direct naar inhoud van 4.3 Overige aspecten
Plan: Mgr. Hendriksenstraat 18 - 2010
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07P228A-0003

4.3 Overige aspecten

4.3.1 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Nederlandse wetgeving maakt voor bescherming van natuur onderscheid in de bescherming van gebieden en van soorten. Door Stichting Stargin Advies is een quickscan flora en fauna uitge-voerd. Hieronder zijn de conclusies uit dit onderzoek weergegeven. Het onderzoek is opgenomen in de bijlagen.

Gebiedsbescherming

Het plangebied heeft geen beschermde status in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of de Natuurbeschermingswet. Het maakt wel onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Het plangebied is onderdeel van de EHS Verbindingszone. Binnen de EHS geldt de "nee, tenzij"-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezen-lijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Per saldo zal op planni-veau of op gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Een toename in ruimtebeslag op een locatie zal tenminste op gebiedsniveau moeten worden gecompen-seerd.

De herinrichting van het plangebied met de aanleg van meidoornhagen, beukenhagen,

hoogstamfruitbomen, solitaire bomen, leilindes, vogel- en geriefhoutbosjes leidt niet tot een ver-storing van de EHS. De ontwikkeling (aanleg poelen en zanderige plekken en aanplant houtop-standen) zal de natuurwaarde en de variatie aan habitats in het gebied sterk doen toenemen.

Door de aard van de werkzaamheden, zijn nadelige effecten voor, tijdens en na inrichting van het plangebied op de EHS niet te verwachten.

Soortenbescherming

Tijdens het (veld)onderzoek is naar de gekeken naar soorten flora, broedvogels, zoogdieren, vleermuizen, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden. Per soort worden in navolgend ge-deelte de belangrijkste bevindingen inzichtelijk gemaakt.

Flora

Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Deze worden ook niet verwacht. Tijdens het veld-bezoek zijn voornamelijk algemene soorten aangetroffen. De beperkte vegetatie rondom de te slopen gebouwen bestaat uit algemene soorten als Canadese fijnstraal, akkerdistel, straatgras, grote weegbree en grote brandnetel.

Broedvogels

Een volledige broedvogelkartering heeft niet plaatsgevonden. Tijdens het veldbezoek op 10 juni zijn de volgende vogelsoorten aangetroffen: boerenzwaluw, witte kwikstaart, houtduif, merel, vink, Turkse tortel, koolmees en blauwe reiger. Tijdens het veldbezoek zijn diverse nesten van boerenzwaluw in of aan de te slopen bedrijfsgebouwen aangetroffen. Op het terrein zijn een nest-kast van torenvalk en steenuil aanwezig, welke beide bezet waren (mondelinge mededeling eige-naar). Deze nestkasten hangen in bomen die buiten het plangebied vallen en dus gehandhaafd blijven.

Het is waarschijnlijk dat het merendeel van de aangetroffen soorten in de beplanting rondom het plangebied broedt. Naast deze waarnemingen kunnen er nog andere algemene soorten een territo-rium bezetten in het omringende gebied waardoor ze gebruik maken van het plangebied.

Zoogdieren

Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde soorten zoogdieren aangetroffen. Het gebruik van het plangebied door algemene soorten als egel, konijn en enkele algemene muizen is te verwach-ten. Er is verder specifiek gekeken naar de aanwezigheid van de steenmarter. Sporen van deze soort zijn niet aangetroffen. Bij de eigenaar zijn geen waarnemingen van de steenmarter bekend (mondelinge mededeling).

Vleermuizen

Een visuele inspectie van de bestaande structuren heeft plaatsgevonden gedurende het veldbezoek. Deze inspectie was gericht op potentieel bruikbare structuren voor vleermuizen. De te slopen gebouwen zijn van de buiten- en binnenzijde uitgebreid onderzocht. Aanwijzingen van verblijf-plaatsen zijn op en bij de bebouwing niet aangetroffen. De onderzochte bedrijfsgebouwen zijn door het ontbreken van een spouwmuur en dakbeschot ongeschikt en te tochtig als verblijfplaats voor vleermuizen. Het plangebied is verder matig geschikt als jachtgebied voor soorten als de gewone dwergvleermuis en laatvlieger.

Amfibieën

Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Deze worden ook niet verwacht. Geschikt leefge-bied ontbreekt voor deze soortgroep in het plangebied. De vijver en amfibieënpoel ten noorden van het plangebied zijn geschikt leefgebied voor algemene, licht beschermde soorten als bastaardkik-ker, kleine watersalamander en bruine kikker. Deze vallen echter buiten het plangebied.

Reptielen

Reptielen zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen en ook niet te verwachten. Geschikt leefge-bied ontbreekt voor deze soortgroep in het plangebied.

Vissen

Vissen zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen en ook niet te verwachten. Geschikt leefge-bied ontbreekt voor deze soortgroep in het plangebied.

Ongewervelden

Beschermde ongewervelden zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen en ook niet te verwach-ten. Geschikt leefgebied ontbreekt voor deze soortgroep in het plangebied.

Conclusie

Aan de hand van de resultaten van de quickscan natuurtoets op de locatie Mgr. Hendriksenstraat 18 in Nieuw-Wehl concludeert Stichting Staring Advies dat aanvullend onderzoek of het aanvra-gen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk is.

4.3.2 Water

Vierde nota waterhuishouding

Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder andere aangegeven dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Vanuit de Europese Unie is de Kaderrichtlijn Water (2000) van kracht geworden. Het doel van deze richtlijn is het realiseren van een goede ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Per stroomge-bied moet hiertoe in 2009 een beheersplan worden opgesteld.

Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "vasthouden - bergen - afvoeren" staat hierbij centraal. Ook in stedelijke uitbreidingen dient daarom het overtollige hemelwater beter vastgehouden te worden.

In navolging van de nota Waterbeheer 21e eeuw en de Kaderrichtlijn Water is in 2003 het Natio-naal Bestuursakkoord Water ondertekend door het rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat en om het behalen van de doelstellin-gen van de Kaderrichtlijn Water.

Waterhuishoudingsplan

De provincie heeft haar beleid voor water nader vastgelegd in het Derde Waterhuishoudingsplan Gelderland (2005-2009). Het waterhuishoudingsplan heeft als doel om in 2030 het waterbeheer volledig op orde te hebben ten behoeve van de maatschappelijke functies. Hiervoor worden in het waterhuishoudingsplan de volgende ordeningsprincipes gehanteerd:

  • Waterkwantiteit: vasthouden - bergen - afvoeren;
  • Waterkwaliteit: niet vervuilen - zuinig gebruiken - hergebruik - schoonmaken.

Waterschap Rijn & IJssel

Het Waterschap Rijn & IJssel heeft op 17 december 2009 een nieuw waterbeheerplan vastgesteld voor de periode 2010-2015. Met de voornemens uit het Waterbeheerplan wil het waterschap actief inspelen op alle lopende en komende veranderingen zoals de wijzigingen in de waterwetgeving en de Ka-derrichtlijn Water. Er zijn mogelijkheden om de waterkwaliteit nog verder te verbeteren en om meer ruimte te bieden voor het vasthouden van water. Het gewenste peilbeheer wordt in het hele gebied in de komende periode planmatig opgepakt voor de landbouw en de natuur. Het beheer van water en afvalwater in stedelijk gebied krijgt steeds meer aandacht. In het landelijk gebied wil het waterschap kansen bieden voor recreatie op of bij het water.

Het waterbeheerplan 2010 - 2015 bevat het beleid op hoofdlijnen voor alle taakgebieden van Waterschap Rijn & IJssel. Het plan geeft aan welke doelen het Waterschap nastreeft en welke maatrege-len en projecten daarvoor in de planperiode worden ingezet. Dit plan bevat geen concrete richtlij-nen voor de uitvoeringspraktijk of organisatorische en bedrijfsmatige beschouwingen. Evenmin bevat dit plan letterlijke en uitgebreide weergaven van het waterbeleid van de provincies en het Rijk.

De kernbegrippen in de visie van het waterschap zijn: schoon, levend en functioneel. Deze begrip-pen vormen de 'kapstok' voor de inhoud van het beleid zoals beschreven in het waterbeheerplan. Het Waterschap Rijn & IJssel streeft in de periode 2010 - 2015 naar, en werkt aan:

  • 1. Schoon water; werken aan het bereiken en in stand houden van een goede chemische kwaliteit van het oppervlaktewater.
  • 2. Levend water; het bereiken en in stand houden van een goede ecologische kwaliteit van de watersystemen.
  • 3. Functioneel water; het bereiken en in stand houden van een watersysteem met een optimale afstemming tussen bestemming, functie, gebruik, inrichting en beheer

Gemeentelijk beleid

De gemeente Doetinchem en Waterschap Rijn en IJssel hebben samen een waterplan opgesteld. Dit plan vormt het kader voor de kijk op water in Doetinchem. Het waterplan is in 2004 vastgesteld.

In Doetinchem is water duidelijk zichtbaar. De Oude IJssel is van groot belang voor de wateraf-voer en scheepvaart. Langs de rivier is een ecologische zone aangebracht. In de Huet en Dichteren zijn vijverpartijen aangelegd voor de opvang van water. Doetinchem wil regenwater niet meer via het riool afvoeren, maar afkoppelen en het water zoveel mogelijk ter plaatse in de bodem infiltre-ren.

Door Kobessen Milieu B.V. een watertoets uitgevoerd . De resultaten zijn hieronder beschreven.

Watertoetstabel

Het doel van de watertoets is de negatieve effecten van besluiten op de waterhuishouding te voor-komen en mogelijke kansen voor het watersysteem benutten. De watertoets is een procesinstrument om in een vroeg stadium van de planvorming het aspect water te betrekken. Dit houdt in dat het waterschap in een vroeg stadium wordt betrokken om een wateradvies te geven over de om-gang met water binnen het plangebied.

Voor de watertoets is gebruik gemaakt van de Standaard Waterparagraaf zoals geleverd door het waterschap Rijn en IJssel. Deze waterparagraaf is onderdeel van, en hangt samen met een set van standaarden zoals die door het waterschap gehanteerd wordt. Als op één of meer vragen per water-thema Ja wordt geantwoord dan is het waterthema relevant. Die waterthema's worden toegelicht in het bestemmingsplan.

Thema   Toelichting   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of nabij het plangebied primaire of secundaire waterkeringen?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee
Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van WRIJ?  
Ja
Nee
Nee  
Wateroverlast
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Is er sprake van afkoppelen van verhard oppervlak?
3. Bevinden zich in of nabij het plangebied natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee
Ja
Ja  
Watervoorziening   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van drinkwateronttrekking?   Nee  
Volksgezondheid
 
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich of komen in of nabij het plangebied functies die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
Grondwater
overlast  
1. Is er in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
Nee
Nee
Nee
Nee  
Oppervlakte
waterkwaliteit  
Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water of Strategisch Actie gebied?  
Nee
Nee  
Verdroging
 
Bevindt het plangebied zich in een hydrologisch beïnvloedingsgebied voor natte land natuur   Nee  
Natte natuur   In of nabij het plangebied bevindt zich de EHS?   Ja  
AANDACHTSTHEMA'S  
Inrichting en beheer   1. In of nabij het plangebied bevinden zich wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap.
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja

Nee  
Cultuurhistorie   1. Er zijn cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig.   Nee  

Riolering en afvalwaterketen / wateroverlast

De hoeveelheid afvalwater neemt toe door de ontwikkelingen in dit plan. Momenteel is op de locatie één woning (2 wooneenheden), alsmede een wormenkwekerij gevestigd. De ontwikkelin-gen op de planlocatie houden de uiteindelijke aanwezigheid van 4 woningen in, waarbij een 3-tal woningen nieuw zal worden gerealiseerd en de huidige woning zal worden behouden. De wor-menkwekerij zal hierbij komen te vervallen. Dit betekent dat er een afvalwatertoename zal optre-den die overeenkomt met twee wooneenheden.

Momenteel wordt het (huishoudelijk) afvalwater middels een IBA-systeem (Individuele Behande-ling van Afvalwater) gereinigd, waarna het behandelde water wordt geloosd op de Hoge Leiding (naastgelegen waterloop). In de nieuwe situatie zal tevens gebruik gemaakt worden van een IBA-systeem. De capaciteit, alsmede het type systeem, zal in nader overleg met de gemeente Doetin-chem worden vastgesteld. Het Waterschap dient te worden ingelicht in verband met de toename van de hoeveelheid te lozen (behandeld) afvalwater op de Hoge Leiding.

Hemelwater afkomstig van verhard oppervlak (daken of verharding) moet bij voorkeur in de bodem worden geïnfiltreerd. Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard opper-vlak af. Circa 1.400 m2 asfaltverharding zal komen te vervallen, en worden vervangen door ca. 300 m2 klinkerverharding. De infiltratie zal op nadere keuze van uitvoering door de eigenaar op eigen terrein plaatsvinden. Er is ruimschoots voldoende beschikbare onbebouwde ruimte voor infiltratie. Uit het door Kobessen Milieu B.V. uitgevoerde verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bodem op de planlocatie tot minimaal 3,0 m-mv bestaat uit matig fijn tot matig grof zand, waarbij er geen sprake is van aanwezigheid van kleilagen. Het infiltreren van hemelwater in de bodem op de planlocatie zal derhalve geen problemen opleveren. Bovendien kan gebruik gemaakt worden van de aanwezige vijver voor de opvang van regenwater.

Doordat alle hemelwater, afkomstig van verhard oppervlak, zal worden geïnfiltreerd in de bodem, is er sprake van afkoppeling van verhard oppervlak. Momenteel wordt een groot gedeelte van het hemelwater afgevoerd via het IBA-systeem. Na herontwikkeling van de planlocatie zal slechts huishoudelijk afvalwater worden afgevoerd via het IBA-systeem.

De planlocatie is (op basis van de Risicokaart van Gelderland) gelegen in een overstromingsge-bied. De overstromingsdiepte bedraagt ter plaatse 0,5 - 0,8 meter.

Volksgezondheid

Op de planlocatie is momenteel een forellenvijver en een amfibieënpoel gelegen. Deze zullen door de ontwikkelingen op de locatie niet worden gewijzigd. De forellenvijver en de amfibieënpoel hebben geen zwemfunctie. De vijvers zijn echter slechts te bereiken vanuit de noordelijk gelegen woning, welke door initiatiefnemer zal worden bewoond. De vijvers zullen van de andere wonin-gen worden afgeschermd middels het toepassen van een haag als afscheiding. Een vrije toegang naar de forellenvijver en de amfibieënpoel is dus niet aanwezig, waardoor het nauwelijks mogelijk is voor (met name) kinderen om zonder toezicht in de buurt van de vijver te komen. Het risico op verdrinking in de aanwezige vijvers is hiermee zeer klein.

Natte natuur

De planlocatie is onderdeel van de EHS verbindingszone. Op basis van de 'kaartmachine (be-schermde) natuurgebieden' van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, is binnen een straal van 4 km rondom de planlocatie een aantal gebieden gelegen die zijn aangemerkt als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het dichtstbijzijnde EHS-gebied is gele-gen op circa 650 meter afstand van de planlocatie.

Inrichting en beheer

Naast de planlocatie (langs de Kleefslagsestraat) is een aftakking van de Didamse Leigraaf gele-gen. De inrichting en het beheer van deze aftakking (genaamd Hoge Leiding) zal niet worden beïnvloed door de voorgenomen ontwikkeling op de planlocatie. De nieuw te bouwen woningen zijn op voldoende afstand van de Hoge Leiding gelegen.

4.3.3 Monumenten en archeologie

Monumenten

In het plangebied komen geen monumenten voor. Wel is er voor gekozen om in het plan twee waardevolle, karakteristieke panden te restaureren. Dit doet samen met de sloop van (minder waardevolle) opstallen en beoogde nieuwbouw en landschapsverbetering recht aan het landschap en de ecologische hoofdstructuur waar het plangebied zich in bevindt.

