direct naar inhoud van 4.3 Overige aspecten
Plan: Steverinkstraat bij 39 - 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07B218A-0009

4.3 Overige aspecten

4.3.1 Flora en fauna

In het kader van de Flora- en faunawet moeten de gevolgen van een wijziging in de ruimtelijke ordening worden onderzocht en zonodig nadelige gevolgen voorkomen of gecompenseerd worden.

Het plangebied Steverinkstraat ligt binnen de bebouwde kom van Gaanderen en valt buiten de Europese vogel- en habitatrichtlijngebieden en de provinciale Natura 2000 gebieden. Tevens ligt het plangebied Steverinkstraat buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zowel buiten de kerngebieden als buiten de ecologische verbindingszones.

Het plangebied Steverinkstraat betreft een intensief beweide ponyweide met een schuilhut en enkele coniferen. Er is geen sprake van een ecologische of landschappelijke waarde voor de locatie. Het belendende perceel betreft een siertuin met bomen, struiken en gazon. De eventuele vlucht van vleermuizen of vogels langs de bomen worden niet belemmerd mede gelet op de laagbouw van de woning en integratie met het grasdak. Er zal sprake zijn van een neutrale of licht verhoogde ecologische waarde door de hagen, extensieve grasvegetaties, struweel en de bomen.

De situatie van het plangebied is met een verkennende Quickscan flora en fauna bezien. Er zijn geen beschermde planten en dieren of indicaties van recente verblijfplaatsen aangetroffen. Ook de provinciale Atlas Groen Gelderland geeft geen indicaties voor beschermde planten en dieren (rode lijst) in en rond het plangebied.

Voor het plan hoeven geen houtopstanden te worden verwijderd of gesnoeid.

De bouwwerkzaamheden moeten in beginsel buiten het broedseizoen voor vogels (15 maart tot 1 juli) plaatsvinden. Anders moeten er vroegtijdig werende maatregelen worden getroffen in omliggende beplantingen om verstoring tijdens bouwwerkzaamheden te voorkomen.

Er zijn geen belemmeringen voor het onderhavige plan. De woning schaadt geen bestaande groene landschapselementen. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet nodig.

4.3.2 Water

De watertoets

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.

Het watersysteem van het plangebied

Het bouwplan ligt in het buitengebied van de gemeente Doetinchem ca. 300m. ten oosten van de kern Gaanderen op de zandige hogere delen (14,5 m. + NAP) op het zogenaamde “Oost-Nederlandse Plateau”. In de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Ten zuidwesten van het plangebied ligt de gordel van hoge en droge zandgronden met stuifduinen. De afwatering en grondwaterstroming van het plangebied is richting Bielheimerbeek en Oude IJssel in westelijke richting.

Bodemsituatie

Het bodemprofiel is zwak siltig, matig fijn tot matig grof zand en heeft een gemiddelde drooglegging van ca. 2 m.

Uit het bodemonderzoek is gebleken dat het watervoerende pakket van ca. 20m. wordt gevormd door de matig grove tot zeer grove en grindrijke Formaties van Kreftenheye en Drente. Op deze fluvioglaciale en fluviatieleformaties liggen de fijnzandige, matig goed doorlatende dekzandafzettingen, behorende tot de Formatie van Boxtel, met een dikte van enkele meters.

Het is algemeen bekend dat de bodem in het buitengebied van Doetinchem op de zandige gronden voldoende tot goed doorlatend is. De aanwezige zandige bovenlaag tot 1,25m. is daarom in principe geschikt voor infiltratie.

Een aanvullend geo-hydrologisch onderzoek voor de bepaling van de zogenaamde “k-waarde” voor de doorlatendheid wordt op basis van de beschikbare gebiedsgegevens niet nodig geacht. De k-waarde is op basis van gebiedskennis groter dan 1 m/dag. Infiltratie is zoals bij andere projecten in de omgeving technisch mogelijk.

De projecten in het buitengebied van een gemeente kenmerken zich bovendien door het relatief grote oppervlak aan beschikbare ruimte voor infiltratie. Ook matig of slecht doorlatende gronden kunnen bij een grotere beschikbare oppervlakte voor toepassing van infiltratie geschikt zijn.

Volgens overzicht van het Waterschap heeft het plangebied een globale afvoercoëfficiënt van 0,5 l/s/ha wat voor een maatgevend neerslagvolume volgens bui 100+ (T100 + 10%) een bergingscapaciteit van 85mm in het bodemprofiel van het plangebied vergt.

Waterhuishoudkundige aspecten

Thema   Toetsvraag   Relevant a  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee
Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Ja
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard/bebouwd oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Ja
Nee

Nee  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
Nee
Nee
Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit
 
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
Nee
Nee
Nee  
Grondwater-kwaliteit   Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? (het gebied ligt wel in het intrekgebied van drinkwaterpompstation de Pol)   Nee
 
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee



Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee
Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
AANDACHTSTHEMA'S  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  
Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Het Waterschap Rijn&IJssel voert als beleid de afkoppeling van schoon regenwater van projecten en gebieden. Voor het onderhavige bouwplan is de afkoppeling van hemelwaterafvoer in beginsel bij beschikbare ruimte en mogelijkheden vereist. Als thema's zoals vastgesteld in de “standaard waterparagraaf voor bestemmingsplannen” onderscheidt het Waterschap Rijn & IJssel voor een situatie zoals de onderhavige vooral: “Wateroverlast”. Hierbij wordt als beleid gevoerd zomogelijk af te koppelen en het hemelwater niet in de riolering af te voeren. Tevens is de doelstelling het oppervlaktewaterpeil en het grondwaterpeil duurzaam in stand te houden om enerzijds verdroging en bodemdalingen en anderzijds wateroverlast te voorkomen. Ten aanzien van de oppervlaktewaterkwaliteit mogen geen activiteiten plaatsvinden die tot extra belasting van de waterkwaliteit leiden.

Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het bebouwde oppervlak theoretisch toe met 275 m2. Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen wordt het regenwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen – afvoeren behandeld. In het plan is ruimte gereserveerd voor: buffering in de dakvegetatie en een infiltratiegreppel/wadi.

In de praktijk is sprake van een buffering van water in de dakvegetatie en hoeft daarmee formeel niet te worden gerekend met een bebouwd oppervlak. De terreinverharding zal bestaan uit doorlatende halfverharding of grasbetonstenen. In beide gevallen is er geen sprake van opvang en afvoer van regenwater maar van directe infiltratie in de ondergrond. Om de veiligheid te waarborgen zal voor het dak en de erfverharding een drainagesysteem worden aangebracht om extreme neerslag zonder overlast of gevaar af te wikkelen. De drainage zal de overtollige neerslag afvoeren op de greppel/wadi welke daarmee ook in 2einstantie zal zorgen voor directe infiltratie op het perceel. Er is geen sprake van afvoer van water van het bebouwde of verharde perceel.

Berekening waterberging:

Bij de berekening van de watertoets moet volgens de “leidraad rioleringen” worden gerekend met de zogenaamde “Bui 10”. Deze bui valt ca. 1x per 10 jaar en heeft een neerslag van 35,7 mm. Het Waterschap Rijn en IJssel hanteert verder voor stedelijke uitbreidingen een norm van een bui 100+ (T100+10%) voor voorkoming van overlast/schade van water boven maaiveldniveau.

Globale watertoets onderhavig plan:

  • Bebouwde en bestrate oppervlakten totaal ca. 500 m2;
  • Bui 10 (T=10), 35,7mm per m2;
  • K-waarde > 1 m/dag;
  • Beschikbare infiltratieruimte gehele kavel (1650 m2)

Opties berging hemelwater:

  • Buffering in toplaag vegetatiedak, tuin en oprit;
  • Oppervlakkige infiltratie in greppel, wadi, poel.

De te infiltreren hoeveelheid schoon hemelwater is ca. 18 m3 (35,7 ltr x 500 m2).

De infiltratie zal direct in het vegetatiedak en in de ondergrond van de oprit plaatsvinden en indirect als overloop in de greppel/wadi met een inhoud van 20 m3 (ca. 50 m1). Op deze wijze wordt het hemelwater direct in de omgeving geïnfiltreerd. Er is geen sprake van directe lozing op een waterschapssloot. Ook bui T100 kan in het plangebied worden geborgen zonder overlast en schade.

Op de drukriolering wordt alleen de vuilwaterafvoer aangesloten.

Afwijking van de uitgangspunten van het Waterschap:

Er is geen sprake van afwijking van de uitgangspunten van het Waterschap.

Er is geen sprake van toepassing van niet gecoate uitlogende bouwstoffen en er vinden geen activiteiten plaats die het watersysteem beïnvloeden of bedreigen.

De keuze voor de wijze van hemelwaterafvoer voldoet aan de uitgangspunten van de gemeente en van het Waterschap.

De infiltratie van hemelwater voor het plangebied Steverinkstraat zal op eigen terrein plaatsvinden met directe infiltratie in het vegetatiedak en de toplaag van de oprit en indirect in de perceelgreppel/wadi zonder rechtstreekse lozing op een waterschapssloot. Het plan voldoet aan de uitgangspunten van de gemeente en het Waterschap.

4.3.3 Monumenten en archeologie
4.3.3.1 Historisch landschappelijk erfgoed

Het plangebied is gelegen op de grens van de landschappelijke zone “Kampen” of “Oude Hoevenlandschap” aan de westzijde en het “Heideontginningenlandschap” aan de noordoostzijde. Het zijn in de onderhavige situatie beiden gebieden die zich kenmerken als een kleinschalig landschap met reliëf met gemengd akkers en weiden en het geheel gescheiden door en omzoomd met landschappelijke beplantingen van bosjes, singels, houtwallen en hagen. De wegen hebben een slingerend verloop en lopen overwegend van boerderij naar boerderij en stervormig uitwaaierend vanuit het dorp Gaanderen.

Op basis van oude kaarten heeft op de onderhavige locatie in het verleden een boerderij gestaan. Nu is er sprake van een ponyweide voor het onderhavige perceel met belendende deels oude voormalige agrarische bebouwing en burgerwoningen vermengd met jongere bouwvormen. De menging past in de ontwikkeling van het jonge landschap van een heideontginning. In die context past ook een moderne eigentijdse bouwvorm zoals de onderhavige grasdakwoning met haar typerende verschijningsvorm en uitstraling. Het bouwplan past daardoor in de aard en het karakter van het historische landschap en haar cultuurhistorie.

Er is geen sprake van naburige monumenten en dus ook geen mogelijkheid dat het bouwplan de aard hiervan schaadt.

4.3.3.2 Archeologisch erfgoed

Het plangebied Steverinkstraat in Gaanderen ligt in een zone die op de provinciale “cultuurhistorische waardenkaart” is aangemerkt als een gebied met een “middelhoge trefkans” voor archeologische waarden (donker geel).

Uit de archeologische beleidskaart blijkt dat nabij de locatie een archeologische vindplaats is (nummer 199) met een attentiezone van 50 m. Deze vindplaats ligt echter op meer dan 80 m van de dichtsbijzijnde gevel van de nieuw te bouwen woning.

Voor de gebieden met een middelhoge trefkans moet in principe op basis van provinciale criteria een nader archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Ter plaatse van het bouwplan is een archeologische bureauonderzoek uitgevoerd met een aansluitend verkennend booronderzoek door bureau Econsultancy, rapportnummer 08085839 d.d. 10 oktober 2008. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3 van dit bestemmingsplan.

Hierbij is geconstateerd dat er sprake is van verstoorde bodemprofielen en dat geen nader archeologisch onderzoek nodig is. De opgeboorde archeologische resten van mogelijk de vroegere boerderij op deze plaats zijn aangetroffen in een verstoorde context. Indien bij grondwerken toch cultuurhistorische waarden worden aangetroffen geldt de wettelijke meldingsplicht.

4.3.4 Verkeer en parkeren

Het plan is gelegen op een private kavel in het buitengebied van de gemeente Doetinchem. Het parkeren kan en zal op eigen terrein/erf plaatsvinden. Op het verharde erf is ruimte voor ca. 3 parkeerplaatsen. Er is geen sprake van een belasting van de openbare weg. Het plan heeft een zeer beperkte beïnvloeding van de verkeerssituatie en verkeersintensiteit tot gevolg. Als gevolg van het plan worden maximaal 2x2 extra autobewegingen per dag verwacht. De gevolgen voor de verkeersintensiteit in de directe omgeving zijn nihil.

4.3.5 Duurzaam bouwen

Het plan voor de grasdakwoning op het perceel Steverinkstraat zal nader worden uitgewerkt op basis van de bouwverordening. Daarnaast zal het plan met de welstandscommissie afgestemd worden.

De uitwerking zal plaatsvinden op basis van de principes van “duurzaam bouwen”. Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitlogende stoffen of andere milieubelastende bouwmaterialen. Er is sprake van een eigentijdse vormgeving en aard van de bouwvorm. Het betreft een duurzame en vernieuwende bouwvorm voor het landelijke gebied met potentie voor beeldbepalende en karakteristieke waarden van lokale betekenis.

Het initiatief is bedoeld en ontwikkeld voor een inrichting en gebruik voor onbepaalde tijd en derhalve een duurzame planontwikkeling.