direct naar inhoud van 2.3 Regionaal beleid
Plan: Kruisbergseweg 181 - 2010
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07P227A-0002

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Regionale Structuurvisie Achterhoek

De Regionale Structuurvisie Achterhoek, d.d. 26 april 2004, is een document dat is opgesteld door de regio Achterhoek ten behoeve van het leveren van een gebiedsgerichte bijdrage aan het Streekplan Gelderland 2005. Op basis van de huidige ruimtelijke structuur en de ambities is nagedacht over hoe karakteristieken en kwaliteiten in de toekomst verder ontwikkeld moeten worden. Dit heeft geleid tot het strategisch ontwikkelingsbeeld. Centraal staat daarbij dat de regio de kenmerkende landschappelijke verschillen in de toekomst wenst te behouden en te versterken of te herstellen. De karakteristieken van de landschapstypen bieden aanknopingspunten voor de inpassing van nieuwe ontwikkelingen. Daarbij wordt de ecologische hoofdstructuur beschouwd als belangrijke structuurdrager van het landschap. Ook de verspreid liggende dorpen vormen een belangrijk onderdeel van het ontwikkelingsbeeld.

In de structuurvisie zijn twee doelstellingen met elkaar vervlochten. Enerzijds wordt een grotere dynamiek in de regio nagestreefd anderzijds is het behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteiten een centrale doelstelling. Middels het gelaagd principe worden nieuwe ontwikkelingen zodanig gestuurd dat zij zo goed mogelijk passen in het strategisch ontwikkelingsbeeld. Er bestaan drie lagen:

  • Het landelijk gebied met als doelstelling streven naar behoud van rust, ruimte en groen. Daarbij moet het unieke agrarische cultuurlandschap zoveel mogelijk behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. Daarnaast dient de realisatie van de ecologische hoofdstructuur en de ecologische verbindingszones te worden voortgezet. Dit betekent dat 'stenige' en hoogdynamische ontwikkelingen in het landelijk gebied beperkt worden. Als tweede doelstelling is het streven erop gericht om het landelijk gebied vitaal en levend te houden waarbij het teruglopen van de landbouw belangrijk aandachtspunt is. Daarbij moeten mogelijkheden worden geboden voor nieuwe economische functies in het landelijk gebied zonder dat hiermee de landelijke kwaliteit wordt aangetast;
  • In het dorpenlandschap vormen de dorpen de basis voor de regionale werkgelegenheid, het voorzieningenaanbod en de leefbaarheid op het platteland. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen zoveel mogelijk gericht te zijn op concentratie in de bestaande kernen (buurtschappen, kerkdorpen en gehuchten);
  • De dragerszone is bedoeld voor ontwikkelingen die van belang zijn voor de regionale economie of zelfstandigheid van de achterhoek maar die qua aard niet passen in het dorpenlandschap. Het gaat dan in principe om ontwikkelingen met grote ruimtelijke effecten. Als dragerszone is het gebied gekozen dat het best ontsloten is naar de rest van Nederland. De A18 vormt daarbij de ruggengraat en de stad Doetinchem speelt in deze zone een belangrijke rol.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07P227A-0002_0005.jpg"

Structuurvisie

Het projectbesluit Kruisbergseweg 181 - 2010 ligt het landelijk gebied. Op het plangebied zal 1 hectare ter beschikking worden gesteld voor natuurontwikkeling waardoor de EHS rondom het plangebied zal worden versterkt.

2.3.2 Nota Functies zoeken plaatsen zoeken functies

In de nota “functies zoeken plaatsen zoeken functies”, opgesteld door de samenwerkende gemeenten in de Achterhoek, wordt beschreven op welke wijze functieverandering van vrijgekomen gebouwen kan worden vormgegeven. De regio wil hiermee de volgende doelen bereiken:

  • behouden van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied en waar mogelijk die kwaliteiten verder ontwikkelen. Dit betekent dat vooral rust, ruimte en groen
    behouden en versterkt moeten worden;
  • impulsen geven aan nieuwe economische activiteiten, aan de agrarische sector,
    de natuur, de recreatie en de woonfunctie van het landelijk gebied;
  • bijdragen aan doelstellingen vanuit het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers door met toepassing van maatwerking uitplaatsing van intensieve veehouderijen uit de extensiveringgebieden te stimuleren.

Verevening bestaat uit het nemen van maatregelen ten behoeve van een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van het hergebruik in de omgeving die verder gaat dan een landschappelijke inpassing. Versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de directe omgeving van het initiatief staat daarbij centraal. De bijdrage moet in verhouding staan tot de gevolgen van de functieverandering voor de omgeving en de vanuit de nieuwe functie(s) gewenste verbeteringen in omgevingskwaliteit. De verevening hoeft niet op het perceel of direct grenzend aan het perceel waarop het initiatief betrekking heeft plaats te vinden. Mits de verevening gerelateerd is aan het initiatief kan dit ook elders.

Verevening wordt onder andere geëist bij nieuwe hoofdactiviteiten, zoals in onderhavig plan, die na een wijzigingsprocedure worden toegestaan.

Welke vorm van verevening uiteindelijk wordt ingezet is afhankelijk van verschillende factoren. De vereveningsaspecten die op onderhavig initiatief van toepassing zijn, is het 'behoud van karakteristieke/monumentale bebouwing' en 'natuurontwikkeling'.

Karakteristieke en/of monumentale bebouwing mag zonder verevening en 50% reductie overige bebouwd oppervlak een nieuwe functie krijgen. Wel is het gewenst om bij de planvorming ernaar te streven dat ontsierende bebouwing op het erf verwijderd wordt, als deze geen nieuwe functie heeft bij het nieuwe gebruik.

Bezien natuurontwikkeling kan de inpassing van het initiatief in de omgeving noodzaken tot natuurontwikkeling zoals de aanleg van poelen, ruigtes of beplanting om het ecologisch functioneren van het gebied veilig te stellen. Het behoud en verbeteren van al bestaande natuur met ecologische waarde kan ook een vorm van verevening zijn.

Uitgangspunt bij functieverandering naar wonen is dat de bebouwingsoppervlakte wordt gereduceerd met 50%. Om maatwerk te kunnen leveren zijn meerdere vormen van verevening mogelijk. Hierbij kan naast of in de plaats van sloop gedacht worden aan verkleining van bouwvlak, behoud van karakteristieke/monumentale bebouwing, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering infrastructuur, aanleg recreatieve voorzieningen en een financiële bijdrage. Deze verschillende vormen van verevening kunnen worden ingezet al naar gelang de specifieke situatie ter plaatse en de mate van functieverandering dit verlangt. Van het bovengenoemde uitgangspunt kan gemotiveerd worden afgeweken indien het initiatief leidt tot een substantiële verbetering van de ruimtelijke, milieu- en/of de sociale kwaliteit.

Onderhavig initiatief kent eigenschappen van verevening (het behoud van cultuurhistorische bebouwing en natuurontwikkeling) en de sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. In ruil hiervoor mag de initiatiefnemer 4 woningen aan de Kruisbergseweg terugbouwen. Het projectbesluit past dan ook binnen het gedachtegoed van het beleid van de regio, al sluit onderhavige ontwikkeling niet naadloos aan.

Het beleid heeft echter wel als basis voor de ontwikkelingen gediend, waarbij de gemeente gemotiveerd heeft onderbouwd waarom het achter onderhavig initiatief staat, zoals is verwoord in 2.4.3 VAB-beleid.