direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen - 3
Plan: Oosseld en Wijnbergen - 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R20B001A-0003

Artikel 18 Wonen - 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van:
    • 1. vrijstaande woningen;
    • 2. twee-onder-een-kap woningen;
    • 3. aaneengebouwde woningen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. ontsluitingspaden;
  • d. ontsluitingswegen ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' dan wel ter weerszijden van deze aanduiding tot een maximum van 5 m gemeten vanuit de grens van de aanduiding;
  • e. parkeren op eigen terrein;
  • f. parkeer- en groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' dan wel ter weerszijden van deze aanduiding tot een maximum van 5 m gemeten vanuit de grens van de aanduiding, met dien verstande dat het aantal parkeerplaatsen ten minste het verbeelde minimum aantal bedraagt;
  • g. nutsvoorzieningen;

en daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming Wonen - 3 worden gebouwd.

18.2.2 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen op gronden met de bestemming Wonen - 3 gelden de navolgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – variabele gevellijn' te worden gebouwd, met dien verstande dat deze regel alleen geldt voor twee-onder-een-kap woningen en vrijstaande woningen, waarbij maximaal 2 woningen naast elkaar in dezelfde gevellijn gebouwd mogen worden;
  • b. de voorgevel van het hoofdgebouw van aaneengebouwde woningen dient ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd;
  • c. de diepte van het hoofdgebouw van aaneengebouwde woningen bedraagt maximaal 12 m;
  • d. de diepte van het hoofdgebouw van vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen bedraagt maximaal 15 m, mits hetzelfde bouwperceel van de woning voor niet meer dan 50% wordt bebouwd;
  • e. het aantal aaneengebouwde woningen bedraagt per blok maximaal 8;
  • f. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de verbeelde maximale bouwhoogte;
  • g. hoofdgebouwen dienen met een kap te worden afgedekt;
  • h. voor de voorgevel van een hoofdgebouw zijn veranda's en luifels toegestaan, met dien verstande dat de afstand tot de bestemmingsgrens aan de voorzijde van het hoofdgebouw minimaal 2 m bedraagt;
  • i. voor de voorgevel van een hoofdgebouw is een erker of een toegangspartij toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van de erker/toegangspartij maximaal 3 m bedraagt, mits die hoogte niet hoger is dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 2. de breedte van de erker/toegangspartij maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de diepte van de erker/toegangspartij maximaal 2,4 m bedraagt, met dien verstande dat de afstand tot de bestemmingsgrens aan de voorzijde van het hoofdgebouw minimaal 2 m bedraagt.
18.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen op gronden met de bestemming Wonen - 3 gelden de navolgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per woning mag bij aaneengebouwde woningen niet meer bedragen dan 50 m² en bij 2-onder-1 kapwoningen en vrijstaande woningen niet meer bedragen dan 75 m2, mits het totale bouwperceel per woning bebouwd wordt tot ten hoogste 50 %;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen ten hoogste 3 m bedraagt;
  • c. indien een bijgebouw met een kap wordt afgedekt, bedraagt de dakhelling minimaal 30º en maximaal 45º;
  • d. bij twee-onder-een-kap woningen en vrijstaande woningen dient de garage op minimaal 1 achter de voorgevellijn te worden geplaatst, indien de ontsluiting van de garage aan de achterzijde plaatsvindt;
  • e. indien in afwijking van sub e. de ontsluiting aan de voorzijde plaatsvindt, bedraagt de afstand van een garage tot de grens van de aanduiding 'verkeer' minimaal 11 meter;
  • f. een bijgebouw of overkapping moet op of op minimaal 1 m van de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, met dien verstande dat bij aaneengebouwde woningen deze bouwwerken ook een afstand van minimaal 1 meter vanaf de achterste grens van het bouwperceel in acht dient te worden genomen.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming Wonen - 3 gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. in afwijking van sub a., mag de bouwhoogte van:
    • 1. speeltoestellen maximaal 3,5 m bedragen;
    • 2. verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 6 m bedragen;
  • 1. antennes maximaal 15 m bedragen;
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 18.2, op gronden met de bestemming Wonen - 3 nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  • b. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
  • c. de afmetingen van bouwwerken;
  • d. het aantal en de situering van bouwwerken;
  • e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het eigen terrein,

indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, zoals neergelegd in het vastgestelde Stedenbouwkundig Plan Wijnbergen, onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

18.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. lid 19.2.3.b voor een maximaal bebouwingspercentage bij aaneengebouwde woningen van ten hoogste 60%
18.4.1 Bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.3 sub a voor een maximaal bebouwingspercentage bij aaneengebouwde woningen van ten hoogste 60%;

18.4.2 Mantelzorg
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.2 en 18.5.3 voor het plaatsen en gebruiken van een tijdelijke woonunit als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden door middel van een onafhankelijke doktersverklaring;
    • 2. er bestaat tussen de zorggever en de zorgbehoevende een familiaire relatie;
    • 3. totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik wordt genomen maakt onderdeel uit van de 18.2.3 in genoemde oppervlaktenorm en de woonunit strekt zich niet uit tot meer dan één bouwlaag;
    • 4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. de afstand tussen de woonunit en de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 8 m;
      deze afstand kan worden teruggebracht naar 3 m als de aangrenzende (openbare) grond ter hoogte van de geplande woonunit een groen-, natuur-, water-, verkeer of daarmee vergelijkbare bestemming heeft;
    • 6. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid; de woonunit moet binnen een straal van 10 m van het hoofdgebouw worden geplaatst;
    • 7. de woonunit moet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 8. er is en blijft sprake van een een 'afhankelijke woonruimte'; er mag geen nieuwe, zelfstandige woning ontstaan;
  • b. het bevoegd gezag kan in uitzonderlijke gevallen, als er geen goede alternatieven zijn, toestaan dat:
    • 1. in afwijking van het bepaalde in sub a5 (minimaal 8 of 3 m uit de achterste perceelsgrens), een woonunit op de perceelsgrens wordt geplaatst;
    • 2. de in sub a3 genoemde oppervlaktenorm wordt overschreden;
  • c. als de noodzaak van mantelzorg is vervallen, moet de situatie in en om de woning worden teruggebracht in de oude staat, dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan; dat betekent dat daarna geen sprake meer is van afhankelijke woonruimte en de tijdelijke woonunit is verwijderd.
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven

Een als zodanig bestemde woning, inclusief eventueel aanwezige aangebouwde bijgebouwen, mag mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep (vrije beroepen inbegrepen) of bedrijf, onder de voorwaarde dat:

  • a. het medegebruik van ondergeschikte betekenis is en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
  • b. niet meer dan 50 m² mag worden gebruikt ten dienste van het aan huis gebonden beroep of bedrijf; in geval van een zogenaamd vrij beroep geldt geen oppervlaktenorm en mag maximaal 40 % worden benut van de totale vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijgebouwen, die voor woondoeleinden mogen worden gebruikt;
  • c. het medegebruik in het aangebouwde bijgebouwen beperkt blijft tot maximaal 3 m achter het hoofdgebouw en de afstand tussen een aangebouwd bijgebouw en de achterste perceelsgrens minimaal 8 m bedraagt;
  • d. de woning moet blijven voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit en de bouwverordening van de gemeente Doetinchem;
  • e. degene die het aan huis gebonden beroep of bedrijf uitoefent ook de bewoner van de woning moet zijn;
  • f. slechts bedrijven of beroepen aan huis toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 1 bijgevoegde 'Staat van bedrijfsactiviteiten bij de bestemming Wonen', dan wel beroepen of bedrijven aan huis die naar aard, omvang en hinder gelijk te stellen zijn met de in deze categorieën genoemde bedrijven en beroepen;
  • g. geen onevenredige verstoring van de voorzieningenstructuur mag plaatsvinden;
  • h. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop (als ondergeschikte nevenactiviteit) van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het beroep of bedrijf aan huis;
  • i. het medegebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer mag worden aangetrokken;
  • j. het medegebruik geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair op eigen terrein moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers;
  • k. alleen onverlichte reclame-uitingen met een oppervlakte kleiner dan 0,5 m2 zijn toegestaan, waarvan de langste zijde minder dan 1 m moet bedragen;
  • l. geen sprake mag zijn van werkzaamheden, activiteiten en/of opslag in de open lucht ten behoeve van de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • m. vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
18.5.2 Vrijstaande bijgebouwen

Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning is niet toegestaan.

18.5.3 Strijdig gebruik

Onverminderd het bepaalde in artikel 31wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels
18.6.1 Aantal parkeerplaatsen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1 sub f voor het verlagen van het aantal parkeerplaatsen, mits voldaan blijft worden aan de geldende gemeentelijke parkeernormering.

18.6.2 Mantelzorg
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.5.3 en toestaan dat een al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden door middel van een onafhankelijke doktersverklaring;
    • 2. er bestaat tussen de aanvrager en de zorgbehoevende een familiaire relatie;
    • 3. de totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik wordt genomen maakt onderdeel uit van de in 18.2.3 genoemde oppervlaktenorm;
    • 4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. de afstand tussen het bijbehorende bouwwerk en de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 8 m bedraagt; deze afstand kan worden teruggebracht naar 3 m als de aangrenzende grond ter hoogte van de geplande woonruimte een groen-, natuur-, water-, verkeer of daarmee vergelijkbare bestemming heeft;
    • 6. er is en blijft sprake van een afhankelijke woonruimte; er mag geen nieuwe zelfstandige woning ontstaan;
    • 7. de hoogtenorm voor bijbehorende bouwwerken blijft onverminderd van kracht;
    • 8. afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  • b. het bevoegd gezag kan in uitzonderlijke gevallen, als er geen goede alternatieven zijn, toestaan dat:
    • 1. de in sub a5 opgenomen afstandsnorm (8 m tot de achterste perceelsgrens) wordt teruggebracht tot 0 m;
    • 2. de in sub a3 genoemde oppervlaktenorm wordt overschreden;
  • c. als de noodzaak voor mantelzorg is vervallen, moet de situatie in en om de woning worden teruggebracht in de oude staat, dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan. Dat betekent dat daarna geen sprake meer is van afhankelijke woonruimte.