direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Hamburgerbroek-Intermecoterrein 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R35B031A-0005

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van:
    • 1. aaneengebouwde woningen, ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
    • 2. gestapelde woningen, ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';

uitsluitend op de eerste verdieping en hoger, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen' ook wonen op de begane grond, in de onderbouw is toegestaan.

  • b. detailhandel, uitsluitend
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel- in dagelijkse boodschappen';
    • 2. uitsluitend op de begane grond;
  • c. voorzieningen voor verkeer en verblijf waaronder gebouwde parkeervoorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  • d. dakterrassen en groenvoorzieningen;
  • e. water- en nutsvoorzieningen.

en daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd onder voorwaarden dat:

  • a. de totale oppervlakte aan detailhandel maximaal 5.175 m2 bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3.175 m2 b.v.o. als supermarkt gebruikt mag worden;
    • 2. maximaal 2.000 m2 b.v.o. voor overige detailhandel in dagelijkse boodschappen gebruikt mag worden.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de navolgende regels:

  • a. realisatie van hoofdgebouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak met dien verstande dat woningen uitsluitend gerealiseerd mogen worden ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' en/of ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • b. hoofdgebouwen dienen met de voorgevel op de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden geplaatst;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'minimale goothoogte' geldt de weergegeven minimale goothoogte. Deze goothoogte mag niet worden onderschreden;
  • d. ter plaatsen van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' geldt de maximale bouwhoogte. Deze bouwhoogte mag niet worden overschreden;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c mag, bij een woning met aan de voorzijde een tweede terugliggende naar de weg gekeerde goot, de minimale goothoogte van de dichtst naar de weg gelegen goot 10 m bedragen. Deze goothoogte mag niet worden onderschreden.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' geldt het weergegeven aantal wooneenheden. Dit aantal wooneenheden mag niet worden overschreden.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen inclusief overkappingen)

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen inclusief overkappingen) gelden de navolgende regels:

  • a. het bouwen van bijbehorende bouwwerken anders dan ten behoeve van de functie wonen is niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a is het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij gestapelde woningen niet toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 100 m² per woning bedragen, mits deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de bij de woning behorende bouwperceel;
  • d. indien de bouwmogelijkheden voor het hoofdgebouw in het bouwvlak niet volledig zijn benut, mogen deze worden gebruikt voor de realisatie van bijbehorende bouwwerken , zonder dat dit ten koste gaat van de onder sub c genoemde oppervlaktenorm;
  • e. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning worden gebouwd;
  • f. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen; indien wordt aangebouwd aan een woning, geldt als maximum de hoogte van de bovenkant van de vloer van de eerst volgende verdieping van die woning, vermeerderd met 0,30 m;
  • g. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen;
  • h. in geval van een bijbehorende bouwwerken met een lessenaarsdak waarvan de bouwhoogte meer dan 3 meter bedraagt, moet de afstand, van de zijde waar de bouwhoogte wordt gemeten, tot de perceelsgrens minimaal de breedte van het bijbehorende bouwwerken bedragen;
  • i. de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-overbouwing' mogen in afwijking van het bepaalde in de leden a t/m h voor 100% bebouwd worden met een gebouw ten behoeve van een overdekte geluidwerende entreepartij met een maximale bouwhoogte van 20 meter.
7.2.4 Bijbehorende bouwwerken (erkers en toegangspartijen)

In afwijking van het bepaalde in 7.2.3 sub e mogen bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en toegangspartijen worden gebouwd, onder voorwaarden dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag worden dan de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van de woning, vermeerderd met 30 cm;
  • b. de breedte maximaal 50 % van de breedte van de voorgevel van de woning mag bedragen;
  • c. de diepte maximaal 1,50 m mag bedragen.
7.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (overkappingen)

In afwijking van het bepaalde in 7.2.3 sub e mogen bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen worden gebouwd, onder voorwaarden dat:

  • a. de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen, uitgezonderd:
    • 1. indien wordt aangebouwd aan een woning, geldt als maximum de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van die woning, vermeerderd met 30 cm;
    • 2. indien wordt aangebouwd aan een bijbehorend bouwwerk, geldt als maximum de goothoogte van dat bouwwerk;
  • b. de bouwhoogte maximaal 3,5 m mag bedragen, uitgezonderd:
    • 1. indien wordt aangebouwd aan een bijbehorend bouwwerk, geldt een bouwhoogte die maximaal 50 cm hoger is dan de goothoogte van dat bijbehorend bouwwerk;
  • c. de overkapping maximaal aan drie zijden gesloten is met wanden van een bestaand gebouw of een bestaand ander bouwwerk geen gebouw zijnde, zoals een erfafscheiding;
  • d. in artikel 7.2.3 sub c opgenomen oppervlaktenorm (100 m2) en bebouwingspercentage (50%) onverminderd van kracht blijven.
7.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (overige bouwwerken)

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder sub a, mag de bouwhoogte van
    • 1. speeltoestellen maximaal 3,5 m bedragen;
    • 2. verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 10 m bedragen;
    • 3. antennes maximaal 15 m bedragen;
    • 4. geluidschermen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' maximaal 13,5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2 op gronden met de bestemming Wonen nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  • b. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
  • c. de afmetingen van bouwwerken;
  • d. het aantal en de situering van bouwwerken;
  • e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Bouwen buiten aanduidingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 sub a voor het (gedeeltelijk) bouwen van een hoofdgebouw buiten de aanduidingsvlakken 'aaneengebouwd' en 'gestapeld', tot een maximum van 2 m, onder voorwaarden dat:

  • a. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  • b. het parkeren door gebruikers en bezoekers gewaarborgd is;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en eventuele bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de weergegeven aanduidingen in acht worden genomen;
  • e. de oppervlakten zoals genoemd in lid 7.2.1 sub a in acht worden genomen;
  • f. aangetoond is dat er akoestisch gezien geen onevenredig verslechterde situatie in het plangebied ontstaat.
7.4.2 Bouwen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 sub b voor het bouwen van een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens tot een maximum van 2 m onder de voorwaarde dat:

  • a. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  • b. het parkeren door gebruikers en bezoekers gewaarborgd is;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en eventuele bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de weergegeven aanduidingen in acht worden genomen;
  • e. aangetoond is dat er akoestisch gezien geen onevenredig verslechterde situatie in het plangebied ontstaat.
7.4.3 Bouwhoogte bijbehorend bouwwerk (overkapping)

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.5 sub b tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, indien de stedenbouwkundige situatie ter plaatste zich er voor leent.

7.4.4 Mantelzorg
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 sub a en 7.5.5 voor het plaatsen en gebruiken van een tijdelijke woonunit als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden door middel van een onafhankelijke doktersverklaring;
    • 2. er bestaat tussen de zorggever en de zorgbehoevende een familiair relatie;
    • 3. totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik wordt genomen maakt onderdeel uit van de in artikel 7.2.3 sub c genoemde oppervlaktenorm (100 m²) en de woonunit strekt zich niet uit tot meer dan één bouwlaag;
    • 4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. de afstand tussen de woonunit en de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 8 m; deze afstand kan worden teruggebracht naar 3 m indien de aangrenzende (openbare) grond ter hoogte van de geplande woonunit een groen-, natuur-, water-, verkeer of daarmee vergelijkbare bestemming heeft;
    • 6. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid; de woonunit moet binnen een straal van 10 m van het hoofdgebouw worden geplaatst;
    • 7. de woonunit moet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 8. het gestelde in 7.2.3 sub e en g is van overeenkomstige toepassing;
    • 9. er is en blijft sprake van een 'afhankelijke woonruimte'; er mag geen nieuwe, zelfstandige woning ontstaan;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen in uitzonderlijke gevallen, als er geen goede alternatieven zijn, toestaan dat:
    • 1. in afwijking van het bepaalde in sub a5 (minimaal 8 of 3 m uit de achterste perceelsgrens), een woonunit op de perceelsgrens wordt geplaatst;
    • 2. de in sub a3 genoemde oppervlaktenorm (100 m²) wordt overschreden;
  • c. Als de noodzaak van mantelzorg is vervallen, moet de situatie in en om de woning worden teruggebracht in de oude staat, dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan. Dat betekent dat daarna geen sprake meer is van afhankelijke woonruimte en de tijdelijke woonunit is verwijderd.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen

Een als zodanig bestemde woning, inclusief eventueel aanwezige aangebouwde bijgebouwen, mag mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf of beroep, onder de voorwaarde dat:

  • a. het medegebruik van ondergeschikte betekenis is en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
  • b. niet meer dan 40 % van de totale vloeroppervlakte van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, die voor woondoeleinden mogen worden gebruikt, mag worden gebruikt voor het aan huis gebonden bedrijf of beroep;
  • c. het medegebruik van aangebouwde bijgebouwen beperkt blijft tot maximaal 3 m achter de van de van de weg afgekeerde bouwgrens en de afstand tussen de als zodanig gebruikte ruimte en de achterste perceelsgrens minimaal 8 m bedraagt;
  • d. de woning moet blijven voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit en de bouwverordening van de gemeente Doetinchem;
  • e. degene die het aan huis gebonden bedrijf of beroep uitoefent ook de bewoner van de woning moet zijn;
  • f. slechts bedrijven of beroepen aan huis toelaatbaar zijn, die behoren de Staat van bedrijfsactiviteiten bij woningen als vermeld in bijlage 2 van de regels;
  • g. geen onevenredige verstoring van de voorzieningenstructuur mag plaatsvinden;
  • h. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop (als ondergeschikte nevenactiviteit) van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het bedrijf of beroep aan huis;
  • i. het medegebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer mag worden aangetrokken;
  • j. het medegebruik geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair op eigen terrein moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers;
  • k. alleen onverlichte reclame-uitingen zijn toegestaan;
  • l. geen sprake mag zijn van werkzaamheden, activiteiten en/of opslag in de open lucht ten behoeve van de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf of beroep;
  • m. vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf of beroep.
7.5.2 Wonen in aangebouwde bijbehorende bouwwerken (aangebouwde bijgebouwen)

Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitbreiding van de woonfunctie, onder voorwaarde dat de afstand tussen dat bouwwerk en de achterste perceelsgrens minimaal 8 m bedraagt. De laatstgenoemde afstandsnorm geldt niet voor bouwwerken die binnen het aanduidingsvlak 'aaneengebouwd' liggen.

7.5.3 Vrijstaande bijgebouwen

Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning is niet toegestaan.

7.5.4 Parkeren

In het plan dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen met dien verstande dat per woning in ieder geval voldaan moet worden aan de parkeernormen als vastgelegd in bijlage 1 bij de regels.

7.5.5 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van een gedeelte van een woning, dan wel een bijbehorend bouwwerk (bijgebouw) als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen

Burgemeester en wethouder kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.1 sub f voor het toelaten van bedrijven of beroepen aan huis, die naar aard, omvang en hinder gelijk te stellen zijn met de in bijlage 1 opgenomen Lijst van aan huis gebonden beroepen en bedrijven.

7.6.2 Wonen in aangebouwde bijbehorende bouwwerken (aangebouwde bijgebouwen)

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.2 voor het gebruik van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk ten behoeve van de uitbreiding van de woonfunctie tot een afstand tot minimaal 3 m tussen het bouwwerk en de achterste perceelsgrens, onder de voorwaarden dat:

  • a. het bouwperceel aan de achterzijde en ter hoogte van het (geplande) bijbehorend bouwwerk grenst aan (openbaar) gebied waarop een groen-, natuur-, water-, verkeers- of daarmee vergelijkbare bestemming rust;
  • b. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en eventuele bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
7.6.3 Mantelzorg
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.3 en toestaan dat een gedeelte van een woning dan wel een al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk (bijgebouw) wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden door middel van een onafhankelijke doktersverklaring;
    • 2. er bestaat tussen de aanvrager en de zorgbehoevende een familiaire relatie;
    • 3. de totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik wordt genomen maakt onderdeel uit van de in artikel 7.2.3 sub c genoemde oppervlaktenorm;
    • 4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. de afstand tussen het bijbehorende bouwwerk en de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 8 m bedraagt; deze afstand kan worden teruggebracht naar 3 m indien de aangrenzende grond ter hoogte van de geplande woonruimte een groen-, natuur-, water-, verkeer of daarmee vergelijkbare bestemming heeft;
    • 6. er is en blijft sprake van een afhankelijke woonruimte; er mag geen nieuwe zelfstandige woning ontstaan;
    • 7. de hoogtenorm voor bijbehorende bouwwerken blijft onverminderd van kracht;
    • 8. afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen in uitzonderlijke gevallen, als er geen goede alternatieven zijn, toestaan dat:
    • 1. de in sub a5 opgenomen afstandsnorm (8 m tot de achterste perceelsgrens) wordt teruggebracht tot 0 m;
    • 2. de in sub a3 genoemde oppervlaktenorm (100 m²) wordt overschreden;
  • c. Als de noodzaak voor mantelzorg is vervallen, moet de situatie in en om de woning worden teruggebracht in de oude staat, dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan. Dat betekent dat daarna geen sprake meer is van afhankelijke woonruimte.
7.7 Slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning het navolgende bouwwerk te slopen dan wel te laten slopen:

  • a. het geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
  • b. de overdekte entreepartij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-overbouwing';
  • c. hoofdgebouwen.

De omgevingsvergunning kan enkel verleend worden indien uit een akoestisch onderzoek blijkt dat het slopen niet tot gevolg heeft dat er voor woningen en/of andere geluidgevoelige objecten in het plangebied of de omgeving daarvan niet meer voldaan wordt aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder inclusief eventueel verleende hogere grenswaarden.

7.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bouwaanduiding als bedoeld in lid 7.1 sub a wijzigen in een andere in hetzelfde sub genoemde bouwaanduiding, onder de voorwaarde dat er in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid op eigen terrein en dat voldaan wordt aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder inclusief eventueel verleende hogere grenswaarden.