direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hamburgerbroek - Iseldoks 2, 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R35B034A-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Doetinchem is voornemens ter plaatse van een gedeelte van het huidige bedrijventerrein Hamburgerbroek Noord (in onderhavig bestemmingsplan Iseldoks geheten) een nieuwe woonwijk te realiseren. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is Iseldoks fase 2 geheten.

De ontwikkeling van Iseldoks fase 2 is in strijd met de geldende bestemmingsplannen. Een herziening van deze plannen is daarom noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan Hamburgerbroek - Iseldoks 2, 2011 geeft de gemeente inhoud hieraan.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Doetinchem wordt in principe overal dezelfde plansystematiek gehanteerd. De bestemmingen en regels uit het voorliggende bestemmingsplan sluiten daardoor grotendeels aan op de bestemmingen en regels uit andere bestemmingsplannen. Op deze wijze wordt de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid van de burgers vergroot.

Daarnaast voldoet het voorliggende bestemmingsplan aan de normen zoals die zijn vastgelegd in de 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012' (SVBP), onderdeel van de RO-standaarden, zoals deze landelijk zijn voorgeschreven.

1.2 Plangebied

Het plangebied is centraal in de stad Doetinchem gelegen en maakt onderdeel uit van het gebied bekend als Hamburgerbroek Noord. Hamburgerbroek Noord is onder te verdelen in twee gebieden: Iseldoks fase 1 (Intermecoterrein) en Iseldoks fase 2 (onderhavig plangebied). Het gebied is sinds de negentiende eeuw als bedrijfs- en industriegebied in gebruik geweest.

Het plangebied wordt globaal begrensd door de Oude IJssel aan de westzijde, de C. Missetstraat aan de noord- en oostzijde en het spoor aan de zuidzijde.

Op de afbeelding 1.1 staat het plangebied weergegeven met tevens de globale ligging ten opzichte van Doetinchem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: Luchtfoto ligging plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Hamburgerbroek - Iseldoks 2, 2011 is een partiële herziening van de in het plangebied geldende bestemmingsplannen (zie afbeelding 1.2). Verder gelden er voor het plangebied nog vier paraplubestemmingsplannen, te weten:

  • Parapluherziening Voorbereidingsprocedures voor flexibiliteitsbepalingen, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 9 november 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland op 16 februari 2007;
  • Parapluherziening Planologisch beleid 2011 (bijgebouwenregeling c.a.), vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 30 juni 2011;
  • Parapluherziening Geluidzone Hamburgerbroek, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 4 februari 2010;
  • Parapluherziening Geluidzone Verheulsweide, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 16 september 2010.

Relevante planologische aspecten uit bovenstaande paraplubestemmingsplannen zullen worden overgenomen en worden verwerkt in onderhavig bestemmingsplan.
afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0002.jpg"
Afbeelding 1.2: Overzicht vigerende bestemmingsplannen plangebied Iseldoks 2

Voor de huidige brandweer- en politiebureaulocatie geldt het bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan in onderdelen Industrieterrein Hamburgerbroek, 17e herziening' (zie afbeelding 1.3), vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 8 april 1993 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland op 9 november 7 juli 1993. Dit gedeelte van het plangebied heeft momenteel de bestemming 'Verkeersdoeleinden' en 'Maatschappelijke doeleinden'. De voorgenomen woningbouw ter plaatse is op grond van de vigerende planologische situatie niet mogelijk.

Voor het uiterste noordelijke gedeelte van het plangebied en een gedeelte van de Oude IJssel ter hoogte van de brandweer vigeert het bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan in onderdelen Industrieterrein Hamburgerbroek' (zie afbeelding 1.4), vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 10 september 1959 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland op 9 november 1960. Het plangebied heeft op de gronden waarvoor dit bestemmingsplan vigeert de bestemmingen 'Water', 'Openbare weg' en 'Openbaar groen'. De voorgenomen functies ter plaatse zijn niet in strijd met het vigerende bestemmingsplan, echter gelet op de gemeentelijke wens en wettelijke eis van actuele bestemmingsplannen behoren deze gronden ook tot het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.

Verder geldt voor het grootste gedeelte van het plangebied op dit moment het bestemmingsplan 'Hamburgerbroek 2000, fase 2' (zie afbeelding 1.5). Dit bestemmingsplan is door de raad vastgesteld op 13 februari 2003 en onder meer voor het plangebied door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland goedgekeurd op 30 augustus 2005. Het plangebied heeft op grond van het geldende bestemmingsplan voornamelijk een bedrijfsmatige bestemming waarbij de Oude IJssel bestemd is als 'Water'. De ter plaatse geplande woningbouw is op grond van dit bestemmingsplan niet mogelijk gelet op de strijdigheden qua gebruiks- en bebouwingsvoorschriften.

Navolgend zijn de uitsnedes van de plankaarten van de vigerende bestemmingsplannen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0003.jpg"

Afbeelding 1.3: Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan in onderdelen Industrieterrein Hamburgerbroek, 17e herziening'

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0004.jpg"

Afbeelding 1.4: Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan in onderdelen Industrieterrein Hamburgerbroek'

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0005.jpg"

Afbeelding 1.5: Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Hamburgerbroek 2000, fase 2'

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen en indien noodzakelijk op de verbeelding en in de regels vertaald.

De volgende beleidsstukken zijn wel bekeken voor het plangebied, maar hebben geen invloed op de ontwikkeling:

  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 13 maart 2012;
  • Belvoir 3 Cultuurhistorisch beleid 2009-2012, Provincie Gelderland, d.d. 23 februari 2009;
  • Waterplan Gelderland 2010-2015, Provincie Gelderland, d.d. 11 november 2009;
  • Waterbeheerplan 2010-2015, Waterschap Rijn en IJssel, d.d. maart 2010;
  • Regionale Structuurvisie Achterhoek, Regio Achterhoek, d.d. 26 april 2004;
  • Bomenbeleid en de nieuwe Bomenverordening, Gemeente Doetinchem, d.d. 2006.

Deze plannen zijn daarom ook niet verder toegelicht in dit plan.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Crisis- en herstelwet

De kern van deze wet, waartoe op 18 maart 2010 is besloten, is dat met nieuwe en/of aangepaste procedures doelgericht wordt gewerkt aan werkgelegenheid en duurzaamheid. De Crisis- en herstelwet omvat twee categorieën maatregelen:

  • 1. Tijdelijke maatregelen voor afgebakende lijsten met projecten en bevoegdheden;
  • 2. Wijzigingen van bijzondere wetten.

In tegenstelling tot de tijdelijke maatregelen (die in principe tot 1 januari 2014 én voor een afgebakende hoeveelheid projecten gelden) zijn de wijzigingen van de bijzondere wetten voor alle projecten in het ruimtelijk domein van toepassing.

De uitvoering van deze wet is geregeld in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Hierin staan ondermeer de projecten genoemd welke vallen onder deze wet (1ste en 2de tranche projecten). De ontwikkeling van Hamburgerbroek is op grond van artikel 2.1 lid g van het Besluit uitvoering CHW (2de tranche) voor de duur van 10 jaar aangewezen als ontwikkelingsgebied als bedoeld in artikel 2.2 lid 1 van de Crisis- en herstelwet. Met de aanwijzing tot ontwikkelingsgebied wordt de mogelijkheid geboden om flexibeler om te gaan met de beschikbare milieuruimte. Dit heeft als doel om bijvoorbeeld ruimte te creëren voor nieuwe bedrijven of voor nieuwe functies zoals wonen.

Reden van aanwijzing Iseldoks

In het gebied zijn verschillende stappen ondernomen om de milieubelemmeringen in het gebied, die overigens van buiten het plangebied komen, op te lossen dan wel terug te brengen tot de eisen vanuit de verschillende milieuwetten. De aanpassingen variëren van bronmaatregelen (o.a. toepassing van BBT), procedurele maatregelen (bestemmingsplan, parapluherziening Geluidzone Verheulsweide etc.), ruimtelijke en bouwtechnische maatregelen (structuur, gebruik en voorzieningen).

Als onderdeel van het ontwerpbestemmingsplan was destijds een Gebiedsontwikkelingsplan opgesteld waarin werd onderbouwd welke maatregelen uitgevoerd zouden worden om binnen een bepaalde termijn te voldoen aan de relevante milieukundige wet- en regelgeving.

Nieuwe ontwikkelingen

In de tussentijd hebben er verschillende wijzigingen plaatsgevonden.

  • 1. Ten eerste is de Crisis- en Herstelwet gewijzigd waardoor een Gebiedsontwikkelingsplan als planfiguur is komen te vervallen.
  • 2. En ten tweede zijn de argumenten, die destijds de aanwijzing van Iseldoks als ontwikkelingsgebied rechtvaardigden, thans achterhaald. De belangrijkste argumenten waren het oplossen van het geurprobleem van Profimi Pet Food en de fasering van de geluidschermende bebouwing in Intermeco (met name de destijds voorziene kantoortoren). Ondertussen zijn de werkzaamheden om de geuremissie van Profimi Pet Food te verminderen reeds in gang gezet en is uit nader akoestisch onderzoek gebleken dat de geluidwerende werking van de kantoortoren niet langer benodigd is om aan de wet- en regelgeving te voldoen. De realisatie van de geluidwerende bebouwing die nog wel benodigd is, is reeds gestart en in het bestemmingsplan (als voorwaardelijke verplichting) als voorwaarde opgenomen.

Geconcludeerd kan worden dat van de mogelijkheden die de aanwijzing als ontwikkelingsgebied biedt, in de huidige situatie geen gebruik gemaakt zal worden.

2.3 Provinciaal beleid

Aangezien ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan nieuw ruimtelijk beleid opgesteld wordt (maar nog niet van kracht is), wordt in dit hoofdstuk ingegaan op zowel het vigerende provinciale beleid alsmede het in procedure zijnde toekomstige beleid.

2.3.1 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005, kansen voor de regio, d.d. 29 juni 2005, (Concept herziening herbegrenzing EHS d.d. 13 februari 2008) bevat de beleidskaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in Gelderland voor de komende 10 jaar.

Hoofddoel van het streekplan is de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen. De publieke en private partijen moeten daarin de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken. Concrete doelstellingen daarbij zijn:

  • Sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • Versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • Bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • De vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • De waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologisch Hoofdstructuur realiseren;
  • De watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende wateraanvoer en waterafvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • Een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • Met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • Bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0006.jpg"

Afbeelding 2.1: Streekplankaart: Ruimtelijke ontwikkeling, uitsnede Doetinchem

De ruimtelijke hoofdstructuur in het streekplan is tweeledig; het rode raamwerk en het groenblauwe raamwerk. Het rode raamwerk heeft betrekking op de gebieden met hoogdynamische functies zoals de hoofdinfrastructuur en de intensieve vormen van ruimtegebruik. Algemene doelstellingen van het rode raamwerk zijn:

  • ontwikkeling stedelijke netwerken en sterke regionale centrumsteden;
  • zorgen voor voldoende recreatie en (buffer)groen tussen en bij steden (GIOS);
  • realisering landbouwontwikkelingsgebieden;
  • ontwikkeling intensieve teeltgebieden (ITG).

Specifiek voor de Achterhoek wordt genoemd:

  • Stedelijke transformatie: Doetinchem-Hamburgerbroek;
  • GIOS: Doetinchem-Wehl;
  • Uitvoering reconstructieplan.

Het groenblauwe raamwerk heeft betrekking op functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage ruimtelijke dynamiek en welke kwetsbaar zijn voor intensieve vormen van ruimtegebruik. Algemene doelstellingen va het groenblauwe raamwerk zijn:

  • Bescherming bestaande natuur en waardevolle open gebieden;
  • Behoud en ontwikkeling ecologische verbindingszones (EVZ);
  • Afbakening en bescherming waterbergingsgebieden;
  • Maatregelen Ruimte voor de Rivier;

Specifiek voor de Achterhoek wordt genoemd:

  • Behoud en ontwikkeling EV: Groenblauwe as Graafschap-Winterswijk.

De delen die buiten het rode en groenblauwe raamwerk vallen liggen in het multifunctioneel gebied. Op dit gebied wordt door de provincie geen expliciete provinciale sturing gericht. Wel worden handreikingen gegeven ten aanzien van landbouw, landschap, recreatie en toerisme, functieverandering, verevening, nieuwe landgoederen en bossen.

Het plangebied is gelegen binnen het rode raamwerk. De herontwikkeling van Hamburgerbroek wordt in het Streekplan gezien als een van de voornaamste binnenstedelijke transformatieprocessen in Doetinchem ter versterking van de regionale centrumfunctie. Het Streekplan zegt hierover: "De regionale centrumfunctie van Doetinchem wordt voortgezet en geïntensiveerd. Doetinchem mag zich profileren als een krachtige en aantrekkelijke stad op het gebied van wonen, werken en voorzieningen. Aandacht gaat uit naar binnenstedelijke transformatieprocessen en uitbreidingen. Het centrum van Doetinchem is een kansrijk knooppunt door de goede bereikbaarheid per openbaar vervoer. Het tegen het centrum gelegen bedrijventerrein Hamburgerbroek wordt omgevormd voor centrumfuncties en functies behorende bij een stationslocatie."

Voor het overige staan in het Streekplan Gelderland 2005 geen specifieke ontwikkelingen beschreven voor het plangebied. De ontwikkeling sluit aan op de doelstellingen zoals aangegeven in het streekplan.

2.3.2 Streekplanuitwerking kernkwaliteiten en omgevingscondities

In de uitwerking Streekplan Gelderland 2005 Kernkwaliteiten en Omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur, d.d. 16 mei 2006, staat dat versterking van de ruimtelijke kwaliteit het uitgangspunt is voor het Gelderse ruimtelijk beleid. Het ruimtelijk beleid draagt bij aan de bescherming en de ontwikkeling van de natuur. Het doel van de streekplanuitwerking is de ruimtelijke regeling van behoud en ontwikkeling van de door de provincie gewenste natuurkwaliteit in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS- natuur, verweving en verbindingszone).

Voor beoordeling van de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de EHS geeft het streekplan het volgende aan:

Binnen de EHS geldt de “nee, tenzij”-benadering. Dit houdt in dat bestemmingsplanwijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot belang.

Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegd gezag erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek worden verricht. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken zal de provincie de te behouden wezenlijke kenmerken en waarden per gebied specificeren.

In de streekplanuitwerking zijn de wezenlijke kenmerken en waarden voor de EHS uitgewerkt in de vorm van kernkwaliteit en omgevingscondities.

Gemeenten dienen de bescherming van de natte delen van de EHS, de HEN-wateren en de bijbehorende beschermingszones in de bestemmingsplannen te regelen.

Het betreffen voor Doetinchem de volgende kernkwaliteiten:

  • De beken met hun landschappelijke, ecologische en hydrologische samenhang met hun omgeving;
  • De samenhang en verbindingen tussen de grote Oost-Gelderse natuurkernen via kleinere rivieren en beken en de daaraan gekoppelde ecologische verbindingszones, voor Doetinchem specifiek de Oude IJssel en Hummelo-Keppel/Slangeburg;
  • De verbinding tussen de restanten (natte) heideterreinen, heischrale terreinen en blauwgraslanden binnen de Graafschap;
  • Het vanuit ecologisch opzicht samenhangend geheel van landgoederen, natuurgebieden, bossen, beken en landschapselementen in het kleinschalige agrarische cultuurlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0007.jpg"

Afbeelding 2.2: Streekplanuitwerking – Kernkwaliteiten EHS

In het streekplan en de streekplanuitwerking wordt aangegeven hoe om te gaan met bouwplannen nabij de Ecologische Hoofdstructuur. In principe geldt het "nee, tenzij" principe. De Oude IJssel, welke aangrenzend aan het plangebied gelegen is, is aangewezen als ecologische verbindingszone. Het streekplan geeft aan dat bij gronden, welke vallen onder bestaand stedelijk gebied, de provincie zich terughoudend opstelt en positief staat tegenover intensivering van grondgebruik en functieverandering. Dit geldt ook in gevallen waarbij gronden vallen onder het regime van de Ecologische Hoofdstructuur, maar dwars door bestaande steden en dorpen lopen. Deze situatie geldt voor het plangebied Iseldoks.

Aangezien het plangebied een bestaand stedelijk gebied betreft, waarbij bedrijvigheid plaatsmaakt voor woningbouw, het vergroten van de beleving van de Oude IJssel een van de speerpunten is waarbij een groene openbare parkachtige zone aan de Oude IJssel gecreëerd wordt, kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan het provinciaal beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur.

2.3.3 Ruimtelijke verordening Gelderland

In de Ruimtelijke Verordening Gelderland staan de regels die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. Een Ruimtelijke Verordening is een juridische vastlegging van de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en -herzieningen. De provincie voegt in de Ruimtelijke Verordening geen nieuw beleid toe.

In de ruimtelijke verordening worden voor onderhavig plangebied regels gesteld ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • woningbouw passend binnen het Kwalitatief Woonprogramma;
  • ontwikkelingen mogen geen nadelige invloed hebben op de windvang van een molen;
  • ontwikkelingen dienen bij te dragen aan de natuurdoelen van de Ecologische Hoofdstructuur.

Kwalitatief Woonprogramma

In het Kwalitatief Woonprogramma heeft de provincie in regionaal verband kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwafspraken gemaakt met de gemeentes. De voorgenomen ontwikkeling van Iseldoks fase 2 maakt onderdeel uit van deze afspraken. In paragraaf 2.3.4. wordt hier nader op ingegaan.

Molenbiotoop

Het plangebied is gelegen binnen de molenbiotoop van de Walmolen. Ten aanzien van het opstellen van het stedenbouwkundig plan is door Peutz (zie bijlage 10) een onderzoek uitgevoerd naar de beperking van de windvang veroorzaakt door de voorgenomen ontwikkeling. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn hierover afspraken gemaakte met de Molenstichting en de provincie. Zie hiervoor ook paragraaf 4.11.

Ecologische Hoofdstructuur

De Oude IJssel is aangewezen als ecologische verbindingszone. In paragraaf 2.3.2 is reeds ingegaan op de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de verbindingszone. In het uitgevoerde ecologische onderzoek (zie bijlage 7) zijn tevens maatregelen benoemd om negatieve effecten tegen te gaan.

Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de regels uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

2.3.4 Kwalitatief Woonprogramma 2010 - 2019 (KWP3)

Het KWP heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Het KWP 2010-2019 (KWP3) beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.

De provincie wil een omslag realiseren in het woonbeleid: 'van een beleid gericht op het opheffen van kwantitatieve tekorten naar een beleid gericht op kwalitatief passende woningen en woonmilieus'. De provincie hanteert hiervoor drie belangrijke uitgangspunten; bewoners meer vrijheden en kansen bieden om hun woonwensen te realiseren, een aanbod van woningen en woonmilieus dat beter aansluit bij de voorkeuren van bewoners en de provincie optredend als partner in wonen: stimulerend, ondersteunend en in dialoog met andere actoren in het veld.

De provincie stelt de kaders voor de uitwerking van de visie voor de regio Achterhoek in een gewenst woningbouwprogramma:

  • Matigen regionale netto toevoeging 2010-2020: 5.900 woningen, waardoor planvorming kwantitatief meer aansluit bij de behoefte.
  • Verschuiving in de regionale programmering naar meer huurwoningen.
  • Streven naar een meer betaalbaar regionaal programma.
  • Een forse inzet in nultredenwoningen (4.700), zowel in de nieuwe als bestaande
    voorraad.

Voor Doetinchem geldt dat op grond van de regionale afspraken in de periode tot 2020 2.185 woningen gebouwd mogen worden. De ontwikkeling van Iseldoks maakt onderdeel uit van deze plancapaciteit.

Iseldoks (als onderdeel van de Schil) is in 2008 aangewezen als één van de acht provinciale 'sleutelprojecten'. Dit betekent dat Iseldoks voor zowel de provincie Gelderland als de gemeente Doetinchem één van de cruciale projecten betreft voor zowel de ontwikkeling van de stad als ook de regionale uitstraling van Doetinchem.

2.3.5 (ontwerp) Omgevingsvisie Gelderland

In mei 2013 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland het ontwerp van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De belangrijkste nieuwe accenten in deze visie zijn:

  • "Dynamisch" duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid.
  • "Mooi" verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit.
  • "Divers" duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken.

Ten aanzien van het plangebied en de omgeving daarvan beschrijft de Omgevingsvisie de rol en kwaliteit van Doetinchem als belangrijke motor voor de Gelderse economie, en als concentratiepunt van sociaal-culturele en economische activiteiten. De aanwezigheid van de molen wordt in de Omgevingsvisie tevens als kwaliteit gezien welke behouden en beschermd moet worden.

Zoals uit de vorige paragraaf al is aangegeven is de ontwikkeling van Iseldoks door de provincie aangewezen als sleutelproject. De ontwikkeling draagt bij bij de versterking van de stad alsmede ook de regionale uitstraling van Doetinchem.

Ten aanzien van de aanwezigheid van de molen en de effecten van de voorgenomen ontwikkeling heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden met onder meer de Molenstichting. Ook heeft onderzoek plaatsgevonden naar de effecten op de windvang van de molen. In het stedebouwkundig plan is met de situering van de hoogbouw rekening gehouden met de aanwezig van de molen. Het onderzoek is als bijlage 10 bijgevoegd. Uit dit onderzoek is gebleken dat de effecten op de windvang beperkt zijn.

2.3.6 (ontwerp) Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening is, gelijk aan de vigerende Provinciale Ruimtelijke Verordening, de juridische vertaalslag van het provinciale ruimtelijke beleid uit de Omgevingsvisie.

Voor het plangebied worden in de Omgevingsverordening regels gesteld ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • Molenbiotoop;
  • Kwalitatief Woonprogramma;
  • Glastuinbouw.

Molenbiotoop
In paragraaf 2.3.3 is reeds ingegaan op de ligging van het plangebied in de molenbiotoop.

Kwalitatief Woonprogramma

In paragraaf 2.3.3 is reeds ingegaan op de kwalitatieve en kwantitatieve woningbouweisen die in regionaal verband zijn opgesteld.

Glastuinbouw

De regels ten aanzien van glastuinbouw (nieuwvestiging en uitbreiding niet toegestaan) zijn niet van invloed op onderhavige ontwikkeling.

Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de regels uit de (ontwerp) Omgevingsverordening.

2.3.7 Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

Om zorg te dragen voor goede ruimtelijke ordening en omgevingsbeleid hanteert de provincie een zogenaamde duurzaamheidsladder, een processchema dat alle mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen of initiatieven voor stedelijke functies, via beleidskaders begeleidt naar een optimale locatiekeuze. Nadrukkelijk wil de provincie de ladder inzetten voor het 'goede gesprek' over ruimtelijke ontwikkelingen of initiatieven. In de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is de Rijksladder voor duurzame verstedelijking (opgenomen in Bro) geïncorporeerd.

De provincie heeft de ambitie om de achterliggende principes van de ladder ook van toepassing te laten zijn op landelijke functies. Hierop vooruitlopend is de naam gewijzigd in ladder voor duurzaam ruimtegebruik i.p.v. verstedelijking.

Doelen van de Gelderse ladder zijn:

  • Begeleiden van de bundeling van de verstedelijking in Gelderland en op gepaste wijze ruimte geven aan spreiding van stedelijke functies in landelijk gebied. De provincie faciliteert het actuele veranderingsproces van nieuwbouw naar beheer en vernieuwing stedelijk gebied;
  • Voorkomen dan nieuwe ontwikkelingen ten koste gaan van bestaand stedelijk gebied;
  • Bevorderen van vraaggerichte programmering waarbij de behoefte aan de betreffende stedelijke functie centraal staat en aangetoond moet worden;
  • Bijdragen aan duurzaam ruimtegebruik;
  • Stimuleren van overtuigende motivering in en transparante besluitvorming over ruimtelijke plannen.

Uitgangspunten voor de Gelderse ladder:

  • Bij verstedelijking in eerste instantie de focus leggen op de bestaande voorraad aan gebouwen (denk aan hergebruik en transformatie) en in tweede instantie aan beschikbare gronden (denk aan nieuwbouw). Eerst in stedelijk gebied dan in landelijk gebied;
  • Het stedelijk gebied niet bij voorbaat volbouwen. Het gaat om het maken van een zorgvuldige afweging, waarbij stedenbouw, wateropvang, klimaatadaptatie en leefomgevingskwaliteiten redenen kunnen zijn om 'open' plekken in het stedelijk weefsel te handhaven en te versterken;
  • Aandacht voor stads- en dorpsrandzones door introductie van het al dan niet grenzen aan bestaand stedelijk gebied;
  • In z'n algemeenheid geeft grondeigendom alleen geen recht om te mogen bouwen.

Zoals uit paragraaf 2.3.4 blijkt maakt de ontwikkeling van Iseldoks onderdeel uit van de regionale woningbouwafspraken. Iseldoks is hierbij aangewezen als een van de zogenaamde 'sleutelprojecten'. Vanwege de mogelijkheden om de ontwikkeling gefaseerd uit te voeren, kan optimaal ingespeeld worden op de vraag uit de markt.

Het plangebied betreft een verouderd bedrijventerrein aan de rand van het centrum van Doetinchem. De herontwikkeling van dit gebied tot een aantrekkelijk woonmilieu voldoet daarmee aan het gestelde in de duurzaamheidsladder ten aanzien van inbreiding vóór uitbreiding.

De checklist, behorend bij de duurzaamheidsladder, is doorlopen met als conclusie dat voldaan wordt aan de doelstellingen van de Provincie ten aanzien van duurzaam ruimte gebruik.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Masterplan Schil

Het structuurplan Masterplan Schil, d.d. 13 december 2007, geeft een brede ruimtelijke visie over het gebied rondom het centrum van Doetinchem. Daarin zijn verschillende ontwikkellocaties opgenomen. Het Masterplan spreekt zich uit over de stedenbouwkundige kwaliteit in De Schil en schetst het plan de agenda en spelregels voor de verschillende ontwikkellocaties. Centraal bij de gebiedsontwikkeling in De Schil staat een zodanige aanpak dat de ruimtelijke kwaliteit van De Schil verbetert, de centrumfunctie van Doetinchem sterker wordt, de investeringen en plankosten worden terugverdiend en er vanaf 2008 zichtbare resultaten zijn.

Het plangebied is gelegen binnen het plangebied voor het gemeentelijk structuurplan Masterplan De Schil. In het masterplan is een ontwikkellocatie benoemd die relevant is voor het bestemmingsplan, te weten ontwikkellocatie 12: Hamburgerbroek Noord. Het Masterplan biedt de richtlijnen en handvatten voor de voorgenomen herontwikkeling van Hamburgerbroek Noord naar een stedelijk milieu, inclusief wonen en overige centrumvoorzieningen. Voor deelgebied IJsseloevers (nu Iseldoks fase 2 geheten) ligt de nadruk op woningbouw.

