direct naar inhoud van Regels
Plan: Verheulsweide - Vredesteinterrein 2010 - 1e herziening (Verbod dak- en thuislozenvoorziening)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R04B105A-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Reikwijdte

1.1 Reikwijdte

Het plan betreft de percelen gelegen aan de Hamburgerbroeklaan tussen het ketelhuis en Hamburgerbroeklaan 22 (en ten zuiden van de spoorlijn en ten noorden van de Hamburgerbroeklaan). De percelen dragen de bestemmingen 'Gemengd' of 'Maatschappelijk'.

Artikel 2 Begrippen

2.1 plan:

het bestemmingsplan Verheulsweide - Vredesteinterrein 2010 - 1e herziening (Verbod dak- en thuislozenvoorziening)van de gemeente Doetinchem;

2.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0222.R04B105A-0003met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

2.3 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen evenals voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan;

2.4 ruimtelijke uitwerking:

de aard, de omvang, de intensiteit alsmede de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;

Artikel 3 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

3.1 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens:

de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens;

3.2 de bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;

3.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.4 de breedte van een bouwwerk:

van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;

3.5 de bruto-vloeroppervlakte (b.v.o.):

de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;

3.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; Bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als de hoek tussen lijn welke de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt ten opzichte van het horizontale vlak;

3.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

3.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

3.10 de netto-vloeroppervlakte (n.v.o.):

de som van de horizontale vloeroppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007, onderdelen 4.3.1 en 4.3.2;

3.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

3.12 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

3.13 de verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.):

de som van de horizontale vloeroppervlakten van ruimten die rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn (kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen), binnenwerks gemeten;

3.14 de vloeroppervlakte van een woning:

de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, alsmede inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. commerciële dienstverlening;
  • b. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van voorzieningen voor een 24-uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
  • c. horeca, uitsluitend in de vorm van een restaurant, bedrijfsrestaurant/kantine, café, dagzaak en een snackbar/cafetaria;
  • d. verkeer, verblijf en mogelijkheden voor ontmoeting;
  • e. groen- en nutsvoorzieningen;

en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Gemengd' worden gebouwd.

4.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de navolgende regels:

  • a. realisatie is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' geldt de maximale bouwhoogte. Deze bouwhoogte mag niet worden overschreden.
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m bedragen; indien geplaatst vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde bouwgrens mag de bouwhoogte maximaal 1 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
    • 1. speeltoestellen maximaal 6 m bedragen;
    • 2. verlichting, vlaggenmasten maximaal 10 m bedragen;
    • 3. antennes maximaal 15 m bedragen;
    • 4. de monumentale schoorsteen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schoorsteen' maximaal 30 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van een overkapping mag maximaal 20 m2 bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in 4.2, op gronden met de bestemming 'Gemengd' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  • b. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
  • c. de afmetingen van bouwwerken;
  • d. het aantal en de situering van bouwwerken;
  • e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Gebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 sub a voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak, onder voorwaarden dat:

  • a. het bouwperceel aan de zijde waar de bouwgrens wordt overschreden grenst aan openbaar gebied, waarop een groen-, natuur-, water-, verkeers- of daarmee vergelijkbare bestemming rust;
  • b. de afstand tot het in sub a genoemde gebied minimaal 2 m bedraagt;
  • c. de naar de weg gekeerde bouwgrens niet wordt overschreden;
  • d. de ruimtelijke uitwerking van de ontheffing aanvaardbaar is;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de logistieke afwikkeling op eigen terrein blijft plaatsvinden;
  • g. het parkeren door gebruikers en bezoekers op eigen terrein gewaarborgd is;
  • h. de bouwregels in 4.2.2 in acht worden genomen.
4.4.2 Luifels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 sub a voor het bevestigen van een luifel aan een hoofdgebouw, onder voorwaarden dat:

  • a. de luifel wordt bevestigd aan de voorgevel en/of de zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de luifel maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw mag steken;
  • c. de breedte van de luifel niet meer dan de totale breedte van de gevel waaraan de luifel wordt bevestigd mag bedragen met aan weerszijden een overstek van maximaal 0,75 m;
  • d. de ruimtelijke uitwerking van de ontheffing aanvaardbaar is;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de logistieke afwikkeling op eigen terrein blijft plaatsvinden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Parkeren

In het plan dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen met dien verstande dat per toegestane functie als bedoeld in 4.1 in ieder geval voldaan moet worden aan de parkeernormen als vastgelegd in bijlage 1 bij de regels.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Galerie, atelier

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan van een galerie, atelier of een daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar te stellen functie, onder voorwaarden dat:

  • a. de ruimtelijke uitwerking van de ontheffing aanvaardbaar is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde (zorg)woningen, en met uitzondering van voorzieningen voor een 24-uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
  • b. detailhandel, uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de in sub a genoemde bestemming;
  • c. horeca, uitsluitend in de vorm van een bedrijfsrestaurant/kantine ten dienste van en ondergeschikt aan de in sub a genoemde bestemming;
  • d. verkeer, verblijf en mogelijkheden voor ontmoeting;
  • e. groen- en nutsvoorzieningen;

en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de in 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Maatschappelijk' worden gebouwd.

5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de navolgende regels:

  • a. realisatie is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' geldt de maximale bouwhoogte. Deze bouwhoogte mag niet worden overschreden;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 5 m bedragen;
  • d. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens moet minimaal 6 meter bedragen; in afwijking van het bepaalde in sub b, mag voor een hoogteaccent de maximale bouwhoogte overschreden worden tot een maximale hoogte van 23 meter.
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m bedragen; indien geplaatst vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde bouwgrens mag de bouwhoogte maximaal 1 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
    • 1. speeltoestellen maximaal 6 m bedragen;
    • 2. verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 10 m bedragen;
    • 3. antennes maximaal 15 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van een overkapping mag maximaal 20 m2 bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in 5.2, op gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  • b. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
  • c. de afmetingen van bouwwerken;
  • d. het aantal en de situering van bouwwerken;
  • e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Gebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 sub a voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak, onder voorwaarden dat:

  • a. het bouwperceel aan de zijde waar de bouwgrens wordt overschreden grenst aan openbaar gebied, waarop een groen-, natuur-, water-, verkeers- of daarmee vergelijkbare bestemming rust;
  • b. de afstand tot het genoemde in sub a gebied minimaal 2 m bedraagt;
  • c. de naar de weg gekeerde bouwgrens niet wordt overschreden;
  • d. de ruimtelijke uitwerking van de ontheffing aanvaardbaar is;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de logistieke afwikkeling op eigen terrein blijft plaatsvinden;
  • g. het parkeren door gebruikers en bezoekers op eigen terrein gewaarborgd is;
  • h. de bouwregels in 5.2.2 in acht worden genomen.
5.4.2 Luifels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 sub a voor het bevestigen van een luifel aan een hoofdgebouw, onder voorwaarden dat:

  • a. de luifel wordt bevestigd aan de voorgevel en/of de zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de luifel maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw mag steken;
  • c. de breedte van de luifel niet meer dan de totale breedte van de gevel waaraan de luifel wordt bevestigd mag bedragen met aan weerszijden een overstek van maximaal 0,75 m;
  • d. de ruimtelijke uitwerking van de ontheffing aanvaardbaar is;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de logistieke afwikkeling op eigen terrein blijft plaatsvinden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Parkeren

In het plan dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen met dien verstande dat per toegestane functie als bedoeld in 5.1 in ieder geval voldaan moet worden aan de parkeernormen als vastgelegd in bijlage 1 bij de regels.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Kantoor

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Maatschappelijk' ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemming 'Kantoor', onder voorwaarden dat:

  • a. de bouwregels van de bestemming 'Kantoor' van bestemmingsplan 'Verheulsweide - Vredestein 2010' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de gronden na de wijziging gebruikt mogen worden voor:
    • 1. kantoren;
    • 2. horeca, uitsluitend in de vorm van een bedrijfsrestaurant/kantine en ondergeschikt aan de kantoorfunctie;
    • 3. groen- en nutsvoorzieningen;
    • 4. verkeer, verblijf en mogelijkheden voor ontmoeting;
      en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden niet door de wijziging beperkt worden;
  • d. voldaan wordt aan de parkeernormen als vastgelegd in bijlage 1 bij de regels;
  • e. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan gewaarborgd is.
5.6.2 Bedrijventerrein

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Maatschappelijk' ter plaatse van de gebiedssaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming "Bedrijventerrein" onder voorwaarden dat:

  • a. de bouw- en de gebruiksregels van de bestemming 'Bedrijventerrein' van bestemmingsplan 'Verheulswedie - Vredesteinterrein - 2010' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden niet door de wijziging beperkt worden;
  • c. voldaan wordt aan de parkeernormen als vastgelegd in bijlage 1 bij de regels;
  • d. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  • e. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan gewaarborgd is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bouwregels bij overschrijding van de bouw- en of bestemmingsgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en of bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voorzover zij de grens van de weg niet overschrijden;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt en zij niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
    • 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder nummer 1 genoemde strook;
  • d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voorzover dezen de bouwgrens met niet meer dan 1m overschrijden;
  • e. goten, ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  • f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voorzover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand:
    • 1. de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;
    • 2. de grens van de weg overschrijden;
    • 3. lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven een rijbaan.
7.2 Afwijken van de bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 voor het overschrijden van bouwgrenzen met ten hoogste 2 m, indien het betreft:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen die de grens van de weg overschrijden;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in 7.1 onder c, nummers 1 en 2;
  • d. overbouwingen ten behoeve van de verbinding van twee bouwwerken, met inachtneming van het bepaalde in 7.1 onder c;
  • e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de grens van de weg voldoen aan het bepaalde in 7.1 onder c;
  • f. luifels en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in 7.1 onder c;
  • g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de rijbaan;
  • h. toegangen van bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, die de grens van de weg niet overschrijden;
  • i. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  • j. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
    • 1. de hoogte van de weg, voorzover de bouwwerken in de weg zijn gelegen;
    • 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de bouwwerken niet in de weg gelegen zijn.
7.3 Bestaande maten

In de gevallen waarin een bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van een legaal bouwwerk ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan afwijkt van hetgeen in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is voorgeschreven, is deze bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud maatgevend.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Verboden gebruik
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd gebruik als:
    • 1. staan- en/of ligplaats voor wagens en/of onderkomens;
    • 2. voorzieningen voor een 24 uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
    • 3. wonen en bedrijfswonen;
    • 4. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
    • 5. opslagplaats voor gerede en/of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en/of onderdelen daarvan;
    • 6. stortplaats voor puin, mest- en/of afvalstoffen;
    • 7. seksinrichting en/of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
    • 8. verblijfsrecreatie;
    • 9. het racen en/of crossen met gemotoriseerde voertuigen of fietsen;
  • b. het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van gronden en/of bouwwerken.
8.2 Afwijken verboden gebruik
8.2.1 24 uurs begeleidwonenvoorziening
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1voor de realisatie van een 24 uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden onder voorwaarden dat:
    • a. het voornemen om een dergelijke voorziening te realiseren passend is binnen de beleidsplannen 'regionaal beleidsplan OGGz' en het 'Regionaal kompas bestrijding daklozen';
    • b. een veiligheidsanalyse voor het bewuste gebruik is uitgevoerd;
  • c. een beheersplan voor het bewuste gebruik is opgesteld;
  • d. een convenant inzake het beheersplan tussen exploitant / eigenaar en gemeente is opgesteld en overeengekomen;
  • e. uit voorgaande documenten blijkt dat het beoogde gebruik qua aard en schaal passend is in de omgeving;
  • f. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.
8.2.2 Meest doelmatig gebruik

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 sub a indien strikte toepassing van deze regels leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik van gronden en bouwwerken, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

8.3 Geluidzone-industrie

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' mogen de gronden en gebouwen alleen voor geluidgevoelige functies gebruikt worden wanneer aangetoond is dat wordt voldaan aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder inclusief eventueel verleende hogere grenswaarden ten aanzien van de geluidbelasting van het industrieterrein op de gevel.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, bij een omgevingsvergunning gemotiveerd afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregelstations en gasdrukstations en conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  • b. het overschrijden van de bouwregels inzake de goothoogte, de bouwhoogte en de (vloer)oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de bouwregels inzake de bouwhoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
  • d. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, en waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  • e. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut (zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes) met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  • c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% van het in het plan vastgelegde afwijkt.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Ontheffing en nadere eisen

Bij de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van afwijken of het stellen van nadere eisen op grond van het bepaalde in de regels van dit plan is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:

  • a. voorafgaand aan de terinzagelegging maken burgemeester en wethouders het voornemen om ontheffing te verlenen in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  • b. het ontheffingsverzoek, alsmede het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in dat een ieder schriftelijk of mondeling zijn zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kan brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
  • d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit omtrent het verlenen van ontheffing met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders stellen de indiener(s) van een zienswijze in kennis van hun besluit.

Artikel 12 Overige regels

Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10 %.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunningen in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.5 Persoonsgebonden overgangsregels

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Verheulsweide - Vredesteinterrein 2010 - 1e herziening (Verbod dak- en thuislozenvoorziening).

