direct naar inhoud van 3.5 Gemeentelijk beleid
Plan: Oostelijke Randweg 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R17B063A-0005

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Mobiliteitsplan 2007

Op 24 augustus 2006 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de bestuursopdracht voor het opstellen van een Mobiliteitsplan vastgesteld. In deze bestuursopdracht staat de opgave om te komen tot een samenhangend pakket van maatregelen op het gebied van mobiliteit voor het grondgebied van de gehele gemeente.

In juli 2007 heeft de Raad het Mobiliteitsplan vastgesteld, zoals ook is aangegeven in de paragraaf 1.2 Aanleiding en doel Aanleiding en doel van dit bestemmingsplan.

Het Mobiliteitsplan schetst vanuit ruimtelijk-economisch perspectief de opgaven voor het mobiliteitsbeleid op korte en middellange termijn. Aan de hand van een analyse van de ontwikkelingen en knelpunten zijn oplossingsrichtingen geformuleerd. In het plan zijn vijf probleemclusters onderscheiden die moeten worden opgelost. Per probleemcluster zijn oplossingsrichtingen geformuleerd.

De Oostelijke Randweg vormt een oplossing voor probleemcluster 3, corridor aansluiting 4: A18 – Terborgseweg – J.F. Kennedylaan – kruising J.F. Kennedylaan/ Varsseveldseweg.

Probleemcluster 3 betreft primair de te geringe capaciteit van een aantal kruisingen in de route A18 – Terborgseweg – J.F. Kennedylaan - Varsseveldseweg. Dit gecombineerd met de spoorwegkruising, die vlakbij het station regelmatig langdurig dicht is, zorgt voor een bereikbaarheidsprobleem van de oostkant van het centrum en het station. Het station is daardoor ook voor openbaar vervoer en fietsers slechter bereikbaar. De omgeving van het station is niet ingericht om het verkeer goed af te wikkelen. De inrichting van de J.F. Kennedylaan van de Terborgseweg tot aan de Holterweg is onvoldoende. Op die plek staat de leefbaarheid onder druk, hoewel wettelijke normen niet worden overschreden.

De meest kansrijke maatregelen zijn in samenhang bekeken, wat heeft geleid tot een voorkeurspakket van maatregelen. Als oplossingrichting voor de ontsluiting van de oostelijke zijde van Doetinchem is in het Mobiliteitsplan 2007 voor een Oostelijke Randweg gekozen. De Oostelijke Randweg voorziet in een verbetering van de bereikbaarheid van het station, het centrum en een verbetering van de regionale verkeersstructuur richting de A18.

3.5.2 Nota Cultuurhistorie: Doetinchem, Cultuurhistorierijk!

In de nota cultuurhistorie, Doetinchem Cultuurhistorierijk, d.d. 3 november 2008, worden voorwaarden en kansen geschetst die het mogelijk maken om de Doetinchemse cultuurhistorie te behouden, te beheren en te ontwikkelen. De nota gaat in op de cultuurhistorische opgave voor de komende 10 jaar. Deze nota is vastgesteld als een structuurvisie zoals genoemd in de Wro.

De cultuurhistorie moet weer op een positieve manier in beeld komen. Een aantal speerpunten daarbij zijn:

  • besef van en waardering voor het cultuurhistorisch erfgoed;
  • kennisvermeerdering over het cultuurhistorisch erfgoed;
  • visualisatie en exposure van het cultuurhistorisch erfgoed;
  • stimulering wisselwerking tussen cultuurhistorisch erfgoed, moderne stedenbouw en landschapsontwikkeling.

De gemeente Doetinchem kent verschillende historische identiteiten en heeft zich verbonden aan de prioritering van de bebouwing in het landelijk gebied, het industrieel erfgoed en de naoorlogse stedenbouw en architectuur. Op het vlak van deze drie thema's wordt momenteel volop onderzoek gedaan. Uitkomsten van deze onderzoeken moeten gebruikt worden als één van afwegingskaders voor planontwikkeling in Doetinchem. Daarnaast moet het cultuurhistorisch beleid zoveel mogelijk aansluiten op bestaande wetgeving.

Binnen de gemeente Doetinchem is op dit moment nog relatief weinig in beeld van het cultuurhistorisch erfgoed omdat er een achterstand bestaat als het gaat om onderzoeken. Voor wat betreft het beter in beeld brengen van de cultuurhistorie is het van belang om bij ruimtelijke ontwikkelingen onderzoek uit te voeren naar de ter plaatse aanwezige cultuurhistorie. In het verlengde van de structuurvisie is onderzoek gedaan voor het plangebied. Paragraaf 4.3.4 Cultuurhistorie van deze toelichting gaat hier nader op in.

3.5.3 Waterplan Doetinchem

Het Waterplan Doetinchem, december 2003, bestaat uit een Watervisie en een Waterprofiel. In de Watervisie wordt een beeld gegeven van het watersysteem van nu en in de toekomst. Het Waterprofiel is de routekaart van visie naar uitvoering.

Doetinchem bestaat uit vier belangrijke landschappelijke en hydrologische deelgebieden die bepalend zijn voor het functioneren van het watersysteem en de invloed van de waterketen daarop. Elk deelgebied heeft zijn eigen functies en thema's. In onderstaand schema zijn de deelgebieden, functies en thema's weergegeven:

  Functies         Thema's      
Deelgebied   Wonen   Werken   Natuur   Landbouw   Veiligheid   Recreatie   Communicatie  
Oude IJssel   X   X     X   X     X  
Rivierduin   X   X   X       X   X  
Bielheimerbeek       X   X     X    
Grote Beek         X        

Per deelgebied zijn naar aanleiding van de functies en thema's in het Waterplan de aandachtspunten en de kansen per deelgebied beschreven.

Het moderne waterbeheer moet aan de volgende basisprincipes voldoen:

  • toepassen drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren van water;
  • water van schoon naar minder schoon water laten stromen (geen afwenteling in watersysteem);
  • met water de identiteit van de plek zichtbaar maken;
  • een goede communicatie opzetten (intern en extern);
  • water als mede-ordenend principe toepassen bij ruimtelijke plannen;
  • samenwerken en afstemmen;
  • balans in watersysteem en waterketen.

Door het naleven van deze basisprincipes ontstaat in 2030 het volgende algemene streefbeeld:

  • een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem;
  • een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water;
  • schoon, helder water met een gevarieerde natuurlijke begroeiing van oevers en watergangen;
  • een probleemloze waterbeheersing om overlast te voorkomen en veiligheid van de inwoners te garanderen;
  • evenwicht tussen watersysteem en waterketen;
  • goede samenwerking en afstemming tussen bij waterbeheer betrokken partijen, waardoor niet alleen beheer, beleid en onderhoud goed verlopen, maar men bovendien ook van elkaar leert;
  • er vindt geen bestuurlijke, financiële en ruimtelijke afwenteling plaats, verantwoordelijkheden zijn gezamenlijk vastgesteld (evenwicht is ingesteld), problemen worden ter plaatse opgelost.

In het waterplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt.

Het oppervlaktewatersysteem wordt bij de aanleg van de Oostelijke Randweg beïnvloed doordat de weg de Doetinchemse Slinge passeert en de weg (deels) verdiept wordt aangelegd. In opdracht van provincie en gemeente is een hydrologische systeemanalyse opgesteld voor De Zumpe. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 9 Hydrologisch onderzoek De Zumpe, modellering en scenarioanalyse (Grontmij, 25-05-09, 13/99090833/MKr) van dit bestemmingsplan. Hierbij is onder meer gekeken naar mogelijke effecten op De Zumpe als gevolg van de aanleg van de Oostelijke Randweg. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de voorgenomen wegaanleg mogelijk is als voorzieningen zodanig worden uitgevoerd dat de werkzaamheden grondwater neutraal zijn: de Oostelijke Randweg en de aanleg daarvan mogen geen drainerende werking op het gebied hebben.

De tunnelbak, die gerealiseerd dient te worden ten behoeve van de Oostelijke Randweg, mag geen invloed hebben op de Zumpe, en dient geïsoleerd in de rivierduin te worden aangelegd. Het voorkomen van drainerende werking van de weg is voorts mogelijk door (deels) verhoogde aanleg daar waar een laagte in het landschap ligt. De eventuele bermsloten langs de weg dienen zodanig te worden aangelegd, dat deze uitsluitend het hemelwater van het verharde oppervlak af zullen voeren. De grond waterstanden mogen niet worden beïnvloed en er mag geen kwel van grondwater worden afgevangen.

Bij de nadere uitwerking van het ontwerp en de realisatie van de Oostelijke Randweg is het noodzakelijk om aanvullend onderzoek uit te voeren om te kunnen waarborgen dat een drainerende werking van de randweg op het gebied voorkomen wordt. Uit dit onderzoek moet blijken welke maatregelen hiertoe genomen moeten worden.

De realisatie van de Oostelijke Randweg heeft derhalve geen significant negatieve gevolgen voor de watersystemen in en rond het plangebied, mits bij de aanleg en het gebruik van de weg een drainerende werking wordt voorkomen. In paragraaf 4.3.2 Water wordt nader ingegaan op het aspect water.

3.5.4 Landschapsontwikkelingsplan+ 'Van nieuwe noabers en brood op de plank'

De gemeenten Doetinchem, Montferland en Oude IJsselstreek hebben gezamenlijk een landschapsontwikkelingsplan (LOP+) opgesteld waarin zij vastleggen hoe zij het historisch cultuurlandschap willen beschermen, waar nodig verbeteren en vooral ook bruikbaar maken. Niet alleen natuur en landschap krijgen daarbij aandacht, maar ook economie, leefbaarheid, toerisme en recreatie. Daarom is er de + aan de term toegevoegd: LOP+. Het LOP+ heeft een looptijd van ongeveer tien jaar.

Het doel van het LOP+ is de inrichting van het gebied vorm te geven. Het stimuleert gewenste ontwikkelingen, zoals het (opnieuw) aanleggen en beheren van landschapselementen, het realiseren van ecologische verbindingszones, het verbinden van recreatieve en economische activiteiten en het tegengaan van ongewenste ontwikkelingen, zoals de verrommeling van het landschap.

Op basis van landschappelijke samenhang is het grondgebied van Doetinchem, Montferland en Oude IJsselstreek onderverdeeld in zeven kleinere gebieden. De drie gemeenten hebben voor elk gebied een aantal specifieke landschappelijke kenmerken geformuleerd met daarbij behorende opgaven.
Per deelgebied is daarvoor een werkboek ontwikkeld, dat als hulpmiddel kan fungeren bij het uitwerken van plannen en het toepassen van de richtlijnen van het LOP.

De deelgebieden zijn:

  • 1. De Montferlandsche Berg
  • 2. Azewijn en omgeving
  • 3. Dorpen langs de Oude IJssel
  • 4. Zandgebied rondom Varsseveld
  • 5. Zandgebied rondom Didam en Wehl
  • 6. De stad Doetinchem
  • 7. Gebied van Slingebeek tot Waalsche Water

Voor Doetinchem zijn de deelgebieden 3 (dorpen langs de Oude IJssel), 5 (zandgebied rondom Didam en Wehl) en 6 (de stad Doetinchem) het belangrijkst.

Voor het plangebied van de Oostelijke Randweg is deelgebied 6, de stad Doetinchem van belang. Voor dit deelgebied is het werkboek 'Een groen web vanuit de stad' opgesteld.

Het LOP+ geeft aan dat bestaande landschappelijke waarden soms wettelijk beschermd zijn, maar dat ook andere waarden gerespecteerd dienen te worden. Waar dit mogelijk is dient passende compensatie plaats te vinden. Dit principe (verevening) én de “bestaande waarden” dienen in principe vastgelegd te worden in het bestemmingsplan.

De landschappelijke waarden in en om het tracé van de Oostelijke Randweg worden vastgelegd in dit bestemmingsplan. Waar nodig worden natuurwaarden gecompenseerd. Hoe en waar compensatie plaatsvindt wordt beschreven in paragraaf 5.6 Natuur en landschap van dit bestemmingsplan.

3.5.5 Bomenbeleid

Het gemeentelijk bomenbeleid is gericht op behoud van waardevolle bomen en boomstructuren. Dit beleid is momenteel in ontwikkeling in de vorm van een gemeentelijke bijzondere bomenlijst en een Boomstructuurplan. Bomen dragen in belangrijke mate bij aan de structuur, identiteit, belevingswaarde, ecologische waarde en gebruikswaarde van de (woon)omgeving en worden dan ook beschouwd als de belangrijkste groenelementen in de stedelijke omgeving. Hierbij geldt dat naarmate bomen ouder zijn de waarde voor de omgeving toeneemt. Om deze reden is het van belang in de bestaande situatie en bij nieuwe ontwikkelingen met zorg om te gaan met aspecten van beheer en inrichting van de boom en zijn groeiplaats.

Voor de realisatie van de Oostelijke Randweg is een boominventarisatie en boomwaarderingsonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 5 Boomwaardering / inventarisatie projectgebied Oostelijke Randweg (Gemeente Doetinchem, 01-09-09, BUHA). Onderstaand worden de resultaten uit het bomeninventarisatie en boomwaarderingsonderzoek weergegeven.

Uit de resultaten van het onderzoek naar waardevolle bomen in het plangebied van de Oostelijke Randweg blijkt dat binnen het projectgebied 46 bijzondere bomen voorkomen. Deze bomen dienen waar mogelijk duurzaam ingepast te worden, waarbij er naar gestreefd wordt dat alleen bij hoge uitzondering een kapvergunning verleend wordt. De aanpassing van het tracé van de Oostelijke Randweg over het Esbro-terrein heeft een positieve invloed op deze bijzondere bomengroep. Hierdoor zijn deze bomen te behouden.

Langs de Rembrandtweg bevinden zich 17 waardevolle bomen. Deze bomen dienen waar mogelijk ingepast te worden. Verder bevinden zich in het plangebied 48 bomen en 2 houtopstanden waarbij gestreefd dient te worden deze in te passen. In de categorie overige bomen vallen 73 bomen en 8 houtopstanden. Deze bomen hebben geen of een beperkte betekenis voor de omgeving, inpassen is niet strikt noodzakelijk.

Bij de voorbereidingen voor de realisatie van de Oostelijke Randweg dient een Boom Effect Analyse (bij het behoud van bomen) uitgevoerd te worden door een geregistreerd taxateur (NVTB). Indien noodzakelijk dienen kapaanvragen gedaan te worden en dient een boombeschermingsplan opgesteld te worden waarin per locatie bepaald wordt welke maatregelen noodzakelijk zijn, zodat dit kan worden opgenomen in het bestek. Dit kan echter in een later stadium gedaan worden en is niet van belang voor de bestemmingsplanprocedure.