direct naar inhoud van Artikel 20 Leiding - Leidingstrook
Plan: Dichteren - 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R39B077A-0003

Artikel 20 Leiding - Leidingstrook

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en de instandhouding van een hoogspanningsverbinding alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - hoogspanningsverbinding';
  • b. de aanleg en de instandhouding van een rioolwatertransportleiding alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - riool';
  • c. een vrijwaringszone aan weerszijden van de leiding;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen met dien verstande dat in geval van strijdigheid van de regels van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' met een andere op deze gronden rustende bestemming, de regels van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' vóór de regels van de andere bestemming(en) gaan.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op de in 20.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' worden gebouwd.

20.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - hoogspanningsverbinding' mag maximaal 45 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2,5 m bedragen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - hoogspanningsverbinding';
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - riool';
  • d. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding-hoogspanningsverbinding' het bouwen van overkappingen niet is toegestaan.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Bouwen t.b.v. andere voorkomende bestemming(en)

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.1 en 20.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarden dat:

  • a. het bouwwerk geen belemmering vormt voor de aanleg, het functioneren, het onderhoud en de instandhouding van de hoogspanningsverbinding respectievelijk de rioolwatertransportleiding;
  • b. vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden met de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanleggen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen en/of het vellen of rooien van beplantingen;
  • c. het aanleggen en/of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. het verlagen van en/of het graven in de bodem en het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • e. het verlagen van het (grond)waterpeil;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en/of de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • h. het permanent opslaan van goederen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - hoogspanningsverbinding'.
20.4.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is vereist als:

  • a. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoudswerkzaamheden aan en vervangingswerkzaamheden van verhardingen, beplantingen en (tracés van) kabels en leidingen;
  • b. het werken en werkzaamheden betreft die:
    • 1. in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van het plan, en/of;
    • 2. mogen worden uitgevoerd op basis van een verleende vergunning(en).
20.4.3 Voorwaarden

Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder.

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, als is aangetoond dat op de betrokken locatie geen leiding meer aanwezig is of verwijderd gaat worden.

Vooraf moet advies ingewonnen worden bij de leidingbeheerder.