direct naar inhoud van 3.2 Milieuaspecten
Plan: Kruisbergseweg 181 - 2010
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07P227A-0002

3.2 Milieuaspecten

3.2.1 Bodem

Voor vaststelling van een projectbesluit dient aangetoond te zijn dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor de toekomstige functie. In dit kader is in november 2009 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Deze is terug te vinden in de bijlage.

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740. Het verkennend onderzoek richtte zich op twee deellocaties; het oostelijke (deellocatie I ) en het westelijke (deellocatie II) deel van het projectgebied. De verwachting is, bezien algemene en historische gegevens, dat de deellocaties I en II worden aangemerkt als onverdacht.

Deellocatie I:

In deze deellocatie dient de onderzoekshypothese “onverdachte locatie” te worden genuanceerd. In de grond zijn koperoverschrijdingen van de achtergrondwaarde gemeten. In het grondwater is voor barium, xylenen (som) en som C+T dichlooretheen een lichte overschrijding van de streefwaarde gemeten.

Deellocatie II:

In deellocatie II dient de onderzoekshypothese “onverdachte locatie” op basis van de resultaten van het verkennend onderzoek ook te worden genuanceerd. In de grond zijn lichte overschrijdingen kwik en koper van de achtergrondwaarde gemeten. In het grondwater is voor barium, xylenen (som) en som C+T dichlooretheen een lichte overschrijding van de streefwaarde gemeten.

Blijkens het onderzoek vormt de vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering voor de geplande nieuwbouw. Daarbij dient opgemerkt te worden dat verkennend bodemonderzoek zoals deze in onderhavig onderzoek is uitgevoerd niet is bedoeld voor de kwaliteit bij de afvoer van de grond.

Conclusie: Het aspect bodem vormt geen belemmering voor onderhavig initiatief.

3.2.2 Akoestiek

Wegverkeerslawaai

Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen en voorkeursgrenswaarden opgenomen.

Er is van rechtswege een zone gelegen langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km gebieden. Voor alle woningen en geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van die weg liggen, moet de geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai berekend worden.

Voor onderhavige ontwikkeling heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek is als bijlage toegevoegd. In het onderzoek is alleen het aspect wegverkeerslawaai betrokken, omdat het projectgebied niet binnen de (onderzoeks)zones voor industrielawaai en railverkeerslawaai valt. Voor het wegverkeerslawaai zijn de Velswijkseweg, de Kruisbergseweg en de Christoffelstraat relevant. De Velswijkseweg heeft een 80 kilometer regime en is ter plaatse van het projectgebied gelegen in buitenstedelijke gebied. De onderzoekszone bedraagt 250 meter. Voor de Kruisbergseweg en de Christoffelstraat is het gelet op de afstand tot het projectgebied en de lage verkeersintensiteit op deze wegen redelijkerwijs aannemelijk dat deze wegen niet van invloed zijn op het akoestisch klimaat ter plaatse van het projectgebied.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de hoogste geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Velswijkseweg 55 dB bedraagt, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh en afronding. De optredende geluidsbelastingen zijn hiermee hoger dan de hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor woningen langs een bestaande weg in buitenstedelijk gebied. Deze bedraagt namelijk 48 dB, ex artikel 82 van de Wgh. Er wordt daarmee niet voldaan aan de eisen gesteld in de Wet geluidhinder bij woning W03. Voor deze woning zijn maatregelen noodzakelijk.

Een mogelijke maatregel om de woning W03 (zie het akoestisch onderzoek) te realiseren is de zuidoost-gevel uit te voeren als een dove gevel. Een dove gevel is een gevel zonder te openen ramen en deuren. Conform artikel 1b lid 5 van de Wgh wordt dit niet gezien als gevel. Doordat het geen gevel is in de zin van de Wgh hoeft voor een dove gevel geen geluidsbelasting te worden bepaald en is het niet mogelijk om hiervoor een hogere waarde aan te vragen. Door het toepassen van een dove gevel is de zuidoost-gevel bij woning W03 niet meer de maatgevende gevel. De hoogste geluidsbelasting op de overige gevels bedraagt 53 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh en afronding. Door deze maatregel is de woning waarschijnlijk wel te realiseren op deze plek.

De initiatiefnemer heeft de mogelijke maatregelen in overweging genomen. Het vergroten van de afstand tussen de Velswijkseweg en de woningen in het projectgebied, zodanig dat de geluidsbelasting wel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde, is niet wenselijk vanwege het te realiseren natuurgebied. Het vervangen van het huidige wegdek op de Velswijkseweg door een stiller wegdek is gezien het beperkte aantal woningen financieel onrendabel, ongeacht het geluidsreducerend effect op de gevels. Tevens zal mogelijk een dergelijk stiller (en dus ook opener) wegdek problemen opleveren bij het beheer (de levensduur van deze stillere wegdekken is naar verwachting korter). Het plaatsen van een effectief geluidsscherm is niet gewenst vanuit landschappelijk en financieel oogpunt. Het toepassen van een dove gevel is de enige reële maatregel. De initiatiefnemer laat weten voorstander te zijn van toepassing van een dove gevel.

Omdat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, moet er een ontheffing hogere waarde geluid vanwege wegverkeerslawaai aangevraagd worden. Deze procedure loopt parallel met de planologische procedure. Ook is de geluidbelasting op de gevels van belang in het kader van Bouwbesluit. Deze stelt eisen aan het binnenniveau (maximaal 33 dB) en de geluidwering van de gevels.

3.2.3 Lucht

In de 'Wet luchtkwaliteit' (hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer) zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen om o.a. de verkeersgerelateerde emissies (o.a. fijnstof en stikstofdioxide) te reguleren.

Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als de luchtkwaliteit als gevolg van het project met ten hoogste 3% verslechterd.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwsvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Wat betreft de toets Wet luchtkwaliteit maakt onderhavig projectbesluit de realisatie van 4 woningen mogelijk. Op grond van de ministeriële regeling NIBM draagt een woningbouwplan van deze omvang niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet noodzakelijk.

Bij het onderhavige project wordt geen mogelijkheid geboden om een school, kinderdagverblijf of bejaarden-, verpleeg- of verzorgingstehuis te realiseren. Alleen deze bestemmingen zijn in de AMvB Gevoelige Bestemmingen aangemerkt als 'gevoelige bestemming'. Volgens de criteria uit de Wm inzake luchtkwaliteitseisen kan er daardoor geen sprake van een gevoelige bestemming langs drukke infrastructuur. Toetsing aan de grenswaarden is op grond van de Wm niet noodzakelijk.

Wat betreft de toets ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden bij woningen, op grond van de regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007, mensen blootgesteld aan luchtverontreiniging gedurende een significante periode ten opzichte van een etmaal. Om onacceptabele gezondheidsrisico's uit te sluiten, is de lokale luchtkwaliteit onderzocht.

Op grond van de regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 worden bij woningen mensen blootgesteld aan luchtverontreiniging gedurende een significante periode ten opzichte van een etmaal. Om onacceptabele gezondheidsrisico's uit te sluiten, is de lokale luchtkwaliteit onderzocht.

Uit de Rapportage Luchtkwaliteit 2006 Doetinchem is af te leiden dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in het projectgebied onder de grenswaarden liggen. Het RIVM verwacht dat de emissiefactoren van wegverkeer en de concentraties stikstofdioxide en fijn stof zullen afnemen. De blootstelling aan luchtverontreiniging in het projectgebied is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het onderhavige initiatief.

3.2.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie van gevaarlijke stoffen en het transport van gevaarlijke stoffen. De gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen, stationaire bronnen zoals een chemische fabriek of een LPG vulpunt en mobiele bronnen zoals transport van gevaarlijke stoffen over wegen en door leidingen. Voor inrichtingen (bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' van belang. In dit besluit wordt externe veiligheid omschreven als 'de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon vorval binnen de inrichting waar een gevaarlijke stof bij betrokken is'.

Voor transport is de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen' van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is.

Bij externe veiligheid wordt een onderscheidt gemaakt tussen een groepsrisico en een plaatsgebonden risico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt de burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen.

De woningen die gepland staan in het projectgebied zijn in het kader van externe veiligheid te beschouwen als kwetsbare objecten. Dit betekent dat risicovolle objecten op voldoende afstand moeten liggen van het projectgebied. Op basis van de Risicokaart Gelderland kan worden geconcludeerd dat er in de omgeving van het projectgebied geen risicovolle objecten liggen. Het dichtstbijzijnde risicovolle object (Bovengrondse tank, Camping 'De Graafschap', risicocontour = 50 meter) is gelegen op ca. 790 meter van de grens van het projectgebied. Daarnaast ligt het projectgebied niet in de directe nabijheid van een route waarop gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De dichtstbijzijnde transportroute betreft een gasleiding van de Gasunie, welke op minimaal 450 meter van de grens van het projectgebied is gelegen. Risico's ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen zijn dus ook niet te verwachten.

In het onderzoek van Kobessen Milieu wordt geconcludeerd dat op basis van de beschikbare informatie externe veiligheid op dit moment dat geen belemmeringen oplevert voor de ontwikkeling van woningbouw op deze locatie. Voor het onderdeel externe veiligheid hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.

