direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kilderseweg bij 41 en 41a - 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07H320A-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het bestaande pluimveebedrijf aan de Kilderseweg 41a wil inspelen op de consumentenvraag waar meer behoefte is aan diervriendelijke producten. Dit doet zij onder andere door een deel van de leghennen een buitenloop te geven op de omliggende agrarische gronden. Aangezien hier sprake is van een intensief veehouderijbedrijf, mogen de kippen niet op gronden lopen die niet aangeduid is voor intensieve veehouderij. De geplande buitenloop is niet voorzien van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waardoor deze ontwikkeling in strijd is met het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied - 2012'. Een herziening van dat plan is op dit punt daarom noodzakelijk. Daarom is het voorliggende bestemmingsplan 'Kilderseweg bij 41 en 41a - 2019' opgesteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen rondom de adressen Kilderseweg 41 en 41a in Doetinchem. Dit is gelegen in het buitengebied, tussen de Kilderseweg en Europaweg, ten noorden van de A18.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07H320A-0002_0001.png"

Globale ligging bestemmingsplan

Het gaat om (delen van) de kadastrale percelen ambt Doetinchem (DTC01), sectie R, nummers 12, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 74 en 93. De herziening gaat over ruim 8 hectare hectare agrarische grond.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Kilderseweg bij 41 en 41a - 2019' is een gedeeltelijke herziening van de in het plangebied geldende bestemmingsplan 'Buitengebied - 2012'. Dit plan is op 29 oktober 2015 door de raad vastgesteld en op 4 april 2016 grotendeels in werking getreden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de ingestelde beroepen nog in behandeling. Het plandeel wat niet in werking is getreden, heeft geen betrekking op gronden die onderdeel uitmaken van het voorliggende bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Voordat het voorliggende bestemmingsplan opgesteld is, is er een ruimtelijke onderbouwing opgesteld door de adviseur van de initiatiefnemer. Deze ruimtelijke onderbouwing heeft als basis gediend voor het voorliggende bestemmingsplan 'Kilderseweg bij 41 en 41a - 2019'. De ruimtelijke onderbouwing is als bijlage 1 tot en met 8 opgenomen in deze toelichting. De paragrafen 2.1 Planbeschrijving, 2.2 Beleidskader en 2.3 Haalbaarheid in hoofdstuk 2 van deze toelichting komen overeen met dezelfde hoofdstukken in de ruimtelijke onderbouwing. Om dubbelingen te voorkomen is daarom in deze paragrafen een verwijzing opgenomen naar de ruimtelijke onderbouwing.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke onderbouwing

2.1 Planbeschrijving

Voor de planbeschrijving zie hoofdstuk 2 Planbeschrijving in bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing in combinatie met daarin genoemde bijlagen opgenomen als Ruimtelijke onderbouwing bijlage 1 en Ruimtelijke onderbouwing bijlage 2.

2.2 Beleidskader

Voor het relevante overheidsbeleid zie hoofdstuk 3 Beleidskader in bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing.

Daarin wordt geconcludeerd dat de voorliggende ontwikkeling passend is, binnen het vastgestelde overheidsbeleid.

2.3 Haalbaarheid

In de ruimtelijke onderbouwing (zie hoofdstuk 4 Haalbaarheid in Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing in combinatie met daarin genoemde bijlagen opgenomen als Ruimtelijke onderbouwing bijlage 3, Ruimtelijke onderbouwing bijlage 4, Ruimtelijke onderbouwing bijlage 5 en Ruimtelijke onderbouwing bijlage 6) is de haalbaarheid van het plan aangegeven. Voor de onderbouwing van de haalbaarheid wordt voor daarnaar verwezen.

Als gevolg van de hiervoor genoemde haalbaarheidsonderzoeken zijn de volgende onderdelen bij de planuitwerking van belang:

  • Milieuzonering:
    De richtafstanden vanuit de milieuzonering worden gemeten vanaf het bouwperceel. Voor dit agrarische bedrijf geldt minimaal 100 m. Het dichtstbijzijnde milieugevoelig object ligt op ongeveer 200 m. Aan de richtafstand wordt dus voldaan.
    Wel moet voorkomen worden dat op de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij' die buiten het bouwblok liggen dierenverblijven kunnen ontstaan. Want dan wordt niet meer aan de richtafstand voldaan. Om die reden moet vastgelegd worden dat buiten het bouwvlak geen dierenverblijven zijn toegestaan. Voor de definitie van dierenverblijven wordt aansluiting gezocht op hetgeen hierover in de Wet geurhinder en veehouderij is vastgelegd.
  • Geurhinder:
    De minimale afstand die hiervoor geldt is 50 meter. Hieraan wordt voldaan. Ook vanuit geurhinder moet voorkomen worden dat buiten het bouwvlak dierenverblijven kunnen ontstaan. Zie hiervoor onder 'milieuzonering'.
  • Landschap:
    De omgeving van het argrarische bedrijf moet landschappelijk ingepast worden, waarbij aansluiting is gezocht bij dezelfde eisen gelden als die voor bedrijven waar met een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Buitengebied - 2012 een bedrijfsverandering wordt toegestaan. Het landschappelijke inpassingsplan is daaarbij met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd in het plan.

Naast het bovengenoemde, waar de initiatiefnemer de informatie voor heeft aangeleverd, is door de GGD Noord- en Oost-Gelderland op verzoek van de gemeente een gezondheidsadvies opgesteld. Dit advies is als Bijlage 9 bij deze toelichting gevoegd. Uit dit advies blijkt dat de veranderingen waarvoor voorliggend bestemmingsplan is opgesteld, geen grote gevolgen voor de gezondheid van omwonenden zullen hebben. De GGD geeft aan dat aan de wettelijke eisen voldaan wordt, zoals ook in de ruimtelijke onderbouwing en bijlagen (Bijlage 1 tot en met Bijlage 8) is aangegeven. Wel is het advies opgevolgd dat voorkomen moet worden dat de uitloop in combinatie met andere dieren gebruikt kan worden en dat er varkens gehouden worden. Hiervoor zijn de regels specifiek gemaakt.
Eenzelfde advies geldt voor geur. Hier wordt ook aan de wettelijke eisen voldaan.
Het GGD-advies is onder andere gebaseerd op het onderzoek naar de emissie van fijnstof die bij het ontwerpbestemmingsplan opgenomen was. Bij de vaststelling is dit onderzoek vervangen. De GGD ziet in de vervanging van het onderzoek naar de emissie van fijnstof geen grond om het bestaande advies aan te passen.

Verder zijn er geen aspecten die extra aandacht bij verdere planuitwerking vereisen. Zie het eerder genoemde hoofdstuk 4 van de ruimtelijke onderbouwing voor de uitgebreide verantwoording dat voldaan wordt aan een goed woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 3 Wijze van bestemmen

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt onder meer toegelicht hoe het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid en ook de ruimtelijke- en milieutechnische randvoorwaarden zijn doorvertaald naar de bestemmingen en regels. De bestemmingen en regels vormen het juridische deel van het bestemmingsplan, dat bindend is voor de burger en de overheid.

3.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan heeft tot doel de gronden rondom het agrarische bedrijf aan de Kilderseweg 41 en 41a te voorzien van een aanduiding 'intensieve veehouderij'. Hierdoor kunnen deze gronden als uitloop voor dieren (i.c. kippen) worden gebruikt. De regels die gelden op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied - 2012' zijn en blijven basis voor het plan. Ten opzichte van dat bestemmingsplan zijn de volgende aanpassingen opgenomen in voorliggend plan:

  • Aanvulling regels t.o.v. het bestemmingsplan 'Buitengebied - 2012':
    • 1. voor de benodigde hoogte van de afscheiding van de uitloop (2 meter) is in de regels een aanvulling gedaan, voor het geval het aantoonbaar noodzakelijk is om te voorkomen dat de ter plaatse lopende landbouwhuisdieren het omheinde gebied kunnen verlaten;
    • 2. om te voorkomen dat op de gronden die binnen het voorliggende plan vallen dierenverblijven kunnen onstaan die een milieutechnische hinderzone tot gevolg hebben, is een gebruiksregel opgenomen en zijn de begrippen aangevuld;
    • 3. voor de landschappelijke inpassing van de uitloop is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die de realisatie en onderhoud daarvan borgt;
    • 4. om te voorkomen dat dierenverblijven worden opgericht in de uitloop, is het begrip 'dierenverblijf' opgenomen.
  • Aanvulling plankaart t.o.v. het bestemmingsplan 'Buitengebied - 2012':
    • 1. de gronden die vallen binnen het voorliggende bestemmingsplan krijgen de aanduiding 'intensieve veehouderij'.

Vanwege de één-op-één aansluiting op het bestemmingsplan 'Buitengebied - 2012' wordt in dit plan de aanduiding 'intensieve veehouderij' gehanteerd. Vanuit de provinciale omgevingsverordening is nu de term 'niet-grondgebonden veehouderij' gebruikelijk. Echter is in dit plan toch gekozen voor de eerdere term, omdat deze overeenkomt met die voor het bouwvlak Kilderseweg 41 en 41a, in het bestemmingsplan 'Buitengebied - 2012' geldt. Dit bouwvlak is niet opgenome in het voorliggende bestemmingsplan. Voor het voorliggende plan maakt de keuze van de term niet uit. De gevolgen zijn gelijk.

3.3 Toelichting op de regels

De regels bestaan uit de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk I: Inleidende regels;
  • hoofdstuk II: Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk III: Algemene regels;
  • hoofdstuk IV: Overgangs- en slotregels.
3.3.1 Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). Hiemee is planspecifiek vastgelegd wat bedoeld wordt en hoe gemeten moet worden. Als een begrip niet omschreven is, dan geldt de algemeen gangbare uitleg van het begrip.

3.3.2 Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, in overeenstemming met de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
  • de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Als een bepaald onderdeel niet nodig is voor de bestemming, dan is deze niet opgenomen in de regels.

3.3.2.1 Agrarisch

De bestaande agrarische gronden zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Naast de functie agrarisch zijn enkele gelieerde activiteiten toegelaten zoals extensieve dagrecreatie en fiets- en wandelpaden. De gronden kunnen ook, net als alle overige bestemmingen, gebruikt worden voor waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen.
Er is in het voorliggende bestemmingsplan geen bouwvlak opgenomen. Het bouwvlak van het agrarische bedrijf aan de Kilderseweg 41 en 41a blijft opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied - 2012'. Deze gronden maken geen onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan.

De gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij voor kippen'. Hierdoor kunnen de kippen buiten lopen op deze gronden. In de gebruiksregels is onder andere opgenomen dat op deze gronden geen dierenverblijven zijn toegestaan. Ook is het niet mogelijk om varkens te houden op de gronden, hobbymatig of bedrijfsmatig. De bestemmingsregels en de specifieke gebruiksregels voorzien hierin.

Voor een hogere afscheiding van de gronden is bij de bouwregels een extra regeling opgenomen, omdat de terreinafscheidingen voor de uitloop maximaal 2 meter hoog moeten zijn.

De benodigde landschappelijke inpassing van het terrein is met een voorwaardelijke verplichting in de specifieke gebruiksregels vastgelegd.

3.3.2.2 Leiding - Riool

Binnen de dubbelbestemmingen 'Leiding - Riool' wordt de ondergrondse infrastructuur van de riolering vormgegeven, voor zover deze planologisch vastgelegd moet worden.

In de regels bij deze bestemmingen is een voorrangsregeling opgenomen met het oog op de bescherming van de belangen en de aanwezige waarden. De gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de onderliggende bestemmingen worden hierdoor beperkt.

In de zones mogen geen bouwwerken en werken worden uitgevoerd. Met een omgevingsvergunning kan van het bouwverbod worden afgeweken.

3.3.2.3 Waarde - Archeologische verwachting 2, 3 en 4

Deze dubbelbestemmingen ter bescherming van de archeologie zijn eerder in deze toelichting al uitgelegd, zie bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing, paragraaf 4.15.

In de regels bij deze bestemmingen is een voorrangsregeling opgenomen met het oog op de bescherming van de belangen en de aanwezige waarden. De gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de onderliggende bestemmingen worden hierdoor beperkt.

In de zones mogen geen bouwwerken en werken worden uitgevoerd. Met een omgevingsvergunning kan van het bouwverbod worden afgeweken.

3.3.3 Referentiekader nadere eisen- en afwijkingsbevoegdheid

Een aantal planregels geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, respectievelijk onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.

De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing. Deze kunnen toegepast worden als het concrete bouwplan voor de genoemde onderdelen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een ongewenst gevolg voor de omgeving heeft.

Binnen de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden komen veelal de volgende voorwaarden voor:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende de gebruiksmogelijkheden van die percelen;
  • b. de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar is;
  • c. de uitvoerbaarheid gewaarborgd is.

Deze voorwaarden zijn als volgt uit te leggen:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende de gebruiksmogelijkheden van die percelen:
    als een afwijking of wijziging op een aangrenzend perceel van zodanige invloed is dat deze grond, minder goed te gebruiken is dan het was, dan is het niet gewenst om aan de afwijking of wijziging mee te werken;
  • b. de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar is:
    ten aanzien van de binnen een regeling toegelaten gebruiksvormen moet rekening worden gehouden met de milieu- en andere aspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking. Als hierdoor de omgeving nadelig belast wordt, dan is medewerking niet gewenst;
  • c. de uitvoerbaarheid gewaarborgd is:
    de (met name) financiële uitvoerbaarheid van een plan moet hierbij onderbouwd worden. Aan een (financieel) niet haalbaar plan kan niet meegewerkt worden.
3.3.4 Algemene regels
3.3.4.1 Anti-dubbeltelregel

Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

3.3.4.2 Algemene bouwregels

De 'bestaande matenregeling' is bedoeld voor legale bouwwerken die afwijken van de vastgestelde situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van de bouwregels in dit bestemmingsplan. De bestaande afwijking is daarmee toegestaan.

In het artikel 'Ondergronds bouwen' is aangegeven dat de opgenomen bouwregels zijn bedoeld voor bouwwerken boven de grond.

3.3.4.3 Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Hierbij zijn een aantal gebruiksvormen specifiek benoemd. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.

3.3.4.4 Algemene afwijkings- en wijzigingsregels

De algemene afwijkingsregel voorziet in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. Bijvoorbeeld voor kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen. De in het plan opgenomen algemene wijzigingsbevoegdheden laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.

3.3.5 Overgangs- en slotregels

In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen acceptabel zijn.

De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.

Hoofdstuk 4 Economische uitvoerbaarheid

De kosten die gemaakt worden voor het opstellen van het bestemmingplan zijn voor rekening van de initiatiefnemer en worden betaald door middel van legesheffing. Verder is een anterieure overeenkomst met de gemeente afgesloten, waarin ook de vergoeding van eventuele verzoeken tot tegemoetkoming in planschade is geregeld. Door deze overeenkomst is er geen financieel risico voor de gemeente.

De agrariër heeft de verbouwing van de stal waar de kippen gehuisvest worden al op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied - 2012' kunnen realiseren. Het gebruiken van de gronden voor buitenuitloop van de kippen, zoals geregeld in het voorliggende bestemmingsplan is slechts een klein deel van de kosten. Hiermee staat de financieel-economische haalbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan niet ter discussie.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd met de relevante instanties. In dit hoofdstuk worden de resultaten van deze procedure en overleggen behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.

5.2 Inspraak

Voor het plan is, overeenkomstig de door het gemeentebestuur bekrachtigde werkafspraken, geen inspraak door de gemeente georganiseerd. De initiatiefnemers hebben het plan zelf in de buurt bekend gemaakt. Het verslag hiervan is als Ruimtelijke onderbouwing bijlage 7 bijgevoegd en in hoofdstuk 4.16 van de Ruimtelijke onderbouwing toegelicht.

5.3 Overleg

Het plan is op basis van artikel 3.1.1. Bro overlegd met de volgende instanties:

  • het Waterschap Rijn en IJssel;
  • de provincie Gelderland;
  • het Rijk, Rijkswaterstaat directie Oost;
  • de gemeente Montferland.

Ontvangen opmerkingen en reactie gemeente

Rijk, Rijkwaterstaat directie Oost, e-mail d.d. 18 juli 2019:

opmerking   Rijkwaterstaat is beheerder van de direct naast het bedrijf gelegen rijksweg 18. Gelet op de nabijheid van deze weg is het van wezenlijk belang dat zal worden voorzien in een adequate omheining van het pluimveebedrijf. Dat zal qua hoogte aantoonbaar moeten volstaan om bij het te kiezen ras kippen te garanderen dat er geen kip op de weg kan komen. Ik verzoek u om dit mee te nemen in uw definitieve plan.  
reactie   Het bestemmingsplan voorziet in het toelaten van een hogere afscheiding doordat in artikel 3.2.2 sub c van de regels hiervoor een specifieke regeling is opgenomen. Daardoor kan een hogere afscheiding dan normaal rondom erven en terreinen mogelijk is, toegestaan worden (2 m in plaats van 1,20 m). Aan deze opmerking voldoet het bestemmingsplan dus al.  

