direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Sportweg - 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R03H009A-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Op 9 april 2008 is tussen het Graafschap College en gemeente Doetinchem een hoofdlijnenakkoord gesloten betreffende de bouwplannen van het Graafschap College in de periode 2008 - 2012. In dat akkoord zijn onder andere afspraken vastgelegd over nieuwbouw voor een vestiging van het Graafschap College op Sportpark Zuid, in de nabijheid van de destijds nog op te richten breedtesporthal. De breedtesporthal is inmiddels gerealiseerd en in gebruik.

De nieuwe huisvesting voor het Graafschap College moet in eerste instantie de opleiding 'Sport & Bewegen' en 'Orde & Veiligheid' onderbrengen. Met de keuze voor de locatie van de voormalige tennishal, in de nabijheid van sportpark Zuid en de Breedtesporthal aan de Liemersweg, is een plek gevonden waarbij niet alleen een passende herbestemming voor de tennishal-locatie is gevonden, maar waarbij het nieuwe schoolgebouw met zijn specifieke opleidingsrichting in de bestaande context past.

De nieuwbouw moet ruimte gaan bieden aan sportgerelateerde opleidingen 'Sport & Bewegen' en 'Orde & Veiligheid' van het Graafschap College. Het betreffen specifieke opleidingsrichtingen met een eigen karakter binnen de sector Zorg en Welzijn.

De locatie op Sportpark Zuid, grenzend aan de voetbalvelden en in de nabijheid van de breedtesporthal is daarbij een logische keuze. Een schoolgebouw waarbij een gezonde life-style, fitheid, sportiviteit, maar ook motiveren, communiceren en samenwerken centraal staan, verbetert niet alleen het imago van de bouwlocatie, maar de gehele uitstraling van de entree van het sportpark aan de Liemersweg.

Met de komst van het Graafschap College op deze plek, liggen er ook kansen om zich hier te manifesteren als gezond, open, transparant gebouw waarbij beweging in letterlijke en figuurlijke zin centaal staan en waarbij het gebouw een directe relatie aangaat met de omliggende sportterreinen.

De nieuwbouw van het Graafschap College is in strijd met de geldende beheersverordening. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is daarom noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan Sportweg - 2015 geeft de gemeente hier inhoud aan.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Doetinchem wordt in principe overal dezelfde plansystematiek gehanteerd. De bestemmingen en regels uit het voorliggende bestemmingsplan sluiten daardoor grotendeels aan op de bestemmingen en regels uit andere bestemmingsplannen. Daarmee wordt de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid van de burgers vergroot.

1.2 Plangebied

Het plangebied "Sportpark Zuid" ligt in het westen van de stad Doetinchem, op de zuidoever van de Oude IJssel dicht bij de binnenstad. Het sportcomplex wordt begrensd door de Oude IJssel in het noorden, de Europaweg in het oosten, de Liemersweg in het zuiden en de Energieweg in het westen. Ten tijde van de aanleg lag het aan de rand van de stad. De randwegen maken deel uit van de stedelijke verkeershoofdstructuur

Binnen het Sportpark Zuid heeft het Graafschap College met de Gemeente de locatie van de huidige tennishal afgesproken. De globale ligging is op onderstaande afbeelding weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven op de plankaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R03H009A-0002_0001.jpg"

Afbeelding: globale ligging plangebied.

De locatie is gelegen aan de rand van Sportpark Zuid aan de Liemersweg, een belangrijke ontsluitingsweg voor Doetinchem, die de stad verbindt met aangrenzende dorpen, zoals Wehl en Didam met de stad. Kenmerkend voor deze weg zijn de brede groenstroken aan weerszijde. Het gebied tussen de groenzone van de weg en de tennishal wordt momenteel gebruikt als parkeervoorziening. In de nabijheid van de locatie is ook een hoogspanningsmast aanwezig. Het tracé van de leidingen is echter niet direct van invloed op de locatie van de tennishal, maar heeft wel een zekere invloed op de inrichting van de openbare ruimte.

In de omgeving van het plangebied zijn op dit moment aanwezig: kantoor waterschap Rijn- en IJssel, breedtesporthal, brandweerkazerne, sportvelden en bijbehorende voorzieningen. Aan de overzijde van de Liemersweg is woonwijk De Huet gelegen.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Sportweg - 2015 is een partiële herziening van de in het plangebied geldende beheersverordening. Voor het bestemmingsplan Sportweg - 2015 geldt op dit moment een beheersverordening welke na het onherroepelijk worden van het onderhavige bestemmingsplan ten dele zal komen te vervallen:

  • Beheersverordening Vijverberg, Rekhemseweg, De Hoop, Sportpark zuid - 2014, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 18 december 2014;

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ontwikkelingen

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een schoolgebouw voor het Graafschap College op de locatie van de tennishal mogelijk. De nieuwbouw biedt ruimte aan de theoriecomponent van de onderwijsrichtingen 'Sport & Bewegen' en 'Orde & Veiligheid' en is bedoeld voor ca. 700 studenten en 40 personeelsleden.

Het maximum vloeroppervlakte van het gebouw bedraagt ca. 5.000 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo). Het gebouw zelf biedt plek aan het 'theorie-gedeelte' van de opleidingen. Het bevat geen sportvoorzieningen. De footprint van het gebouw is bepaald op ca. 1.800 m2. De nieuwbouw kent maximaal 4 lagen met een maximale bouwhoogte van 17 meter.

