direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: De Pas 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R06B077A-0004

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf met bijbehorende bedrijfsactiviteiten in de vorm van een garagebedrijf, niet zijnde een verkooppunt voor motorbrandstoffen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • b. detailhandel waaronder detailhandel in volumineuze goederen is uitsluitend toegestaan gerelateerd aan de bestemming;
  • c. horeca is uitsluitend toegestaan in de vorm van een bedrijfsrestaurant/kantine en ondergeschikt aan de bestemming;
  • d. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  • e. waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen;
  • f. groen- en nutsvoorzieningen;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Bedrijf' worden gebouwd.

3.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen inclusief overkappingen)

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen inclusief overkappingen) op gronden met de bestemming 'Bedrijf' gelden de navolgende regels:

  • a. realisatie is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' gelden de weergegeven maat;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 550 m3 bedragen;
  • d. voor bijgebouwen en overkappingen behorende bij een bedrijfswoning gelden de regels zoals vermeld in artikel 10.2.3 sub a, b, c, d, e, f en g.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Bedrijf' gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m bedragen; indien geplaatst vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde bouwgrens mag de bouwhoogte maximaal 1 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
    • 1. speeltoestellen bij een bedrijfswoning maximaal 3,5 m bedragen;
    • 2. verlichting en vlaggenmasten maximaal 10 m bedragen;
    • 3. antennes maximaal 15 m bedragen;
    • 4. reclamemasten en reclamezuilen achter en tot maximaal 0,5 m vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal de toegestane bouwhoogte als bedoeld in lid 3.2.2 sub b bedragen; indien geplaatst vóór 0,5 m van (het verlengde van) de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m bedragen;
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, op gronden met de bestemming 'Bedrijf' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  • b. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
  • c. de afmetingen van bouwwerken;
  • d. het aantal en de situering van bouwwerken;
  • e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen en overkappingen)

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub a voor het toestaan van het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, onder voorwaarden dat:

  • a. het bouwperceel aan de zijde waar de bouwgrens wordt overschreden grenst aan openbaar gebied, waarop een groen-, natuur-, water-, verkeers- of daarmee vergelijkbare bestemming rust;
  • b. de afstand tot het in sub a genoemde gebied minimaal 2 m bedraagt;
  • c. de naar de weg gekeerde bouwgrens niet wordt overschreden;
  • d. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de logistieke afwikkeling op eigen terrein blijft plaats vinden;
  • g. het parkeren door gebruikers en bezoekers op eigen terrein gewaarborgd is;
  • h. de overige bouwregels in lid 3.2.2 in acht worden genomen.
3.4.2 Bijbehorend bouwwerk (entreepartijen)

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub a voor het toestaan van het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van entreepartijen voor bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak, onder voorwaarden dat:

  • a. de entreepartij wordt aangebouwd aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 3 m mag bedragen mits een strook van minimaal 5 m tussen de voorzijde van de entreepartij en de naar de weg gekeerde perceelsgrens onoverdekt/onbebouwd blijft;
  • c. de entreepartij maximaal 25% van de breedte van de voorgevel mag bedragen waaraan de entreepartij wordt aangebouwd;
  • d. de logistieke afwikkeling op eigen terrein blijft plaatsvinden.
3.4.3 Bouwwerk, geen gebouw zijnde (luifels)

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 sub a voor het toestaan van het bevestigen van een bouwwerk geen gebouw zijnde in de vorm van een luifel aan een hoofdgebouw, onder voorwaarden dat:

  • a. de luifel wordt bevestigd aan de voorgevel en/of de zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de luifel maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw mag steken;
  • c. de breedte van de luifel niet meer dan de totale breedte van de gevel waaraan de luifel wordt bevestigd mag bedragen met aan weerszijden een overstek van maximaal 0,75 m;
  • d. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de logistieke afwikkeling op eigen terrein blijft plaats vinden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Vrij beroep en bedrijf of beroep aan huis

De uitoefening van een vrij beroep en/of een bedrijf of beroep aan huis in een bedrijfswoning op gronden met de bestemming 'Bedrijf' is toegestaan mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 10.5.2.

3.5.2 Parkeren

In geval van uitbreiding en/of herontwikkeling moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen onder voorwaarden dat:

  • a. het aantal parkeerplaatsen voldoet aan de normen zoals gesteld in Bijlage 1 Parkeernormen;
  • b. bij de bepaling van het feitelijk aantal parkeerplaatsen zoals genoemd in sub a vooraf advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het gebied van verkeer, inclusief het parkeerbeleid.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub a voor het toestaan van een ander bedrijf met bijbehorende bedrijfsactiviteiten dan een garagebedrijf, onder voorwaarden dat:

  • a. een ander bedrijf maximaal de milieucategorie 2 mag bedragen;
  • b. het bedrijf voorkomt in Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel naar aard, omvang en hinder gelijk te stellen is met de op grond van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegelaten bedrijven en dat dit indien nodig middels een milieuhygiënisch onderzoek door de aanvrager is aangetoond;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wonen, Tuin

Burgemeester en wethouders kunnen bij bedrijfsbeeindiging, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en/of in de bestemming 'Tuin', onder voorwaarden dat:

  • a. de bestemming 'Bedrijf' uitsluitend indien op het bouwperceel een bedrijfswoning aanwezig is in de bestemming 'Wonen' en/of de bestemming 'Tuin' mag worden gewijzigd;
  • b. het totale aantal woningen op het bouwperceel niet mag toenemen;
  • c. de bestemmingsomschrijving en bouw- en de gebruiksregels van de bestemming 'Wonen' en/of de bestemming 'Tuin' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan gewaarborgd is.