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem in de openbare raadsvergadering d.d. 26 juni 2014

de griffier, de voorzitter,

Bijlagen

Bijlage 1 Parkeernormen

Functie   Minimale parkeernorm   Maximale parkeernorm  
Bedrijfsverzamelgebouw   0,8 pp/100 m2 b.v.o.   1,7 pp/100 m2 b.v.o.  
Café/bar/cafetaria   4,0 pp/100 m2 b.v.o.   6,0 pp/100 m2 b.v.o.  
Restaurant   8,0 pp/100 m2 b.v.o.   10,0 pp/100 m2 b.v.o.  
Religiegebouw   0,1 pp/zitplaats   0,2 pp/zitplaats  
MBO (ROC)   5,0 pp/leslokaal
20,0 pp/collegezaal  
7,0 pp/leslokaal
20,0 pp/collegezaal  
Voorbereidend beroepsonderwijs   0,5 pp/leslokaal   1,0 pp/leslokaal  
Arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven   0,6 pp/100 m2 b.v.o.   0,7 pp/100 m2 b.v.o.  
Arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven   1,7 pp/100 m2 b.v.o.   2,2 pp/100 m2 b.v.o.  
Arbeidextensieve/bezoekersintensieve bedrijven   1,2 pp/100 m2 b.v.o.   1,4 pp/100 m2 b.v.o.  
Cultureel centrum/wijkgebouw   1,0 pp/100 m2 b.v.o.   3,0 pp/100 m2 b.v.o.  
Arts/maatschap/therapeut   1,5 pp/behandelkamer   2,0 pp/behandelkamer  
Grootschalige detailhandel   5,5 pp/100 m2 b.v.o.   7,5 pp/100 m2 b.v.o.  
(commerciële) dienstverlening   2,3 pp/100 m2 b.v.o.   2,8 pp/100 m2 b.v.o.  
Kantoren   1,2 pp/100 m2 b.v.o.   1,9 pp/100 m2 b.v.o.  
Showroom   1,2 pp/100 m2 b.v.o.   1,4 pp/100 m2 b.v.o.  

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Toelichting bij de Staat van bedrijfsactiviteiten

  • 1. Richtafstandenlijsten

De tabellen zijn een selectie uit de lijsten zoals deze door het VNG is opgenomen in 'Bedrijven en milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, editie 2009'. De lijst is gescreend op ruimtelijke wenselijkheid voor de specifieke bestemming waaraan de lijst gekoppeld is.

  • 2. Hoofdindeling

Lijst 1 (aanwezig bij dit bestemmingsplan) gaat uit van bedrijfsactiviteiten, gerangschikt naar SBI-codes van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Voor elke activiteit zijn milieuaspecten en richtafstanden vermeld, rekening houdend met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties. Bij activiteiten kunnen daarnaast specifieke opslagen en installaties voorkomen. Lijst 2 (niet aanwezig bij dit bestemmingsplan), te vinden in 'Bedrijven en milieuzonering', bevat milieuaspecten en richtafstanden voor deze opslagen en installaties.

  • 3. Richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

De lijsten vermelden richtafstanden voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De richtafstanden zijn weergegeven in afstandsklassen (zie hierna). De richtafstanden voor de onderscheiden bedrijfstypen zijn afgeleid van:

  • in Nederland aanvaarde normen voor de emissies door milieubelastende activiteiten;
  • in Nederland voorgeschreven of aanvaarde grens- en richtwaarden voor de immissies bij woningen en andere milieugevoelige bestemmingen;
  • ervaringen en waarnemingen met betrekking tot de omvang en schadelijkheid van emissies door activiteiten.

De activiteiten zijn zodanig gedefinieerd en geclusterd dat er in het licht van de soorten milieubelasting (geur, stof, geluid, gevaar) sprake is van een zekere uniformiteit. In de praktijk zal binnen een activiteit variatie in de milieubelasting voorkomen.

In de tabel is de grootste afstand voor geur, stof, geluid en gevaar vermeld. Deze grootste afstand is bepalend voor de indeling in de milieucategorie. De volgende tabel geeft inzicht in het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie   richtafstand  
1   10 m  
2   30 m  
3.1   50 m  
3.2   100 m  
4.1   200 m  
4.2   300 m  
5.1   500 m  
5.2   700 m  
5.3   1.000 m  
6   1.500 m  

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen. Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.

Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs-/activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.

Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor de potentiële hinder, gevaar of schade.