Om de realisatie van de nieuwbouw voor te bereiden is een ruimtelijke kader opgesteld. Dit kader is in paragraaf 2.2 nader omschreven De doelstellingen, zoals geformuleerd in het ruimtelijk kader zullen op een integrale manier bekeken worden, om een ruimtelijke verbeteringsslag mogelijk te maken. Er zal een antwoord moeten worden geformuleerd op de tegenstelling zichtbaarheid/uitstraling aan de Liemersweg enerzijds en de eisen t.a.v. (fiets)parkeren en ontsluiting daarvan anderzijds.

2.2 Ruimtelijk Kader

Om de beoogde locatie te kunnen gebruiken is sloop van de tennishal nodig. Uitgaande van de sloop heeft de gemeente Doetinchem voorwaarden opgesteld, waaraan de vormgeving van de nieuwbouw en de inrichting van de buitenruimte moet voldoen. De voorwaarden en richtlijnen uit dit ruimtelijk kader zijn, voor zover mogelijk, doorvertaald in voorliggend bestemmingsplan (regels en plankaart).

Het ruimtelijke kader bestaat uit kwalitatieve voorwaarden voor de ontwikkeling van de nieuwbouw op de locatie van de tennishal. De essentiële voorwaarden en de richtlijnen zijn als volg samen te vatten:

Essentiële voorwaarden

  • De grens van het plangebied bepaalt de ruimte waarbinnen het programma van het Graafschap College moet passen. Het beoogde kavel / het plangebied is ca. 2.950 m2 groot.
  • De positie van de school kan vrij worden bepaald binnen het bouwvlak (deze is gelijk aan het bestemmingsvlak).
  • De footprint van het schoolgebouw is max. 1.800 m².
  • Door het toevoegen van de school zijn extra parkeerplaatsen nodig. Voor deze school met een vloeroppervlak van ca. 5.000 m² zijn dat in totaal 119 parkeerplaatsen nodig voor gebruik overdag plus 65 parkeerplaatsen voor avondgebruik. Overdag is dubbelgebruik van het bestaande parkeerterrein mogelijk, voor de avond en voor het weekend is een oplossing nodig voor 65 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen worden aansluitend op de bestaande parkeerplaatsen aangelegd.
  • Waterberging als gevolg van nieuw aan te brengen verharding op het terrein van de nieuw te bouwen school gebeurt in beginsel op het eigen terrein van de school.
  • Stalling voor fietsen van leerlingen en docenten, in totaal 675 stuks, vindt plaats op eigen terrein.
  • Geen exclusieve buitenruimte bij de school. Als erfscheiding nodig is, dan een groen karakter, passend in het park, en maximaal één meter hoog. In beginsel geen hekwerken.
  • De locatie is goed zichtbaar vanaf de Liemersweg. Het nieuwe schoolgebouw markeert entree van het Sportpark, waardoor hoogwaardige architectuur belangrijk is.
  • De nieuwbouw versterkt het karakter van het sportpark en gaat relatie aan met groene omgeving.
  • Behoud betekenis Sportweg als centrale parklaan.
  • De entree van de school ligt aan het parkeerterrein, mede lettend op de toekomstige ontsluiting van het parkeerterrein. Dit is ook vanaf de Liemersweg het best zichtbare en meest representatieve deel van het gebouw.
  • De hoogte van de nieuwbouw is maximaal 4 bouwlagen, ca. 17 m.

Richtlijnen

  • Alzijdige representatieve architectuur gebouw, ook aan zijde voetbalveld. Meest representatieve gevel aan zijde Liemersweg, ook als visitekaartje Sportpark.
  • Uitnodigende gevel(s), zeker geen dichte gevels aan zijde Liemersweg of Sportweg.
  • Bebouwingsaccent mogelijk aan zijde Liemersweg, accent hoger dan breed.
  • Eenduidige vormgeving volume gebouw, geen samenstel van vormen.
  • Nieuwbouw niet de uitstraling van een kantoor: dus geen regelmaat, repetitie, maar levendige gevel.
  • Innovatief en duurzaam karakter gebouw, straalt dat ook uit.
  • Gebruik 'groene' energievoorzieningen, zoals zonnecollectoren: meenemen in vormgeving gebouw.
  • Naamborden gevel integreren in vormgeving gebouw: geen letterbakken aan of op het gebouw.
  • Plaatsen vlaggenmasten en eventuele reclameobjecten in overleg met gemeente, niet vanzelfsprekend mogelijk, moeten passen in totaalbeeld.
  • Inrichting buitenruimte:
    • 1. zachte, bij park passende, overgang van groen naar gevel;
    • 2. voorkomen potentiële "hangplekken" buiten schooltijden;
    • 3. sociale veiligheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen en indien noodzakelijk op de verbeelding en in de regels vertaald.

De volgende beleidsstukken zijn wel bekeken voor het plangebied, maar hebben geen invloed op de ontwikkeling.

