicht gesloopte voormalig agrarische bedrijfsgebouwen Broekstraat 15

De vrijgekomen gronden zullen landschappelijk ingepast worden conform onderstaand inrichtingsplan. In de bijlage Inrichtingsplan Broekstraat 15 is het gehele inrichtingsplan bijgevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0014.jpg"
Afbeelding 2.11: Uitsnede inrichtingsplan Broekstraat 15

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen en indien noodzakelijk op de verbeelding en in de regels vertaald.

De volgende beleidsstukken zijn wel bekeken voor het plangebied, maar hebben geen invloed op de ontwikkeling:

  • Archeologisch beleidskader, Provincie Gelderland, d.d. 10 maart 2010;
  • Waterplan Gelderland 2010-2015, Provincie Gelderland;
  • Regionale Structuurvisie Achterhoek, Regio Achterhoek, d.d. 26 april 2004;
  • Beheersplan Waterschap Rijn en IJssel 2010-2015;
  • Bomenverordening, gemeente Doetinchem, 2006.

Deze plannen zijn daarom ook niet verder toegelicht in dit plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder geldt bij stedelijke ontwikkelingen zoals bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur, indoorsport en leisure. In het bestemmingsplan moet een motivatie worden opgenomen of er aan de hand van de duurzaamheidsladder gekeken is of het project past bij de regionale behoefte en of de functies binnenstedelijk kunnen worden gerealiseerd. Het Bro bepaalt dat voor ondermeer bestemmingsplannen de treden van de ladder moeten worden doorlopen.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

De ladder bestaat uit drie treden (de 3 B's):

Trede 1.: Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan;

Trede 2.: Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties;

Trede 3.: Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

In een handreiking zijn deze treden als volgt weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0015.png"
Afbeelding 3.1: Ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

Toetsing aan de Ladder van duurzame verstelijking levert de volgende resultaten op:

Aangezien de voorgenomen ontwikkeling betrekking heeft op een VAB-project (zie paragraaf 3.4.1.), waarbij voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt wordt en ter compensatie drie woningen gerealiseerd worden, kan niet worden gesproken van een stedelijke ontwikkeling. Derhalve is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2015 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland (juli 2015) vastgesteld. De belangrijkste nieuwe accenten in deze visie zijn:

  • "Dynamisch" duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid.
  • "Mooi" verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit.
  • "Divers" duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken.

Voor het plangebied (deelgebied De Gaarde tussen 345 en 347) zijn met name de kaartlagen "Natuur" en "Water en natuur" van belang. Voor de locatie Broekstraat 15 zijn geen specifieke provinciale doelstelling opgenomen in de Omgevingsvisie die betrekking hebben op onderhavige ontwikkeling.

Natuur

Het te ontwikkelen gebied is aangemerkt als "Groene ontwikkelingszone". In de Groene Ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende doelstellingen:

  • de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen en daarmee het Gelders Natuurnetwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren;
  • ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie;
  • kansen bieden voor creatieve functiecombinaties ter versterking van het natuurlijke systeem door een versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap in combinatie met stedelijke functies waaronder verblijfsrecreatie;
  • beschermen van bos;
  • specifieke weidevogel- en ganzenfoerageergebieden beschermen.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een functiecombinatie van realisatie van woningbouw en een significante versterking van de Groene Ontwikkelingszone. Langs de Zelhemse beek zal een groenzone worden gerealiseerd met streekeigen beplanting. Deze groenzone realiseert een verbinding met het ten zuiden van De Gaarde gelegen perceel wat als onderdeel van onderhavige ontwikkeling natuurlijk wordt ingericht. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.2.

Het natuurlijk in te richten perceel ten zuiden van De Gaarde is aangewezen als "Gelders Natuurnetwerk". De provincie wil:

  • 5.300 hectare nieuwe natuur in het Gelders Natuurnetwerk in 2025 gerealiseerd hebben;
  • natuur verbeteren en herstellen waar het gaat om internationale doelen;
  • een goed beheer mogelijk maken.

Voor het behoud en de versterking van de biodiversiteit in Gelderland streeft de provincie naar het opheffen van versnippering en een goede aansluiting tussen het Natuurnetwerk en het Duitse Biotopverbund.

De voorgenomen herinrichting van dit perceel sluit naadloos aan bij bovenstaande provinciale doelstellingen.
afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0016.jpg"

Afbeelding 3.2: Uitsnede kaartlaag "Natuur" uit de Omgevingsvisie Gelderland

Water en natuur

Het plangebied en de omgeving daarvan is aangemerkt als "Water als verbinder". De provincie wil als onderdeel van de natte ecologische verbindingszones ook de realisatie van een veerkrachtig duurzaam watersysteem bevorderen. Beide opgaven laten zich goed verenigen door met een innovatieve invulling van natte ecologische verbindingszones een aantal beken in te richten als landschappelijke corridors, die natuurgebieden met elkaar verbinden en die tevens fungeren als een robuust watersysteem dat ruimte biedt om grote fluctuaties in de waterafvoer te faciliteren.

De voorgenomen herontwikkeling heeft geen negatief effect op de werking van de natte ecologische verbindingszone. Door de aanleg van een groenzone langs de beek en het natuurlijk inrichten van het perceel ten zuiden van De Gaarde, draagt de voorgenomen ontwikkeling juist bij aan de ecologische verbindende werking van de beek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0017.jpg"

Afbeelding 3.3: Uitsnede kaartlaag "Water en natuur" uit de Omgevingsvisie Gelderland

3.3.2 Regionale woonagenda Achterhoek

Op 25 juni 2015 heeft de gemeenteraad de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 vastgesteld als opvolger van de Regionale Woonvisie 2010-2020. De Regionale woonagenda schets de kaders en geeft ruimte om de inhoud mede door andere partijen te laten invullen. Daarmee verschuift de rol van de overheid van inhoudelijk bepalend naar proces- begeleidend. Kernbegrippen zijn kaders stellen, faciliteren en ruimte geven.

De kernboodschap voor de komende jaren luidt dan ook:

  • Er zijn (bijna) voldoende woningen (in aantallen) om te voorzien in de vraag. Het is noodzakelijk om de regionale ambitie (5.900 woningen toevoegen tussen 2010 en 2025) verder te verlagen met 10%. Het nieuwe regionale aantal is 3.145 woningen tussen 2015 en 2025.
  • Een integrale aanpak is nodig om de bestaande woningen toekomstbestendig te maken (kwalitatief), waarbij de eigenaar een persoonlijke mix kiest van onderhoud, isolatie, energieopwekking en levensloopbestendig maken. Sloop/nieuwbouw kan een optie zijn.
  • Voor leegstaand en leegkomend vastgoed is een gezamenlijke beeldvorming met een lokale aanpak nodig. Naast herbestemmen zal in toenemende mate ook sloop aan de orde zijn.
  • Wonen en zorg vormt een belangrijk aandachtspunt bij al deze genoemde ontwikkelingen.

