direct naar inhoud van Artikel 9 Leiding - Leidingstrook
Plan: Wijnbergen - 2011 (nabij rioolgemaal)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R43B038A-0004

Artikel 9 Leiding - Leidingstrook

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en de instandhouding van een rioolwatertransportleiding uitsluitend ter plaatste van de functieaanduiding 'specifieke vorm van leiding - riool';
  • b. een vrijwaringszone van 2,5 m aan weerszijden vanuit het hart van de leiding;

en bij de bestemming behorende bouwwerken voorzieningen, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van de regels van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' met een andere op deze gronden rustende bestemming, de regels van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' vòòr de regels van de andere bestemming gaan.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de in 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Bouwen t.b.v. andere voorkomende bestemming(en)

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 en 9.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarden dat:

  • a. het bouwwerk geen belemmering vormt voor de aanleg, het functioneren, het onderhoud en de instandhouding van de rioolwatertransportleiding;
  • b. vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden met de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanleggen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen en/of het vellen of rooien van beplantingen;
  • c. het aanleggen en/of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. het verlagen van en/of het graven in de bodem en het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • e. het verlagen van het (grond)waterpeil;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en/of de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
9.4.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is vereist indien:

  • a. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoudswerkzaamheden aan en vervangingswerkzaamheden van verhardingen, beplantingen en (tracés van) kabels en leidingen;
  • b. het werken en werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld en de eventueel aan te leggen verharding niet groter is dan 100m2.
  • c. het werken en werkzaamheden betreft die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning aanleg werken, kapvergunning of ontgrondingsvergunning.

9.4.3 Voorwaarden

Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder.