direct naar inhoud van 2.2 Wijziging hoofdstuk 4 (haalbaarheid) van moederplan
Plan: RBT 2009, gedeeltelijke herziening externe veiligheid
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R52B003A-0003

2.2 Wijziging hoofdstuk 4 (haalbaarheid) van moederplan

  • Paragraaf 4.3.5 (externe veiligheid) van het moederplan is als volgt gewijzigd:

"4.3.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie van gevaarlijke stoffen en het transport van gevaarlijke stoffen. De gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen, stationaire bronnen zoals een chemische fabriek of een LPG vulpunt en mobiele bronnen zoals transport van gevaarlijke stoffen over wegen en door leidingen.

Voor inrichtingen (bedrijven) is het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" van belang. In dit besluit wordt externe veiligheid omschreven als "de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de inrichting waar een gevaarlijke stof bij betrokken is".

Voor transport zijn de "Wet vervoer gevaarlijke stoffen" en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van belang.

Bij externe veiligheid wordt een onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon, die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-5 (één op 100.000) en een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Binnen deze contour mogen in ieder geval geen kwetsbare objecten (o.a. scholen, gebouwen waar zich veel mensen bevinden en gebouwen waar zich minder zelfredzame personen kunnen bevinden) aanwezig zijn of geprojecteerd worden.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Voor de contour van het groepsrisico geldt in ieder geval dat het niet wenselijk is om hier kwetsbare bestemmingen toe te staan. Het streven moet zijn om het aantal personen binnen het invloedsgebied onder de oriëntatiewaarde en waar mogelijk zo laag mogelijk te houden.

In het plangebied is een stationaire bron aanwezig, namelijk een LPG-tankstation, en er bevinden zich in het plangebied aardgasleidingen.

Ten behoeve van de verantwoording van externe veiligheidsrisico's is een tweetal onderzoeken uitgevoerd: 'Beschouwing LPG-tankstation t.b.v. bestemmingsplan A18 Bedrijvenpark' en 'Beschouwing hogedruk aardgasleidingen t.b.v. bestemmingsplan A18 Bedrijvenpark'. Het resultaat van deze onderzoeken is vastgelegd in de notitie "Verantwoording groepsrisico bestemmingsplan A18 Bedrijvenpark" van Royal Haskoning van 2 november 2011 en als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Omdat de toekomstige invulling van het plangebied op basis van het bestemmingsplan niet vast staat is ten behoeve van de berekening van het externe veiligheidsrisico uitgegaan van een "worst case-scenario". Op grond van de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (Ministerie van VROM, november 2007) is uitgegaan van een industriegebied met hoogbouw kantoren. Het aantal personen hiervoor bedraagt 200 personen per hectare.

LPG-tankstation
Bij het tankstation aan de Nieuwestraat 6 in Wehl vindt verkoop van LPG plaats. De doorzet aan LPG is in de milieuvergunning vastgelegd op maximaal 1.500 m3 per jaar.

Conform de Regeling externe veiligheid inrichtingen geldt voor LPG-tankstations met een doorzet van meer dan 1.000 m3 LPG per jaar een PR-10-6 contour van 110 meter vanaf het vulpunt. Een deel van deze PR-10-6 contour valt over het plangebied RBT. Binnen deze contour mogen in ieder geval geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten geprojecteerd worden.

Als grens voor de berekening van het groepsrisico voor een LPG tankstation wordt een contour van 160 meter rond het vulpunt aangehouden. Binnen deze contour (het invloedsgebied) wordt bij een populatiedichtheid van 200 personen een overschrijding van het groepsrisico behaalt, indien geen convenantmaatregelen worden getroffen.

Indien wel convenantmaatregelen worden getroffen, zoals hittewerende coating op tankauto's en een verbeterde vulslang, wordt geen overschrijding van het groepsrisico meer behaald.

Omdat, zonder convenantmaatregelen, er een overschrijding van het groepsrisico is berekend heeft de gemeente Doetinchem, in het kader van de verantwoordingsplicht, de veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) om advies gevraagd.

