direct naar inhoud van Artikel 4 Tuin
Plan: Vijverberg zuid - 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R03B004A-0004

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. nutsvoorzieningen;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, behorende bij de op hetzelfde bouwperceel gelegen woning.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Tuin' worden gebouwd.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken (erkers, toegangspartijen en overkappingen)

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, toegangspartijen en overkappingen op gronden met de bestemming 'Tuin' gelden de navolgende regels:

  • a. Aan het hoofdgebouw mag een erker en/of een toegangspartij worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag worden dan de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van de woning, vermeerderd met 30 cm;
    • 2. de breedte maximaal 50 % van de breedte van de voorgevel van de woning mag bedragen;
    • 3. de diepte maximaal 1,5 m mag bedragen.
  • b. Voor het bouwen van een overkapping, gelden de navolgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag maximaal 30 m2 bedragen;
    • 2. het bouwperceelsgedeelte met de bestemming 'Tuin' mag voor maximaal 50 % worden bebouwd;
    • 3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen, uitgezonderd:
      • indien wordt aangebouwd aan een woning, geldt als maximum de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van die woning, vermeerderd met 30 cm;
      • indien wordt aangebouwd aan een bijbehorend bouwwerk, geldt als maximum de goothoogte van dat bouwwerk;
    • 4. de bouwhoogte mag maximaal 3,50 m bedragen, uitgezonderd:
      • indien wordt aangebouwd aan een bijbehorend bouwwerk, geldt een bouwhoogte die 50 cm hoger is dan de goothoogte van dat bijbehorend bouwwerk;
    • 5. de overkapping is aan maximaal drie zijden gesloten met wanden van een bestaand gebouw of een bestaand ander bouwwerk geen gebouw zijnde, zoals een erfafscheiding.
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Tuin' gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
    • 1. speeltoestellen en tuinmeubilair maximaal 3 m bedragen;
    • 2. antennes, verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 6 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2, op gronden met de bestemming 'Tuin' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 bouwhoogte bijborend bouwwerk (overkapping)

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 sub b4 tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, indien de stedenbouwkundige situatie ter plaatse zich er voor leent.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien door of namens de eigenaar van de grond(en) daarom wordt verzocht, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin' wijzigen in de bestemming Wonen, onder voorwaarden dat:

  • a. de bouw- en de gebruiksregels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de gronden na de wijziging gebruikt mogen worden voor:
    • 1. wonen in de vorm van, vrijstaande woningen, twee-onder-één kap woningen, aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen;
    • 2. tuinen en erven;
    • 3. nutsvoorzieningen;
    • 4. en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
  • c. vast staat dat een voorgenomen wijziging niet leidt of kan leiden tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder dan wel een hogere grenswaarde op grond van een vaststelling of afwijking;
  • d. het maximum aantal wooneenheden in het plangebied niet toeneemt;
  • e. voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen;
  • f. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  • g. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd.
4.5.2 Verkeer

Burgemeester en wethouders kunnen, indien door of namens de eigenaar van de grond(en) daarom wordt verzocht, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin' wijzigen in de bestemming 'Verkeer', onder voorwaarden dat:

  • a. de bouw- en de gebruiksregels van de bestemming 'Verkeer' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de gronden na de wijziging gebruikt mogen worden voor:
    • 1. verkeer, verblijf en mogelijkheden voor ontmoeting;
    • 2. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
    • 3. geluidswerende voorzieningen;
    • 4. straatmeubilair, speeltoestellen en (fiets)parkeervoorzieningen;
    • 5. groenvoorzieningen;
    • 6. nutsvoorzieningen;
    • 7. en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
  • c. vast staat dat een voorgenomen wijziging niet leidt of kan leiden tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder dan wel een hogere grenswaarde op grond van een vaststelling of afwijking;
  • d. voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen;
  • e. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd.
4.5.3 Groen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien door of namens de eigenaar van de grond(en) daarom wordt verzocht, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin' wijzigen in de bestemming Groen, onder voorwaarden dat:

  • a. de bouw- en de gebruiksregels van de bestemming 'Groen' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de gronden na de wijziging gebruikt mogen worden voor:
    • 1. structurele groenvoorzieningen waaronder houtige opstanden;
    • 2. inritten;
    • 3. extensieve dagrecreatie en mogelijkheden voor ontmoeting en spelen;
    • 4. fiets- en wandelpaden zonder een direct verbindend karakter en verhardingen, niet zijnde parkeervoorzieningen;
    • 5. waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen;
    • 6. nutsvoorzieningen;
    • 7. en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
  • c. voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen;
  • d. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  • e. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd.