direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Happert en Kruisberg - 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R19B050A-0003

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. fiets- en wandelpaden zonder een direct verbindend karakter en verhardingen, niet zijnde parkeervoorzieningen;
  • d. instandhouding van aanwezige cultuurhistorische en visueel-landschappelijke abiotische waarden;
  • e. waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen;
  • f. groen- en nutsvoorzieningen;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Agrarisch' worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op de gronden met de bestemming 'Agrarisch' gelden de navolgende bepalingen:

  • a. het oprichten van kuilvoerplaatsen, tunnelkassen, windmolens, mestopslag en silo's is niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 1 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de bouwhoogte van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen maximaal 1,2 m bedragen;
    • 2. antennedragers inclusief antennes, verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 10 m bedragen;
  • d. de totale oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 20 m2 per hectare bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
  • c. de afmetingen van bouwwerken;
  • d. het aantal en de situering van bouwwerken;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Hoogte erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub c voor het bouwen van erf- of terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 m, onder voorwaarden dat:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
  • b. daardoor geen overwegend ondoorzichtige afscheidingen ontstaan;
  • c. als de afscheiding grenst aan grond met de bestemming 'Verkeer', hierdoor geen verkeersonveilige situatie ontstaat.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Volkstuincomplex

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub a en in lid 3.2 voor het toestaan van een volkstuincomplex, onder voorwaarden dat:

  • a. per volkstuin zijn maximaal 2 gebouwen toegelaten in de vorm van een berging en/of kweekkasje;
  • b. per volkstuin mag maximaal 10 m2 bebouwd worden, met dien verstande dat het bebouwingspercentage per volkstuin niet meer mag bedragen dan 5%;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 1 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken zoals teeltondersteunende constructies maximaal 2 m mag bedragen;
  • e. er geen sprake is van permanente bewoning van gebouwen;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.