Hogedrukaardgasleidingen
In het plangebied liggen een drietal hogedrukaardgasleidingen. Dit zijn de volgende leidingen:

    • 1. A-523 met een diameter van 406,4 mm en een druk van 66,2 bar;
    • 2. A-523-30 met een diameter van 1219,0 mm en een druk van 66,2 bar;
    • 3. N-566-03 met een diameter van 219,1 mm en een druk van 40,0 bar.

Uit berekeningen van het plaatsgebonden risico blijkt dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour 10-6 of kleiner. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Bevb.

Voor de hogedrukaardgasleidingen geldt wel een belemmeringenstrook waarbinnen geen bebouwing gerealiseerd mag worden. Voor de leidingen met kenmerk A-523-30 en A-523 geldt een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding. Voor de leiding met kenmerk N-566-03 geldt een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding.

Er treedt een significante verhoging op van het groepsrisico van de hogedrukaardgasleidingen. Het groepsrisico van de leidingen met kenmerk A-523-30 en N-566-03 blijven in de toekomstige situatie onder de oriënterende waarde. Het groepsrisico van de leiding met kenmerk A-523 overstijgt de oriënterende waarde in de toekomst wel. Omdat bij een populatiedichtheid van 200 personen een overschrijding van het groepsrisico behaald wordt, geldt er een verantwoordingsplicht. De gemeente Doetinchem heeft daarom de VNOG om advies gevraagd.

A18
In het toekomstige wegennet wordt de A18 aangewezen als route voor het transport van gevaarlijke stoffen.

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is een veiligheidszone van 0 meter opgenomen. Derhalve ligt de plaatsgebonden risicocontour 10-6 op de transportas.

Uit de berekening blijkt dat de ontwikkeling van het plangebied tot een verhoging van het groepsrisico leidt. In de toekomstige situatie treedt echter geen overschrijding van de oriënterende waarde op.

Advies VNOG en verantwoording groepsrisico
De VNOG heeft het groepsrisico als gevolg van het LPG tankstation beoordeeld en heeft daarin op 25 oktober 2011 geadviseerd. Dit advies is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Op basis van het advies van de VNOG heeft de gemeente Doetinchem een Verantwoording Groepsrisico opgesteld ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan.

De VNOG geeft in haar advies aan zich te kunnen vinden in de gehanteerde uitgangspunten voor de groepsrisicoberekeningen.

Een lekkage die ontstaat bij een lossende LPG-tankwagen in de gas- en vloeistoffase is beheersbaar/bestrijdbaar, evenals een fakkelbrand. Een BLEVE (kokende vloeistof-gasexpansie-explosie) daarentegen kan niet adequaat worden bestreden. Een BLEVE kan alleen bestreden worden door hem te voorkomen of door het aanpakken van de gevolgen ervan. Tegen een BLEVE zelf hebben repressieve middelen geen effect.

De VNOG stelt dat de huidige en toekomstige bewoners van het bestemmingsplan zelfstandig kunnen handelen en dus als zelfredzaam worden aangemerkt. Zij zijn mentaal in staat om juist te handelen en fysiek in staat om zelfstandig te vluchten of te schuilen. Het bedrijventerrein is rondom de benoemde risicobronnen goed te ontvluchten via meerdere wegen.

Om het groepsrisico te verlagen worden kantoorgebouwen zo gesitueerd dat ze de minste impact kunnen ontvangen van de leiding. Tevens wordt rekening gehouden met de hoeveelheid en soort glas in de gevels. Een en ander zal vastgelegd worden in de koopovereenkomst van de bedrijfskavels.

Voor de bestrijding van de effecten is door de VNOG aangegeven dat binnen het plangebied bluswatervoorzieningen gerealiseerd dienen te worden. De gemeente Doetinchem zal hier, in overleg met het brandweercluster Doetinchem, invulling aan geven.

De VNOG adviseert om zo min mogelijk personen binnen de 1% letaliteitcontour toe te laten, of ze zover mogelijk van de risicobron te plaatsen. Daarmee wordt het aantal potentiële slachtoffers rondom de benoemde risicobronnen beperkt.

