direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal beleid
Plan: Mgr. Hendriksenstraat 18 - 2010
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07P228A-0003

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Streekplan Gelderland 2005

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005. Deze is door Provinciale Staten op 29 juni 2005 vastgesteld. De provincie heeft daarbij een twee-ledige provinciale hoofdstructuur waarbij Gelderland enerzijds 'hoog dynamische' functies met een intensieve vorm van ruimtegebruik kent, zoals stedelijke functies en intensieve vormen van recreatie/leisure. Anderzijds kent de provincie 'laag dynamische' functies. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimte gebruik, zoals de ecologische hoofdstructuur (EHS), waardevolle open gebieden en ruimte voor water moet worden gecreëerd. Het provinciaal planologisch beleid is er op gericht deze gebieden te vrijwaren van intensieve gebruiksvormen en wordt ook het groenblauwe raamwerk genoemd.

Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat de ste-den, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle land-schappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.

Ecologische hoofdstructuur

Het plangebied is gesitueerd in het groenblauwe raamwerk en is benoemd als EHS-verbindingszone. De verbindingszones bestaan uit een schakeling van natuurelementen (stapste-nen) die het multifunctionele gebied doorsnijdt. Aangezien het gaat om smalle zones met een strategische ligging, is voor de realisering van de verbindingszones specifiek ruimtelijk beleid aan de orde. Het betreft een combinatie van planologische bescherming van aanwezige waarden en planologische reservering (zoekzone) voor versterking van de natuurwaarde voor de doelsoorten die in het Gelderse gebiedsplan Natuur en landschap zijn aangegeven. De zones, waar de ecologi-sche verbindingsfunctie wordt versterkt, bestaan uit landbouwgronden en verspreid gelegen kleine natuur- en boselementen, waarbij veelal beken en andere watergangen de as van de ecologische verbindingszone vormen.

Functieverandering buitengebied

Vanwege ontwikkelingen in sectoren als land- en tuinbouw, zorg en defensie, verliezen in de komende periode veel (vooral agrarische) gebouwen en bouwpercelen in het buitengebied hun huidige functie, of hebben die functie al verloren. Ook zijn er agrariërs die hun agrarische gebou-wen deels willen gebruiken voor niet-agrarische activiteiten. De provincie wil bevorderen dat deze gebouwen op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt.

Door functieverandering kan tegemoet worden gekomen aan de aanwezige behoefte aan wonen en werken in het buitengebied, zonder daarvoor extra bouwlocaties toe te voegen.

De doelen van het provinciaal ruimtelijk beleid voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied zijn de volgende:

  • land- en tuinbouwbedrijven de mogelijkheid geven niet-agrarische nevenfuncties te vervul-len.
  • de behoefte aan landelijk wonen en in tweede instantie werken accommoderen in vrijgeko-men gebouwen in het landelijk gebied. Hiermee kan een impuls worden gegeven aan de leef-baarheid en vitaliteit van het landelijk gebied.
  • niet-agrarische bedrijvigheid die gebonden is aan de kwaliteiten en de functies van dat bui-tengebied ruimte bieden.
  • verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door vrijgekomen gebouwen te hergebruiken en door per bouwperceel waar functieverandering plaatsvindt de resterende vrijgekomen gebouwen te slopen.

Met de verandering van de functie van gebouwen veranderen ook de 'eisen' die door bewoners en gebruikers aan de omgeving en publieke ruimte kunnen worden gesteld.

Uitgangspunt is dat door de initiatiefnemer voor de functieverandering wordt bijgedragen aan de verbetering van de omgevingskwaliteit en publieke functies van het buitengebied, gerelateerd aan de locatie waar functieverandering aan de orde is.

Het bewerkstelligen van omgevingskwaliteit en verbetering van publieke voorzieningen kan op twee schaalniveaus worden bereikt. Zo is het binnen de vigerende wet- en regelgeving is het mo-gelijk om op gebiedsniveau (in de directe omgeving van en gekoppeld aan de locatie waar functie-verandering aan de orde is) voorzieningen te treffen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en daarvoor met een exploitatieovereenkomst een proportionele bijdrage van de initiatiefnemer over-een te komen. Op locatieniveau kan de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd door sloop van overtollige bebouwing, verkleining van het bouwvlak en herbestemming van het vrijkomende deel met een 'groene' bestemming, maatregelen ter verbetering van de openbare toegankelijkheid van het buitengebied, maatregelen ter verbetering van de waterhuishouding en uitvoeringsmaatregelen als gevolg van een beeldkwaliteitsplan, waaronder groenvoorzieningen en realisering natuurele-menten. Vereveningsbijdragen daaraan kunnen in natura of in financiële zin worden gerealiseerd.

Toets plan

Uit voorgaande blijkt dat het plangebied in de ecologische hoofdstructuur is gelegen en daarbij een verbindingsfunctie kent. Binnen de EHS geldt de "nee, tenzij"-benadering. Dit houdt in dat be-stemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Per saldo zal op planniveau of op gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Een toename in ruimtebeslag op een locatie zal tenminste op gebiedsniveau moeten worden gecompenseerd.

Daarnaast stelt de provincie als eis bij functieverandering dat er door de initiatiefnemer verbetering van de omgevingskwaliteit dient plaats te vinden. In het huidige plan wordt hier aan voldaan. Enerzijds worden met de herinrichting van het plangebied meidoornhagen, beukenhagen, hoog-stamfruitbomen, solitaire bomen, leilindes, vogel- en geriefhoutbosjes aangelegd. Deze leiden niet tot een verstoring van de EHS .

De ontwikkeling (aanleg poelen en zanderige plekken en aanplant houtopstanden) zal de natuur-waarde en de variatie aan habitats in het gebied sterk doen toenemen. Daarnaast draagt het behoud van karakteristieke panden bij aan het behoud van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.