Onderhavig bestemmingsplan geeft de juridisch-planologisch uitwerking van de beleid als verwoord in het Masterplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0008.jpg"

Afbeelding 2.3: Uitsnede kaart Masterplan Schil

2.4.2 Structuurvisie Doetinchem 2035

Op 26 september 2013 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Structuurvisie Doetinchem 2035 vastgesteld. Deze structuurvisie schetst een beeld van de huidige ruimtelijke situatie en gaat zowel in op de kwaliteiten als op onderdelen waar verbeteringen denkbaar zijn. Er worden ruimtelijke kaders geschetst waarbinnen de gemeente Doetinchem de komende jaren wil werken.

De ontwikkeling van Iseldoks is in de Structuurvisie opgenomen als zijnde een project waarover in een eerder stadium reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden. De ontwikkeling van het project Iseldoks past binnen de opgave "Stad aan de rivier" voor de gebieden langs de Oude IJssel.

Doelstelling van de opgave ‘Stad aan de rivier’ is de kwaliteiten van de Oude IJssel en zijn ligging te benutten voor de stad. Daarmee zal de attractiviteit van de stad voor zowel bewoners als bezoekers toenemen. Het verlangen naar beleving neemt toe en de menging van functies als sport, aanverwante vrijetijdsbesteding, horeca en verblijfsmogelijkheden in combinatie met aansprekende architectuur, groen, water en een goede bereikbaarheid, geven daar een antwoord op.

Onderdeel van de voorgenomen ontwikkeling betreft het beter beleefbaar maken van de rivier en het verbinden van het centrum van Doetinchem met de Oude IJssel.

2.4.3 Taskforce bouwprojecten

Het aantal inwoners in de Achterhoek daalt. Het aantal huishoudens groeit nog wel, maar ook dat zal na 2025 gaan dalen. Met de bevolkingskrimp voor ogen heeft de gemeente Doetinchem drie jaar geleden regionaal afgesproken het aantal woningen in de planvoorraad te verminderen. In Doetinchem mogen in de periode 2010 – 2020 maximaal 2.185 woningen toegevoegd worden aan de woningvoorraad. Omdat de gemeente veel meer woningen in de planvoorraad zaten, is de taskforce woningbouwprojecten in het leven geroepen. Het doel van de taskforce is om het aantal woningen in de planvoorraad naar beneden bij te sturen en daarbij te zorgen voor het juiste programma.

Bij het sturen op de planvoorraad worden drie instrumenten gehanteerd:

  • 1. Herprogrammeren. We bieden een ander programma aan dan oorspronkelijk de bedoeling was. Dit betekent meestal een omvorming naar meer goedkope grondgebonden koop- en/of huurwoningen;
  • 2. Faseren. Het programma blijft gelijk, maar de doorlooptijd wordt langer, dus de woningen worden later opgeleverd dan oorspronkelijk voorzien;
  • 3. Saneren. De woningen worden geschrapt.

Met het toepassen van bovenstaande maatregelen heeft de gemeente Doetinchem de plancapaciteit tot 2020 terug weten te brengen tot ca. 2.100 woningen (exclusief vervangingsbouw). Het terugbrengen van de plancapaciteit voor Iseldoks fase 1 en 2 naar in totaal maximaal 450 maakt onderdeel uit van deze maatregelen.

2.4.4 Woonvisie Doetinchem 2020

De gemeente is verantwoordelijk voor het goed kunnen wonen van haar inwoners. Deze verantwoordelijkheid richt zich onder andere op de bereikbaarheid en betaalbaarheid van woningen. Huidige en toekomstige ontwikkelingen vragen om een bredere benadering van het wonen. De Woonvisie zorgt voor een goede basis om concrete projecten op het terrein van wonen, leefbaarheid en wonen-welzijn-zorg op te pakken. De woonvisie geeft richting aan het woonbeleid tot 2020.

In de Woonvisie wordt ingezet op drie pijlers:

Pijler 1: Afstemming tussen vraag en aanbod

We willen het liefst dat al onze inwoners wonen in de woning die aansluit op hun behoefte en wensen. Balans op de woningmarkt, onder andere door een goede verhouding van huur- en koopwoningen, is van groot belang omdat dit zorgt voor een goede werking van de woningmarkt.

Pijler 2: Inzetten op woonkwaliteit voor iedereen

We willen dat bewoners goed en behaaglijk wonen. Aangezien onze bevolking de komende periode uit meer ouderen zal bestaan, willen we voor hen extra maatregelen nemen. We faciliteren in elke wijk een passend zorgaanbod.

We spelen in op krimp en vergrijzing door ons programma af te stemmen op een dalende vraag en door woningen geschikt voor senioren te maken. Dit doen we door onze woningen toekomstbestendig te maken. Daarnaast willen we dat ouderen ook zelf hun woning voor de toekomst geschikt maken.

Pijler 3: In stand houden kwaliteit van de woonomgeving

Doetinchem kenmerkt zich door ‘het gevoel van dorpswonen in een stedelijke omgeving; dichtbij het centrum en haar bijbehorende voorzieningen en vlakbij het buitengebied en haar natuur’. De wijken in Doetinchem representeren verschillende stedenbouwkundige perioden door de jaren heen. We willen veel meer de geschiedenis van Doetinchem laten zien als kwaliteit van de woonomgeving.

Met name pijlers 1 en 2 zijn op onderhavige ontwikkeling van toepassing. Doordat de realisatie van de woningen gefaseerd uit te voeren, kan maximaal ingespeeld worden op de actuele woningbehoefte.

2.4.5 Mobiliteitsplan

Op 12 juli 2007 heeft de gemeenteraad het mobiliteitsplan vastgesteld.

Het Mobiliteitsplan schetst vanuit ruimtelijk-economisch-perspectief de opgaven voor het mobiliteitsbeleid op korte en middellange termijn. Aan de hand van een analyse van ontwikkelingen en knelpunten zijn vervolgens de concrete problemen en oplossingsrichtingen geformuleerd. Dit leidt tot een integraal pakket van bereikbaarheidsmaatregelen gericht op de auto, het openbaar vervoer , het langzame verkeer en een visie op de wegen en fietsstructuur. Parkeerbeleid is daarvan integraal onderdeel. Vervolgens wordt aangegeven hoe randvoorwaarden van leefbaarheid en veiligheid worden gewaarborgd. In het Mobiliteitsplan is ook aandacht voor de financiële consequenties en mogelijkheden en de wijze waarop de mobiliteit duurzaam wordt gemonitord.

Voor het Centrum en de industriegebieden van Doetinchem is gekozen voor een extra accent op bereikbaarheid. Voor leefbaarheid en verkeersveiligheid geldt daar het minimumniveau. Voor de wijken, dorpen en het buitengebied is gekozen voor een extra accent op verkeersveiligheid. Voor bereikbaarheid en leefbaarheid geldt daar het minimumniveau.

In de gemeente worden vijf probleemclusters onderscheiden:

  • 1. probleemcluster centrum west (Keppelseweg-Hofstraat-Kruisbergseweg);
  • 2. probleemcluster corridor aansluiting 3 A18 - Europaweg;
  • 3. probleemcluster corridor aansluiting 4 A18 - Terborgseweg-J.F. Kennedylaan-kruising J.F. Kennedylaan/Varsseveldseweg;
  • 4. probleemcluster centrum zuidoost (Gaswal-Missetstraat-IJsselkade-Raadhuisstraat);
  • 5. probleemcluster Weemstraat (inclusief doorgaand verkeer regionaal bedrijventerrein-Zutphen).

Het probleemcluster 4: centrum zuidoost is van toepassing voor het plangebied. Naar aanleiding van de verkeersproblematiek op de rond het plangebied gelegen wegen is besloten om zowel de Spinbaan als de IJsselkade (in de tegengestelde richting) als eenrichtingsweg in te richten. Tevens is het noordelijke gedeelte van de C. Missetstraat qua functie afgewaardeerd van doorgaande verbindingsweg naar een 'inprikker' in de stad bestemd voor bestemmingsverkeer. Het zuidelijke gedeelte van de C. Missetstraat zal in 2012 qua functie worden afgewaardeerd. De inrichting van de weg zal met de nieuwe functie rekening houden en de nieuwe functie ondersteunen.

2.4.6 Het besef van Doetinchem

De stadsvisie 'Het besef van Doetinchem' (2000) staat voor een duidelijk beleidsevenwicht op sociaal, economisch en fysiek gebied en beschrijft op hoofdlijnen hoe Doetinchem er over 10 jaar uit zal zien. De stadsvisie brengt lopende plannen en projecten bij elkaar en geeft een aanzet voor nieuwe plannen. Op basis van de sterke en de zwakke punten van Doetinchem zijn de ambities geformuleerd welke als grove kaders voor de beleidsformulering van de aankomende 10 à 15 jaar worden gehanteerd. De ambities zijn verdeeld in vier hoofdambities:

  • Hart voor de regio; uitbreiden en versterken van voorzieningen, versterken (financieel) draagvlak voorzieningen, verbeteren infrastructuur en bereikbaarheid, uitbreiden werkgelegenheid, uitbreiden woningbouw, promoten van de stad/ontwikkelen eigen identiteit.
  • Groeien in kwaliteit; vergroten van het woongenot, aantrekkelijker maken van de werkomgeving, waarborgen en verbeteren van groen, water en ecologie, ontwikkelen van recreatie.
  • Iedereen doet mee; opzetten van een digitaal centrum, ruimte creëren voor de jeugd, meer zorg voor ouderen, achterstanden allochtonen wegwerken, stimuleren van het gebruik van voorzieningen door lage inkomens.
  • Iedereen voelt zich thuis; bevorderen sociale contacten en ontmoetingen, verbeteren leefbaarheid.

De ambities zijn in de stadsvisie uitgewerkt in een concreet beleidsprogramma. De herontwikkeling van het totale gebied Hamburgerbroek Noord tot woon- en werkmilieu is in de stadvisie opgenomen als project in het kader van de beleidsambitie Hart voor de regio. Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van dit beleid.

2.4.7 Groenstructuurplan Doetinchem

Het Groenstructuurplan Doetinchem (1992) heeft als doel richting te geven aan de gewenste opbouw en ontwikkeling van het groen in de stad. De hoofddoelstelling van het groenbeleid is het in stand houden en realiseren van groenvoorzieningen die bijdragen aan het welzijn van de inwoners van de gemeente. De waarde van het groen wordt bepaald door de kwaliteit – gevormd door de structurerende betekenis, de functionele betekenis en beplantings- en onderhoudstechnische aspecten – en de kwantiteit (aantal vierkante meters per inwoner).

De groenstructuur in het plangebied bestaat uit laanbeplanting langs een gedeelte van de C. Missetstraat en beplanting en bomen ter plaatse van de parkeerplaats bij de brandweerkazerne en het politiebureau. Het groenstructuurplan geeft aan dat ontsluitingswegen een duidelijke begeleidende beplanting dienen te krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van één- of tweezijdige boombeplanting.

Onderdeel van de totale herontwikkeling van Hamburgerbroek Noord is de herinrichting van de C. Missetstraat. Een gedeelte van de C. Missetstraat is reeds heringericht, de herinrichting van zuidelijke gedeelte van de C. Missetraat zal later volgen. De gehele C. Missetstraat zal uiteindelijk (als onderdeel van de ontwikkeling van Iseldoks fase 1 en 2) worden ingericht als een laan met bijbehorende laanbeplating. Deze ontwikkeling sluit dan ook aan op het groenbeleid van de gemeente.

2.4.8 Nota Cultuurhistorie: Doetinchem, Cultuurhistorierijk!

In de nota cultuurhistorie, Doetinchem Cultuurhistorierijk, d.d. 25 september 2008, worden voorwaarden en kansen geschetst die het mogelijk maken om de Doetinchemse cultuurhistorie te behouden, te beheren en te ontwikkelen. De nota gaat in op de cultuurhistorische opgave voor de komende 10 jaar.

De cultuurhistorie moet weer op een positieve manier in beeld komen. Een aantal speerpunten daarbij zijn:

  • Besef van en waardering voor het cultuurhistorisch erfgoed;
  • Kennisvermeerdering over het cultuurhistorisch erfgoed;
  • Visualisatie en exposure van het cultuurhistorisch erfgoed;
  • Stimulering wisselwerking tussen cultuurhistorisch erfgoed, moderne stedenbouw en landschapsontwikkeling.

De gemeente Doetinchem kent verschillende historische identiteiten, zoals landschap, wonen en werken, etc., welke de komende jaren een leidraad moeten vormen voor het cultuurhistorisch beleid. Daarnaast moet het cultuurhistorisch beleid zoveel mogelijk aansluiten op bestaande wetgeving.

Binnen de gemeente Doetinchem is op dit moment nog maar weinig in beeld van het cultuurhistorisch erfgoed. Voor wat betreft het beter in beeld brengen van de cultuurhistorie is het van belang om bij ruimtelijke ontwikkelingen onderzoek uit te voeren naar de ter plaatse aanwezige cultuurhistorie.

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is onderzoek naar cultuurhistorie uitgevoerd. De voorgestane ontwikkeling sluit daarmee aan op hetgeen is opgenomen in de nota cultuurhistorie. Zie voor een verdere beschrijving van de cultuurhistorische aspecten van het plangebied paragraaf 4.9.