  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), Rijk, vastgesteld d.d. 13 maart 2012;
  • Omgevingsivisie, provincie Gelderland, vastgesteld d.d. 9 juli 2014
  • Omgevingsverordening, provincie Gelderland, vastgesteld d.d. 24 september 2014
  • Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012, gemeente Doetinchem, vastgesteld 26 april 2012;
  • Masterplan Schil, gemeente Doetinchem, vastgesteld d.d. 13 december 2007;
  • Mobiliteitsplan, gemeente Doetinchem, vastgesteld 12 juli 2007;
  • Groenstructuurplan, gemeente Doetinchem, vastgesteld 1992;
  • Cultuurnota Dossier Cultuur 2003, gemeente Doetinchem, vastgesteld d.d. 18 december 2003;
  • Detailhandelsnota 'Perspectief detailhandel Doetinchem', gemeente Doetinchem, vastgesteld op 27 november 2006;
  • Kantorennota 'Ruimte voor kantoren', gemeente Doetinchem, vastgesteld op 7 februari 2008;
  • Planologisch beleid 2009, gemeente Doetinchem, vastgesteld op 18 december 2008.
  • Nota cultuurhistorie, Doetinchem Cultuurhistorierijk, gemeente Doetinchem, vastgesteld 25 september 2008;

Deze plannen zijn daarom ook niet verder toegelicht in dit plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en overprogrammering worden voorkomen. Middels de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (kortweg: duurzaamheidsladder) vindt een toetsing plaats. De ladder bestaat uit drie treden:

1. Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.

2. Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.

3. Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

Ad.1. De nieuwbouw moet ruimte gaan bieden aan de sportgerelateerde opleidingen 'Sport & Bewegen' en 'Orde & Veiligheid' van het Graafschap College. Het betreffen specifieke opleidingsrichtingen met een eigen karakter binnen de sector Zorg en Welzijn. In de regio is een dergelijke opleiding niet aanwezig en is een uitbreiding van de opleidingen die al door het Graafschap College worden aangeboden. De opleidingen zullen door leerlingen uit de regio worden bezocht. De bestaande locaties in Doetinchem hebben geen ruimte om deze opleidingen hier te laten vestigen. De regionale behoefte van het plan is hiermee wel aangetoond.

Ad.2. Het plan betreft een vervanging van een reeds bestaat bouwwerk wat zal worden gesloopt. Hierbij is sprake van inbreiding binnen het bestaand stedelijk gebied.

Ad.3. Het plangebied is goed bereikbaar voor zowel het eigen vervoer (auto's), het openbaar vervoer (bus) alswel met de fiets.

Conclusie
Het plan voldoet aan de duurzaamheidsladder.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Waterbeheerplan 2010-2015

In het Waterbeheerplan 2010-2015 zijn door het Waterschap Rijn en IJssel opgestelde uitgangspunten voor water-, waterkeringen- en waterwegbeheer vastgelegd. Kernbegrippen zijn schoon, levend en functioneel water. Het waterschap streeft samen met gemeenten naar een vorm van duurzaam stedelijk waterbeheer en verbetering van de waterkwaliteit, door afkoppelen van schoon regenwater, het minimaliseren van de verontreiniging van oppervlaktewater en waterbodem en het aanleggen van natuurvriendelijke oevers. Met betrekking tot de chemische en ecologische waterkwaliteit van oppervlaktewater wordt gewerkt aan nadere invulling van doelstellingen en maatregelen op basis van de normstelling uit de Europese Kaderrichtlijn Water.

Voor het plangebied Sportweg - 2015, staan in het beheersplan geen specifieke doelstellingen beschreven. De ontwikkeling sluit aan op de doelstellingen zoals aangegeven in het plan. In paragraaf 4.8 wordt nader op het aspect water ingegaan.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Mobiliteitsplan

Op 12 juli 2007 heeft de gemeenteraad het mobiliteitsplan vastgesteld.

Het Mobiliteitsplan schetst vanuit ruimtelijk-economisch-perspectief de opgaven voor het mobiliteitsbeleid op korte en middellange termijn. Aan de hand van een analyse van ontwikkelingen en knelpunten zijn vervolgens de concrete problemen en oplossingsrichtingen geformuleerd. Dit leidt tot een integraal pakket van bereikbaarheidsmaatregelen gericht op de auto, het openbaar vervoer , het langzame verkeer en een visie op de wegen en fietsstructuur. Parkeerbeleid is daarvan integraal onderdeel. Vervolgens wordt aangegeven hoe randvoorwaarden van leefbaarheid en veiligheid worden gewaarborgd. In het Mobiliteitsplan is ook aandacht voor de financiële consequenties en mogelijkheden en de wijze waarop de mobiliteit duurzaam wordt gemonitord.

Voor het Centrum en de industriegebieden van Doetinchem is gekozen voor een extra accent op bereikbaarheid. Voor leefbaarheid en verkeersveiligheid geldt daar het minimumniveau. Voor de wijken, dorpen en het buitengebied is gekozen voor een extra accent op verkeersveiligheid. Voor bereikbaarheid en leefbaarheid geldt daar het minimumniveau.

In de gemeente worden vijf probleemclusters onderscheiden:

  • probleemcluster centrum west (Keppelseweg-Hofstraat-Kruisbergseweg);
  • probleemcluster corridor aansluiting 3 A18 - Europaweg;
  • probleemcluster corridor aansluiting 4 A18 - Terborgseweg-J.F. Kennedylaan-kruising J.F. Kennedylaan/Varsseveldseweg;
  • probleemcluster centrum zuidoost (Gaswal-Missetstraat-IJsselkade-Raadhuisstraat);
  • probleemcluster Weemstraat (inclusief doorgaand verkeer regionaal bedrijventerrein-Zutphen).

Geen van deze probleemclusters zijn van toepassing voor het plangebied. Wel is er voor het plangebied afspraken omtrent verkeer en parkeren. In hoofdstuk 4, paragraaf 4.10 wordt daar verder op ingegaan.

