direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal beleid
Plan: Oostelijke Randweg 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R17B063A-0005

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005, kansen voor de regio, d.d. 29 juni 2005, bevat de beleidskaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in Gelderland voor de periode 2005 - 2015.

Hoofddoel van het streekplan is de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen. De publieke en private partijen moeten daarin de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Concrete doelstellingen daarbij zijn:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologisch Hoofdstructuur realiseren;
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende wateraanvoer en waterafvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • met ruimtelijke beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

De ruimtelijke hoofdstructuur in het streekplan is tweeledig; het rode raamwerk en het groenblauwe raamwerk. Het rode raamwerk heeft betrekking op de gebieden met hoog dynamische functies zoals de hoofdinfrastructuur en de intensieve vormen van ruimtegebruik.

Algemene doelstellingen van het rode raamwerk zijn:

  • ontwikkeling stedelijke netwerken en sterke regionale centrumsteden;
  • zorgen voor voldoende recreatie en (buffer)groen tussen en bij steden (GIOS);
  • realisering landbouwontwikkelingsgebieden;
  • ontwikkeling intensieve teeltgebieden (ITG).

Specifiek voor de Achterhoek wordt genoemd:

  • stedelijke transformatie: Doetinchem-Hamburgerbroek;
  • GIOS: Doetinchem-Wehl;
  • uitvoering reconstructieplan.

Het groenblauwe raamwerk heeft betrekking op functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage ruimtelijke dynamiek en welke kwetsbaar zijn voor intensieve vormen van ruimtegebruik.

Algemene doelstellingen van het groenblauwe raamwerk zijn:

  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • bescherming bestaande natuur en waardevolle open gebieden;
  • behoud en ontwikkeling ecologische verbindingszones (EVZ);
  • afbakening en bescherming waterbergingsgebieden;
  • maatregelen Ruimte voor de Rivier.

Specifiek voor de Achterhoek wordt genoemd:

  • behoud en ontwikkeling ecologische verbindingszone (EVZ): Groenblauwe as Graafschap-Winterswijk.

De delen die buiten het rode en groenblauwe raamwerk vallen liggen in het multifunctioneel gebied. Op dit gebied wordt door de provincie geen expliciete provinciale sturing gericht. Wel worden handreikingen gegeven ten aanzien van landbouw, landschap, recreatie en toerisme, functieverandering, verevening, nieuwe landgoederen en bossen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R17B063A-0005_0003.png"

Uitsnede beleidskaart ruimtelijke structuur Streekplan Gelderland 2005

Het plangebied van de Oostelijke Randweg is deels gelegen binnen het gebied dat is aangewezen als Regionaal centrum, deels in een gebied aangewezen als Waardevol landschap en voor een klein deel in een gebied dat is aangeduid als EHS-verweving. Ook ligt het tracé in een gebied dat is aangeduid als beschermingszone natte landnatuur.

Voor het Regionaal centrumgebied van Doetinchem zijn geen specifieke ontwikkelingen aangegeven in het streekplan.

EHS-verweving omvat landgoederen onder de Natuurschoonwet (daarop aanwezige grotere natuur- en bosgebieden zijn tot de EHS-natuur gerekend), landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. Door natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer wordt de natuurwaarde van het gebied als geheel versterkt. In EHS-verweving is natuur de belangrijkste functie.

Waardevolle landschappen zijn gebieden met (inter)nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard, en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De ensemble-waarden van deze gebieden is groot, dat wil zeggen dat de samenhang tussen de verschillende landschapsaspecten groot is.

Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. In de waardevolle landschappen is lokale en regionale ontwikkeling mogelijk. Aard, omvang en vormgeving in samenhang met de kernkwaliteiten zijn bepalend.

Het deel van het plangebied Oostelijke Randweg dat is gelegen binnen het Waardevol landschap is tevens gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur-verweving, maar is niet aangemerkt als Waardevol open gebied. Voor dit deel van het Waardevol landschap geldt het ja, mits-regime: activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Dat betekent dat ontwikkelingen van allerlei aard mogelijk zijn, waarbij overigens wel geldt dat deze landschappen zich niet lenen voor grootschalige verstedelijking.