  • 4. Geluid: continu (C) en zonering (Z)

Bij bepaalde activiteiten is na de afstand voor geluid de letter C van 'continu' aangegeven. Hiermee is aangegeven dat bij de betreffende milieubelastende activiteiten de voor geluid bepalende activiteiten meestal continu (dag en nacht) in bedrijf zijn.
Voorts is bij bepaalde activiteiten na de afstand voor geluid de letter Z van 'zonering' opgenomen. Het gaat hierbij om inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder (vroeger ook wel A-inrichtingen genoemd) en die als zodanig zijn aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningen besluit milieubeheer.
Indien dergelijke bedrijven in het bestemmingsplan voorkomen of in het bestemmingsplan zijn toegestaan, moet in dat plan een geluidszone worden opgenomen.

  • 5. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)

In de kolom 'gevaar' is een richtafstand aangegeven, die bij een gemiddelde activiteit van dat type aangehouden kan worden. Het betreft alle gevaarsaspecten, inclusief brandgevaar en stofexplosies.

Als de letter R van 'risico' is aangegeven, kunnen activiteiten onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen of gaan vallen. Voor deze activiteiten dit altijd te worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.

Voor activiteiten waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is, is de letter V van 'vuurwerk' opgenomen. Voor deze activiteiten dient altijd te worden getoetst aan de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit.

  • 6. Milieucategorie: divers (D)

Bij de bepaling van de richtafstanden voor de onderscheiden bedrijfstypen is uitgegaan van een 'gemiddeld' moderne activiteit met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen. Bij alle activiteiten dient daarom rekening te worden gehouden me teen zekere variatie. Voor activiteiten met een grote variatie in productieprocessen is de letter D van 'divers' opgenomen. Deze activiteiten kunnen een groter variatie in milieubelasting vertonen. Dit dient per geval nader te worden bezien.

  • 7. Index voor verkeersaantrekkende werking: goederenvervoer (G) en personenvervoer (P)

Naast de genoemde milieuaspecten kan ook de verkeersaantrekkende werking van belang zijn voor de toelaatbaarheid van de activiteit op een bepaalde locatie. Dit aspect kan niet worden vertaald naar afstanden, maar is weergegeven met een kwalitatieve index die loopt van 1 tot en met 3, met de volgende betekenis:
1: potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2: potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3: potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Daarbij is onderscheid gemaakt tussen goederenvervoer (G) en personenvervoer (P)

De index voor verkeersaantrekkende werking is van belang in combinatie met de verkeersontsluiting van en naar de inrichting. Het kan een indicator zijn voor eventuele verkeers- en parkeerhinder in de omgeving.

  • 8. Overige aandachtspunten: visuele hinder, bodemverontreiniging (B) en luchtverontreiniging (L)

Het aspect visueel hinder is een indicator voor de visuele inpasbaarheid van activiteiten. Zo hebben hoge omvangrijke bedrijfsbouwwerken index 3 en kleine(re) kantoorgebouwen index 1. De bepaling van de index is subjectief en niet eenduidig. Het betreft slechts een signaalfunctie.

De index voor bodemverontreiniging (B) kan een hulpmiddel zijn bij de selectie van toelaatbare inrichtingen op gevoelige gronden, zoals bodembeschermingsgebieden. Deze index is opgenomen als een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft, bijvoorbeeld door calamiteiten, incidenten of 'sluimerende' lekkages.

De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is niet te vertalen in een richtafstand die bij voorkeur tot woningen (of andere gevoelige locaties) in acht genomen zou moeten worden. Toch kan de uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht in planologisch opzicht relevant zijn. Denk aan neerslag van geëmitteerde schadelijke stoffen op gevoelige bodems, gewassen enflora; bijvoorbeeld verzurende stoffen op natuurgebieden en zware metalen op groentes. Bij het gebruik van ontsmettings- en bestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouw doen zich in de praktijk regelmatig problemen voor met de afstand tot woningen. Bij activiteiten waar dit mogelijk relevant is, is de letter L van 'luchtverontreiniging' opgenomen.

  • 9. Gebruikte afkortingen

De volgende afkortingen worden in de lijsten gebruikt, in aanvulling op de hiervoor genoemde en verklaarde afkortingen:

-   :   niet van toepassing of niet relevant  
<   :   kleiner dan  
>   :   groter  
=   :   gelijk aan  
cat.   :   categorie  
e.d.   :   en dergelijke  
kl.   :   klasse  
n.e.g.   :   niet elders genoemd  
o.c.   :   opslagcapaciteit  
p.c.   :   productiecapaciteit  
p.o.   :   productieoppervlak  
b.o.   :   bedrijfsoppervlak  
v.c.   :   verwerkingscapaciteit  
u   :   uur  
d   :   dag  
w   :   week  
j   :   jaar