3.4.2 Bomenbeleid en de nieuwe Bomenverordening

De bescherming, de herplant en het kappen van bomen is geregeld in de gemeentelijke bomenverordening. De beleidsregels voor toepassing van deze regelgeving zijn opgenomen in de notitie “Beleidsregels bomenverordening gemeente Doetinchem” (2006). Deze notitie bevat het beleid ten aanzien van de beoordeling kapaanvragen en belangenafweging, bijzondere bomen en de duurzame instandhouding en bescherming van bomen. Het bomenbeleid is in essentie gericht op het behoud van (toekomstig) waardevolle bomen en boomstructuren.

Bomen dragen in belangrijke mate bij aan de structuur, identiteit, belevingswaarde, ecologische waarde en gebruikswaarde van de (woon)omgeving en worden dan ook beschouwd als de belangrijkste groenelementen in de stedelijke omgeving. Hierbij geldt dat naarmate bomen ouder zijn de waarde voor de omgeving toeneemt. Om deze reden is het van belang in de bestaande situatie en bij nieuwe ontwikkelingen met zorg om te gaan met aspecten van beheer en inrichting van de boom en zijn groeiplaats.

De nieuwbouw van het Graafschap College vindt plaats binnen de huidige bebouwingscontouren van de aanwezige tennishal. De aanwezige bomen blijven behouden, er worden geen bomen gerooid.

Daarnaast is het zo dat de aanwezige waardevolle bomen in de omgeving worden beschermd middels de kapverordening en de kapvergunning. In dit bestemmingsplan zijn derhalve geen maatregelen opgenomen.

Het onderhavige bestemmingsplan Sportweg - 2015 sluit daarmee aan op dit nieuwe beleid.

3.4.3 Parkeernota: Kwaliteitsimpuls Parkeren Doetinchem

De parkeernota Kwaliteitsimpuls Parkeren Doetinchem, vastgesteld door de raad op 25 september 2008, omvat een toekomstgerichte uitwerking van de beleidsrichtingen die in het mobiliteitsplan staan. Doelstelling van de parkeernota is het bereiken van een optimale afstemming van de parkeervraag en het parkeeraanbod gedurende de komende jaren.

Belangrijkste constateringen in de parkeernota zijn:

  • er is niet zo zeer sprake van een kwantiteitsprobleem, maar van een kwaliteitsprobleem rond het parkeren in Doetinchem;
  • er hoeven naar verwachting 400 parkeerplaatsen minder gerealiseerd te worden dan in het mobiliteitsplan genoemd staan;
  • de tijdsdruk om parkeerplaatsen te ontwikkelen is minder groot dan verondersteld;
  • door een goed monitoringsysteem kan adequaat worden ingesprongen op een veranderende parkeervraag.

Ten behoeve van een verbetering van het parkeersysteem worden in de parkeernota enkele ruimtelijke aanbevelingen gedaan.

  • De geplande parkeergarages Hamburgerbroek en nabij het stadhuis als strategische reservelocatie beschouwen;
  • Het plaatsen van een dynamisch parkeerverwijssysteem dat moet leiden tot een betere benutting en uitwisseling van de aanwezige parkeervoorzieningen;
  • Nieuwstad en omgeving handhaven als parkeerlocatie;
  • Verplaatsen weekmarkt naar voorzijde van het stadhuis voor optimale benutting van de parkeercapaciteit rondom het stadhuis, daarbij parkeerregulerende maatregelen treffen in de Spinbaan en de Melkweg;
  • Het parkeerterrein Varkensweide uitbreiden naar 900-1.000 parkeerplaatsen.

De ontwikkelingen in het plangebied Sportweg - 2015 voldoen aan het gestelde in de parkeernota. Het beleid omtrent parkeren vormt derhalve geen belemmering. In paragraaf 4.10 wordt nader op het aspect parkeren ingegaan.

3.4.4 Waterplan Doetinchem

De gemeente Doetinchem heeft samen met het waterschap Rijn en IJssel het Waterplan Doetinchem opgesteld. In dit beleidsdocument is de integrale omgang met water in stedelijk en landelijk gebied aangegeven ter ondersteuning van het streven te komen tot veerkrachtige watersystemen en het scheiden van vuil- en schoonwaterstromen als principe. Sinds de gemeentelijke herindeling (2005) is dit beleid ook van toepassing op het gebied van de voormalige gemeente Wehl.

Het Waterplan Doetinchem bundelt op lokaal niveau het inzicht in de huidige situatie en geeft in de streefbeelden en ambities aan hoe duurzaamheids- en gidsprincipes van integraal waterbeheer in plannen vertaald kunnen worden. Hierin zijn belangen van ruimtelijke ordening, milieu, natuur en toerisme meegewogen.

Het waterplan is door de gemeente in samenwerking met waterschap, waterbedrijf, vertegenwoordigers van natuur en milieubelangen, inwoners en bedrijfsleven tot stand gekomen. In het waterplan zijn Rijksbeleid, provinciaal beleid en het beleid van het waterschap als fundamentele elementen opgenomen. Het Waterplan uit 2003 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015 vormen samen de basis voor de omgang met water in het algemeen en het rioleringsstelsel in het bijzonder.

Met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het stedelijk gebied zijn de volgende gidsprincipes voor integraal waterbeheer van belang:

  • Het toepassen van de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren;
  • Water van schoon naar minder schoon laten stromen (geen afwenteling);
  • Met water de identiteit van een plek zichtbaar maken;
  • Een goede communicatie opzetten (intern en extern);
  • Water als mede-ordenend principe toepassen bij ruimtelijke plannen;
  • Samenwerken en afstemmen;
  • Balans in watersysteem en waterketen.