Regionaal wordt in het vierde kwartaal van 2015 begonnen om de Regionale woonagenda uit te werken in een uitvoeringsprogramma. Op 5 november 2015 is dit uitvoeringsprogramma door de raad van Doetinchem vastgesteld. Meer hierover in paragraaf Herziene woningbouwstrategie.

Voor Doetinchem betekent dit dat de gemeenteraad door vaststelling van de Regionale woonagenda onder andere heeft ingestemd met het aantal woningen, dat in Doetinchem mag worden toegevoegd tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2025, te maximeren op 1.375. In deze plannen is voor de locatie De Gaarde rekening gehouden met vijf woningen. Het worden er nu drie, dus bijstelling naar beneden toe is hiervoor doorgevoerd.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 VAB beleid

Hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing, nieuwe landgoederen en landelijk wonen in het buitengebied

Het Streekplan Gelderland (2005) biedt nieuwe beleidsruimte voor een aantal interessante zaken. Op 17 maart 2009 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de nieuwe beleidsruimte vastgelegd in deze notitie. Hierin is een doorvertaling gemaakt van de provinciale kaders naar de lokale Doetinchemse situatie. De in deze notitie beschreven beleidsregels passen binnen de door de Provincie Gelderland vastgestelde Streekplanuitwerking die door de acht Regio-Achterhoekgemeenten is opgesteld.

De uitwerking voor het onderdeel "functieverandering naar werken" is conform de Streekplanuitwerking overgenomen, behoudens één onderdeel (verblijfsrecreatie). Deze notitie gaat voornamelijk in op het onderdeel "functieverandering naar wonen", dat in de Streekplanuitwerking bewust algemeen is gehouden. Naast hergebruik van vrijgekomen agrarische bebouwing wordt er nadrukkelijk ruimte geboden voor vervangende nieuwbouw. Dit wordt gedaan omdat een groot deel van de vrijgekomen agrarische bebouwing ongeschikt is voor hergebruik door een slechte staat van onderhoud, ongeschikte vormgeving en de industriële uitstraling. Daarnaast kan, met uitzondering van monumentale bebouwing, sloop en vervangende nieuwbouw wettelijk niet voorkomen worden. De gemeente Doetinchem acht het dan ook verstandiger vervangende nieuwbouw direct toe te staan op het moment dat er nog nadrukkelijke eisen kunnen worden gesteld aan verevening en landschappelijke inpassing. De volgende regeling is van toepassing voor sloop en vervangende nieuwbouw van woongebouwen of woningen:

De te slopen oppervlakte (m2) kan verruild worden tegen de inhoud (m3) van een nieuw woongebouw, of woning. Hiervoor gelden de volgende spelregels:

  • minimale reductie van het bebouwd oppervlak van 50% (inclusief bijgebouwen);
  • vervangende nieuwbouw wordt begrensd op de muur; m.a.w. er is geen verdere uitbreiding mogelijk;
  • per locatie mogen maximaal 4 wooneenheden opgericht worden;
  • per locatie maximaal 2 nieuwe gebouwen;
  • het bouwbesluit bepaald of sprake is van een volwaardige woning.

De gemeente stelt als harde voorwaarde dat vervangende nieuwbouw qua vormgeving en uitstraling passen in het buitengebied. Vervangende nieuwbouw mag ook op een andere locatie worden opgericht, mits dit een beweging van het buitengebied naar een dorps- of stadsrandzone is of uit de ecologische verbindingszone, waarbij de oppervlakte van het bouwkavel niet mag worden vergroot.

Om de ruimtelijke- en landschappelijke kwaliteit te waarborgen gelden voor de bouw van nieuwe woongebouwen of woningen - naast de hierboven genoemde uitgangspunten - de volgende voorwaarden:

  • alle op het perceel aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, met uitzondering van monumentale - of karakteristieke/ beeldbepalende gebouwen;
  • indien 2 woningen of woongebouwen worden gebouwd, dienen deze geclusterd en in de directe omgeving van de reeds aanwezige woonbebouwing gebouwd te worden;
  • nieuwbouw van een woning of woongebouw dient in dezelfde bouwstijl als het reeds aanwezige hoofdgebouw plaats te vinden ("dezelfde stijl" betekend niet dat het een exacte kopie moet worden). Deze voorwaarde zal door welstand worden beoordeeld;
  • een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van de nieuwe woning(en) of woongebouwen.

Toetsing aan het VAB- beleid

De voorgenomen ontwikkeling voldoet niet in zijn geheel aan de beleiduitgangspunten van het VAB-beleid.

  • Bij onderhavige ontwikkeling wordt de vervangende nieuwbouw op een andere locatie gerealiseerd dan de slooplocatie;
  • Ter plaatse van de nieuwbouwlocatie worden drie vrijstaande woningen gerealiseerd;
  • De nieuwbouwlocatie is gelegen in de Ecologische hoofdstructuur.

Maar in de onderhavige situatie vindt een dusdanige ruimtelijke kwaliteitswinst plaats dat dit bovenstaande afwijkingen verantwoord. Deze ruimtelijke kwaliteitswinst wordt op de volgende wijze gerealiseerd:

  • De nieuwbouwlocatie is gelegen in de stadsrandzone van Doetinchem waardoor naast de sloop van de voormalig agrarische bedrijfsbebouwing t.p.v. de Broekstraat 15 verstening van het buitengebied wordt tegengegaan;
  • Onderdeel van de voorgenomen ontwikkeling betreft het verwijderen van de ongewenste detailhandelsbestemming op het perceel De Gaarde 345. Deze bestemmingswijziging is in het bestemmingsplan "Buitengebied - 2012" reeds doorgevoerd.
  • Er wordt een aanzienlijke hoeveelheid (1.995 m2) voormalige agrarische bedrijfsbebouwing in één ontwikkeling gesloopt waarbij de compensatiewoningen in één project geclusterd worden gebouwd. Op deze wijze wordt voorkomen dat de aanwezige sloopcapaciteit in meerde projecten ingezet wordt waardoor verspreiding van meerdere nieuwbouwwoningen in het buitengebied van Doetinchem mogelijk wordt.
  • Ter compensatie van het bouwen in de EHS maakt ter compensatie tevens het natuurlijk in te richten perceel aan de overzijde van De Gaarde (grenzend aan de EHS) onderdeel uit van de planvorming (zie ook paragrafen 2.2.1 en 2.2.3).

Conform VAB-beleid moet de initiatiefnemer hiervoor slooprecht van een andere locatie inzetten conform de strategie van omzetting van m2 sloopoppervlakte naar m3 bouwvolume. In onderstaande tabel is een overzicht hiervan weergegeven.

De bijgebouwen zullen inpandig worden uitgevoerd. Van de eis om de bijgebouwen inpandig te realiseren kan worden afgeweken met een afwijkingsbesluit van het bevoegd gezag. Een afwijking is slechts mogelijk als een stedenbouwkundig verantwoord plan kan worden overlegd, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met de richtlijnen van het “boerenerf principe” (welstandsnota) en geen rommelige aanblik ontstaat rond het “boerenerf” als gevolg van versnipperde bebouwing.

Locatie   Sloop   Bouwvolume  
Broekstraat 15   1.995 m2   1.695 m3 (sloop m2 - 3 x 100 m2 bijgebouwen)  
De Gaarde tussen 345 en 347      
Type 'T-boerderij'     Minimaal 475 m3, maximaal 700 m3  
Type 'Schuurhuis' (2x)     Minimaal 375 m3, maximaal 500 m3  
Bijgebouwen     3 x 100 m2  
Totaal   1.995   Maximaal 2.000  
3.4.2 Nota Cultuurhistorie: Doetinchem, Cultuurhistorierijk!

Op 3 november 2008 is de Nota 'Doetinchem: Cultuurhistorierijk!' vastgesteld als structuurvisie door de gemeenteraad van Doetinchem. De Nota beschrijft de cultuurhistorische opgave in Doetinchem voor de komende 10 jaar.

Bij vaststelling van de nota was er nog weinig in beeld van het cultuurhistorisch erfgoed. Inmiddels is een aantal grote onderzoeken afgerond en de kennis toegenomen. Het blijft van belang om bij ruimtelijke ontwikkelingen onderzoek uit te voeren of aan te vullen naar de ter plaatse aanwezige cultuurhistorie.

In de Nota staat dat Doetinchem als cultuurhistorisch waardevolle gemeente opnieuw op de kaart moet worden gezet. Om dat te bereiken zijn verschillende historische identiteiten benoemd. De drie meest bepalende zijn het sterk gevarieerde landschap met haar karakteristieke boerderijen, de naoorlogse wijken en het industrieel erfgoed van detailhandel tot ware industrie.

De Nota anticipeert en geeft gevolg aan nationaal en provinciaal beleid en geeft uitwerking aan de Monumentenwet. In de Nota staat beschreven welke concrete langetermijndoelen zijn geformuleerd. Tevens is beschreven hoe op korte termijn het kwaliteitsniveau van de cultuurhistorie binnen de gemeente Doetinchem een impuls kan krijgen.

Speerpunten voor het behalen van de doelstelling zijn:

  • Het terugbrengen en versterken van besef en waardering voor het cultuurhistorisch erfgoed;
  • Kennisvermeerdering over het cultuurhistorisch erfgoed;
  • Visualisatie en exposure van het cultuurhistorisch erfgoed;
  • Stimulering wisselwerking tussen cultuurhistorisch erfgoed, moderne stedenbouw en landschapsontwikkeling.

Binnen de gemeente Doetinchem wordt gewerkt aan een inhaalslag op het gebied van informatie en kennis over de cultuurhistorie. Iedere ruimtelijke ontwikkeling moet benut worden om de kennisleemte verder aan te vullen. Daarnaast moet de beschikbare kennis benut worden als belangrijk ingrediënt en inspiratiebron bij de betreffende ontwikkeling.

Voor de uitvoering van de Nota heeft de gemeente Doetinchem zelf ook verschillende onderzoeken gedaan naar het cultuurhistorische erfgoed in haar gemeente. De onderzoeken zijn, samen met de erfgoedverordening, vastgesteld door de gemeenteraad. Met de erfgoedverordening wordt de onderzochte aanwezige cultuurhistorische waarde in de gemeente beschermd tegen aantasting en verdwijning.

Ten aanzien van cultuurhistorische aspecten inzake de nieuwbouwlocatie kan het volgende gesteld worden. In de Kadernota Ruimtelijke Kwaliteit, Achterhoekse Erven veranderen is een inventarisatie gemaakt van typische Achterhoekse boerenerven. Deze kadernota is opgesteld door de Regio Achterhoek en kan gebruikt worden bij bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe erven. Het principe van het 'collectieve' gedeelte van het erf (binnenplein) en de woningen daaromheen gelegen in het plan aan De Gaarde wordt hierin als streekeigen beschouwd.

Het inrichtingsplan van Bruggink Projectontwikkeling B.V. is gebaseerd op de landelijke omgeving. De drie woningen worden gerealiseerd rondom een 'boerenerf'. De woningen krijgen tevens een landelijk karakter. De voorgestane ontwikkeling sluit daarmee aan op hetgeen is opgenomen in de nota cultuurhistorie.

3.4.3 Waterplan Doetinchem

De gemeente Doetinchem heeft samen met het waterschap Rijn en IJssel het Waterplan Doetinchem opgesteld. In dit beleidsdocument is de integrale omgang met water in stedelijk en landelijk gebied aangegeven ter ondersteuning van het streven te komen tot veerkrachtige watersystemen en het scheiden van vuil- en schoonwaterstromen als principe. Sinds de gemeentelijke herindeling (2005) is dit beleid ook van toepassing op het gebied van de voormalige gemeente Wehl.

Het Waterplan Doetinchem bundelt op lokaal niveau het inzicht in de huidige situatie en geeft in de streefbeelden en ambities aan hoe duurzaamheids- en gidsprincipes van integraal waterbeheer in plannen vertaald kunnen worden. Hierin zijn belangen van ruimtelijke ordening, milieu, natuur en toerisme meegewogen.

Het waterplan is door de gemeente in samenwerking met waterschap, waterbedrijf, vertegenwoordigers van natuur en milieubelangen, inwoners en bedrijfsleven tot stand gekomen. In het waterplan zijn Rijksbeleid, provinciaal beleid en het beleid van het waterschap als fundamentele elementen opgenomen. Het Waterplan uit 2003 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015 vormen samen de basis voor de omgang met water in het algemeen en het rioleringsstelsel in het bijzonder.

Met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het stedelijk gebied zijn de volgende gidsprincipes voor integraal waterbeheer van belang:

  • Het toepassen van de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren;
  • Water van schoon naar minder schoon laten stromen (geen afwenteling);
  • Met water de identiteit van een plek zichtbaar maken;
  • Een goede communicatie opzetten (intern en extern);
  • Water als mede-ordenend principe toepassen bij ruimtelijke plannen;
  • Samenwerken en afstemmen;
  • Balans in watersysteem en waterketen.

Door het toepassen van deze principes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem binnen de gemeentegrenzen, gecombineerd met een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water. Er is een goede samenwerking en afstemming tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen, en er vindt geen bestuurlijke, financiële of ruimtelijke afwenteling plaats. Dit is het algemene streefbeeld voor 2030.

In het waterplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt. in paragraaf Water wordt nader op het aspect water ingegaan. Dit bestemmingsplan sluit aan op het gestelde in het waterplan.

3.4.4 Herziene woningbouwstrategie

De gemeente Doetinchem heeft het kwantitatieve deel van de regionale woonagenda uitgewerkt in de herziene woningbouwstrategie. Deze is op 5 november 2015 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. In de herziene woningbouwstrategie is vastgelegd, dat in Doetinchem tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2025 maximaal 1.375 woningen mogen worden toegevoegd.

In de herziene woningbouwstrategie is voor de locatie De Gaarde 345 rekening gehouden met de realisatie van vijf woningen. Ook is in de herziene woningbouwstrategie besloten om voor deze woningen voorzienbaarheid te creëren. Dat betekent, dat aan de initiatiefnemer een bepaalde termijn gesteld wordt om zijn initiatief tot ontwikkeling te brengen. Met dit bestemmingsplan wordt het initiatief ontwikkeld nog voordat de termijn is gesteld. Het aantal woningen is daarbij gedaald van vijf naar drie. Deze aanpassing verwerken we in het woningbouwprogramma.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

4.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.

4.2 Milieuaspecten

Verschillende onderzoeken ter onderbouwing van de milieuplanologisch haalbaarheid zijn reeds in 2011 uitgevoerd. Dit betreft de onderzoeken naar bodem, akoestiek en flora en fauna en naar verschillende omgevingsaspecten. Sinds het uitvoeren van deze onderzoeken zijn er ter plaatse van het plangebied en in de omgeving van het plangebied geen significante veranderingen opgetreden waardoor de conclusies uit de rapportages nog steeds van kracht zijn.

4.2.1 Bodem

Bij een bestemmingsplan moet worden bepaald dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Hiertoe is door Aveco de Bondt ter plaatse van de nieuwbouwlocatie een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd. Dit onderzoek d.d. 4 februari 2011, met kenmerk 10.2247, is in de bijlage bijgevoegd.

Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat door de vastgestelde bodemkwaliteit er geen risico's zijn voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de interventiewaarde overschreden. Gegeven de onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige gebruik en voorgenomen nieuwbouw (realisatie woningen).

4.2.2 Akoestiek

Wegverkeerslawaai
Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen en voorkeursgrenswaarden opgenomen.

Er is van rechtswege een zone gelegen langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km gebieden. Voor alle woningen en geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van die weg liggen, moet de geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai berekend worden.

Aangezien het plangebied is gelegen binnen de invloedsfeer van meerdere wegen is door Aveco de Bondt een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat ten gevolge van de Doetinchemseweg/Zelhemseweg (N315) de maximale geluidbelasting 52 dB bedraagt (inclusief aftrek 2 dB artikel 110g Wgh). Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Er dient derhalve een hogere grenswaarde aangevraagd te worden. De maximaal te ontheffen waarde van 53 dB wordt niet overschreden.

Railverkeerslawaai
Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wet geluidhinder) een zone gelegen langs iedere spoorlijn (die zone bedraagt binnen de gemeentegrens Doetinchem 100 meter). De dichtsbijzijnde spoorlijn ligt op circa 2.600 meter van het plangebied De Gaarde. Het aspect railverkeerslawaai vormt zodoende geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Industrielawaai
In de omgeving van het plangebied liggen geen bedrijven die geluidhinder kunnen opleveren. Dit aspect levert dus geen belemmeringen voor de ontwikkeling aan De Gaarde.

Conclusie
Op basis van het bovenstaande en de resultaten van het uitgevoerde akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai wordt geconcludeerd dat voldaan zal worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder. Wel dienen hiertoe hogere grenswaarden verleend te worden.

4.2.3 Lucht

'Wet luchtkwaliteit'
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de 'Wet luchtkwaliteit' (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2). Als kan worden aangetoond dat aan één of een combinatie van voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitvoeren van ruimtelijke plannen.

Deze voorwaarden zijn:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van fijn stof en stikstofdioxide;
  • d. een project is opgenomen binnen het NSL of een regionaal programma van maatregelen.

De kritische parameters voor wat betreft de luchtkwaliteit zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof bedragen 40 µg/m3 als jaargemiddelde concentratie. Voor fijn stof geldt daarnaast een daggemiddelde concentratie van 50 µg/m3, welke 35 keer per kalenderjaar mag worden overschreden. De overige stoffen zoals benzeen en koolmonoxide worden niet meegenomen in het onderzoek, daar de grenswaarden voor deze stoffen in Nederland niet meer worden overschreden.

Besluiten en Regelingen welke gekoppeld zijn aan de 'Wet luchtkwaliteit' zijn ondermeer de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).

Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007
De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 bevat voorschriften voor het berekenen en rapporteren van luchtverontreinigde stoffen in de buitenlucht.
Tevens is in regeling bepaald dat de zwevende deeltjes, die zich van nature in de buitenlucht bevinden en niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de luchtkwaliteit buiten beschouwing mogen worden gelaten (de zogenaamde 'zeezoutcorrectie').

Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Deze algemene maatregel van bestuur ("Besluit nibm") geeft aan wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dat is het geval als de toename van fijn stof of stikstofdioxide niet meer bedraagt dan 3% van de grenswaarde (jaargemiddelde concentratie: 40 µg/m3). De toename mag derhalve maximaal 1,2 µg/m3 bedragen.

Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Deze ministeriële regeling ("Regeling nibm"), geeft aan hoeveel woningen en of kantoren kunnen worden gerealiseerd zonder dat een toename van 1,2 µg/m3 voor de kritische parameters fijn stof en stikstofdioxide wordt overschreden. Deze grens ligt bij 1.500 woningen / 100.000 m2 (bruto vloeroppervlak) kantoren aan een enkele ontsluitingsweg of 3.000 woningen / 200.000 m2 kantoren aan twee ontsluitingswegen.

Conclusie
Het plan De Gaarde omvat de bouw van drie woningen. De drie woningen worden ontsloten door één ontsluitingsweg. Het parkeren geschiedt op eigen terrein. Het aantal woningen ligt ruim onder de grens van 1.500 woningen.
Het aantal te realiseren woningen ligt onder de grens van 1.500 woningen aan een enkele ontsluitingsweg en 3.000 woningen aan twee ontsluitingswegen. Gelet hierop kan conform de "Regeling nibm" geconcludeerd worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Hiermee wordt voldaan aan voorwaarde c. van de 'Wet luchtkwaliteit'. De luchtkwaliteitseisen vormen derhalve geen belemmering voor het uitvoeren van de ruimtelijke plannen.

Goed woon- en leefklimaat
Naast de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de luchtkwaliteit, moet worden bezien of er voor de te realiseren woningen voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Hiervoor is de "Grootschalige concentratie- en depositiekaart Nederland" van het RIVM geraadpleegd. Ten aanzien van de maatgevende aspecten, fijn stof en stikstofdioxide, is er voor Doetinchem het volgende te melden. Voor stikstofdioxide geldt dat de achtergrondconcentratie in Doetinchem 20,8 µg/m3  (peiljaar 2010) betreft. Voor fijn stof betreft de achtergrondconcentratie 26,3 µg/m3 (peiljaar 2010). Aangezien voor beide stoffen de grenswaarde van 40 µg/m3 niet wordt overschreden, kan gesteld worden dat de plaatselijke luchtkwaliteit een goed woon- en leefklimaat niet belemmerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0018.png"
Afbeelding 4.1: Achtergrondconcentratie Stikstofdioxide omgeving Doetinchem (Bron: http://geodata.rivm.nl/gcn)

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0019.png"
Afbeelding 4.2: Achtergrondconcentratie Fijn stof omgeving Doetinchem (Bron: http://geodata.rivm.nl/gcn)

4.2.4 Externe veiligheid

Doel van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat er nabij kwetsbare (o.a. woningen, scholen) en beperkt kwetsbare (o.a. kantoren en hotels) bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient dit bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan in kaart worden gebracht.

In de quickscan Externe veiligheid wordt een inventarisatie gemaakt van de transportroutes van gevaarlijke stoffen. Daarnaast worden de bedrijven die gevaarlijke stoffen be- en of verwerken in kaart gebracht. Deze quickscan heeft tot doel een helder beeld te geven van de te verwachten gevaren. Mocht blijken dat er een kans bestaat dat hiervoor genoemde activiteiten mogelijk invloed hebben op de ontwikkeling dient er nader onderzoek te worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0020.png"
Afbeelding 4.3: Uitsnede uit Risicokaart

Inrichtingen
Op basis van de Risicokaart is geïnventariseerd of er in de nabijheid van het plangebied zich bedrijven bevinden die gevaarlijke stoffen be- en of verwerken.
Uit analyse van de Risicokaart blijkt dat zich geen objecten in de nabijheid of binnen het plangebied bevinden met een risicocontour ten aanzien van groepsrisico of plaatsgebonden risico.

Transport
Naast inrichtingen vormt het transport van goederen over weg, spoor, water of buisleidingen tevens een potentiële risicobron.

Buisleidingen 
Op de Risicokaart is tevens te zien dat er geen buisleidingen met een risicocontour in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn.

Wegtransport
In het Basisnet Weg zijn de hoofdwegen aangewezen welke gebruikt mogen worden door vrachtwagens voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
De gemeente Doetinchem heeft een routering voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg ingesteld. Geen van de wegen in de buurt van het plangebied is hierbij aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Geconcludeerd kan worden dat er geen gevaarlijke stoffen in de nabijheid van het plangebied vervoerd zullen worden.

Spoortransport
Het Basisnet Spoor heeft tot doel dat er meer transport over het spoor, met name vervoer van gevaarlijke stoffen, kan plaatsvinden waarbij zo min mogelijk bouwplannen gehinderd worden.
Het plangebied is niet gelegen binnen deze zone. Gesteld kan worden dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied.

Waterwegen
In de nabijheid van het plangebied zijn geen waterwegen gelegen die gebruikt kunnen worden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit aspect wordt dan ook verder buiten beschouwing gelaten.

Conclusie
Ten aanzien van het aspect Externe veiligheid zijn geen problemen te verwachten die de realisatie van onderhavig project belemmeren.

4.2.5 Bedrijvigheid

Een goede ruimtelijke ordening probeert hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten te voorkomen. Door bijvoorbeeld bij voorgenomen ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar zoveel mogelijk uitgesloten en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Richtinggevend hiervoor is de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (uitgave 2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Bedrijven zijn hierin gerangschikt naar een milieucategorie op basis waarvan een richtafstand voor elk hinderaspect is aangegeven. Deze hinderaspecten zijn: geluid, geur, gevaar en stof. Voor de richtafstand van de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' geldt dus dat sprake is van een richtlijn, waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat wanneer meer specifieke informatie bekend is, dat deze specifieke informatie voorgaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H307A-0002_0021.png"

Afbeelding 4.4: Bedrijven (geel) in omgeving plangebied (rood)

Bedrijf 1: Eelderink Zelhem
Eelderink Zelhem BV, gelegen op circa 500 meter vanaf het plangebied, is een loonwerkerbedrijf. Daarnaast is het bedrijf gespecialiseerd in akkerbouw, bloembollenteelt en grondverzet. Voor de volledigheid gaan we uit van de activiteit die volgens de VNG publicatie de grootste milieuzonering heeft. Voor Eelderink Zelhem betekent dat hier uitgegaan kan worden van een zone rondom het bedrijf van 50 meter voor het aspect geluid.

Bedrijf 2: Loodgietersbedrijf Vriezen BV
Loodgietersbedrijf Vriezen, gelegen op circa 215 meter van projectgebied De Gaarde kent een geluidszone voor het aspect geluid van 50 meter.

Bedrijf 3: Maatschap Gussinklo
Maatschap Gussinklo, gelegen aan de Doetinchemseweg, is een rundveehouderij op circa 280 meter van het plangebied. De VNG-publicatie kent hier als grootste zonering 100 meter voor het aspect geur.

Conclusie
Ten aanzien van het aspect Bedrijven & milieuzonering zijn er door de ontwikkeling aan De Gaarde geen problemen te verwachten die de enerzijds de realisatie van de drie woningen belemmerd als anderzijds bedrijven in hun mogelijkheden beperken.

4.3 Overige aspecten

4.3.1 Flora en fauna

Binnen de grenzen van de gemeente Doetinchem is de Zumpe aangewezen als beschermd natuurgebied. Overige beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, waarin de gebiedsbescherming vanuit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn is geïmplementeerd, zijn binnen de gemeente Doetinchem niet aanwezig.

De Flora- en faunawet is per 1 april 2002 van kracht. In die wet is de zorgplicht, artikel 2, opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

De zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Naast de zorgplicht voor álle dieren en planten zijn in de Wijziging Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet van 25 januari 2005 (Staatscourant, 2 februari 2005), drie tabellen opgenomen met een overzicht van beschermde inheemse dieren en planten. Ter voorkoming van verontrusting, verstoring, doden, vernieling van vaste rust- of verblijfplaatsen e.d. van beschermde soorten dient voorafgaand aan plan- en visievorming, uitvoering, verstrekken van vergunningen (bouw-, sloop-, aanleg-, en milieuvergunningen) en aanleg- of reconstructiewerken een inventarisatie plaats te vinden van de beschermde flora- en faunasoorten, met daaraan gekoppeld een beschrijving van de effecten en eventuele mitigerende (maatregelen om het fysische effect van barrières te verminderen) en compenserende maatregelen om de eventuele negatieve effecten te beperken of te voorkomen. Op basis van de aangetroffen soorten dient er een afweging plaats vinden voor de instandhouding van de biodiversiteit en hun ecotoop.

Bij het verlenen van een vergunning op grond van het bestemmingsplan, dienen de verbodsbepalingen artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet in acht te worden genomen. Dat houdt in dat, voorafgaand aan de verlening van een vergunning, onderzoek dient te worden uitgevoerd naar het voorkomen van dier- en plantsoorten die op grond van de Flora- en faunawet bescherming genieten. Met name binnen de stedelijke omgeving dient aandacht te worden geschonken aan de aanwezigheid van en de invloed op vleermuizen. Tevens dient te worden onderzocht in hoeverre de verstoring, vernieling of verontrusting van de beschermde soorten plaatsvindt. Indien inbreuk wordt gepleegd op de verbodsbepalingen die op grond van de bepalingen van de Flora- en faunawet zijn vastgesteld, kan een vrijstelling gelden of een verzoek tot ontheffing worden aangevraagd.

Nieuwbouwlocatie De Gaarde
Om te onderzoeken in hoeverre te beschermen flora en fauna in het geding zijn door onderhavige ontwikkeling is door Aveco de Bondt een quickscan flora en fauna uitgevoerd ter plaatse van de nieuwbouwlocatie. Hieruit kwam het volgende naar voren:

Vaatplanten
Er zijn geen beschermde of bedreigde soorten aangetroffen, waardoor geen maatregelen of een ontheffing nodig zijn.

Broedvogels
Voor de geplande ruimtelijke ingrepen zijn geen maatregelen of een ontheffing benodigd.

Zoogdieren
Voor de Haas en de Mol geldt een vrijstellingsregeling voor ongedierte bestrijding, bestendig beheer, gebruik en onderhoud en in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Hierdoor zijn geen specifieke maatregelen of een ontheffing noodzakelijk.

Overige soorten
Voor de geplande ruimtelijke ingrepen zijn geen specifieke maatregelen of een ontheffing benodigd.

Ecologische hoofdstructuur
Om aantasting van de EHS te voorkomen en de kernkwaliteiten ter plaatse te versterken wordt naast woningbouw ook nieuwe natuur gerealiseerd. Significant negatieve effecten op de kernkwaliteiten van de EHS worden niet verwacht. Door de realisatie van nieuwe natuur, het gebruik van inheemse, streekeigen soorten en het aansluiten op bestaande groenstructuren vormt de geplande ruimtelijke ontwikkeling een versterking voor de kernkwaliteiten van de EHS.

Conclusie
Op basis van het uitgevoerde onderzoek naar flora en fauna kan worden geconcludeerd dat er geen te beschermen flora en fauna in het plangebied aanwezig is die door de voorgenomen ontwikkeling aangetast kunnen worden.

4.3.2 Water

De watertoets
Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.

Waterplan Doetinchem
In paragraaf Waterplan Doetinchem is het Waterplan Doetinchem behandeld. Het beleid dat daarin is verwoord is vertaald in deze waterparagraaf.

Waterhuishoudkundige aspecten

Thema   Toetsvraag   Relevant  
Hoofdthema's  
Veiligheid   1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
1. Nee
2. Nee  
Riolering en
afvalwaterketen  
1. Is er een toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van waterschap?  
1. Nee
2. Nee
3. Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
1. Nee
2. Ja
3. Nee
4. Nee  
Grondwateroverlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
1. Ja
2. Nee
3. Nee
 
Oppervlakte- waterkwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?   1. Ja  
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   1. Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
1. Nee
2. Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   1. Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
1. Ja
2. Nee
3. Nee
4. Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
1. Ja
2. Nee  
Aandachtsthema's  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   1. Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   1. Nee  

Toelichting per relevant waterhuishoudkundig thema
Wateroverlast (oppervlaktewater)
Een toename in het verharde oppervlak resulteert in een versnelde afvoer van hemelwater. Als dit hemelwater niet vertraagd wordt afgevoerd wordt het watersysteem zwaarder belast en het waterbezwaar naar benedenstroomse gebieden afgewenteld. Ook is er geen aanvulling van het grondwater. Uitgangspunt is dat (nieuwe) ontwikkelingen minimaal hydrologisch neutraal zijn of een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.

Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met ca. 550 m2. Om wateroverlast te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen - afvoeren behandeld, dit conform de beleidsuitgangspunten uit het GPR 2010-2015. Het hemelwater wordt ter plaatse geïnfiltreerd/ geborgen in wadi's, infiltratievoorzieningen, helofytenfilters, bergingsvijver, etc. In een vervolgstadium wordt dit nader uitgewerkt. Op deze wijze kan regenbui T=10+10% (40mm * 550 m2 = 22 m3) worden opgevangen in het plangebied en vertraagd worden afgevoerd. In extreme situaties zou bui T=100+10% tot aan maaiveld of op maaiveld geborgen kunnen worden zonder dat er waterschade optreedt.

Grondwateroverlast
Nieuwe ontwikkelingen mogen geen structurele overlast van het grondwater ondervinden of grondwateroverlast veroorzaken. Het plangebied kenmerkt zich door een slecht doorlatende deklaag (matig/ zeer fijn zand, matig tot uiterst siltig ) bevinden zich slecht doorlatende lagen. De grondwaterstand is overgenomen uit de Wateratlas van de provincie Gelderland en bedraagt (GHG) ca. 1,20- 1,6 m-mv.

Oppervlaktewaterkwaliteit
Nieuwe ontwikkelingen mogen geen verslechtering van de oppervlaktewaterkwaliteit tot gevolg hebben. Vanuit het plangebied wordt hemelwater via een nader te bepalen methode geloosd op het oppervlaktewatersysteem (zie ook wateroverlast). Van het rechtstreeks lozen van hemelwater op het oppervlaktewater zal geen sprake zijn. Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden.

Natte natuur
Het plangebied bevindt zich in een Ecologische Verbindingszone (EVZ). Hierop is het Kamsalamandermodel van toepassing. Dit model mikt op een herstel van kleinschaligheid inclusief natte elementen. De kwaliteit van de natte elementen is van groot belang, terwijl de "droge" elementen zeer verschillend kunnen zijn. Vanuit de gemeente is een notitie opgesteld waarin een onderbouwing is opgenomen dat de ontwikkeling past binnen de aanleg van de EVZ "Significante negatieve effecten op de kernkwaliteiten van de Ecologische Hoofdstructuur ter plekke worden niet verwacht. Door de realisatie van nieuwe natuur, het gebruik van inheemse, streekeigen soorten en het aansluiten op bestaande groenstructuren vormt de geplande ruimtelijke ontwikkeling een versterking voor de kernkwaliteiten van de EHS ter plekke".