Archeologie

Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. In opdracht van de gemeente Doetin-chem heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. een archeologische inventarisatie uitgevoerd voor de kernen Wehl en Gaanderen in de gemeente Doetinchem. Op basis van de archeologische inventarisatie zijn een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische be-leidskaart opgesteld. Deze kaarten zijn het vervolg op de eerder vervaardigde waarden- en ver-wachtingskaarten en beleidskaarten voor het stedelijk en landelijk gebied van Doetinchem. Uit de opgestelde waarden- en verwachtingskaarten blijkt dat een groot gedeelte van het plangebied de kwalificatie AWV categorie 8 heeft, hetgeen betekent dat er sprake is van een lage archeologische verwachting. Het noord-oostelijk gelegen gedeelte van de planlocatie valt echter onder de kwalifi-catie AWV categorie 5, hetgeen betekent dat sprake is van een hoge archeologische verwachting (zie navolgende kaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07P228A-0003_0008.png"

Concept archeologische kaart gemeente Doetinchem, waarbij de rode gebieden een hoge verwachtingswaarde kennen.

Op grond van deze hoge trefkans moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Hiervan kan de gemeente afzien, indien zij bijvoorbeeld constateert dat de gronden reeds zijn verstoord.

Op basis van gegevens van de huidige eigenaar/initiatiefnemer is gebleken dat een groot gedeelte van het plangebied in het verleden reeds geroerd is bij verschillende werkzaamheden. Een over-zicht van deze historisch bodemingrepen is weergegeven op navolgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07P228A-0003_0009.png"

Weergave van de historische bodemingrepen (Kobessen Milieu bv, 2009)

Een korte toelichting op de historische bodemingrepen:

Groen: De ligging van de oude sloot, welke in de jaren '70 is gedempt en verlegd, zodat er meer ruimte kon worden gecreëerd rond de nabijgelegen schuur.

Geel: De locaties waar de grond is opgehoogd met zand, omdat deze lager gelegen waren dan de rest van de locatie. Hierna is de locatie regelmatig gespit en op-nieuw ingezaaid. De dikte van het opgebrachte grondpakket is niet bekend. Wel is duidelijk dat er tot minimaal 50 cm-mv geen archeologische waarden zijn te ver-wachten (als gevolg van de ophoging en het regelmatig omspitten). Het gedeelte bij de vijver is in 2002 verschraalt en gespit in verband met het in-zaaien van een kruiden/ bloemenmengsel.

Roze: De huidige ligging van de waterloop (Hoge Leiding)

Tuin: Deze is rond 1994 aangelegd, waarbij de grond geschikt is gemaakt voor het gebruik als tuin. Hierbij is ondermeer de locatie machinaal omgespit.

Arcering: Middels arcering is aangegeven waar onder de huidige bebouwing kelders aanwezig zijn. Deze kelders hebben een diepte van ca. 1,60 meter - maaiveld.

Oranje: In oranje is de ligging van de oude toegangsweg weergegeven. Dit was voor de ruilverkaveling de verbindingsweg van de Deutseweg naar de Doesburgseweg. De weg heette destijds de Negelaarseweg. Deze weg is komen te vervallen, waarbij de weg is uitgegraven en verlegd naar de huidige toegangsweg. Deze weg is niet langer in gebruik als verbindingsweg. De toenmalige Deutseweg is na een naamswijziging overgegaan in de Mgr. Hendriksenstraat. Ten behoeve van het verwijderen van de oude toegangsweg is tot circa 50 cm-mv ontgraven (inclusief wegfundering).

In de bijgevoegde overzichtstekening zijn de locaties van de nieuw te realiseren woningen en schuur ingetekend ten opzichte van de historische bodemingrepen. Uit deze tekening is te conclu-deren dat de schuur (oost) en één woning (zuid) volledig worden gesitueerd binnen het gele (opge-hoogde en gespitte) gebied, terwijl de noordelijke woning volledig gesitueerd wordt op de locatie van de huidige (onderkelderde) schuur. De westelijke woning is gedeeltelijk gesitueerd op de locatie van één van de huidige (en derhalve te slopen) schuren, en gedeeltelijk op de locatie van de oude toegangsweg. Ten behoeve van de nieuw te bouwen woningen en de schuur wordt tot circa 60 cm-mv gegraven.

Op basis van bovenstaande is het aannemelijk dat de bodem, waarop de nieuw te realiseren wo-ningen en schuur zullen worden gerealiseerd, reeds is geroerd en derhalve geen archeologische waarden meer bevatten. Het wordt daarom niet noodzakelijk geacht aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. Mochten er op de locatie alsnog archeologische resten worden aangetrof-fen bij de realisatie van de woningen, dan dient dit alsnog te worden gemeld bij de gemeente Doetinchem.

4.3.4 Verkeer en parkeren

Verkeer

Het perceel wordt in de huidige situatie ontsloten op de Monseigneur Hendriksenstraat. De verhar-ding van de ontsluiting ligt ten zuiden van de woningen op Monseigneur Hendriksenstraat 18. De bestaande ontsluitingstructuur van het perceel wordt niet gewijzigd.

Wat betreft het aantal verkeersbewegingen wordt gesteld dat de verkeersaantrekkende werking in de nieuwe situatie wordt geraamd op circa 36 motorvoertuigbewegingen per etmaal (mvt-etm) . De verkeersaantrekkende werking van het toegestane agrarisch bedrijf wormenkwekerij Lanters, bestaat uit verkeer voor de bedrijfswoning, laad- en losverkeer, verkeer van personeel en overige zakelijk verkeer. Naar verwachting zal het bedrijf meer verkeer aantrekken. Dit verkeer zal even-eens bestaan uit zwaar verkeer (vrachtwagens). Naar verwachting worden mogelijke extra ver-keersbewegingen opgenomen in het heersende verkeersbeleid op de ontsluitingswegen.

Parkeren

Het bestemmingsplan bevat geen voorgeschreven parkeernorm. Bij een bouwaanvraag wordt wat betreft de parkeernorm getoetst aan de bouwverordening. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit waarin de bouwvergunning voorziet. De bouwverordening stelt dat, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanlei-ding geeft, bij een bouwaanvraag moet worden voorzien in parkeerruimte in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Om de parkeerbehoefte van het plan te bepalen, is gebruik gemaakt van de standaardnormen van het CROW . Voor de vaststelling van de parkeernorm is het van belang om de uitbreiding van de parkeerdruk veroorzaakt door het plan te beschrijven. Hierbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de parkeerdruk vanuit de voormalige gebruiksfuncties en de nieuwe gebruiksfuncties.

Huidige situatie

Voor de huidige situatie wordt uitgegaan van het in het geldende bestemmingsplan toegestane gebruik en de daarbij behorende bouwmogelijkheden.

Voor het plangebied geldt de bestemming "Bedrijf", met de nadere bestemming 'wormenkwekerij en ondersteunende voorzieningen voor een visvijver'. De gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfs-gebouwen bedraagt maximaal 1.700 m2.

Op basis van de CROW-publicatie wordt uitgegaan van de arbeidsextensieve/ bezoekersextensieve bedrijven gelegen in een niet stedelijk gebied met het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. De par-keernorm bedraagt op basis hiervan gemiddeld 0,85 parkeerplaats per 100 m² bvo. Dit resulteert bij 1.700 m² bvo in een parkeerbehoefte van circa 15 parkeerplaatsen. De huidige bestemmings-planregeling voor het plangebied genereert gemiddeld gezien een parkeerbehoefte van circa 15 parkeerplaatsen.

Nieuwe situatie

Op basis van de CROW-publicatie wordt uitgegaan van de functie dure woningen gelegen in een niet stedelijk gebied met het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. De parkeernorm bedraagt op basis hiervan gemiddeld 2,1 parkeerplaats per woning. Dit resulteert bij 4 vrijstaande woningen in een parkeerbehoefte van circa 9 parkeerplaatsen. In het plangebied is voldoende ruimte aanwezig om de parkeerbehoefte te realiseren op eigen terrein.

4.3.5 Duurzaam bouwen

De bouwplannen moeten voldoen aan de gemeentelijke eisen wat betreft duurzaam bouwen. Hieraan zal worden getoetst in het kader van de aanvraag om bouwvergunning.