Door het toepassen van deze principes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem binnen de gemeentegrenzen, gecombineerd met een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water. Er is een goede samenwerking en afstemming tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen, en er vindt geen bestuurlijke, financiële of ruimtelijke afwenteling plaats. Dit is het algemene streefbeeld voor 2030.

In het waterplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt. in paragraaf 4.8 wordt nader op het aspect water ingegaan. Dit bestemmingsplan sluit aan op het gestelde in het waterplan.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

4.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.

4.2 Bodem

Bij een bestemmingsplan moet worden bepaald dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Om deze bodemgeschiktheid te bepalen is door Milieutechniek Rouwmaat Groenlo b.v. een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek d.d. 25 september 2014, nr. MT.14233 is als bijlage 1 toegevoegd.

Uit deze rapportage wordt duidelijk dat de bodem van het plangebied niet of licht verontreinigd is met de stoffen genoemd in de norm NEN5740. Tijdens het veldwerk is gelet op het voorkomen van asbest. Op de bodem en in het opgebooerde materiaal zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. De locatie is dan ook onverdacht voor het voorkomen van asbest.

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van dit plan.

4.3 Akoestiek

4.3.1 Wegverkeerslawaai

Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken.

In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen en voorkeursgrenswaarden opgenomen.

Langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km gebieden, ligt een wettelijk bepaalde geluidzone afhankelijk is van het type weg.

Het plangebied ligt binnen de geluidszone van 200 meter van de Liemersweg.

Om de invloed van het wegverkeer ter plaatse van de gevels van de te realiseren school te beoordelen is door Ecopart een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek d.d. 6 november 2014, nr. 15948 is als bijlage 2 toegevoegd.

Uit deze rapportage blijkt dat het wegverkeerslawaai van de Liemersweg een geluidsbelasting op de voorgevel van het geprojecteerde schoolgebouw oplevert die maximaal 3 dB hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Op de eerste drie bouwlagen van de school (waar leslokalen zijn geprojecteerd) zijn bij twee beoordelingspunten op 7,5 meter hoogte overschrijdingen van 3 dB ten opzichte van de voorkeursgrenswaarde berekend.

Bij de overige beoordelingspunten zijn overschrijdingen van 1 tot 3 dB berekend.

Vanwege deze overschrijdingen en het feit dat maatregelen aan de weg en in het overdrachtgebied, niet wenselijk en/of niet redelijk zijn, is een hogere grenswaarde nodig. Hiertoe is een procedure om hogere grenswaarde gevolgd. De hogere grenswaarde zal zijn verleend voordat het bestemmingsplan door de gemeenteraad wordt vastgesteld.

Voor het schoolgebouw geldt dat bij de verlening van de bouwvergunning aanvullend bepaald wordt welke voorzieningen aan het schoolgebouw nodig zijn om een binnenniveau van 33 dB (Bouwbesluit) veilig te stellen.

Met het nemen van deze noodzakelijke maatregelen aan het gebouw, die redelijke kosten met zich meebrengen, kan een goed akoestisch klimaat in de school voldoende worden gewaarborgd.

Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van dit plan.

4.3.2 Railverkeerslawaai

Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. De Wet geluidhinder bepaald dat iedere spoorlijn een geluidzone ligt. Deze zone bedraagt binnen de gemeente Doetinchem 100 meter. Het plangebied ligt niet binnen de spoorzone.

Het aspect railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van dit plan.

4.3.3 Industrielawaai/bedrijfszonering

Voor de ruimtelijke inpassing van de school zijn de richtafstanden uit de VNG publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” in acht genomen. Voor het aspect geluid geldt daarbij een richtafstand van 30 meter tot gevoelige objecten. Dit is tevens de grootst benodigde afstand.

De dichtstbijzijnde woningen in de wijk ''De Huet'' liggen op ongeveer 160 meter afstand tot de school. Dit is ruimschoots buiten de genoemde richtafstand. Daarnaast ligt er tussen de dichtstbijzijnde woningen en de beoogde loatie een geluidwal.


Het aspect industrielawaai en bedrijfszonering vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van dit plan.

4.4 Lucht

Op basis van de te verwachten extra verkeersbewegingen als gevolg van het in werking zijn van de school, is met behulp van de NIBM-tool van www.infomil.nl de bijdrage aan de luchtkwaliteit bepaald. In de berekening is uitgegaan van een 'worst case' inschatting van 1.000 extra verkeersbeweging met een beperkt aandeel vrachtverkeer van twee vrachtwagens per dag gemiddeld van/naar de school:

Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit.  
Extra verkeer als gevolg van het plan  
extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde)   1000  
aandeel vrachtverkeer   0,4%  
Maximale bijdrag extra verkeer    
NO2 in ug/m3   0,91  
PM10 in ug/m3   0,22  
Grens voor 'Niet In Betekende Mate' in ug/m3   1,2  
Conclusie : de bijdrage van extra verkeer is niet in betekenende mate; er is geen nader onderzoek nodig.  

Uit deze berekening volgt dat de bijdrage van het extra verkeer van en naar de school niet in betekenende mate is. Er is geen nader onderzoek nodig (het omslagpunt voor nader onderzoek ligt bij ca. 1325 extra voertuigbewegingen).

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van dit plan.

4.5 Externe veiligheid

Ter beoordeling van het aspect externe veiligheid is advies ingewonnen bij de Omgevingsdienst Achterhoek. Het vooradvies voor de bestemmingsplanprocedure d.d. 3 oktober 2014 met nr. S2014-00530 is als bijlage 3 toegevoegd.
Uit dit advies wordt duidelijk dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan. Ten aanzien van een aanwezige hogedrukgasleiding wordt opgemerkt dat een verantwoording van het groepsrisico in het bestemmingsplan dient te worden opgenomen.

Uit de door de Omgevingsdienst Achterhoek aanvullend uitgevoerde risicoberekening hogedruk aardgasleidingen (bijlage 4) blijkt dat het plangebied met de te realiseren school binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgastransportleiding N566-12 ligt.

Doordat de leiding aan de rand van het invloedsgebied ligt heeft deze geen effect op de hoogte van het groepsrisico van de betreffende leiding. Dit betekent dat wat betreft de motivatie van het groepsrisico kan worden volstaan met een beperkte verantwoording. Aan de voorwaarden hiervoor uit artikel 13 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt voldaan.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van dit plan.

4.6 Bedrijvigheid

In de omgeving van de nieuw te realiseren school aan de Sportweg liggen geen relevante bedrijven die door de komst van de school worden gehinderd in hun bedrijfsuitvoering.

Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van dit plan.

4.7 Flora en fauna

De locatie van het Graafschap College bevindt zich niet in of in de buurt van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- of Habitatrichtlijn en maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofstructuur. Gebiedsbescherming is dus niet aan de orde. Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder ander de bescherming van dier- en plantsoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve gevolgende op de aanwezige natuurwaarden.

Ten behoeve van de nieuwbouw van het Graafschap College is een quick scan natuurtoets uitgevoerd (kenmerk: Staring Advies, juni 2014, rapportnummer 1390, projectnummer 2300). Het onderzoek is als bijlage 7 toegevoegd.

Het doel van de quickscan is om snel te inventariseren of door de geplande ontwikkelingen schade kan ontstaan aan populaties van beschermde soorten flora en/of fauna en hoe deze schade beperkt of gecompenseerd kan worden. Tijdens de uitvoering van het verkennende natuuronderzoek is het voorkomen van beschermde soorten planten en dieren op de locatie nagegaan. Daarnaast is onderzocht op welke wijze de plannen voor de locatie in overeenstemming kunnen worden gebracht met hetgeen bepaald is in de Flora- en faunawet.

Aan de hand van de resultaten van de quickscan natuurtoets op de locatie tennishal op Sportpark Zuid in Doetinchem wordt de volgende conclusie getrokken:

Aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk, tenzij de groenstructuren rondom de tennishal aangetast worden. In de Quickscan natuurtoets is al aangegeven dat de bestaande groenstructuren blijven behouden. Een ontheffing is dan ook niet noodzakelijk.

Wel worden de volgende aanbevelingen gedaan:

  • 1. Het is zeer wenselijk om de groenstructuren rondom de tennishal te versterken, door gaten in de vegetatie op te vullen met nieuwe aanplant. Met name aan de west -, zuid- en oostzijde van de tennishal vormt de groenstrook geen aaneengesloten element. Hier is het gewenst om de strook te verdichten met inheemse loofhoutsoorten als zomereik, gewone es, hazelaar, zwarte els en wilgensoorten.
  • 2. Het is wenselijk om bij de nieuwbouw van het schoolgebouw extra voorzieningen aan te brengen voor gebouwbewonende vleermuizen. Dit kan heel eenvoudig door het openhouden van enkele stoot- en lintvoegen of het inmetselen van vleermuiskasten in de gevel. Daarnaast zijn er mogelijkheden om aan de buitengevels vleermuiskasten op te hangen. Zie bijlage 3 (opgenomen in het onderzoeksrapport) voor een aantal voorbeelden hiervan. Hiermee wordt de lokale populatie vleermuizen geholpen door het bieden van extra verblijfmogelijkheden.
  • 3. Bij de nieuwbouw van de school kunnen voor gierzwaluw voorzieningen getroffen worden in de vorm van nestkasten of ingemetselde gierzwaluw stenen. Zie bijlage 3 (opgenomen in het onderzoeksrapport) voor enkele voorbeelden hiervan.
  • 4. Bij de nieuwbouw dient bij de verlichting rekening gehouden te worden met vleermuizen. De groenstroken dienen niet extra aangelicht te worden tijdens de sloop- en bouwwerkzaamheden in verband met het verstorend effect op vleermuizen. Ook dient er bij de nieuwbouw van het Graafschap College rekening gehouden te worden met vleermuizen. De groenstroken mogen geen hinderlijk strooilicht van openbare verlichting ondervinden. Hier dient rekening mee gehouden te worden met de keuze van de armaturen, bijvoorbeeld alleen naar beneden geprojecteerde verlichting, LED-verlichting, amberkleurige verlichting. Het wordt aanbevolen om het verlichtingsplan door een ecoloog te laten beoordelen.

De te versterken stroken groenstructuur, zoals aangegeven in aanbeveling 1, zijn gelegen op gronden in eigendom van de gemeente. De gemeente zal deze groenstroken gaan verdichten. Wanneer is nog niet bekend.

Ten aanzien van de overige drie aanbevelingen zijn in artikel 3.5.2. van de regels voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan deze aanbevelingen.

4.8 Water

4.8.1 Watertoets

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit. Deze toets is opgenomen in subparagraaf 4.8.4.

4.8.2 Watersysteem

Het plangebied ligt net ten westen van het centrum van Doetinchem tussen de Energieweg, de Liemersweg en de Europaweg. Het gebied is onderdeel van het Sportpark Zuid. De locatie voor de nieuwbouw van het Graafschap College bevindt zich aan de westzijde van het sportpark, net ten oosten van de nieuwe breedtesporthal. Op dit moment bevindt zich daar nu de tennishal. Het te verharden oppervlakte voor de nieuwbouw is niet groter dan de huidige te slopen verharing. Door de nieuwbouw wordt er dus geen nieuwe verharding toegevoegd.

4.8.3 Waterplan

In paragraaf 3.4.4 is het Waterplan Doetinchem behandeld. Het beleid dat daarin is verwoord is vertaald in deze waterparagraaf.

4.8.4 Waterhuishoudkundige aspecten
Thema   Toetsvraag   Relevant  
Hoofdthema's  
Veiligheid   1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee

Nee  
Riolering en
afvalwaterketen  
1. Is er een toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van waterschap?  
Ja
Ja
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee
Ja

Nee  
Grondwater- overlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Oppervlaktewater- kwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
Nee

Nee
Nee  
Grondwater- kwaliteit   Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstarten uit het gemengde of verbeterde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee
 
Verdroging   Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee
Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
Aandachtsthema's  
Recreatie   Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect

Hemelwaterafvoer HWA

De bestaande footprint van de tennishal bedraagt ca. 3.000 m2, maar die van de nieuwe school zal maar 1.800 m2 bedragen. De aldus op de kavel gecreëerde niet bebouwde ruimte wordt benut voor parkeerplaatsen, fietsenstalling, groenvoorziening en infiltratie van hemelwater. In de koopovereenkomst voor de bouwkavel is opgenomen dat afkoppeling van het hemelwater op eigen terrein dient plaats te vinden. Hiermee is de daadwerkelijke afkoppeling van HWA voldoende gewaarborgd. De toepassing van een 'groen dak' is daarnaast een extra optie.

Droogweerafvoer DWA

Er wordt uitgegaan van een genormeerd verbruik van 20 liter per persoon per dag voor een middelbare school. Omgerekend naar 643 leerlingen is dat 12.680 liter, oftewel afgerond 13 m3 per dag. Uitgaande van een dagvenster van 8 uur bedraagt de afvalwaterhoeveelheid 1,63 m3/uur. Rekening houden met het extra afvalwater van een kantine e.d. bedraagt het afvalwaterdebiet van de school maximaal 2 m3 per uur.

In de nabijheid van de te slopen tennishal en de te realiseren school is bestaande riolering aanwezig voor de lozing van afvalwater. De hoeveelheid afvalwater van de school is op het bestaande rioolstelsel en in het aanwezige gemaal goed te verwerken.

Het rioolstelsel is voldoende gedimensioneerd om het afvalwater van de school te verwerken. De capaciteit van het rioolgemaal is 24 m3/uur. Hiervan wordt thans 14 m3 per uur benut. Samen met het debiet van max. 2 m3 per uur van de school wordt dit 16 m3 per uur.

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.9 Cultuurhistorie

Op 3 november 2008 heeft de gemeenteraad de nota 'Doetinchem: cultuurhistorierijk' definitief vastgesteld als beleidskader en structuurvisie. De nota 'Doetinchem: Cultuurhistorierijk' beoogt Doetinchem op de kaart te zetten als cultuurhistorierijke gemeente. In de nota worden drie voor Doetinchem belangrijke historische lagen benoemd: industrieel erfgoed, naoorlogse stedenbouw en architectuur en boerderijen in hun landschappelijke context. Op alle drie de terreinen is de afgelopen jaren uitgebreid onderzoek verricht. De gemeente heeft hierdoor inmiddels veel informatie beschikbaar over de archeologie, de naoorlogse wijken, het industrieel erfgoed, het centrum van Doetinchem en het landelijk gebied. Cultuurhistorie dient bij het begin van alle ruimtelijke plannen te worden meegewogen: cultuurhistorische en archeologische waarden worden onderzocht, beschermd en zo nodig ingepast.

4.9.1 Historisch landschappelijk erfgoed

Landschappelijk erfgoed is in het plangebied niet aanwezig. Het plangebied ligt van oorsprong in een oude dalvlakte van IJsseldal-Rijn. Deels gelegen op een hoge rivierterrasrest, deels in een gebied waar vroeger een geul liep. De archeologische verwachtingswaarde loopt hiermee uiteen van laag tot midden. Dit betekent dat vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek wel noodzakelijk is. Zie verder onder punt .

4.9.2 Historisch stedenbouwkundig erfgoed

Op dit moment staat op de planlocatie een tennishal. Deze vertegenwoordigt geen cultuurhistorische waarde. Ook in de onmiddellijke nabijheid van de tennishal staan geen gebouwen met cultuurhistorische waarde.

4.9.3 Archeologisch erfgoed

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.

Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Het belangrijkste doel van deze wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen. Wie dan ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek doen en de kosten daarvan op zich nemen. Ook als het onderzoek uiteindelijk tot een opgraving leidt.