2.4.9 Parkeernota: Kwaliteitsimpuls Parkeren Doetinchem

De parkeernota Kwaliteitsimpuls Parkeren Doetinchem, vastgesteld door de raad op 25 september 2008, omvat een toekomstgerichte uitwerking van de beleidsrichtingen die in het mobiliteitsplan staan. Doelstelling van de parkeernota is het bereiken van een optimale afstemming van de parkeervraag en het parkeeraanbod gedurende de komende jaren.

Belangrijkste constateringen in de parkeernota zijn:

  • er is niet zo zeer sprake van een kwantiteitsprobleem, maar van een kwaliteitsprobleem rond het parkeren in Doetinchem;
  • er hoeven naar verwachting 400 parkeerplaatsen minder gerealiseerd te worden dan in het mobiliteitsplan genoemd staan;
  • de tijdsdruk om parkeerplaatsen te ontwikkelen is minder groot dan verondersteld;
  • door een goed monitoringsysteem kan adequaat worden ingesprongen op een veranderende parkeervraag.

Ten behoeve van een verbetering van het parkeersysteem worden in de parkeernota enkele ruimtelijke aanbevelingen gedaan.

  • De geplande parkeergarages Hamburgerbroek en nabij het stadhuis als strategische reservelocatie beschouwen;
  • Het plaatsen van een dynamisch parkeerverwijssysteem dat moet leiden tot een betere benutting en uitwisseling van de aanwezige parkeervoorzieningen;
  • Nieuwstad en omgeving handhaven als parkeerlocatie;
  • Verplaatsen weekmarkt naar voorzijde van het stadhuis voor optimale benutting van de parkeercapaciteit rondom het stadhuis, daarbij parkeerregulerende maatregelen treffen in de Spinbaan en de Melkweg;
  • Het parkeerterrein Varkensweide uitbreiden naar 900-1.000 parkeerplaatsen.

De ontwikkelingen in het plangebied voldoen aan het gestelde in de parkeernota. Het beleid omtrent parkeren vormt derhalve geen belemmering. In paragraaf 4.10 wordt nader op het aspect parkeren ingegaan.

2.4.10 Waterplan Doetinchem

De gemeente Doetinchem heeft samen met het waterschap Rijn en IJssel het Waterplan Doetinchem opgesteld. In dit beleidsdocument is de integrale omgang met water in stedelijk en landelijk gebied aangegeven ter ondersteuning van het streven te komen tot veerkrachtige watersystemen en het scheiden van vuil- en schoonwaterstromen als principe. Sinds de gemeentelijke herindeling (2005) is dit beleid ook van toepassing op het gebied van de voormalige gemeente Wehl.

Het Waterplan Doetinchem bundelt op lokaal niveau het inzicht in de huidige situatie en geeft in de streefbeelden en ambities aan hoe duurzaamheids- en gidsprincipes van integraal waterbeheer in plannen vertaald kunnen worden. Hierin zijn belangen van ruimtelijke ordening, milieu, natuur en toerisme meegewogen.

Het waterplan is door de gemeente in samenwerking met waterschap, waterbedrijf, vertegenwoordigers van natuur en milieubelangen, inwoners en bedrijfsleven tot stand gekomen. In het waterplan zijn Rijksbeleid, provinciaal beleid en het beleid van het waterschap als fundamentele elementen opgenomen. Het Waterplan uit 2003 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015 vormen samen de basis voor de omgang met water in het algemeen en het rioleringsstelsel in het bijzonder.

Met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het stedelijk gebied zijn de volgende gidsprincipes voor integraal waterbeheer van belang:

  • Het toepassen van de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren;
  • Water van schoon naar minder schoon laten stromen (geen afwenteling);
  • Met water de identiteit van een plek zichtbaar maken;
  • Een goede communicatie opzetten (intern en extern);
  • Water als mede-ordenend principe toepassen bij ruimtelijke plannen;
  • Samenwerken en afstemmen;
  • Balans in watersysteem en waterketen.

Door het toepassen van deze principes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem binnen de gemeentegrenzen, gecombineerd met een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water. Er is een goede samenwerking en afstemming tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen, en er vindt geen bestuurlijke, financiële of ruimtelijke afwenteling plaats. Dit is het algemene streefbeeld voor 2030.

In het waterplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt. In paragraaf 4.8 wordt nader op het aspect water ingegaan. Bij de voorgenomen ontwikkeling zullen de bovenstaande principes voor integraal waterbeheer toegepast worden. Dit bestemmingsplan sluit aan op het gestelde in het waterplan.

2.4.11 Planologisch Beleid 2011

Op 6 januari 2011heeft de gemeenteraad van Doetinchem ingestemd met het Planologisch Beleid 2011. Het planologisch beleid vormt het ruimtelijk beleidskader voor woningen en bijbehorende bouwwerken. In de nota wordt beleid geformuleerd voor kleine bouwplannen met betrekking tot woningen. Daarnaast voorziet de nota in een belangrijke verruiming en versoepeling van de tot nu toe gehanteerde bouwvoorschriften. In de voorgestelde regeling is een onderscheid gemaakt tussen ruimtelijke aspecten die betrekking hebben op het woonhuis en bijbehorende bouwwerken alleen en de ruimtelijke aspecten van de woning die alleen geregeld kunnen worden als de kenmerken van de omgeving daarbij betrokken worden. Daarnaast zijn een aantal relatief ondergeschikte bouwactiviteiten die voorheen als afwijking verleend kon worden, nu als 'bij recht' toegestane bouwactiviteiten opgenomen, zoals erkers, toegangspartijen en overkappingen in de voortuin van een woning. Voorts zijn versoepelingen doorgevoerd voor woonruimte in bijbehorende bouwwerken, overkappingen, erfscheidingen, beroepen en bedrijven aan huis en mantelzorg.

Met het planologisch beleid 2011 ligt er een vernieuwde basis voor omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen. daarnaast is het beleid de basis voor nieuwe planontwikkelingen.

De uitgangspunten van het Planologisch beleid 2011 zijn verwerkt in het onderhavige bestemmingsplan Hamburgerbroek - Iseldoks 2, 2011.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Bouwgeschiedenis en ruimtelijke structuur

Doetinchem was eeuwenlang een kleine stad, omringt door wallen, een stadsmuur en grachten. Aan deze eivormige verdedigingswerken ontleent de historische binnenstad zijn naam. Het gebied rondom het oude centrum bleef lang onbebouwd. Ook Hamburgerbroek was toendertijd agrarisch gebied. Lange wegen met hier en daar boerderijen verbonden Doetinchem met omliggende dorpen. Ook na 1672, toen de verdedigingsring verwoest werd, bleef de ruimte binnen het Ei voldoende voor de ontwikkeling van de stad.

Vanaf ongeveer 1860 nam de dynamiek in de stad toe. De industrialisatie kwam op gang. In een ruime schil rond het oude centrum begon de verstedelijking. Woongebied ‘De Pas' en ook de eerste fabrieken van Hamburgerbroek ontstonden (zie afbeelding 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0009.jpg"
Afbeelding 3.1: Doetinchem in 1928

Gaandeweg de twintigste eeuw raakte Hamburgerbroek geheel verstedelijkt. Bedrijven als Intermeco, Eijmers, Sturko en de Papierfabriek Doetinchem hadden uitgestrekte terreinen in gebruik.

Vanaf 1945 groeide Doetinchem met grote aaneengesloten nieuwe woongebieden uit tot
een centrum in de regio. Hamburgerbroek kwam centraal in de stad te liggen. Aan de noordkant van Hamburgerbroek maakte de binnenstad een sprong buiten het Ei met de bouw van het stadhuis en het politiebureau. De Terborgseweg en de C. Missetstraat kregen een belangrijke verkeersfunctie voor de binnenstad. De laatste decennia beëindigden veel bedrijven hun activiteiten. Het gevolg voor Hamburgerbroek was leegstand en verval. Hier en daar werden de complexen door detailhandel of andere bedrijvigheid in gebruik genomen.

De huidige situatie biedt kansen voor de herontwikkeling van Iseldoks, waarbij aansluiting wordt gezocht met het centrum van Doetinchem en bij de Oude IJssel.

3.2 Ontwikkelingen

De ontwikkeling van het plangebied behelst de sloop van de huidige bedrijfsmatige bebouwing en de realisatie van een stedelijk woonmilieu. Met de naam “Iseldoks” verwijst de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied naar het waterrijke en stedelijke karakter van het plan, waarbij een hoofdrol is weggelegd voor de haven en een karakteristieke gracht met kades aan weerszijden.

Structuur

De hoofstructuur van het plan wordt gevormd door de ruimte van de haven en de daaraan gesitueerde bebouwing en openbare ruimtes waaronder een ruim plein dat goed op de zon ligt. De haven is het ‘centrum’ van Iseldoks. Een typisch Hollandse gracht, als aftakking van de Oude IJssel, met een lage kade aan beide kanten van het water voert van haven naar binnenstad. De vier korte straatjes komen allen uit op het water. De C. Missetstraat krijgt het karakter van een laan en dient als de enige ontsluitingsweg voor het gehele plangebied. Drie bruggen ontsluiten het 'eiland', waarbij twee bruggen bestemd zijn voor verkeersontsluiting (waardoor ook voor bijvoorbeeld de brandweer het plangebied ontsloten wordt) en één brug is enkel bestemd voor langzaamverkeer. Ter plaatse van het 'eiland' zullen enkel appartementen gerealiseerd worden, waarbij de bouwhoogte maximaal 27 meter zal bedragen. De overige bebouwing in het plangebied zal niet hoger worden dan 15 meter. Het 'eiland' zal aan de zijde van de Oude IJssel, welke een ecologisch verbindingszone betreft, een groene parkachtige inrichting krijgen waardoor ook voor de woningen aan de overkant van de Oude IJssel het zicht op het plangebied een minder versteend beeld geeft.

Functies

In het plangebied Iseldoks zijn de volgende functies beoogd:

  • ± 350 woningen (appartementen en grondgebonden woningen);
  • jachthaven, ongeveer 30 aanlegplaatsen, inclusief een ondersteunende horecavoorziening (max. 200 m2 b.v.o.);
  • commerciële en/of maatschappelijke voorzieningen (max. 600 m2 b.v.o.).

Blokken

Alle blokken hebben een samengestelde opbouw van grondgebonden woningen en appartementen. De hoogte varieert van drie lagen (of twee met kap) tot plaatselijk vijf lagen voor de appartementen aan de haven.

Verkeer

Iseldoks is een autoluwe buurt, de auto is er te gast. Parkeervoorzieningen zijn ontsloten via de C. Missetsraat en voor het eiland via een van de bruggen.

Parkeren

Alle blokken hebben een eigen parkeerbalans. Het parkeren zal op het 'eiland' in ondergrondse parkeergarages plaatsvinden, voor het overige zal parkeren halfverdiept ter plaatse van appartementenblokken en op het maaiveld ter plaatse van grondgebonden woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0010.jpg"

Afbeelding 3.2: Indicatieve schets toekomstige situatie plangebied

Het gehele stedenbouwkundige plan, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2013, als bijlage 1 bij het bestemmingsplan toegevoegd.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

4.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.

4.2 Bodem

Bij een bestemmingsplan moet worden bepaald dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Door Aveco de Bondt is een quickscan uitgevoerd, waarbij de doelstelling van het onderzoek was het bepalen of de onderzoekslocatie in voldoende mate onderzocht is, waar bodemverontreinigingen aanwezig zijn en waar aanvullend bodemonderzoek benodigd is. Hierbij zijn de volgende reeds uitgevoerde onderzoeken geraadpleegd:

  • 1. Nader bodemonderzoek, C. Missetstraat 30-32 te Doetinchem, Verhoeve Milieu Oost BV, kenmerk LWI/ADV/VMO/155083, d.d. 07-10-2006;
  • 2. Inventariserend/historisch bodemonderzoek voor het plangebied “Hamburgerbroek” te Doetinchem, Hunneman Milieu Advies BV, projectnummer 2006401/lvh/sh, d.d. november 2006;
  • 3. Bodemonderzoek Plangebied Hamburgerbroek te Doetinchem, Tauw bv, kenmerk R001-4556655LHU-evp-V01-NL, d.d.13 mei 2008;
  • 4. Gecombineerd civieltechnisch- en bodemonderzoek C. Missetstraat te Doetinchem, Aveco de Bondt bv, kenmerk R-GTI/122 081915 d.d. 4 juni 2009.

Op basis van de geraadpleegde onderzoeken is te concluderen dat er delen van het plangebied voldoende onderzocht zijn, en voor overige delen nader onderzoek uitgevoerd dient te worden of gronden gesaneerd dienen te worden.

Ten behoeve van de te saneren gronden is door Aveco de Bondt een raamsaneringsplan opgesteld. Het bevoegd gezag, Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 27 juni 2014 besloten in te stemmen met het raamsaneringsplan.

Na het uitvoeren van de daadwerkelijke saneringswerkzaamheden is de bodem geschikt voor de beoogde bestemming. Aangezien in de grondexploitatie rekening is gehouden met de saneringsopgave kan worden geconcludeerd dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit de (financiële) uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling niet belemmerd.

4.3 Akoestiek

Ten noorden en oosten van het nieuwbouwplan ligt de C. Missetstraat, waardoor het plan geluidbelast is vanwege wegverkeerslawaai. Verder is het plangebied geluidbelast vanwege het spoortraject Arnhem-Doetinchem. Dit traject grenst direct aan de zuidkant van het plangebied. Binnen het kader van de Wet geluidhinder is tevens sprake van geluidbelasting vanwege twee geluidgezoneerde industrieterreinen, namelijk Hamburgerbroek (Papierfabriek Doetinchem) ten oosten van het plangebied en Verheulsweide ten zuiden.

In opdracht van de gemeente Doetinchem heeft Aveco de Bondt bv een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3) naar de geluidbelasting vanwege wegverkeers-, spoorweg- en industrielawaai, in het kader van de Wet geluidhinder, ter plaatse het nieuwbouwplan Iseldoks 2e fase te Doetinchem. Voor het plan Iseldoks 2e fase is gebleken dat:

  • Door het plan Intermeco/Iseldoks 1e fase en de 1e lijns bebouwing van het plan langs de C. Missetstraat ontstaat een goede afscherming van het geluid vanwege wegverkeerslawaai en industrieterrein Hamburgerbroek, zodat een geluidluw binnenterrein ontstaat;
  • Voor het plan dienen hogere waarden aangevraagd te worden vanwege wegverkeerslawaai door de wegen C. Missetstraat, Havenstraat en Melkweg;
  • Voor het plan dienen hogere waarden aangevraagd te worden vanwege industrielawaai van 'Verheulsweide’ en ‘Hamburgerbroek’;
  • Bron- en overdrachtsmaatregelen aan de inrichting op ‘Hamburgerbroek’ gaan gepaard met hoge kosten en vergt het doorlopen van ruimtelijke procedures;
  • Het geluidbeleid van de gemeente Doetinchem schrijft voor dat woningen waarvoor een hogere grenswaarde wordt verleend, beschikken over een geluidluwe gevel. Door het geluidluwe binnenterrein, is het slechts voor enkele woningen nodig bouwkundige voorzieningen (bijvoorbeeld een afsluitbaar balkon/loggia) te treffen, om alsnog een geluidluwe situatie te creëren;
  • De gevels (of hellende daken) met een geluidbelasting hoger dan de maximaal toegestane waarde dienen ‘doof’ uitgevoerd te worden of er dienen bouwkundige voorzieningen (bijvoorbeeld een afsluitbaar balkon/loggia) getroffen te worden zodat in ieder geval aan toelaatbare geluidbelastingen voldaan wordt.

In onderstaande paragrafen wordt per onderdeel kort ingegaan op de akoestische situatie van het plangebied.

4.3.1 Wegverkeerslawaai

Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen en voorkeursgrenswaarden opgenomen.

Er is van rechtswege een zone gelegen langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km gebieden. Voor alle woningen en geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van die weg liggen, moet de geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai berekend worden.

Het plangebied is gelegen binnen de invloedsfeer van de wegen C. Missetstraat, IJsselkade, Broekweg en de Wijnbergseweg.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting van de C. Missetstraat maatgevend is voor het aspect wegverkeerslawaai. Geluidbelasting van de overige wegen is niet beperkend voor de uitvoering van het plan.

Ten aanzien van de geluidbelastingen van de C. Missetstraat (zie afbeelding 4.1) kan worden geconcludeerd dat binnen een zone van 12 meter van de as van de weg de geluidbelasting hoger is dan de maximaal toelaatbare geluidbelasting (63 dB). Wanneer binnen deze zone woningbouw plaatsvindt, dient de naar de weg gekeerde gevel doof uitgevoerd te worden en dient minimaal één andere gevel van de woning geluidluw te worden uitgevoerd.

Voor het overige gedeelte van het plangebied geldt dat voldaan kan worden aan de bepalingen van de Wet geluidhinder (inclusief te verlenen hogere waarden).

In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met de heersende geluidbelasting ten aanzien van het wegverkeer. Zo zal er langs de C. Missetstraat een hoofdzakelijk aangesloten rij woningen gerealiseerd worden ter afscherming van het achtergelegen gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0011.jpg"
Afbeelding 4.1: Kaart geluidbelasting plangebied: wegverkeerslawaai

4.3.2 Railverkeerslawaai

Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wet geluidhinder) een zone gelegen langs iedere spoorlijn (die zone bedraagt binnen de gemeentegrens van Doetinchem 100 meter).

Het plangebied is gelegen binnen de invloedsfeer van het spoortraject Arnhem-Winterswijk, welke direct ten zuiden van het plangebied is gelegen. Ten aanzien van dit aspect is door Aveco de Bondt een akoestisch onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat de geluidbelasting in het grootste gedeelte van het plangebied beneden de voorkeursgrenswaarde ligt. De geluidbelasting in het zuidelijke gedeelte van het plangebied overschrijdt de voorkeursgrenswaarde maar blijft ruim beneden de maximaal te ontheffen geluidbelasting (68 dB). De geluidbelastingen zullen ter plaatse van toekomstige woningbouw maximaal 55 dB bedragen. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslwaai.

4.3.3 Industrielawaai/bedrijfszonering

De geluidbelasting vanwege industrielawaai is voor industrieterreinen geregeld in de Wet geluidhinder. Hierin wordt bepaald dat de geluidbelasting van alle bedrijven op het industrieterrein gezamenlijk ten hoogste een geluidbelasting hebben van 50 dB(A) buiten het invloedsgebied (zonegrens) van het industrieterrein. Voor nieuw te bouwen woningen binnen de zonegrens en buiten de grenzen van het industrieterrein (de geluidzone) kan onder voorwaarden een hogere grenswaarde verleend worden tot ten hoogste 55 dB(A). Binnen de grenzen van een industrieterrein is realisatie van woningbouw uitgesloten.

De zonegrens van een industrieterrein is vastgelegd in het onderliggende bestemmingsplan, de geluidbelasting in de geluidzone kan bepaald worden door de gemeente.

Voor afzonderlijke inrichtingen wordt de geluiduitstraling geregeld in een Wet milieubeheer of in een algemene maatregel van bestuur. De grenswaarde voor de geluidbelasting bedraagt in stedelijk gebied doorgaans 50 dB(A) op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen. Wanneer een nieuwe inrichting nabij woningen geprojecteerd wordt dient aan deze geluidbelasting te worden voldaan. Het realiseren van woningbouw in de nabijheid van een inrichting mag er niet toe leiden dat deze wordt beperkt in het uitvoeren van haar activiteiten.

Aangezien het plangebied in zijn geheel binnen de geluidzone van het industrieterrein Hamburgerbroek en gedeeltelijk binnen de geluidzone van het industrieterrein Verheulsweide is gelegen, is door Aveco de Bondt een akoestisch onderzoek naar het aspect industrielawaai uitgevoerd.

Industrieterrein Verheulsweide

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ten aanzien van industrielawaai van Verheulsweide voor het grootste gedeelte van het plangebied de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden (zie afbeelding 4.2). Voor het zuidelijke gedeelte van het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden maar blijft de geluidbelastingen binnen de te vergunnen waarden (hogere waarde). Conform het gemeentelijk geluidbeleid dienen woningen waarvoor een hogere waarde wordt verleend minimaal over één geluidluwe zijde te beschikken. Ter plaatse van de zuidelijke grens van het plangebied wordt de maximaal te vergunnen waarde voor industrielawaai overschreden. Hier worden echter geen geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0012.jpg"

Afbeelding 4.2: Kaart geluidbelasting plangebied: industrielawaai Verheulsweide

Industrieterrein Hamburgerbroek

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ten aanzien van industrielawaai van Hamburgerbroek (Papierfabriek Doetinchem) voor de noordelijke helft van het plangebied de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden (zie afbeelding 4.3). De zuidelijke helft van het plangebied profiteert van de afschermende werking van het nog te bouwen woongebied Intermeco (Iseldoks fase 1). Voor een gedeelte van de noordelijke helft van het plangebied wordt de maximaal te ontheffen waarde overschreden, waardoor in ieder geval de voorgevels van de eerste rij bebouwing (gezien vanaf de papierfabriek) doof uitgevoerd dienen te worden. Voor deze woningen geldt dat minimaal één gevel geluidluw uitgevoerd moet worden.

In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met de heersende geluidbelasting ten aanzien van het industrieterrein Hamburgerbroek. De verder van het industrieterrein gelegen woningen zullen naar verwachting profiteren van de afschermende werking van de eerste rij bebouwing aan de C. Missetstraat. Hogere waarden zullen voor de overige woningen echter wel verleend moeten worden.

Zoals op afbeelding 4.3. te zien is, profiteert met name het zuidelijke gedeelte van het plangebied van de geluidafschermende werking van het nog te realiseren project Iseldoks fase 1 (Intermecoterrein). Middels een voorwaardelijke verplichting (artikel 6.5.5) is de geluidafschermende werking van Intermeco of een vergelijkbare geluidwerende voorziening verzekerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0013.png"

Afbeelding 4.3: Kaart geluidbelasting plangebied: industrielawaai Hamburgerbroek

4.3.4 Bron- en overdrachtsmaatregelen

Voorwaardelijke verplichting

In het akoestisch onderzoek (en bij het bepalen van de benodigde hogere waarden) is rekening gehouden met de geluidafschermende werking van de bebouwing in het plangebied Iseldoks 1 (Intermeco). Deze bebouwing is op het moment van onderhavige bestemmingsplanprocedure nog niet gerealiseerd.

In de 'Vaststelling van hogere waarden geluid voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder' is deze bebouwing als afschermende maatregel opgenomen:

  • 1. Bebouwing plan Iseldoks 1 als afschermende maatregel

In de berekening en de beoordeling van de geluidsbelasting ter plaatse van de bouwblokken voor woningen/appartementen in plan Iseldoks II, is nadrukkelijk rekening gehouden met de afschermende werking van de bebouwing in plan Iseldoks 1. Voor dit laatste plan is een aparte ruimtelijke procedure en een procedure ontheffing hogere grenswaarden geluid gevolgd en afgerond. De bebouwing van plan Iseldoks 1 - in het bijzonder de hogere eerstelijns bebouwing langs de Stationsstraat - geldt als een voor plan Iseldoks II te nemen 'afschermende maatregel'. Deze afschermende bebouwing in fase I is derhalve voorwaarde voor realisatie van de woningen in fase 2.

De afschermende bebouwing moet voldoen aan de bebouwingscontouren vervat in:

- het bestemmingsplan Hamburgerbroek-Intermecoterrein 2010, vastgesteld d.d. 26 mei 2011 (http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen_p?planidn= NL.IMRO.0222.R35B031A-0005) en/of

- de omgevingsvergunning Iseldoks – fase 1 2013, vastgesteld d.d. 10 januari 2014

(http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen_p?planidn= NL.IMRO.0222.20120417-0003).

  • 2. Alternatieve afschermende maatregel

Als de afschermende bebouwing van het plan Iseldoks I niet, niet tijdig of niet geheel gerealiseerd wordt, met inachtneming van de Crisis- en Herstelwet, is een vergelijkbare afschermende maatregel noodzakelijk. De alternatieve afschermende maatregel moet eveneens bewerkstelligen dat voldaan wordt aan de in deze beschikking vastgestelde ontheffingwaarden.

Deze maatregelen zijn met een voorwaardelijke verplichting opgenomen in artikel 6.5.5 van de regels.

De bovengenoemde geluidafschermende maatregelen resulteren in een aanvaardbare en vergunbare situatie. Hiervoor dienen wel hogere waarden verleend te worden en zullen verschillende gevels 'doof' uitgevoerd moeten worden. In navolgende afbeelding zijn de gevels rood weergegeven die doof uitgevoerd moeten worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0014.png" Afbeelding 4.4: Kaart geluidbelastingen verschillende geluidbronnen

4.3.5 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het plangebied gelegen is binnen de geluidzones van zowel wegen, spoor en twee industrieterrein. Deze ligging vereist dat, afhankelijk van de ligging, gevels van woningen doof uitgevoerd moeten worden. Tevens zullen voor woningen hogere waarden verleend moeten worden. Aangezien dit bestemmingsplan flexibel opgesteld wordt, om voldoende mogelijkheden voor de uitwerking van het stedenbouwkundig plan te bieden, is onduidelijk welke exacte uitwerking de onderlinge afschermde werking van op te richten gebouwen op de akoestische situatie in het plangebied heeft. Ook is op basis van dit bestemmingsplan niet exact te bepalen welke gevels geluidluw zullen worden.

Aangezien de geluidluwe gevels wel een vereiste zijn voor het doof kunnen uitvoeren van een gevel en het verlenen van de noodzakelijke hogere waarden, zullen op grond van onderhavig bestemmingsplan geluidgevoelige functies (o.a. woningen) enkel toegestaan worden wanneer ze aan bovenstaande voorwaarden voldoen (zie artikel 13.1 en 13.2 van de planregels). Op deze wijze is een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd en wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening zonder voor het plangebied een gedetailleerd planologisch regime vast te leggen.

4.4 Lucht

De luchtkwaliteitseisen staan gegeven in de Wet luchtkwaliteit (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2). Als kan worden aangetoond dat aan één of een combinatie van voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid. Deze voorwaarden zijn:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van fijn stof en stikstofdioxide;
  • d. een project is genoemd of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Besluiten en Regelingen welke gekoppeld zijn aan de Wet luchtkwaliteit zijn ondermeer de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).

Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Deze algemene maatregel van bestuur, verder te noemen het “Besluit nibm”, geeft aan wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dat is het geval als de toename van fijn stof of stikstof niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie (maximaal 1,2 µg/m3). Concreet betekent dit dat de toevoeging van 1.500 woningen of 100.000 m2 kantoorruimte aan een enkele ontsluitingsweg) als niet relevant wordt bestempeld.

Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

NSL

Gekoppeld aan de 'Wet luchtkwaliteit' is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), waaraan vervolgens het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL) hangt. Het NSL bevat enerzijds alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en anderzijds alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren. De positieve effecten (maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren) overtreffen de negatieve effecten (ruimtelijke projecten die de luchtkwaliteit verslechteren), zodat door uitvoering van het NSL overal in Nederland uiterlijk in juni 2011 de grenswaarde voor fijn stof en in januari 2015 de grenswaarde voor stikstofdioxide wordt gehaald.

Maatregelen NSL

Omdat het plangebied onderdeel uitmaakt van het project Hamburgerbroek Noord, welke is opgenomen als ruimtelijke ontwikkeling in het NSL (en RSL), zijn er in dit kader maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren vastgelegd.

De maatregelen hebben voornamelijk betrekking op mobiliteitsmanagement: het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer, het fietsgebruik en het carpoolen. Hierdoor zal ook het niet-noodzakelijke autoverkeer van en naar het bedrijventerrein beperkt worden. De maatregelen zullen de komende jaren resulteren in een verdere verbetering van de luchtkwaliteit in de gemeente.

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Tevens maakt de ontwikkeling onderdeel uit van een project dat is opgenomen in het NSL. Hierbij zijn voor het grotere geheel afspraken gemaakt om de luchtkwaliteit te verbeteren. Gelet hierop kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor onderhavige ontwikkeling en dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk is.

Goed woon- en leefklimaat

Naast de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de luchtkwaliteit, moet worden bezien of er voor de te realiseren woningen voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Op basis van achtergrondconcentratie-kaarten en de NSL-monitoringstool valt te concluderen dat de bestaande luchtkwaliteit ruim voldoet aan de normen die in het van een goed woon- en leefklimaat aan de luchtkwaliteit gesteld worden.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie en het transport van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Om de risico's bij een mogelijke calamiteit te beperken dient er bij nieuwbouw een fysieke afstand te worden gehouden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicobronnen.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een risicobron bevindt, overlijdt door een ongeval met de risicobron. Het PR is daarmee de risicomaat om het beschermingsniveau voor de individuele burger uit te drukken. Het toetsingcriterium is in veel gevallen een PR van 10-6. PR wordt inzichtelijk gemaakt door vaste contouren rondom een risicobron.

Het groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde risicobron. Voor het GR geldt geen harde norm, maar een oriëntatiewaarde. De effecten van de ontwikkeling worden in een curve weergegeven en vergeleken met de curve van de oriëntatiewaarde. Bij overschrijding van de oriëntatiewaarde of een significante toename van het groepsrisico moet het bevoegd gezag het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van het besluit (bijv. ruimtelijk besluit of milieuvergunningsbesluit). Voor deze groepsrisico verantwoording is de hoogte van het groepsrisico of de toename ervan onderdeel van de afweging. Daarnaast worden factoren meegenomen als mogelijkheden van de bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van personen. Daarvoor wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de brandweer.

Kaders

Voor inrichtingen (bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen, (Bevi)' van belang. In dit besluit wordt externe veiligheid omschreven als 'de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de inrichting waar een gevaarlijke stof bij betrokken is'.

Voor transport is de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen' van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is.

Toetsing

Het onderhavige plan betreft een ontwikkelingsplan waarin nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. In de omgeving van het plangebied bevinden zich bedrijven en vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Gelet hierop is door Aveco de Bondt een quickscan Externe veiligheid uitgevoerd.

In het gebied Iseldoks zijn vier potentiële gevaarbronnen aanwezig welke aandacht behoeven alvorens er gestart kan worden met de herontwikkeling van het plangebied in een hoogwaardig woonmilieu. Te weten:

  • Gasleiding;
  • LPG tankstation;
  • Gasdruk verdeelstation;
  • Vervoer gevaarlijke stoffen.

Gasleiding

In het kader van de ontwikkeling van Iseldoks fase I (Intermeco) is er onderzoek gedaan naar de veiligheidssituatie omtrent de buisleiding onder de C. Missetstraat. Het onderzoek is in opdracht van de Gasunie uitgevoerd door de KEMA (zie 4). In dit onderzoek is reeds rekening gehouden met het stedenbouwkundige invulling van Iseldoks fase 2. Uit het onderzoek blijkt dat buisleiding onder de C. Missetstraat voor zowel groeps- als plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling van Iseldoks. Voor de buisleiding geldt wel een vrijwaringsstrook. Deze is opgenomen in de regels alsmede de verbeelding van onderhavig plan.

Vanaf het gasdrukregelstation (zie afbeelding 4.4) loopt tevens een gasleiding via de C. Missetstraat naar het zuiden (richting bedrijventerrein Verheulsweide). Deze gasleiding is echter reeds lange tijd buiten gebruik en zal volgens de Gasunie ook niet meer in gebruik worden genomen. Voor deze leiding is in onderhavig bestemmingsplan dan ook geen planologische regeling opgenomen.

Op grond van artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen dient een ontwikkeling van kwetsbare objecten in de nabijheid van een buisleiding verantwoord te worden. Hierbij dient aandacht besteed te worden aan de hoogte van het groepsrisico, de mogelijkheden tot bestrijding van een ramp en de mogelijkheden tot vluchten bij een ramp. Uit de uitgevoerde groepsrisicoberekening (zie bijlage 4) blijkt dat het groepsrisico in de toekomstige situatie nergens hoger is dan 10-7. In bijlage 4 staat tevens weergegeven met welke personendichtheden in de toekomstige situatie rekening is gehouden.

In het plangebied zullen geen functies ten behoeve van niet zelfredzame personen worden gerealiseerd. Daarnaast zullen er geen doodlopende of éénrichtingswegen worden gerealiseerd, waardoor mag worden aangenomen worden dat er voor toekomstige bewoners voldoende mogelijkheden zijn om te vluchten in geval van een ramp.

Ten aanzien van de bestrijding van een ramp heeft de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland in het kader van vooroverleg een advies uitgebracht. Hieruit blijkt dat wordt geconcludeerd dat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Ten aanzien van de bereikbaarheid van het eiland wordt nog aandacht gevraagd. Geadviseerd wordt de momenteel aanwezige WAS-paal ook in de toekomstige situatie terug te laten komen.

Gelet op de zelfredzaamheden van de toekomstige bewoners, het geringe groepsrisico en voldoende mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid van een ramp, acht de gemeente de ontwikkeling van Iseldoks 2 in de nabijheid van de gasleiding verantwoord.

LPG tankstation

Het LPG tankstation aan de Wijnbergseweg is in maart 2009 voorzien van een nieuwe milieuvergunning. In de vergunning wordt het bedrijf beperkt in de doorzet van LPG tot maximaal 500 m3 per jaar. Hiermee corresponderen de volgende PR-contouren: 45 meter voor het vulpunt, 25 meter voor het reservoir (ondergrondse tank) en 15 meter voor de uitgiftenpunt. Alle drie de contouren liggen niet over het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan de eisen gesteld aan PR-contouren.

Het Bevi schrijft voor dat bij het vaststellen van een nieuw planologisch regime binnen het invloedsgebied van het GR het GR moet worden verantwoord. Voorgenomen plantontwikkeling voorziet in de realisatie van kwetsbare objecten binnen het invloedgebied (150 meter). Ten aanzien van het groepsrisico heeft een herberekening plaatsgevonden. Hierbij is berekend hoeveel woningen er maximaal binnen het invloedsgebied van het vulpunt en de ondergrondse tank gerealiseerd kunnen worden (in de schillen 100 m., 130 m. en 160 m.) zonder de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico te overschrijden.

Het aantal woningen dat op grond van onderhavig bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation mogelijk wordt gemaakt, is lager dan waarmee in de risicoberekening is gerekend. Derhalve kan worden geconcludeerd dat vanwege onderhavig bestemmingsplan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisco niet zal worden overschreden.

Het groepsrisico zal door de voorgenomen ontwikkeling echter wel toenemen. Door Aveco de Bondt is een verantwoording van de toename van het groepsrisico opgesteld (zie bijlage 4).

De gemeente, als bevoegd gezag, stemt in met deze verantwoording van het groepsrisico.

Gasdruk verdeelstation

De PR-contour van 15 meter is te klein om buiten zijn perceelgrens te rijken en is derhalve geen belemmerende factor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0015.jpg"

Afbeelding 4.5: Uitsnede omgeving plangebied Risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl)

Vervoer gevaarlijke stoffen

De Oude IJssel is opgenomen in het Basisnet Water en is hierin aangegeven als groene vaarweg. Dergelijke vaarwegen hebben geen PR-contour en het GR behoeft voor ontwikkelingen in de nabijheid van een dergelijke vaarweg niet te worden herberekend.

Geen van de omliggende (spoor) wegen is opgenomen in het Basisnet Spoor, de circulaire Vervoer gevaarlijke stoffen of de routering vervoer gevaarlijke stoffen van de gemeente. Vervoer van gevaarlijke stoffen over land speelt hierdoor geen rol in onderhavig ontwikkeling.

Conclusie

Op basis van de toetsing aan de risicokaart van de provincie Gelderland, het geldende externe veiligheidsbeleid, informatie van de gemeente Doetinchem en onderzoek naar de risico's van de buisleiding en LPG tankstation kan worden geconcludeerd dat geen van de potentiële risicobronnen een belemmering vormt op de voorgenomen ontwikkeling. Derhalve kan worden geconcludeerd dat er geen knelpunt is geconstateerd op het gebied van externe veiligheid.

4.6 Bedrijvigheid

Gekeken moet worden of in de omgeving geen bedrijven in hun bedrijfsvoering worden belemmerd als gevolg van het onderhavige bestemmingsplan Hamburgerbroek - Iseldoks 2, 2011. Eveneens moet duidelijk zijn of bestaande functies in de omgeving de ontwikkeling al dan niet belemmeren.

Aangezien onderhavig bestemmingsplan de realisatie van milieugevoelige functies (woningen) mogelijk maakt, is door Aveco de Bondt een quickscan uitgevoerd op basis van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzoning (2009)". Hieruit zijn de volgende resultaten en conclusies naar voren gekomen:

Er zijn vier potentiële milieubelemmerende functies in de omgeving van het plangebied, te weten:

  • Machinefabriek Eijmers;
  • Papierfabriek Doetinchem;
  • Provimi Pet Food;
  • Lpg tankstation.

Eijmers

Conform het bestemmingsplan is het mogelijk om een machinefabriek op te richten. Een machinefabriek wordt ingedeeld in categorie 4.1 (200 meter voor geluid) en daarmee een aanzienlijke invloed op het plangebied. In de vergunning is het bedrijf echter beperkt doordat het moet voldoen aan de wettelijke maximale geluidbelasting op de dichtbij zijnde gevel. Aangezien er direct naast het bedrijf woningen liggen zijn deze maatgevend en vormt het aspect geluid. De machinefabriek heeft hierdoor geen effect op de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het plangebied.

Aangezien de woning direct naast de machinefabriek maatgevend is voor beperkte mate van geluid emissie vormt de ontwikkeling van het plangebied geen aanvullende beperking voor de fabriek.

Papierfabriek Doetinchem

De papierfabriek is ingedeeld in milieucategorie 4.1 op basis van de geluidsuitstoot. Mogelijkheden om de geluidsuitstoot bij de bron aan te pakken zijn door de complexe opbouw van het terrein niet mogelijk. In het stedenbouwkundig plan van Iseldoks fase 1 (Intermecoterrein) is reeds in grote mate rekening gehouden met de geluiduitstoot van de papierfabriek. Bij de ontwikkeling zal de bebouwing een geluidreducerend effect hebben voor de ontwikkeling van fase 2. Om de akoestische situatie en het effect van de papierfabriek op fase 2 in kaart te brengen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie hiervoor paragraaf 4.3.3.

Provimi Pet Food

Het bedrijf wordt ingedeeld in milieucategorie 4.1 met maatgevende contouren voor geluid en geur. In het voortraject is in nauw overleg tussen de gemeente en Provimi overeenstemming bereikt over een set aan maatregelen (op basis van Beste Beschikbare Techniek) om de hinder van het bedrijf door de uitstoot van geur en het veroorzaken van geluidoverlast tegen te gaan. De maatregelen worden zo vorm gegeven dat de geur- en geluidbelasting op het plangebied binnen de wettelijk aanvaardbare kaders komen te liggen.

LPG tankstation

Aan de overzijde van de Oude IJssel ligt een LPG tankstation ter hoogte van de brug over de IJssel. Het tankstation heeft een milieucontour voor gevaar. Het effect van de risico contouren dient in een nader onderzoek in kaart te worden gebracht. Tevens zal er een verantwoording moeten worden opgesteld voor het bouwen binnen een risicocontour. Zie hiervoor paragraaf 4.5.

Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de in de omgeving van het plangebied aanwezige bedrijvigheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit plan, mits rekening wordt gehouden met de beperkingen die het LPG tankstation oplevert ten aanzien van woningbouw als beschreven in het externe veiligheidsonderzoek.

4.7 Flora en fauna

Binnen de grenzen van de gemeente Doetinchem is de Zumpe aangewezen als beschermd natuurgebied. Overige beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, waarin de gebiedsbescherming vanuit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn is geïmplementeerd, zijn binnen de gemeente Doetinchem niet aanwezig.

De Flora- en faunawet is per 1 april 2002 van kracht. In die wet is de zorgplicht, artikel 2, opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

De zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Naast de zorgplicht voor álle dieren en planten zijn in de Wijziging Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet van 25 januari 2005 (Staatscourant, 2 februari 2005), drie tabellen opgenomen met een overzicht van beschermde inheemse dieren en planten. Ter voorkoming van verontrusting, verstoring, doden, vernieling van vaste rust- of verblijfplaatsen e.d. van beschermde soorten dient voorafgaand aan plan- en visievorming, uitvoering, verstrekken van vergunningen en aanleg- of reconstructiewerken een inventarisatie plaats te vinden van de beschermde flora- en faunasoorten, met daaraan gekoppeld een beschrijving van de effecten en eventuele mitigerende (maatregelen om het fysische effect van barrières te verminderen) en compenserende maatregelen om de eventuele negatieve effecten te beperken of te voorkomen. Op basis van de aangetroffen soorten dient er een afweging plaats vinden voor de instandhouding van de biodiversiteit en hun ecotoop.

Bij het verlenen van een vergunning op grond van het bestemmingsplan, dienen de verbodsbepalingen artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet in acht te worden genomen. Dat houdt in dat, voorafgaand aan de verlening van een vergunning, onderzoek dient te worden uitgevoerd naar het voorkomen van dier- en plantsoorten die op grond van de Flora- en faunawet bescherming genieten. Met name binnen de stedelijke omgeving dient aandacht te worden geschonken aan de aanwezigheid van en de invloed op vleermuizen. Tevens dient te worden onderzocht in hoeverre de verstoring, vernieling of verontrusting van de beschermde soorten plaatsvindt. Indien inbreuk wordt gepleegd op de verbodsbepalingen die op grond van de bepalingen van de Flora- en faunawet zijn vastgesteld, kan een vrijstelling gelden of een verzoek tot ontheffing worden aangevraagd.

Hiertoe is door Buro Maerlant, in samenwerking met Aveco de Bondt een Ecologische Quickscan uitgevoerd, d.d. 9 november 2011. Hieruit is gebleken dat in algemene zin redelijkerwijs kan worden gesteld dat op basis van de mogelijke effecten de uitvoering van de ingreep niet door de Flora- en faunawet zal worden verhinderd. Hiervoor dient echter wel rekening te worden gehouden met het mogelijke voorkomen van vleermuizen en de broedvogels koolmees, ekster, pimpelmees, boerenzwaluw en huismus. Daarom dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Bij eventueel voorkomen van genoemde soorten, zal getoetst moeten worden of de ruimtelijke ontwikkeling schade kan veroorzaken aan de populaties en of mitigerende en/of compenserende maatregelen noodzakelijk zijn. Indien vaste verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetroffen, dan zal een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd.

Ten aanzien van de ligging van het plangebied grenzend aan de Oude IJssel (ecologische verbindingszone) wordt geconcludeerd dat indien met vleermuizen rekening wordt gehouden en de groenzone (ruigte, struweel en houtsingel) tussen het spoor en de kade gehandhaafd blijft dan wel wordt gecompenseerd, er geen negatief effect op de functie van de Oude IJssel als ecologische verbindingszone wordt verwacht.

Geconcludeerd wordt dat ten aanzien van het aspect flora en fauna nader onderzoek uitgevoerd moet worden naar het mogelijk voorkomen van vleermuizen en de broedvogels koolmees, ekster, pimpelmees, boerenzwaluw en huismus. Dit nader onderzoek wordt uitgevoerd in de periode juni-juli en augustus-september van 2014.

4.8 Water

4.8.1 Watertoets

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit. Deze toets is opgenomen in subparagraaf 4.8.3.

4.8.2 Waterplan

In paragraaf 2.4.10 is het Waterplan Doetinchem behandeld. Het beleid dat daarin is verwoord is vertaald in deze waterparagraaf.

4.8.3 Waterhuishoudkundige aspecten
Thema   Toetsvraag   Relevant  
Hoofdthema's  
Veiligheid   1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
1. nee
2. ja  
1. In het plangebied of in de omgeving zijn geen primaire of secundaire waterkeringen en (regionale) waterbergingsgebieden aanwezig. De aanleghoogten van de kaden en de drempels van de parkeergarages worden op een niveau van 12,2 m + NAP gerealiseerd (eens per 1.250 jaar peil 11,7 m + waakhoogte 0,5 m).
2. In het plangebied wordt een 11 m brede bypass gerealiseerd. Aan beide zijden wordt een kade gerealiseerd.  
Riolering en
afvalwaterketen  
1. Is er een toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
1. ja
2. ja
3. nee  
1. Hiervoor wordt separaat een rapport en onderzoek/ ontwerp gemaakt.
2. Deze persleiding wordt verlegd in overleg met het waterschap.  
Wateroverlast (oppervlakte- water)   1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
1. nee
2. ja
3. nee  
1. In de huidige situatie is het plangebied nagenoeg volledig verhard. Hemelwater wordt in de huidige situatie afgevoerd via een gemengd stelsel. In de toekomstige situatie wordt geïnfiltreerd.
2. De doorlatendheid van de bodem is ca. 4,5 m/dag. Dit is voldoende om te infiltreren afhankelijk van de lokale grondwaterstand (GHG ca. 10,4 m + NAP).  
Grondwater- overlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
1. ja
2. ja
3. ja
4. nee
 
1. Lokaal komen er binnen 0- 2 m-mv leemlagen voor die de infiltratie kunnen belemmeren.
2. Het plangebied ligt op de grens waar de Oude IJssel van drainerend overgaat naar infiltrerend.
3. zie antwoord 2. De GHG voldoet aan de droogleggingseis.  
Oppervlakte- waterkwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
1. ja
2. nee
3. nee  
1. Gepland is om minimaal 21 mm hemelwater te bergen in het hemelwater/infiltratiestelsel. Dit stelsel krijgt een overstort op de nieuwe bypass van de Oude IJssel.
2. De Oude IJssel (ten westen van het plangebied) is aangewezen als EVZ. Het plangebied is bestaand bebouwd gebied.
3. idem 3  
Grondwater- kwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   nee   Er is geen sprake van een infiltratiegebied voor een drinkwaterwinning.  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
1. ja
2. ja  
1. Ten noorden van het plangebied.
2. Dit wordt nader uitgewerkt in het stedenbouwkundig ontwerp.  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   nee    
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
1. ja
2. nee  
1. De Oude IJssel (ten westen van het plangebied) is aangewezen als EVZ. Het plangebied is bestaand bebouwd gebied.  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
1. ja
2. ja  
1. De Oude IJssel wordt beheerd door het waterschap. De bypass zal eveneens in beheer komen van het waterschap.
2. De aanleg van een bypass  
Aandachts
thema's  
 
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   ja   In het plangebied wordt een bypass gerealiseerd die gebruikt kan worden voor o.a. pleziervaart.  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   nee    

Als achtergronddocument bij de opstelling van de waterparagraaf is het vooronderzoek van Witteveen en Bos geraadpleegd (kenmerk DTC188/-/falc/019) d.d. 10 juli 2008. In dat rapport is o.a. een gebiedsomschrijving opgenomen en wordt de toekomstige waterhuishouding op hoofdlijnen nader uitgewerkt.

De uitgangspunten uit het waterhuishoudkundig onderzoek van Witteveen en Bos zijn in het Stedenbouwkundig plan voor Iseldoks fase 2 als volgt vertaald:

"In Iseldoks is de afvoer van hemelwater (HWA) losgekoppeld van het riool (DWA). Bovendien wordt het gescheiden afvoeren van regenwater aangegrepen voor het zichtbaar en beleefbaar maken van het regenwater."

Het bovenstaande wordt in de toekomstige woonwijk als volgt vormgegeven:

Zichtbare afvoer

In Iseldoks wordt het regenwater in de eerste plaats van de daken en van de openbare ruimte rechtstreeks naar de IJsselgracht en de Oude IJssel afgevoerd. Dat gebeurt zichtbaar en beleefbaar via een systeem van groene daken, dakgoten, regenpijpen en molgoten naar regenperkjes op straat en naar waterpleintjes voor tijdelijke waterberging. Over de kades en via 'snuiten' en gargouilles stroomt het regenwater uiteindelijk af in de IJsselgracht.

Infiltratie

Naast de zichtbare afvoer vindt op veel plaatsen in Iseldoks berging van het hemelwater plaats via infiltratie rechtstreeks in de bodem. Dit kan plaatsvinden ter plaatse van groenzones, groene daken, ter plaatse van parkeerterreinen en via een it-riool onder wegen.

Op deze wijze wordt invulling gegeven aan een duurzaam waterbeheer. Gedurende de totstandkoming van het stedenbouwkundig plan heeft ten aanzien van dit aspect veelvuldig contact plaatsgevonden met het Waterschap. Het Waterschap Rijn en IJssel heeft destijds aangegeven in te kunnen stemmen met de toekomstige waterhuishoudkundige situatie.

Het waterhuishoudkundig onderzoek, inclusief het besprekingsverslag, is als 8 bijgevoegd.

In onderhavig bestemmingsplan is de kernzone van de Oude IJssel bestemd als “Water”.

4.9 Monumenten en archeologie

4.9.1 Historisch stedenbouwkundig erfgoed

Het begrip cultuurhistorie omvat het cultureel erfgoed met betrekking tot archeologie, historische geografie en historische stedenbouwkunde. De zorg voor het cultureel erfgoed is ondergebracht bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, voorheen de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).

In het geval van ruimtelijke planvorming dient de waarde van het cultuurhistorisch erfgoed in het plangebied te worden meegenomen in het toetsingskader, daar deze van invloed kan zijn op de ontwikkelingsmogelijkheden van de betreffende locatie. Gezien de beoogde sloop van de in het plangebied aanwezige bebouwing is inpassing, herbestemming of transformatie niet meer van toepassing. Gemeentelijke of Rijksmonumenten zijn dan ook in het plangebied niet aanwezig.

Wel is er in het plangebied een cultuurhistorisch waardevolle hijsinstallatie aanwezig. Deze installatie dateert uit de eerste helft van de 20e eeuw en werd gebruikt voor het aan wal hijsen van hout wat per schip over de Oude IJssel werd aangevoerd voor het destijds gevestigde bedrijf Agterhof Houtproducten BV.. Alhoewel deze kraan niet is aangewezen als gemeentelijk monument, is deze kraan als 'karakteristiek' te bestempelen. Het Gelders Genootschap heeft in 2005 in een redengevende beschrijving het volgende over de hijsinstallatie geschreven:

Architectuurhistorische criteria

De hijsinstallatie aan de Oude IJssel, nabij de Rivierstraat, is voor de gemeente Doetinchem van architectuurhistorisch belang als goed en gaaf bewaard gebleven voorbeeld van een hijsinstallatie daterend uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Tevens heeft de hijsinstallatie zeldzaamheidswaarde; in Gelderland zijn er nog maar enkele dergelijke hijskranen aanwezig.

Stedenbouwkundige criteria

De hijsinstallatie is van stedenbouwkundige waarde vanwege zijn ligging aan de Oude IJssel, even buiten het centrum van Doetinchem, alwaar de hijskraan het plaatselijk beeld bepaald en waarvan de situering nauw is verbonden met de uit Doetinchem afkomstige houtfabriek Agterhof.

Cultuurhistorische criteria

De hijsinstallatie heeft cultuurhistorische waarde als voorbeeld van een hijskraan met laad- en loskade uit de eerste helft van de twintigste eeuw en is als zodanig van bijzondere betekenis als uitdrukking van de technische ontwikkeling. De hijskraan herinnert eveneens aan de economische ontwikkeling van het gebied aan de Oude IJssel in Doetinchem in de eerste helft van de twintigste eeuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R35B034A-0003_0016.jpg"

Afbeelding 4.6: Foto hijsinstallatie

Vanwege de architectuurhistorische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van de hijsinstallatie zal deze ingepast worden in het stedenbouwkundige plan voor de ontwikkeling van Iseldoks fase 2.

4.9.2 Archeologisch erfgoed

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.

Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Het belangrijkste doel van deze wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen. Wie dan ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek doen en de kosten daarvan op zich nemen. Ook als het onderzoek uiteindelijk tot een opgraving leidt.

Het archeologiebeleid van de gemeente Doetinchem is er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. In haar rol van bevoegd gezag kan de gemeente van initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen vragen aan te geven wat de effecten van de voorgenomen bodemingrepen zullen zijn op de eventueel aanwezige archeologische waarden. Om deze reden heeft de gemeente Doetinchem (mede als uitvoering van de nota cultuurhistorie) een archeologische beleidskaart laten opstellen waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn. De archeologische beleidskaarten zijn samen met de erfgoedverordening op 18 november 2010 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld en in het voorjaar van 2013 geactualiseerd.

Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart heeft het plangebied een lage archeologische waarde en conform de beleidskaart is archeologisch onderzoek noodzakelijk voor plangebieden groter dan 5.000 m2 in combinatie met bodemingrepen diepen dan 30 cm. Voor wat betreft het plangebied geldt dat er reeds archeologisch onderzoek is gedaan in het kader van het Masterplan De Schil. RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft in 2008 voor verschillende onderzoekslocaties, waaronder Iseldoks, archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (RAAP-Rapport 1518- herziene eindversie). Hieruit kwam naar voren dat de bodem van het plangebied voor het grootste gedeelte reeds verstoord is, dat er sprake is van opgespoten zand en dat aanwijzingen ontbreken voor de aanwezigheid van mogelijk belangrijke archeologische resten. Daarom is volgens het onderzoek voor het overgrote deel van het plangebied geen vervolgonderzoek noodzakelijk.

Voor het uiterste noordelijke gedeelte wordt vanwege een gedeeltelijke onverstoorde bodem in het archeologisch onderzoek wel vervolgonderzoek aanbevolen. Aangezien er in dit gedeelte van het plangebied echter geen bodemverstorende activiteiten zullen plaatsvinden (bestemming Groen) kan vervolgonderzoek op voorhand achterwege blijven. Wel zullen middels het opnemen van een dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" mogelijk aanwezige archeologische waarden planologisch beschermd worden.

Wel dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in verband met de mogelijkheid tot toevalsvondsten.

4.10 Verkeer en parkeren

Uitgangspunten bij de inrichting van de wegen binnen het plangebied zijn:

  • de functie van de weg conform het wegencategoriseringsplan (wegennetvisie), dit betekent voor erftoegangswegen 30 km/h en voor ontsluitingswegen 50 km/h;
  • de inrichting van de weg (het wegbeeld) moet het gewenste rijgedrag en de rijsnelheid 'afdwingen';
  • herkenbare inrichting van de verschillende verkeersruimtes door materiaal/kleur;
  • de (kwaliteit van de) leefomgeving staat centraal;
  • de weg dient na realisatie goed te beheren te zijn (beheerbewust ontwerpen);
  • snelheidsremmende maatregelen worden getroffen in erftoegangsstraten en op gebiedsontsluitingsstraten waar kwetsbare verkeersdeelnemers de weg moeten kruisen.

De kwaliteit van de leefomgeving dient centraal te staan. Kunstmatig ingepaste maatregelen, zoals veel borden en bloembakken op de weg hebben vaak wel een kort effect op de rijsnelheid, maar zijn geen duurzame oplossingen. De omgeving en weg als geheel moeten zorgen voor het gewenste rijgedrag zodat deze kunstingrepen overbodig zijn.

Een duidelijk onderscheid aanbrengen tussen de verschillende verkeersruimtes zorgt er voor dat de verkeersdeelnemer duidelijk zijn plek en die van anderen op de weg weet en zo de verkeersruimte op de juiste wijze gebruikt. Op drukke erftoegangsstraten is het belangrijk dat voetgangers veilig kunnen lopen op een trottoir. Voor rustige erftoegangsstraten kan worden overwogen alle verkeersdeelnemers gebruik te laten maken van dezelfde ruimte. Een smalle weg die gebruikt wordt door iedereen leidt tot een lagere rijsnelheid.

Fysieke maatregelen als drempels ondervinden een steeds grotere weerstand bij de gebruikers en omwonenden en hulpdiensten. Ze leiden tot trillingshinder en toename van de geluidsoverlast. Met deze bij-effecten moet al rekening worden gehouden bij het ontwerp. Bij voorkeur wordt gezocht naar maatregelen die een lagere snelheid afdwingen, maar die geen of beperkte bij-effecten hebben voor de leefomgeving en hulpdiensten. Voorbeelden zijn: een smaller wegprofiel, toepassing andere materialen en kleuren, afwisselend parkeren aan weerszijden van de weg, afwisseling met groen, doorzicht beperken, beperken rechtstanden etc. Drempels en plateaus die op een logische plaats zijn gesitueerd (rekening houdend met de afstand tot de woning) en volgens de richtlijnen van het CROW (publicatie 172) zijn aangelegd kunnen bij uitzondering worden toegepast.

Parkeren
Het beleid van de gemeente is erop gericht dat parkeeroplossingen bij woningen meer worden gezocht op eigen terrein of in clusters. Voorwaarde is wel dat de kwaliteit van de openbare ruimte gewaarborgd blijft. In onderhavige ontwikkeling zal qua parkeren worden aangesloten op het gemeentelijk beleid. Het parkeren wordt zowel in hofjes geclusterd opgelost alsmede in (half) ondergrondse parkeergarages.

Qua aantallen zal worden aangesloten op de algemeen aanvaarde parkeerkengetallen zoals genoemd in het CROW. In het stedenbouwkundig plan is de wijze van parkeren in het plangebied nader uitgewerkt. De aanleg van voldoende parkeerplaatsen is planologisch verankerd middels een verwijzing in de planregels naar de gemeentelijke parkeernormen welke in bijlage 3 Parkeernormen bij de regels zijn opgenomen.

4.11 Molenbiotoop

Nabij het plangebied, aan de noordzijde, is de molen "Walmolen" gesitueerd. De zogeheten molenbiotoop van de Walmolen is op basis van artikel 4.3 van de Gelderse Molenverordening beschermd. Een op te richten bouwwerk in de omgeving van de molen mag het normale of toekomstige gebruik van de molen niet aantasten. Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling van Iseldoks (fase 1 en 2) is door Peutz b.v. een vergelijkend windtunnelonderzoek uitgevoerd zodat inzicht wordt verkregen in de invloed van de geplande ontwikkeling op het windklimaat van de molen. De opzet van het onderzoek en de uitkomsten hiervan zijn besproken met de Stichting Doetichemse Walmolen en de Provincie Gelderland.

Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling een nadelige invloed heeft op het aantal draaiuren van de Walmolen. Hierop zijn de stedenbouwkundige plannen aangepast om de negatieve effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de Walmolen zo veel mogelijk te verminderen. Deze aanpassingen hebben betrekking op het verlagen van enkele bouwmassa's welke de grootse invloed op de windvang van de molen hebben en het zoveel mogelijk in één lijn bouwen van de hogere bouwblokken. Deze aanpassingen hebben geresulteerd in instemming van de molenstichting en de provincie ten aanzien van de beoogde ontwikkeling.

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling geen onevenredig nadelige invloed heeft op de aanwezige molenbiotoop.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid en ook de ruimtelijke- en milieutechnische randvoorwaarden zijn doorvertaald naar de bestemmingen en regels. De bestemmingen en regels vormen het juridische deel van het bestemmingsplan, dat bindend is voor de burger en de overheid.

5.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is een ontwikkelingsplan, waarbij flexibiliteit wenselijk is. Voor een deel is dat mogelijk met de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kunnen reeds voorziene maar ook onvoorziene ontwikkelingen planologisch worden geregeld zoals verschuiving binnen de bestemmingen en uitbreidingen van gebouwen en functies. Het plan is daarom opgezet als een flexibel bestemmingsplan. Op hoofdlijnen is duidelijk waarvoor gronden en gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt voldoende rechtszekerheid voor de burger.

5.3 Toelichting op de regels

De regels bestaan uit de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk I: Inleidende regels;
  • hoofdstuk II: Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk III: Algemene regels;
  • hoofdstuk IV: Overgangs- en slotregels.
5.3.1 Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).

5.3.2 Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, overeenkomstig de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
  • de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.
5.3.2.1 Groen

De bestemming Groen is toegekend aan de in het plangebied voorkomende groenvoorziening. Deze gronden kunnen zowel ingericht worden als park alsmede als verkeer- en verblijfsgebied.

5.3.2.2 Verkeer

De bestemming Verkeer is toegekend aan de gronden met een ontsluitende en verkeersdoorstromende functie. Tevens is de bestemming toegekend aan bermen, parkeerplaatsen en structurele groenvoorzieningen. In de regels van deze bestemming is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen ten behoeve van de bestemming zoals bushokjes en nutsvoorzieningen. Tevens is ten behoeve van deze bestemming een bebouwingsregeling opgenomen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, straatverlichting, e.d. Binnen de regels zijn afwijkingsregelingen opgenomen om onder voorwaarden van de maximale bouwhoogte te mogen afwijken.

5.3.2.3 Water

Bestaande waterlopen, waterpartijen (al dan niet overkluisd) en oevers, zijn bestemd tot water. Tevens zijn de gronden bestemd voor het behoud en de versterking van eventuele aanwezige natuurwaarden.

De functie van de Oude IJssel als ecologische verbindingszone is planologisch verankerd middels de aanduiding 'ecologische verbindingszone'.

5.3.2.4 Wonen

De woonbestemming is vormgegeven middels bouwvlakken. Binnen de bouwvlakken zijn woningen (gestapelde, aaneengebouwde en twee-onder-een-kap woningen) toegestaan waarbij de standaard bouwmogelijkheden in Doetinchem in acht worden genomen. Aangezien de eerstelijns bebouwing aan de C. Missetstraat een belangrijke geluidwerende functie heeft voor het achtergelegen gebied, is hiervoor naast een maximale bouwhoogte ook een minimale bouwhoogte vastgelegd.

In enkele deelgebieden zal het parkeren halfverdiept over gedeeltelijk overdekt plaatsvinden. Dergelijke functies en bebouwing is binnen een bouwvlak toegestaan. Buiten een bouwvlak is dit enkel mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.

5.3.2.5 Leiding - Gas, Leiding - Riool en Waarde - Archeologie

Binnen het plangebied zijn een aantal functies en waarden aanwezig welke planologisch beschermd moeten worden, te weten een gasleiding, een persleiding van het riool en archeologische waarden. Ter bescherming hiervan zijn hiervoor dubbelbestemmingen opgenomen.

5.3.3 Referentiekader nadere eisen- en afwijkingsbevoegdheid

Een aantal planregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, respectievelijk onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.

De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing.

In de planregels wordt een aantal criteria voor de uitoefening van de nadere eisen-bevoegdheid gesteld, te weten:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Binnenplanse afwijking is mogelijk van een aantal specifieke bouwregels en regels, die het gebruik in enge zin regelen. Voor zover aangegeven zijn ook hierbij bovengenoemde criteria van toepassing.

In het onderstaande wordt nader uiteengezet hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.

De woonsituatie

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

Het straat- en bebouwingsbeeld

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

De verkeersveiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

De sociale veiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

De milieusituatie 

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

5.3.4 Algemene regels

De algemene of aanvullende regels tenslotte vormen een set algemene regels die op alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. De algemene regels bestaan onder meer uit afwijking- en wijzigingsbepalingen.

De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.

De algemene aanduidingsregels geven regels welke algeheel bindend zijn voor de onderliggende bestemmingen. In onderhavig bestemmingsplan zijn de volgende gebiedsaanduidingen opgenomen: 'geluidzone - industrie', 'geluidzone - weg' en 'wetgevingszone - ontheffingsgebied 2'.

Geluidzone - industrie

Het gehele plangebied is gelegen binnen de geluidzone van de Papierfabriek Doetinchem. Om te waarborgen dat geluidgevoelige functies (wonen) uitsluitend toegestaan zijn wanneer voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid zijn voorwaarden verbonden de realisatie van woningen binnen deze zone.

Geluidzone - weg

Het gehele plangebied is gelegen binnen de geluidzone van de C. Missetstraat. Om te waarborgen dat geluidgevoelige functies (wonen) uitsluitend toegestaan zijn wanneer voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid zijn voorwaarden verbonden de realisatie van woningen binnen deze zone.

Wetgevingszone - ontheffingsgebied 2

Aan de noordzijde van het plangebied bestaan plannen voor de aanleg van een stadstrand. Via een afwijkingsbevoegdheid kan het bevoegd gezag medewerking verlenen aan de realisatie van een horecagelegenheid ten behoeve van een stadstrand. Bij de naamgeving en de inhoud van de gebiedsaanduiding is in het kader van uniformiteit zo veel mogelijk aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan "Binnenstad en De Veentjes - 2012" welke aan de noordzijde aan onderhavig plangebied grenst.

De algemene afwijkingsregels voorzien in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.

5.3.5 Overgangs- en slotregels

In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen positief bestemd worden. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum.

De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

In tegenstelling tot de ontwikkeling van Iseldoks 1ste fase, is de 2de fase in zijn geheel een gemeentelijke ontwikkeling. In de raadsvergadering van 19 juni 2013 heeft de gemeenteraad de grondexploitatie voor dit project vastgesteld, en hiervoor aanvullende dekkingsmiddelen beschikbaar gesteld.

Tevens is een quickscan naar planschade (zie bijlage 11) uitgevoerd, hieruit blijkt dat er naar verwachting geen sprake zal zijn van planschade.

Aanvullend hierop is een exploitatieplan conform de Grondexploitatiewet opgesteld. Deze maakt als bijlage 14 deel uit van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook is ten aanzien van het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overleg gevoerd met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk zijn de resultaten van deze procedure en overleggen behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn opgenomen in de Nota van zienswijzen die bij het vaststellingsbesluit is gevoegd.

7.2 Inspraak

Vanaf 1 december 2011heeft het voorontwerpbestemmingsplan zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze periode is 1 inspraakreactie ingediend. In de Nota van Inspraak en Overleg, welke als bijlage 12 is bijgevoegd, is de inspraakreactie samengevat en is de gemeentelijke reactie weergegeven.

7.3 Overleg

Vanaf 1 december 2011heeft het voorontwerpbestemmingsplan zes weken ter visie gelegen. Tevens is het voorontwerp in het kader van vooroverleg ter advies toegezonden aan de verschillende overlegpartners. Het Waterschap Rijn en IJssel en de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland hebben een vooroverlegreactie ingediend. In de Nota van Inspraak en Overleg, welke als bijlage 12 is bijgevoegd, zijn de vooroverlegreacties samengevat en is de gemeentelijke reactie weergegeven.

7.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 15 januari 2015 zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze periode zijn er 4 zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan ingediend. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn in een Nota van zienswijzen, die als bijlage bij het raadsbesluit is gevoegd, weergegeven.