Waterschap Rijn en IJssel, e-mail d.d. 6 augustus 2019, nummer WRIJWRO 868:

opmerking   We kunnen instemmen met het plan, maar op de toelichting hebben we nog wel een opmerking. Het gaat daarbij over de uitwerking van de watertoetstabel. Zoals vermeld bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap. In de uitwerking van de tabel is vermeld dat de watergang geen deel uitmaakt van het plangebied c.q. herziening. Langs de watergang liggen echter beschermingszones, die wel binnen het plangebied vallen. Deze zones hebben een breedte, gemeten vanuit de insteek van de watergang, van 5 meter.

Mede gelet op het Landschaps- en beheersplan, zouden we dan ook graag zien dat in de uitwerking van de watertoetstabel, de volgende zinsnede aan de eerste alinea, toegevoegd wordt: … plangebied c.q. herziening: "Langs deze watergang ligt tot 5,0 m. uit de insteek van de watergang een beschermingszone, die binnen het plangebied ligt. Werkzaamheden of activiteiten in deze zone zijn vergunningplichtig."  
reactie   De voorgestelde aanvulling van de watertoetstabel is in de toelichting op het bestemmingsplan, bijlage 1, verwerkt.  

Gemeente Montferland, brief d.d. 6 augustus 2019, nummer 19uit14226:

opmerking 1   Onduidelijk is wat binnen de agrarische bestemming/aanduiding is toegestaan, de maximale bezetting van de gronden met leghennen (of andere dieren en/ of activiteiten) is niet aangegeven.  
reactie   Binnen de gronden waar de aanduiding 'intensieve veehouderij' aan wordt toegevoegd, wordt het mogelijk om dieren van een intensief veehouderijbedrijf buiten te laten lopen. Daar is in het bestemmingsplan geen maximaal aantal aan verbonden.
Vanuit de omgevingsvergunning activiteit Milieu is vastgelegd wat het aantal dieren is per stal. Ook is hierin vastgelegd welk deel van de stallen gebruik zal maken van de uitloop. Op basis daarvan is het maximaal aantal dieren wat buiten zou kunnen lopen beperkt.

Maar in werkelijkheid zullen er minder kippen buiten lopen. Want het veehouderijbedrijf wil de eieren als vrije uitloop kunnen verkopen op de Nederlandse en Duitse markt. Daarbij moeten zij voor de Nederlandse markt voldoen aan Beter Leven Keurmerk (BLK) 1-2 sterren. Voor de Duitse markt moeten zij voldoen aan de KAT (Kontrollierte Alternatieve Tierhaltungsformen). Bij beide keurmerken betekent dat één hen moet beschikken over 4 m2 buitenruimte. Dus op basis hiervan is het aantal kippen buiten wel gemaximaliseerd.

De oppervlakte van de gronden met de aanduiding in het voorliggende bestemmingsplan is 82.545 m2. Dus er mogen op basis van het eerder genoemde keurmerk maximaal 20.636 leghennen buiten lopen. Dit is echter planologisch niet vastgelegd, omdat het bestemmingsplan niet het instrument is waarin dit pleegt te worden geregeld.
Verder mogen er geen 'dierenverblijven' ontstaan op deze gronden. Die zijn en blijven alleen binnen bouwvlakken toegelaten. Het begrip 'dierenverblijf' is gedefinieerd in de Wet geurhinder en veehouderij. In het bestemmingsplan wordt daarnaar verwezen.
Bovendien mag de stikstofemissie van de gronden niet toenemen. Ook hierdoor is een beperking opgelegd van het maximaal te houden aantal dieren buiten.  
opmerking 2   In de ruimtelijke onderbouwing zijn verschillende milieueffecten onderzocht. Het betreffen voornamelijk de milieueffecten van de stallen. De milieugevolgen die kunnen worden veroorzaakt onder de nieuwe bestemming 'intensieve veehouderij' zijn naar onze mening onvoldoende onderzocht.  
reactie   Vanuit de milieuregelgeving zijn milieueffecten gerelateerd aan bebouwing. Voor buitenlopen die niet vallen onder 'dierenverblijven' zijn geen normen of is regelgeving beschikbaar om de gevolgen in beeld te brengen en/of te beperken. In de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 van de toelichting) is, veelal op basis van deskundigheid van de externe adviseurs, onderbouwd dat de milieueffecten zo zijn. Hieruit blijkf dat deze voor de omgeving geen gevolgen hebben.  
opmerking 3   Bij het onderzoek naar fijnstof en geur wordt uitgegaan van de uitstoot van de stallen. Onderzoek naar fijnstof en geur door het loslopen van hennen is niet voldoende in beeld gebracht. Naar onze mening dient dit wel te gebeuren. De mogelijkheid bestaat namelijk gezien de afstand van de geplande bestemming tot woningen van onze inwoners, dat er overlast ontstaat door fijnstof en geur.  
reactie   Zie het antwoord bij de vorige opmerking.
Zowel voor fijnstof (Bijlage 1, paragraaf 4.10 ) als voor geur (Bijlage 1, paragraaf 4.3) is wel degelijk ook onderzocht hoe het zit ten opzichte van buiten lopen van leghennen, aangezien rekenmethodes uitgaan van stalsystemen.
Bovendien is het een feit dat juist door het buitenlopen de intensiviteit van het bedrijf afneemt, en dus ook de milieugevolgen afnemen. Het gehele bedrijf gaat immers in dieraantallen terug, van 118.500 leghennen in de oude situatie naar 98.500 leghennen in de nieuwe situatie. Een afname van 20.000 leghennen.  
opmerking 4   In de ruimtelijke onderbouwing wordt aangegeven dat de GGD onderzoekt wat het effect/ risico is van de beoogde buitenuitloop in relatie tot de volksgezondheid. Dit rapport zit echter niet bij de stukken zodat we in onvoldoende mate kunnen beoordelen of er risico's zijn voor de volksgezondheid van onze inwoners.  
reactie   Het GGD advies is alsnog toegevoegd aan de toelichting, als Bijlage 9. In paragraaf 2.3 is hierover ook een korte toelichting opgenomen.  

Provincie Gelderland, brief d.d 2 september 2019, nummer 2019-008748

opmerking 1   Voor de uitbreiding van niet-grondgebonden bedrijven geldt in principe het Gelders Plussenbeleid. Ons doel daarbij is om randvoorwaarden te creëren voor duurzame niet-grondgebonden veehouderij. Ambtelijk hebben we al aangegeven dat zolang alleen de buitenloop van het pluimvee planologisch wordt geregeld en het niet gaat om de uitbreiding van dierverblijven, het Plussenbleid niet geldt. Artikel 11 van de regels biedt ruimte voor het realiseren van gebouwen buiten het bouwvlak (afwijkingsmogelijkheid voor overschrijding). Wij zijn van mening dat zonder toepassing van het Plussenbeleid dit artikel niet opgenomen kan worden. We adviseren u het artikel te herschrijven, zodat er geen uitbreidingsruimte wordt gecreëerd voor bebouwing.  
reactie   De gemeente wil met dit artikel niet onbedoeld ruimte bieden aan het uitbreiden van dierenverblijven. Om die reden wordt aan artikel 11, leden b en c de volgende tekst toegevoegd ', met dien verstande dat daarmee geen uitbreiding van dierenverblijven in of buiten het bouwvlak mogelijk wordt gemaakt.'  
opmerking 2   Op 29 mei jl. heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Dit programma mag niet meer als basis voor toestemming voor activiteiten die stikstof uitstoten worden gebruikt. In de ruimtelijke onderbouwing wordt in paragraaf 4.13 verwezen naar een onherroepelijke vergunning op grond van de Wet natuurbescherming van 25 maart 2019. Ten opzichte van deze vergunning zou sprake zijn van een forse afname zijn van ammoniakemissie omdat het aantal kippen afneemt. Deze vergunning is echter onder de PAS verleent, waardoor het niet de basis kan vormen voor een goede ruimtelijke onderbouwing. Dit betekent dat de uitspraak van de RvS wel van invloed is op het plan en dat de onderbouwing hierop moeten worden aangepast.  
reactie   Dit was inderdaad nog niet goed verwerkt in de ruimtelijke onderbouwing die deel uitmaakte van het plan zoals deze is aangeboden. De ruimtelijke onderbouwing is naar aanleiding van de opmerking op dit onderdeel aangepast. Hierbij zijn uitspraken van de ABRS van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603 en ECLI:NL:RVS:2019:1604 in acht genomen, Naar verwachting voldoet het nu wel aan de Wet natuurbescherming.