Inrichting en beheer
In of nabij het plangebied zijn twee watergangen gelegen: aan de noordzijde watergang GRB00.000 (de Grote Beek) en aan de zuidzijde watergang GRB04.000. Het beheer en onderhoud van het watersysteem dient met het reguliere onderhoudsmaterieel van het waterschap mogelijk te zijn. De voorgenomen ontwikkelingen hebben geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van deze watergangen. Voor beide watergangen is de Keur van toepassing. Dit betekent dat er naast de watergang tot 5 meter uit de insteek van de watergang een beschermingszone ligt. Activiteiten en werkzaamheden in deze zone zijn vergunningplichtig.

Afvalwater woningen
In de toekomstige situatie zal voor het afvalwater van de woningen aangesloten worden op het bestaande rioolstelsel in de omgeving van het plangebied.

Conclusie
Gelet op bovenstaande resultaten van de Watertoets, welke in zijn geheel als bijlage 5 is bijgevoegd, kan worden gestelde dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen ten aanzien van de waterhuishouding oplevert. De watertoets is ter toetsing aangeboden aan het Waterschap Rijn en IJssel. Het Waterschap heeft op 1 november 2011 aangegeven in de kunnen stemmen met de voorgenomen ontwikkeling en de opgestelde Watertoets.

4.3.3 Monumenten en archeologie

Het begrip cultuurhistorie omvat het cultureel erfgoed met betrekking tot archeologie, historische geografie en historische stedenbouwkunde. De zorg voor het cultureel erfgoed is ondergebracht bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, voorheen de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).

Historisch stedenbouwkundig erfgoed
In het geval van ruimtelijke planvorming dient de waarde van het cultuurhistorisch erfgoed in het plangebied te worden meegenomen in het toetsingskader, daar deze van invloed kan zijn op de ontwikkelingsmogelijkheden van de betreffende locatie. In het plangebied zijn geen gemeentelijke of Rijksmonumenten aanwezig.

In paragraaf Nota Cultuurhistorie: Doetinchem, Cultuurhistorierijk! is onderbouwd op welke wijze in onderhavige ontwikkeling rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden van de omgeving van het plangebied.

Archeologisch erfgoed
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.

Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Het belangrijkste doel van deze wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen. Wie dan ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek doen en de kosten daarvan op zich nemen. Ook als het onderzoek uiteindelijk tot een opgraving leidt.

Het archeologiebeleid van de gemeente Doetinchem is er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. In haar rol van bevoegd gezag kan de gemeente van initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen vragen aan te geven wat de effecten van de voorgenomen bodemingrepen zullen zijn op de eventueel aanwezige archeologische waarden. Om deze reden heeft de gemeente Doetinchem (mede als uitvoering van de nota cultuurhistorie) een archeologische beleidskaart laten opstellen waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn. De archeologische beleidskaarten zijn samen met de erfgoedverordening op 18 november 2010 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. De archeologische beleidskaarten zijn terug te vinden op: http://www.doetinchem.nl/cultuurhistorie/rapporten_43307/

Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart heeft het plangebied een lage archeologische waarde en conform de beleidskaart is archeologisch onderzoek noodzakelijk voor plangebieden groter dan 2.500 m2 in combinatie met bodemingrepen diepen dan 30 cm. In onderhavige situatie is het plangebied (plandeel De Gaarde tussen 345 en 347) waar de bodemingrepen plaatsvinden, kleiner dan 2.500 m2 waardoor archeologisch onderzoek achterwege kan blijven. Voor het natuurlijk in te richten perceel ten zuiden van De Gaarde geldt een hoge verwachtingswaarde. Hiervoor geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 40 cm over een oppervlakte groter dan 250 m2 archeologisch onderzoek benodigd is. Met de voorziene natuurinrichting wordt deze grens niet overschreden waardoor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet benodigd is.

Wel dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in verband met de mogelijkheid tot toevalsvondsten.

4.3.4 Verkeer en parkeren

Op 23 februari 2012 is de Nota Parkeernormen en Parkeerfonds vastgesteld. Conform dit gemeentelijk beleid dient het parkeren op eigen terrein opgelost te worden waarbij voor een woning als voorzien binnen het plangebied een parkeernorm van 1,8 pp/woning aangehouden moet worden. Een overzicht van de geldende parkeernormen en de wijze waarop het parkeren op eigen terrein berekend wordt, is opgenomen in bijlage Parkeernormen bij de planregels.

In onderhavig plangebied is voldoende ruimte voor parkeren op eigen terrein conform bovenstaande uitgangspunten, waarmee voldaan wordt aan het geldende parkeerbeleid. In de planregels bij de bestemming "Wonen" is een koppeling gemaakt met de in bijlage 3 bij de planregels opgenomen parkeernormen waardoor de realisatie van voldoende parkeerplaatsen juridisch gewaarborgd is.

Ten aanzien van de toekomstige verkeersituatie dient te worden opgemerkt dat de gezamenlijke inrit/ontsluitingsweg een private weg betreft, waarbij de aanleg en onderhoud voor de rekening van de bewoners zal zijn.

Gelet op de geringe omvang van het plan is er geen aanleiding aan te nemen dat de aanwezige verkeerstructuur de verkeersaantrekkende werking van het plan niet aan kan.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid en ook de ruimtelijke- en milieutechnische randvoorwaarden zijn doorvertaald naar de bestemmingen en regels. De bestemmingen en regels vormen het juridische deel van het bestemmingsplan, dat bindend is voor de burger en de overheid.

5.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is een ontwikkelingsplan, waarbij flexibiliteit wenselijk is. Voor een deel is dat mogelijk met de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kunnen reeds voorziene maar ook onvoorziene ontwikkelingen planologisch worden geregeld zoals verschuiving binnen de bedrijfsbestemmingen en uitbreidingen van gebouwen en functies. Het plan is daarom opgezet als een globaal bestemmingsplan. Op hoofdlijnen is duidelijk waarvoor gronden en gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt voldoende rechtszekerheid voor de burger.

5.3 Toelichting op de regels

De regels bestaan uit de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk I: Inleidende regels;
  • hoofdstuk II: Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk III: Algemene regels;
  • hoofdstuk IV: Overgangs- en slotregels.
5.3.1 Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).

5.3.2 Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, overeenkomstig de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
  • de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.
5.3.2.1 Agrarisch

De bestemming Agrarisch is nader aangeduid met de hoofdletter A. De bestaande agrarische gronden waarop geen bedrijventerreinontwikkeling voorzien is, is voorzien van de bestemming Agrarisch. Naast de functie agrarisch zijn enkele gelieerde activiteiten toegelaten zoals extensieve dagrecreatie en fiets- en wandelpaden. De gronden kunnen tevens, net als alle overige bestemmingen, gebruikt worden ten behoeve van waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen. Ten behoeve van de bestemming is een bebouwingsregeling opgenomen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, straatverlichting, e.d. Binnen de regels zijn afwijkingsregelingen opgenomen om onder voorwaarden van de maximale bouwhoogte te mogen afwijken.

5.3.2.2 Natuur

De bestemming Natuur is toegekend aan de meeste gebieden die onderdeel uitmaken van de EHS. Binnen de bestemming Natuur mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en voorzieningen voor extensieve dagrecreatie. Met een afwijking is het mogelijk, onder voorwaarden, verlichting te plaatsen. Het verharden van wegen en paden is niet direct toegestaan. Dit is, tezamen met andere werken en werkzaamheden met een omgevingsvergunning voor werken/werkzaamheden vastgelegd. De gronden mogen worden gebruikt als wandel- en fietsgebied.

5.3.2.3 Wonen

De bestemming Wonen omvat alle percelen waarop woningen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten. Voor de nog te realiseren woningen aan De Gaarde zijn specifieke aanduiding opgenomen omtrent de maximale inhoud, de maximale goot- en nokhoogte en de situering van bijbehorende bouwwerken.

Ten behoeve van het bouwen van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak, het bouwen van een overkapping en de afstand van een bijgebouw tot de achterste perceelsgrens kan onder bepaalde voorwaarden een afwijking van het in het bestemmingsplan bepaalde worden verleend.

Op gronden met de bestemming Wonen is onder voorwaarden de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf dan wel een vrij beroep toegestaan. Voorwaarde daarvoor is dat de woonfunctie in alle gevallen de hoofdfunctie binnen de bestemming blijft. In beperkte mate mag bij de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf ook detailhandel plaatsvinden. Overige detailhandel is binnen de bestemming Wonen nadrukkelijk uitgesloten.

5.3.2.4 Waarde - Archeologische verwachting 1 en 4

In de regels bij deze bestemmingen is een voorrangsregeling opgenomen met het oog op de bescherming van de belangen en de aanwezige waarden. De gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de onderliggende bestemmingen worden hierdoor beperkt.

In de zones mogen geen bouwwerken en werken worden uitgevoerd. Met een omgevingsvergunning kan van het bouwverbod worden afgeweken.

5.3.2.5 Waarde - Natuur

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gebieden die op provinciaal niveau zijn onderscheiden als 'beschermingszone natte landnatuur'. Voor de bestaande woningen, met de daarbij behorende bestemmingen 'Wonen' is deze dubbelbestemming niet van toepassing. De aan deze bestemming gekoppelde regels dienen ter bescherming en de instandhouding van de vochtgebonden natuurlijke waarden.

Voor een aantal specifieke werken en werkzaamheden is een regeling voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Verder zijn een aantal uitzonderingen opgenomen, waarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is vereist.

5.3.3 Algemene regels

De algemene of aanvullende regels tenslotte vormen een set algemene regels die op alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. De algemene regels bestaan onder meer uit afwijking- en wijzigingsbepalingen.

De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.

De algemene ontheffingsregels voorzien in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen positief bestemd worden. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum.

De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van het onderhavige bouwplan van de initiatiefnemer aan De Gaarde is een (particulier) initiatief van Bruggink Projectwikkeling B.V.. Voor de gemeente zijn aan de ontwikkeling en uitvoering van dit project geen kosten verbonden. Tussen de gemeente en de initiatiefnemers is een anterieure overeenkomst gesloten. Eventuele kosten voor de gemeente (bijv. planschade) zullen middels deze overeenkomst op de initiatiefnemer verhaald worden.

Uit marktonderzoek, verrricht door de initiatiefnemer, is gebleken dat er voldoende vraag is naar vrijstaande woningen aan de rand van Doetinchem. Aangenomen wordt dat afname en de realisatie van de woningen binnen afzienbare tijd verzekerd is.

De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd worden met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.

7.2 Inspraak

Naast de formele procedure als beschreven in paragraaf 7.1, heeft de initiatiefnemer ervoor gekozen de bewoners van de naburige percelen De Gaarde 296 en 347 per brief d.d. 7 juli 2014 over de voorgenomen ontwikkeling te informeren, waarbij de omwonenden uitgenodigd zijn voor een overleg indien daar behoefte aan was. Dit bleek niet het geval.

7.3 Overleg

Bij de voorbereidingen van de ontwikkeling heeft overleg plaatsgevonden met de Provincie Gelderland en het Waterschap Rijn en IJssel.

Rijk

Vooroverleg met Rijk is niet nodig omdat geen Rijksbelang in het geding is.

Provincie Gelderland
Er is sinds 2010 diverse malen overleg gevoerd met de provincie, omdat het plan en de uitgangspunten meermalen is aangepast. In april 2014 heeft de provincie akkoord gegeven op het voorliggende plan met natuurcompensatie en landschappelijk inpassing langs de Grote Beek.

Waterschap Rijn en IJssel
Over de inrichting langs de Grote Beek en de natuurcompensatie is overleg gevoerd met Jan van der Schoot van het waterschap in januari 2013. Daarin werd het volgende gemeld:

Langs de Grote Beek ligt aan linker-zijde inderdaad een beschermzone met een onderhoudspad. De beschermzone reikt tot 5 meter uit de insteek (snijlijn van maaiveld en talud watergang) van de Grote Beek. Voor alle handelingen, zoals ook het planten van een struweelrand welke in de beschermzone plaats vinden, is een watervergunning nodig. Rekening houdend met de bestaande beplanting en de voor het onderhoud benodigde breedte kan de struweelrand tot 3,0 meter uit de insteek worden aangebracht. Zoals aangegeven, is daarvoor wel een watervergunning vereist.
Indien tot 5 meter uit de insteek wordt gepoot, is geen watervergunning vereist.

Ten aanzien van de aan te houden afstanden tot de watergang en het onderhoudspad is rekening gehouden.

Overige waterhuishoudkundige aspecten zijn opgenomen in de Watertoets (zie paragraaf Water). De watertoets is ter toetsing aangeboden aan het Waterschap Rijn en IJssel. Het Waterschap heeft op 1 november 2011 aangegeven in de kunnen stemmen met de voorgenomen ontwikkeling en de opgestelde Watertoets.

7.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 9 juni 2016 voor een ieder 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.