Omdat niet alle burgers op het bedrijventerrein gewaarschuwd kunnen worden, adviseert de VNOG om aandacht te schenken aan de planvorming van crisiscommunicatie bij een eventuele ramp of zwaar ongeval. Te denken valt aan:

      • a. het plaatsen van een extra Waarschuwings- en Alarmeringssysteem-paal (WAS-paal);
      • b. calamiteitenorganisatie gekoppeld aan het bedrijventerrein, keurmerk veilig ondernemen (publiek/privaat initiatief);
      • c. sms-alerting.

De gemeente Doetinchem zal in overleg met de VNOG het plangebied een extra WAS paal plaatsen.

Getroffen maatregelen in het bestemmingsplan
Om het groepsrisico te verlagen zijn zelfstandige kantoorfuncties enkel toegestaan aan de zuidwestzijde van het bedrijventerrein, buiten de groepsrisicocontour van het LPG tankstation. Binnen de groepsrisicocontour van de hogedrukaardgasleidingen mogen op een beperkt deel van het plangebied zelfstandige kantoren opgericht worden.

Hiermee is het niet aannemelijk dat het "worst case-scenario" van 200 personen per hectare gehaald wordt en zal het groepsrisico dalen.

Conclusie
Op basis van de afwegingen en de gekozen maatregelen wordt gesteld dat er sprake is van een verantwoord evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen en de externe veiligheidsrisico's van de risicobronnen.

In bijlage 2 van deze toelichting is de 'Verantwoording van het groepsrisico, Bestemmingsplan A18 Bedrijvenpark' van adviesbureau Royal Haskoning d.d. 19 oktober 2011, toegevoegd."

  • Paragraaf 4.4.3 (Cultuurhistorische waarden) onder 'Archeologisch erfgoed' van het moederplan is gewijzigd. Na de alinea's "In de zomer van 2009 komt ... is een nader onderzoek nog niet noodzakelijk." zijn de hierop volgende 2 alinea's als volgt gewijzigd:

"Daarnaast is voor het gebied ter hoogte van de Heislagseweg 1 en 5a eveneens een vervolgonderzoek aanvbevolen. Deze locaties zijn wel als directe bestemming opgenomen in dit bestremmingsplan derhalve is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen in dit bestemmingsplan. Aan deze dubbelbestemming dit de voorwaarde gekoppeld dat werkzaamheden uitsluitend mogen plaatsvinden wanneer een aanvullend onderzoek voor deze locaties is afgerond.

Het deel ten zuidoosten van de Heislagseweg ter hoogte van nummer 8 is nader onderzocht door Syntegra, februari 2011 / rapport S110032, (als bijlage bijgevoegd bij dit bestemmingsplan) en beoordeeld door de regionaal archeoloog. Bij het onderzoek zijn sporen (hoofdzakelijk greppels en kuilen) aangetroffen uit de 18e en 19e eeuw. Deze sporen zijn als niet behoudenswaardig gekwalificeerd. Een bescherming is hier niet noodzakelijk."

  • Paragraaf 4.4.1 (flora en fauna) van het moederplan is gewijzigd. Na de alinea's "De bescherming van natuur in Nederland ... steenuil in het plangebied is dit aan de orde." is de hieropvolgende alinea als volgt gewijzigd:

"Ten behoeve van alle beschermde voorkomende soorten is een activiteitenplan opgesteld. In dit activiteitenplan is aangegeven hoe en op welke wijze mitigerende en compenserende maatregelen in en buiten het plangebied zullen plaatsvinden. Op basis van dit activiteitenplan heeft de minister van LNV vrijstelling van ontheffing gegeven onder de voorwaarde dat alle compenserende en mitigerende maatregelen zoals voorgesteld in het activiteitenplan worden doorgevoerd voordat gestart kan worden met de werkzaamheden in het gebied.

De vrijstelling van de minister (29 april 2011, Besluit ruimtelijke ingrepen) als bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan."