direct naar inhoud van Artikel 3 Maatschappelijk
Plan: Wehl 2008 Didamseweg 30
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R50H223A-0002

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen zorgeenheden ten behoeve van 24-uurszorg, met uitzondering van voorzieningen voor een 24-uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
  • b. kantoor, voor maximaal 15 % van de brutovloeroppervlakte van de onder a genoemde bestemming;
  • c. detailhandel, alleen ten dienste van en ondergeschikt aan de in sub a genoemde bestemming;
  • d. horeca, alleen in de vorm van een bedrijfsrestaurant/kantine en ondergeschikt aan de in sub a genoemde bestemming;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groen- en nutsvoorzieningen;
  • h. tuinen en erven;
  • i. geluidsafschermende voorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen alleen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Maatschappelijk' worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:

  • a. realisatie is alleen toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat het aantal zorgeenheden niet meer dan 44 mag bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%) ' gelden de weergegeven maten.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  • a. geluidsafschermende voorzieningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidsscherm';
  • b. de bouwhoogte mag achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m bedragen; als het bouwwerk vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt geplaatst, mag de bouwhoogte maximaal 1 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b, mag de bouwhoogte van:
    • 1. geluidsafschermende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidsscherm' maximaal 3 m bedragen;
    • 2. speeltoestellen maximaal 6 m bedragen;
    • 3. verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 10 m bedragen;
    • 4. antennes maximaal 15 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, op gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
  • c. de afmetingen van bouwwerken;
  • d. het aantal en de situering van bouwwerken;
  • e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub a voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, onder voorwaarden dat:

  • a. het bouwperceel aan de zijde waar de bouwgrens wordt overschreden grenst aan openbaar gebied;
  • b. de afstand tot het genoemde in sub a gebied minimaal 2 m bedraagt;
  • c. de naar de weg gekeerde bouwgrens niet wordt overschreden;
  • d. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de logistieke afwikkeling op eigen terrein blijft plaatsvinden;
  • g. het parkeren door gebruikers en bezoekers op eigen terrein gewaarborgd is;
  • h. de bouwregels in lid 3.2.2 in acht worden genomen.

3.4.2 Hogere bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub b ten behoeve van een bebouwingspercentage tot 65%, onder voorwaarden dat:

  • a. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de logistieke afwikkeling op eigen terrein blijft plaatsvinden;
  • d. het parkeren door gebruikers en bezoekers op eigen terrein gewaarborgd is;
  • e. de bouwregels in lid 3.2.2 in acht worden genomen.
3.4.3 Luifels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 sub b voor het bevestigen van een luifel aan een hoofdgebouw, onder voorwaarden dat:

  • a. de luifel wordt bevestigd aan de voorgevel en/of de zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de luifel maximaal 1,50 m uit de gevel van het hoofdgebouw mag steken;
  • c. de breedte van de luifel niet meer dan de totale breedte van de gevel waaraan de luifel wordt bevestigd mag bedragen met aan weerszijden een overstek van maximaal 0,75 m;
  • d. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt ook gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig de Bestemmingsomschrijving (lid 3.1) zonder de aanleg en instandhouding van de beplanting conform het in Bijlage 1 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  • b. 24 uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.5.a indien in plaats van de landschapsmaatregelen andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:
    • 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

  • b. lid 3.5.b "maatschappelijke voorzieningen voor een 24 uurs begeleidwonenvoorziening voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden" onder voorwaardan dat:
    • 1. een veiligheidsanalyse voor het bewuste gebruik is uitgevoerd.
    • 2. een beheersplan voor het bewuste gebruik is opgesteld.
    • 3. een convenant inzake het beheersplan tussen exploitant / eigenaar en gemeente is opgesteld en overeengekomen;
    • 4. uit voorgaande documenten blijkt dat het beoogde gebruik qua aard en schaal passend is bij de beoogde locatie
    • 5. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende grondenen bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    • 7. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigen naar wonen en tuin

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'Wro - wijzigingsgebied' de bestemming 'Maatschappelijk' wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', onder voorwaarden dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  • c. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan gewaarborgd is;
  • d. een bouwvlak op maat wordt toegekend aan de woning;
  • e. de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen 'Wonen' en Tuin' gelden;
  • f. het erf op een goede landschappelijke wijze ingepast blijft, waaronder in ieder geval wordt begrepen dat, indien door de situering van de woning landschapsmaatregelen als bedoeld in lid 3.5 niet mogelijk zijn, andere landschapsmaatregelen worden genomen als bedoeld in lid 3.6.
3.7.2 Verschuiven van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 Wro het bouwvlak, inclusief de ter plaatse geldende aanduidingen, verschuiven, onder voorwaarden dat:

  • a. de verschuiving van het bouwvlak ten hoogste 10 m bedraagt ten opzichte van het bestaande bouwvlak, waarbij een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 4 m in acht genomen wordt;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  • d. vaststaat dat de bestaande woning wordt gesloopt binnen drie maanden na gereedmelding van de nieuwe woning;
  • e. rekening wordt gehouden met de landschappelijke inpassing;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd.