direct naar inhoud van 4.3 Overige aspecten
Plan: Bosstraat 50 - 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R39B075A-0004

4.3 Overige aspecten

4.3.1 Flora en fauna

Ten behoeve van het onderhavige bouwplan is in 2005 een ecologisch onderzoek verricht. Dat onderzoek is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Aangezien dit onderzoek meer dan 5 jaar oud is, zal voor de ontwerpfase een geactualiseerde quickscan van dit onderzoek worden toegevoegd. De conclusies van het ecologisch onderzoek uit 2005 kunnen als volgt worden samengevat.

Er zijn in het gebied geen beschermde soorten aangetroffen die een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet noodzakelijk maken. Er zijn wel licht beschermde soorten aangetroffen. Deze vallen echter onder de ontheffingsregeling voor een aantal algemeen voorkomende soorten die in de wet is opgenomen. Wel zijn er een aantal vogelsoorten aangetroffen waarvoor geen ontheffing kan worden verleend. Om verstoring van deze vogels zoveel mogelijk te voorkomen dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen te worden gestart.

4.3.2 Water

De watertoets

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.

Relevante waterhuishoudkundige aspecten

In het stedelijke gebied is de waterhuishouding in eerste instantie gericht op het voorkomen van (grond)wateroverlast. Bij de aanleg van de wegen, het ontwikkelen van de bouwgrond en de aanleg van de groenvoorzieningen moet ervoor worden gezorgd dat de drooglegging van het gebied in relatie met het grondwaterpeil in voldoende mate gezekerd is.

De bodem van het plangebied bestaat uit een kalkloze poldervaaggrond in zavel en lichte klei. Het bodemprofiel is als volgt opgebouwd. Onder de humushoudende bovengrond zit een laag roestige kalkloze zware zavel of lichte klei die op een wisselende diepte, maar steeds binnen 70 cm beneden maaiveld overgaat in grijze kalkloze zware tot zeer zware klei met een beperkt doorlatendheid.

Het plangebied ligt in een gebied met grondwatertrap III. De gemiddelde hoogste grondwaterstand is minder dan 40 cm beneden maaiveld en de laagste grondwaterstand ligt tussen 80 en 120 cm beneden maaiveld. Een en ander betekent dat zó gebouwd moet worden dat drooglegging ten allen tijde gegarandeerd kan worden.

Waterhuishoudkundige aspecten

Aan de hand van de “Handreiking Watertoets” is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. In onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten een rol spelen in de bestaande en de toekomstige waterhuishouding van het plangebied.

Thema   Toetsvraag   Relevant a  
Hoofdthema's  
Veiligheid
 
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwater-
keten  
1. Is er toename van het afvalwater (DWA) ?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap ?  
Ja
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlakte
water)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak ?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes ?  
Ja
Ja

Nee  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond ?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel ?
3. Is in het plangebied sprake van kwel ?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren ?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit
 
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied ?  
Ja

Nee
Nee  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking ?   Nee  
Volksgezond-
heid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel ?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water) ?  
Nee

Ja  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur ?   Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur ?  
Nee
Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap ?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel ?  
Ja

Ja  
Aandachtsthema's  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt ?   Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig ?   Nee  

Nadere toelichting riolering en afvalwaterketen

De openbare rioleringsvoorzieningen zoals de buizen en putten in het plangebied zijn in beheer bij de gemeente. De voorwaarden voor aansluiting van het afvalwater op het vuilwaterriool wordt vastgelegd in een rioolvergunning. Het GRP 2010 - 2015 vormt hiervoor het kader.

Bij het schatten van de toename van het afvalwater kan worden uitgegaan van een gemiddelde produktie van 120 liter afvalwater per inwoner per dag en van 3 inwonerequivalenten per woning. Bij een programma van 19 woningen maakt dat 285 liter ofwel 0,285 m3 per uur.

Nadere toelichting wateroverlast

Het streven is erop gericht om het hemelwater niet af te voeren via het riool en om het water zoveel mogelijk vast te houden in het plangebied. Dit doel kan bereikt worden door het overtollige regenwater ter plaatse te infiltreren en/of (tijdelijk) te bergen in een vijver of een soortgelijke voorziening.

De totale oppervlakte aan verharding in het gebied neemt na de bouw van de woningen en de aanleg van de bestrating aanzienlijk toe in vergelijking met de huidige situatie. Deze toename bedraagt circa 2.780 m².

Het waterdoorlatende vermogen van de bodem is onvoldoende om het overtollige regenwater op een verantwoorde wijze ter plaatse te infiltreren. Daarom valt de keuze op de tijdelijke berging van dit water in de nieuwe watergang aan de westzijde van het plangebied. Deze watergang heeft binnen het plangebied een totale oppervlakte van circa 200 m2. Het plangebied ontwatert via infiltratiebuizen op deze watergang.

Bij het realiseren van een retentievoorziening moet rekening gehouden worden met de landelijke afvoernorm voor oppervlaktewater (0,7 l/s/ha voor deze locatie). De opvang van het hemelwater op eigen terrein is een verplichting van de perceelseigenaar.

Nadere toelichting oppervlaktewaterkwaliteit

Vanuit het plangebied wordt hemelwater via de nieuwe bredere watergang geloost op het oppervlaktewatersysteem. Ter bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit mogen geen uitlogende materialen worden gebruikt.

Nadere toelichting volksgezondheid

De watergang in het westen van het plangebied maakt deel uit van de centrale watergang door de wijk. De voorgestelde aanpassingen in de watergang verbeteren de doorstroming in het plangebied, waardoor ook in het zomerseizoen het oppervlaktewater voldoende kwaliteit heeft.

De watergang is niet bedoeld als zwemwater. Er worden geen maatregelen getroffen die dit mogelijk maken.

Nadere toelichting inrichting en beheer

Eigendom, beheer en onderhoud van de watergang na herinrichting is een taak van het waterschap.

Overleg met het waterschap

In het kader van de watertoets is een concept van deze paragraaf voorgelegd aan de het Waterschap Rijn en IJssel (hierna te noemen: WRIJ). De waterbeheerder heeft zich op 10 maart 2009 onder voorwaarden akkoord verklaard met de waterparagraaf.

Het waterschap stelt hierbij de volgende voorwaarden:

  • de bestaande "kolk" (perceelsnr. 8887) wordt door het waterschap ingebracht;
  • het eigendom, het beheer en het onderhoud van nieuwe retentie zal komen te liggen bij WRIJ conform de andere retenties in Dichteren;
  • voor uitvoering van de werkzaamheden dient de initiatiefnemer te beschikken over een keurvergunning van het WRIJ;
  • de watergang (perceelsnr 8682) wordt verbreed en wordt de nieuwe retentie waarbij het volgende geldt:
  • de nieuwe waterbreedte bedraagt minimaal 15 m;
  • het talud bedraagt minimaal 1:2;
  • de huidige insteek aan de Bosstraat blijft ongewijzigd;
  • aan beide zijde een 4,0 m brede strook obstakelvrij vanaf de insteek in verband met het onderhoud van de retentie.

4.3.3 Cultuurhistorie

De Archeologische beleidskaart van de gemeente Doetinchem fungeert hierbij als belangrijkste toetsingskader. Een ander toetsingskader is de de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de provincie Gelderland. Volgens beide kaarten behoort het plangebied tot een gebied met een lage tot middelmatige archeologische verwachting.

Voor het aangrenzende terrein geldt echter een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Ten noorden en noordoosten van het plangebied liggen twee archeologische vindplaatsen. Daarom is besloten om voor het plangebied toch een Inventariserend veldonderzoek te doen. Dit onderzoek (Syntegra kenmerk HLE/UIT/SAZ/175245) is in 2005 uitgevoerd en als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd. Bij dit onderzoek zijn geen archeologische resten aangetroffen. Hierdoor blijft het plangebied een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Nader archeologisch onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Op grond van de Monumentenwet 1988 artikel 47 is men wettelijk verplicht, als toch sporen worden aangetroffen, dit te melden aan het bevoegd gezag.

Verder zijn in of nabij het plangebied geen gebouwde monumenten of andere cultuurhistorische waarden meer aanwezig die van invloed zouden kunnen zijn op de voorgestelde ruimtelijke ontwikkeling. De bestaande villa op het terrein is van enige architectonische waarde. In het kader van de voorgestane ontwikkeling is besloten het gebouw en opstallen te amoveren. De erfafscheidende beplanting van de villa wordt zoveel mogelijk gehandhaafd als groensingel rondom het nieuwe hofje.

4.3.4 Belemmeringen

In en nabij het plangebied bevinden zich geen hoogspanningsleidingen, persleidingen of andere civieltechnische infrastructuur die een belemmering kunnen vormen voor de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied. De bebouwingsmogelijkheden worden evenmin beperkt door de aanwezigheid van straalpaden of laagvliegzones.