direct naar inhoud van 3.2. Algemene gebiedsregels
onherroepelijk
NL.IMRO.0222.R34KE035A-0001

3.2. Algemene gebiedsregels

3.2.1 Verboden gebruik
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de verordening. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan (het gebruik als):
    • 1. het hebben van een (extra) zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte in een bijbehorend bouwwerk;
    • 2. staan- en/of ligplaats voor wagens en/of onderkomens;
    • 3. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
    • 4. opslagplaats voor gerede en/of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en/of onderdelen daarvan;
    • 5. stortplaats voor puin, mest- en/of afvalstoffen;
    • 6. seksinrichting, tenzij het “thuisprostitutie” betreft;
    • 7. verblijfsrecreatie en intensieve dagrecreatie;`
    • 8. het racen en/of crossen met gemotoriseerde voertuigen of fietsen;
  • b. het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik voor de realisering en/of handhaving van de functie of het normale onderhoud van gronden en/of bouwwerken.
3.2.2 Nieuwe bouwwerken

Nieuwe bouwwerken moeten worden gebruikt overeenkomstig het ter plaatse bestaande gebruik van de gronden of van bestaande gebouwen, waarbij deze worden gebouwd.

3.2.3 Algemene bouwregels

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing voor:

  • a. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen, voorzover zij de grens van de weg niet overschrijden;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt en zij niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
    • 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder nummer 1 genoemde strook;
  • d. goten en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  • e. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voorzover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand:
    • 1. de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;
    • 2. de grens van de weg overschrijden;
    • 3. lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven een rijbaan.
3.2.4 Parkeren

Parkeren moet in principe op eigen terrein plaatsvinden. Daarbij gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen en Parkeercompensatiefonds, vastgesteld door de raad op 23 februari 2012.

3.2.5 Ondergronds bouwen

In dit plan gelden de regels voor het bovengronds bouwen; niet voor het ondergronds bouwen.

3.2.6 Overige regels

Waar in deze verordening wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van vaststelling van de beheersverordening.