direct naar inhoud van Artikel 3 Gebruiksregels
vastgesteld
NL.IMRO.0222.R05KE001A-0002

Artikel 3 Gebruiksregels

3.1 Bestaand gebruik
  • a. De in het verordeninggebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  • b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde plek;
  • c. voor braakliggende terreinen gelden de gebruiksmogelijkheiden als beschreven in artikel 3.2 of 3.3.
3.2 Wonen
3.2.1 Hoofdgebouwen
3.2.1.a Grondgebonden woningen

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om grondgebonden woningen te veranderen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. een uitbreiding mag niet vóór de voorgevel plaats vinden;
  • b. de diepte van het hoofdgebouw mag:
    • 1. bij vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen maximaal 15 m zijn;
    • 2. bij aaneengebouwde woningen maximaal 13 m zijn;
  • c. de afstand tussen het hoofdgebouw en de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 8 m;
  • d. de goothoogte mag maximaal 6 m zijn, met uitzondering van
    • 1. besluitsubvlak '1', hier geldt een maximale goothoogte van 4 m;
    • 2. besluitsubvlak '4', hier geldt een minimale goothoogte van 5 m;
    • 3. besluitsubvlak '5', hier geldt een maximale goothoogte van 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte mag maximaal 10 m zijn, met uitzondering van
    • 1. besluitsubvlak '1', hier geldt een maximale bouwhoogte van 4 m;
    • 2. besluitsubvlak '4', hier geldt een maximale bouwhoogte van 6 m;
    • 3. besluitsubvlak '11', hier geldt een maximale bouwhoogte van 6 m;
  • f. de afstand van een zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m; als het bouwperceel grenst aan openbaar toegankelijk gebied moet de afstand minimaal 2 m bedragen; als de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder is dan de hiervoor gestelde maten, dan geldt deze bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens als minimale maat.
  • g. ter plaatse van besluitsubvlak '4' mag op de woning van een opbouw (3e bouwlaag) worden gebouwd met een maximale hoogte van 3,2 m, die plat moet worden afgedekt. Deze opbouw moet ten opzichte van de voorgevel exact 1 meter terugliggen en ten opzichte van de achtergevel ten minste 2,5 m. De breedte van de opbouw moet de volledige breedte van de woning beslaan.
3.2.1.b Gestapelde woningen

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om gestapelde woningen te veranderen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. een uitbreiding mag niet vóór de voorgevel plaats vinden;
  • b. de diepte van het hoofdgebouw mag niet meer zijn dan de bestaande diepte;
  • c. de goothoogte als volgt is:
    • 1. besluitsubvlak '2', hier geldt een minimale goothoogte van 9 m;
    • 2. besluitsubvlak '3', hier geldt een minimale goothoogte van 14 m;
    • 3. besluitsubvlak '6' en '7', hier geldt een minimale goothoogte van 8 m;
    • 4. besluitsubvlak '8', hier geldt een minimale goothoogte van 11 m;
    • 5. besluitsubvlak '9', hier geldt een minimale goothoogte van 13 m;
    • 6. besluitsubvlak '10', hier geldt een maximale goothoogte van 12 m;
    • 7. besluitsubvlak '12', hier geldt een minimale goothoogte van 9 m en een maximale goothoogte van 11,5 m;
    • 8. besluitsubvlak '13', hier geldt een minimale goothoogte van 12 m en een maximale goothoogte van 13,5 m;
    • 9. besluitsubvlak '14', hier geldt een minimale goothoogte van 8 m en een maximale goothoogte van 13,5 m;
  • d. de bouwhoogte als volgt is:
    • 1. besluitsubvlak '2' en '9', hier geldt een maximale bouwhoogte van 14 m;
    • 2. besluitsubvlak '3', hier geldt een maximale bouwhoogte van 25 m;
    • 3. besluitsubvlak '6' en '10', hier geldt een maximale bouwhoogte van 12 m;
    • 4. besluitsubvlak '7', hier geldt een maximale bouwhoogte van 16,5 m;
    • 5. besluitsubvlak '8', hier geldt een maximale bouwhoogte van 13 m;
3.2.1.c Bijbehorende bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om bij grondgebonden woningen onder de hierna genoemde voorwaarden bijbehorende bouwwerken te bouwen en/of te veranderen:

  • a. bijbehorende bouwwerken algemeen:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 100 m² per woning bedragen;
    • 2. niet meer dan 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd; als het bouwperceel grenst aan openbaar toegankelijk gebied hoort hier ook het voorerfgebied bij dat gelegen is aan de zijkant van de woning, gerekend vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
    • 3. als de bouwmogelijkheden van het hoofdgebouw niet volledig zijn benut, mogen deze worden gebruikt voor de realisatie van bijbehorende bouwwerken, zonder dat dit ten koste gaat van de onder sub a genoemde oppervlaktenorm;
    • 4. bijbehorende bouwwerken mogen alleen vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning worden gebouwd;
    • 5. bijbehorende bouwwerken mogen tot op de perceelsgrenzen worden gebouwd;
    • 6. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen; als wordt aangebouwd aan een woning, geldt als maximum de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van die woning, vermeerderd met 30 cm;
    • 7. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen;
    • 8. in geval van een bijbehorende bouwwerk met een lessenaarsdak, waarvan de bouwhoogte meer dan 3 meter bedraagt, moet de afstand, van de zijde waar de bouwhoogte wordt gemeten, tot de perceelsgrens minimaal de breedte van het bijbehorende bouwwerk bedragen;
  • b. erkers en toegangspartijen:
    • 1. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen, waarbij de bouwhoogte niet hoger mag worden dan de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van de woning, vermeerderd met 30 cm;
    • 2. de breedte mag maximaal 50 % van de breedte van de voorgevel van de woning bedragen;
    • 3. de diepte mag maximaal 1,50 m bedragen;
  • c. overkappingen in het voorerfgebied:
    • 1. de oppervlakte mag maximaal 30 m2 bedragen;
    • 2. het voorerfgebied waar de overkapping wordt gebouwd mag voor maximaal 50% worden bebouwd;
    • 3. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen; als wordt aangebouwd aan een woning, geldt als maximum de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van die woning, vermeerderd met 30 cm; als wordt aangebouwd aan een bijbehorend bouwwerk, geldt als maximum de goothoogte van dat bouwwerk;
    • 4. de bouwhoogte mag maximaal 3,5 m bedragen; als wordt aangebouwd aan een bijbehorend bouwwerk, geldt een bouwhoogte die maximaal 50 cm hoger is dan de goothoogte van dat bijbehorend bouwwerk;
    • 5. de overkapping mag maximaal aan drie zijden gesloten zijn met wanden van een bestaand gebouw of een bestaand ander bouwwerk geen gebouw zijnde, zoals een erfafscheiding.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
3.2.2.a Overige bouwwerken in het voorerfgebied
  • a. de bouwhoogte mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
    • 1. speeltoestellen en tuinmeubilair maximaal 3 m bedragen;
    • 2. antennedragers inclusief antennes, verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 6 m bedragen.
3.2.2.b Overige bouwwerken in het achtererfgebied
  • a. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
    • 1. speeltoestellen en tuinmeubilair maximaal 3,5 m bedragen;
    • 2. verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 6 m bedragen;
    • 3. antennedragers inclusief antennes maximaal 15 m bedragen.
3.2.3 Gebruik
3.2.3.a Aan huis gebonden bedrijf of beroep e.a.

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om een woning inclusief eventueel aanwezige aangebouwde bijbehorende bouwwerken ook te gebruiken voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf of beroep of een escortbedrijf onder de voorwaarde dat:

  • 1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis is en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
  • 2. niet meer dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken die voor woondoeleinden mogen worden gebruikt, mag worden gebruikt voor het aan huis gebonden bedrijf of beroep;
  • 3. het medegebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zodanig beperkt blijft dat de afstand tussen de als zodanig gebruikte ruimte en de achterste perceelsgrens minimaal 8 m bedraagt;
  • 4. de woning moet blijven voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit en de bouwverordening van de gemeente Doetinchem;
  • 5. degene die het aan huis gebonden bedrijf of beroep uitoefent ook de bewoner van de woning moet zijn;
  • 6. alleen bedrijven of beroepen aan huis toelaatbaar zijn, die behoren tot de Lijst van aan huis gebonden beroepen en bedrijven zoals deze is opgenomen in bijlage 2;
  • 7. geen onevenredige verstoring van de voorzieningenstructuur mag plaatsvinden;
  • 8. geen detailhandel mag plaatsvinden, alleen een beperkte verkoop (als ondergeschikte nevenactiviteit) van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het bedrijf of beroep aan huis;
  • 9. het medegebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, dus niet onevenredig veel extra verkeer mag worden aangetrokken;
  • 10. het medegebruik geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, dus primair op eigen terrein moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers;
  • 11. alleen onverlichte reclame-uitingen zijn toegestaan;
  • 12. geen sprake mag zijn van werkzaamheden, activiteiten en/of opslag in de open lucht voor de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf of beroep;
  • 13. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf of beroep.
3.2.3.b Wonen in aangebouwde bijbehorende bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen te gebruiken voor de uitbreiding van de woonfunctie, onder voorwaarde dat de afstand tussen dat bouwwerk en de achterste perceelsgrens minimaal 8 m bedraagt.
De laatstgenoemde afstandsnorm geldt niet als de bijbehorende woning op minder dan 8 m ligt; in dat geval is de bestaande afstand tussen woning en achterste perceelsgrens maatgevend.

3.3 Andere functies
3.3.1 Bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om de bouwwerken voor bedrijven, detailhandel, horeca, kantoor, recreatie en sport, instellingen voor cultuur en ontspanning, dienstverleningsinstellingen en maatschappelijke voorzieningen, onder de hierna genoemde voorwaarden te veranderen.

3.3.1.a Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
  • 1. een uitbreiding mag niet vóór de voorgevel plaats vinden;
  • 2. het bebouwingspercentage en hoogtenormen die zijn opgenomen in bijlage 3 gelden.
3.3.1.b Woningen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Hiervoor gelden de regels opgenomen in lid 3.2 Wonen.

3.3.1.c Bouwwerken geen gebouw zijnde in het voorerfgebied (overige bouwwerken)
  • a. de bouwhoogte mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
    • 1. speeltoestellen en tuinmeubilair maximaal 3 m bedragen;
    • 2. antennedragers inclusief antennes, verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 6 m bedragen.
3.3.1.d Bouwwerken geen gebouw zijnde in het achtererfgebied (overige bouwwerken)
  • 1. de bouwhoogte mag maximaal 2 m bedragen;
  • 2. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
    • a. speeltoestellen maximaal 6 m bedragen;
    • b. verlichting en vlaggenmasten maximaal 10 m bedragen;
    • c. antennedragers inclusief antennes maximaal 15 m bedragen;
    • d. reclamemasten en reclamezuilen achter en tot maximaal 0,5 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal de toegestane bouwhoogte als bedoeld in 3.3.1.a sub 2 bedragen; als een bouwwerk vóór 0,5 m van (het verlengde van) de voorgevel wordt geplaatst, mag de bouwhoogte maximaal 2 m bedragen.
3.3.2 Gebruik

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 kan het bestaande gebruik worden gewijzigd, op voorwaarde dat:

  • a. geen verandering plaatsvindt van de hoofdfunctie die is vastgelegd in de hoofdfunctiekaart (bijlage 4);
  • b. een wijziging van de bedrijven alleen mogelijk is naar een ander bedrijfstype met bijbehorende bedrijfsactiviteiten uit dezelfde bedrijfscategorie of lager in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 5);
  • c. het aantal woningen niet toeneemt;
  • d. een wijziging van horeca-voorzieningen alleen mogelijk is binnen de categorie waartoe de bestaande voorziening hoort (horeca categorie 1, 2 of 3);
  • e. een wijziging van de maatschappelijke voorzieningen niet mogelijk is naar een voorzieningen voor een 24-uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
3.4 Openbaar toegankelijk gebied
3.4.1 Openbaar toegankelijk gebied

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om het openbaar toegankelijk gebiedte gebruiken voor (rij)wegen, fiets- en wandelpaden, mogelijkheden voor ontmoeting, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterlopen, waterberging, waterinfiltratievoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen en kunstobjecten, met dien verstande dat het openbaar toegankelijk gebied;

  • a. niet zodanig mag worden gewijzigd dat er sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • b. dat is aangemerkt als structureel groen (bijlage 6), niet mag worden gebruikt voor (rij)wegen, parkeervoorzieningen en mogelijkheden voor ontmoeting, zoals bedoeld onder a.