3.2.5 Bedrijvigheid

Gekeken moet worden of in de omgeving geen bedrijven in hun bedrijfsvoering worden belemmerd als gevolg van het onderhavige projectbesluit Kruisbergseweg 181 - 2010. Eveneens moet duidelijk zijn of bestaande functies in de omgeving de ontwikkeling al dan niet belemmeren.

Het projectbesluit voorziet in gevoelige functies in de vorm van woningen. In de directe nabijheid van het projectgebied zijn diverse bedrijven gevestigd. Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor zowel het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande woningen gelegen buiten betreffend perceel.

Het projectgebied maakt gezien de omliggende functies deel uit van een 'rustig buitengebied'. De dichtstbijzijnde maatschappelijke voorziening is blijkens het bestemmingsplan “Buitengebied 2000, herziening 2002”.een molen/verenigingsgebouw, gelegen aan 2e Loolaan op circa 1 kilometer afstand van het projectgebied. Het projectgebied ligt buiten de invloedssfeer (milieucontour) van dit bedrijf.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor onderhavig initiatief.

3.2.6 Geurhinder

Door Kobessen Milieu B.V. is omtrent het geuraspect een onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn hierna beschreven.

Om in het onderzoek te bepalen of op de planlocatie sprake is van een geschikt leefklimaat, is op basis van gegevens van Web-BVB onderzocht welke (relevante) veehouderijen in de omgeving van de planlocatie gelegen zijn (binnen 1 kilometer van de planlocatie). Het onderzoeksgebied ligt in een concentratiegebied zoals vastgelegd in bijlage I van de Meststoffenwet. Op grond van artikel 3, lid 1, onder a en b van de Wet geurhinder en veehouderij bedraagt de norm voor de geurbelasting van geurgevoelige objecten in een concentratiegebied binnen de bebouwde kom maximaal 3,0 odour units per kubieke meter lucht en buiten de bebouwde kom 14,0 odour units per kubieke meter lucht. Voor de planlocatie geldt derhalve een geurbelasting van maximaal 14,0 odour units per kubieke meter lucht.

Op basis van Web-BVB zijn de volgende veehouderijen gelegen binnen de 1 kilometer contour rondom het projectgebied:

Straat   Huisnr.   Bedrijfstype   Geurhinder   Afstand tot rand planlocatie  
Kruisbergseweg   33   Melkrundvee   9 ou/s   Ca. 120 meter  
Kruisbergseweg   25   Melkrundvee   348 ou/s   Ca. 270 meter  
Polweg   6   Vleesvarkens   16.682 ou/s   Ca. 500 meter  
Loenhorsterweg   11   Melkrundvee   2.777 ou/s   Ca. 520 meter  
Bezelhorstweg   31   Zeugen   7.817 ou/s   Ca. 485 meter  
Broekstraat   24a   Zeugen   37.540 ou/s   Ca. 780 meter  
Loenhorsterweg   9   Melkrundvee   4.830 ou/s   Ca. 780 meter  
Loenhorsterweg   7   Paarden   0 ou/s   Ca. 880 meter  
Boeninksteeg   4   Zeugen   20.039 ou/s   Ca. 520 meter  
Wittebrinkweg   9   Melkrundvee   136 ou/s   Ca. 750 meter  

Gezien de geurbelasting en de afstand tot de planlocatie, worden de in rood aangegeven veehouderijen als kritisch voor de geursituatie op de planlocatie beschouwd. Middels berekening via V-Stacks Gebied is de achtergrondbelasting ter plaatse van het projectgebied berekend. De hiervoor gebruikte parameters zijn:

Parameters geurbronnen

Straat   Huisnr.   X-coordinaat   Y-coordinaat   Evergund (ou/s)  
Polweg   6   216.671   455.085   16.682  
Broekstraat   24a   218.083   444.569   37.540  
Boeninksteeg   4   219.998   445.642   20.039  

Parameters planlocatie

Straat   Hoekpunt   X-coordinaat   Y-coordinaat   Grens-waarde   Berekende waarde  
Kruisbergseweg 181   Noord   217.274   445.006   14   0,66  
Kruisbergseweg 181   Oost   217.335   444.825   14   0,85  
Kruisbergseweg 181   Zuid   217.149   444.535   14   0,55  
Kruisbergseweg 181   West   217.020   444.631   14   0,45  

Uit de berekening blijkt dat de geurbelasting op de 4 hoekpunten van de planlocatie vanwege de omliggende veehouderijen zeer laag (< 1) is. Hiermee voldoet de achtergrondwaarde ruimschoots aan de hieraan gestelde eisen.

Het aspect geur levert geen beperkingen op ten aanzien van onderhavige ontwikkeling.