Zoals aangegeven is een deel van het plangebied ook gelegen binnen de EHS-verweving, hiermee dient rekening gehouden te worden in de planvorming en realisatie. Dit wordt onder andere gedaan door terreindelen die gehandhaafd blijven zoveel mogelijk met rust te laten. Vanuit de algemene zorgplicht dient tijdens de werkzaamheden continu te worden gelet op aanwezigheid van al dan niet beschermde planten en dieren. Bij aantreffen van dieren en planten moet worden voorkomen dat deze gedood of verwond c.q. (bij planten) onnodig aangetast worden. In het geval dat een ingreep toch samenvalt met de aanwezigheid van beschermde soorten, worden passende maatregelen genomen of er wordt naar een andere oplossing gezocht. Ook vindt compensatie plaats. De gemeente koopt hiervoor elders een stuk grond aan waarop deze compensatie kan plaatsvinden.

In het kader van de Milieu effect rapportage is voor de Oostelijke Randweg een ecologisch onderzoek uitgevoerd om de eventuele aantasting van de ecologische waarden te constateren en maatregelen te bepalen. Paragraaf 4.3.1 Flora en fauna gaat verder in op dit ecologisch onderzoek. Bij de planvorming dient een relatie te worden gelegd met de kernkwaliteiten van dit stuk EHS. Op deze kernkwaliteiten en natuurcompensatie wordt verder ingegaan in paragraaf 5.6 Natuur en landschap.

De Oostelijke Randweg wordt aangelegd op de grens tussen het Regionaal centrum en het Waardevol landschap. Voor het Regionaal centrum zijn in het streekplan geen specifieke ontwikkelingen beschreven. Ten aanzien van het Waardevol landschap kunnen de landschappelijke waarden worden geïnterpreteerd als oud boerenland. De kernkwaliteiten bestaan onder andere uit gave open essen en gave broekgebieden, karakteristiek verspreide bebouwing van hoeven, landhuizen, gehuchten, dorpen, beken, weteringen en oude rivierlopen grotendeels parallel aan de Oude IJssel. Voor een klein deel is het tracé in het zuidelijk deel geprojecteerd in een gebied dat is aangeduid met het landschapstype rivierduinen. De kernkwaliteiten kunnen hier bestaan uit rivierduinen met hoge ruggen en veel microreliëf en afwisseling landgoederen, bouwland en grote bossen.

De aanleg van de Oostelijke Randweg betekent geen grootschalige verstedelijking. De realisatie van de weg voorziet derhalve niet in een aantasting van het Waardevol landschap. Hoe met de landschapsontwikkeling wordt omgegaan wordt beschreven in paragraaf 5.6 Natuur en landschap.

Het tracé ligt in een gebied dat in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten EHS is aangeduid als Natte landnatuur. Deze natte natuur stelt eisen aan de waterkwaliteit en waterkwantiteit. Een (periodiek) hoge grondwaterstand is in deze situaties een vereiste. Natte natuur is niet alleen afhankelijk van een hoge grondwaterstand maar ook van de kwaliteit van het water. De kwaliteit van het grondwater is in een natuurlijke situatie afhankelijk van de oorsprong van het water.

In de beschermingszone moet rekening worden gehouden met de kwaliteit, waterstand en stroming van het grond- en oppervlaktewater met het oog op de natuurwaarden en -doelen van het betreffende natuurgebied.

In dit bestemmingsplan is het aspect water nadrukkelijk van belang. Ten behoeve van het plan zijn daarom diverse onderzoeken uitgevoerd en wordt aandacht besteed aan het behoud van de waterkwaliteit, de waterstand en de stroming van grond- en oppervlaktewater, zie ook paragraaf 4.3.2 Water.

Op grond van bovenstaande wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling van de Oostelijke Randweg aansluit op de doelstellingen zoals aangegeven in het streekplan.

3.3.2 Archeologisch beleidskader

Het archeologisch Beleidskader van de provincie Gelderland (vastgesteld door PS op 10 maart 2009), beschrijft het provinciale beleid voor waardevolle archeologische gebieden die bepalend zijn voor de cultuurhistorische identiteit van de provincie.

Door een toenemende ruimtelijke dynamiek staat er druk op het gebruik van de ruimte, hierdoor loopt het bodemarchief gevaar. Toch liggen er nog volop kansen om de rijkdom aan cultuurhistorie en bodemschatten een prominente rol te laten spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Door de Wet op de archeologische monumentenzorg en de Wet ruimtelijke ordening worden daarvoor volop kansen geboden.

De provincie wil deze kansen benutten door:

  • gebieden aan te wijzen die van bijzonder belang zijn voor de cultuurhistorische identiteit van de provincie;
  • gemeenten en waterschappen te ondersteunen bij de vertaling van archeologische belangen in hun ruimtelijke plannen en projecten;
  • voor waardevolle gebieden richtlijnen te geven voor verantwoord archeologisch onderzoek.

Het archeologisch beleidskader deelt Gelderland op in drie soorten archeologische gebieden:

  • de Gelderse parels (roze/rood);
  • de ruwe diamanten (lichtgroen/groen);
  • de rest van Gelderland.

Het archeologisch beleidskader deelt Gelderland op in gebieden zonder provinciaal archeologisch belang en gebieden van groot provinciaal belang, de parels:

Voor de Gelderse parels stuurt de provincie via onderhandeling en indien mogelijk via samenwerking actief op bescherming, behoud door ontwikkeling en verantwoord onderzoek. Binnen de gemeente Doetinchem zitten provinciaal waardevolle gebieden.

Het plangebied ligt niet in een gebied genoemd in het Archeologisch beleidskader van de provincie Gelderland. Wel is het plangebied deels gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Archeologisch onderzoek is derhalve noodzakelijk. Zie ook paragraaf 4.3.3 Monumenten en archeologie van deze toelichting, die onder meer nader ingaat op archeologie en cultuurhistorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R17B063A-0005_0004.png"

Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarden provincie Gelderland

3.3.3 Nota Belvoir

De provincie Gelderland heeft haar cultuurhistorisch beleid vormgegeven in de nota Belvoir en bijbehorende uitvoeringsplannen. Het beleid richt zich op het behoud en beheer van cultuurhistorische waarden, alsmede het benutten van cultuurhistorie als inspiratiebron. Belvoir hanteert het instrument aandachtsgebieden op basis van karakteristieke en specifieke kwaliteiten. Het plangebied Oostelijke randweg valt binnen het cultuurhistorisch aandachtsgebied de Achterhoek. Voor dit gebied word ”Achterhoeks boerenland” benoemd als karakteristieken. Kampen, kleine landschapselementen, essen en agrarische bebouwing worden gewaardeerd.

3.3.4 Waterplan Gelderland 2010-2015

In het Waterplan Gelderland 2010-2015 wordt met betrekking tot stedelijk gebied aangegeven, dat inrichting en beheer van het waterhuishoudkundig systeem gericht zijn op:

  • het voorkomen en beperken van wateroverlast;
  • de ontwikkeling en behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
  • het voorkomen van zettingen;
  • het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;
  • het weren van (diepe) drainage en het voorkomen van instroming van oppervlaktewater op de riolering;
  • het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten;
  • het beperken van de invloed van bronbemaling;
  • het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater.

De waterketen in stedelijk gebied is zodanig ingericht dat deze geen negatieve invloed heeft op het grond- en oppervlaktewater. Stedelijke ontwikkelingen en stedelijke herinrichting en herstructurering dienen “waterneutraal” te zijn en worden benut om het watersysteem waar nodig op orde te brengen en te verduurzamen.