Het archeologiebeleid van de gemeente Doetinchem is er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. In haar rol van bevoegd gezag kan de gemeente van initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen vragen aan te geven wat de effecten van de voorgenomen bodemingrepen zullen zijn op de eventueel aanwezige archeologische waarden. Om deze reden heeft de gemeente Doetinchem (mede als uitvoering van de nota cultuurhistorie) een archeologische beleidskaart laten opstellen waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn. De archeologische beleidskaarten zijn samen met de erfgoedverordening op 18 november 2010 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. De archeologische beleidskaarten zijn terug te vinden op www.doetinchem.nl/Leven/Cultuurhistoriewelkom/Cultuurhistorie/Rapporten.aspx

De uitgangspunten voor het archeologiebeleid sluiten al aan op het nieuwe beleid, die regionaal is opgesteld. Dit beleid staat in de nota 'Archeologie met beleid. Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek'. Dit beleid geeft een verlichting van de grenzen voor archeologisch onderzoek. De gebieden zoals deze in de archeologische beleidskaarten onderscheiden zijn, veranderen hier niet door. Wel zijn er nu in de basis 5 verschillende niveau's van becherming. Deze komen terug in de navolgende tabel.

  uitgangspunten archeologiebeleid   dubbelbestemming  
Archeologisch waardevolle gebieden (AWG)  
Niet van toepassing
 
Archeologische waardevol verwachtingsgebieden (AWV)  
AWV categorie 6 (hoog)   bij bodemingrepen dieper dan 30 cm – Mv (maaiveld) en bij plangebieden groter dan 250 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek   Waarde - Archeologische verwachting 2  
AWV categorie 8 (laag)   bij bodemingrepen dieper dan 30 cm – Mv (maaiveld) en bij plangebieden groter dan 5000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek
 
Waarde - Archeologische verwachting 4  
Bodemverstoringen  
Niet van toepassing
 
Onderzoeksmeldingen  
Niet van toepassing
 

Voor het plangebeid gelden dus twee archeologische waarvolle verwachtingswaarden. Het nieuwe gebouw komt te liggen op de lokatie waar nu nog de tennishal is gesitueerd.

Voor het plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd. In dit bodemonderzoek is aangegeven dat er op de planlocatie mogelijk gedempte sloten aanwezig zijn. Deze zijn gelegen onder of direct naast de bebouwing. Dit wil zeggen dat de ondergrond met mogelijk archeologische resten al verstoord is geweest voor en tijdens de bouw van de tennishal. Het vinden van archeologische resten in de bodem wordt dan ook nihil geacht. Een archeologisch onderzoek in deze is dan ook niet noodzakelijk.

Worden bij bodemwerkzaamheden toevalsvondsten aangetroffen dan geldt ten allen tijde de wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 Monumentenwet 1998.

4.10 Verkeer en parkeren

Autoverkeer

De nieuwbouw van het Graafschap College is gelegen aan de Sportweg. De Sportweg ontsluit op de Liemersweg. De Liemersweg is een belangrijke regionale ontsluitingsroute. De locatie is goed voor autoverkeer bereikbaar. De nieuwbouw komt te liggen aansluitend op de bestaande parkeervoorzieningen voor het sportpark.

De hoofdontsluiting van het Sportpark op de Liemersweg is recent aangepast. De ingang en uitgang zijn van elkaar gescheiden. Het doel daarbij was om de verkeersafwikkeling te bevorderen en de de veiligheid te vergroten. Auto's en fietsers / voetgangers zijn daarbij van elkaar geschieden.

Autoparkeren

In de Nota parkeernormen en parkeercompensatiefonds zijn de parkeernormen vastgesteld. Deze hanteren wij bij alle ingediende bouwplannen. De normen voor onderwijs zijn:

Type   Totaal   Eenheid  
Crèche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, BSO   3,8   Per groep  
Basisschool   4,0   leslokaal  
Voorbereidend beroepsonderwijs (VWO, Havo Vbo)   1,0   Leslokaal *  
Beroepsonderwijs (MBO,ROC, WO, HBO)   7,0   Leslokaal *  
  20,0   Collegezaal **  
Avond en volwassenenonderwijs   1,0   Student  

* leslokaal = circa 30 zitplaatsen

** collegezaal = circa 150 zitplaatsen

Omdat het mogelijk is om parkeerplaatsen dubbel te gebruiken zijn er aanwezigheidspercentages bepaald voor de verschillende voorzieningen. De tabel daarvoor staat hieronder genoemd. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat voor sportaccommodaties overdag 30 % van de parkeerplaatsen bezet zijn.

Aanwezigheidspercentages  
  Werkdag
overdag  
Middag   Avond   Koop-
avond  
Zaterdag-
middag  
Avond   Zondag-
middag  
Woningen   50   60   100   90   60   60   70  
Detailhandel   30   70   20   100   100   0   0  
Kantoor   100   100   5   10   5   0   0  
Bedrijven   100   100   5   10   5   0   0  
Sociaal cultureel   10   40   100   100   60   90   25  
Sociaal medisch   100   100   30   15   15   5   5  
Ziekenhuis   85   100   40   50   25   40   40  
Dagonderwijs   100   100   0   0   0   0   0  
Avondonderwijs   0   0   100   100   0   0   0  
Bibliotheek   30   70   100   70   75   0   0  
Museum   20   45   0   0   100   0   90  
Restaurant   30   40   90   95   70   100   40  
Café   30   40   90   85   75   100   45  
Bioscoop, theater   15   30   90   90   60   100   60  
Sport   30   50   100   90   100   90   85  

Het Graafschapcollege zal 700 leerlingen “herbergen”. Uitgaande van de parkeernormen zullen er bij deze aantallen leerlingen minimaal 119 parkeerplaatsen nodig zijn voor de school. Op het sportpark zijn 350 openbare parkeerplaatsen aanwezig. Deze parkeerplaatsen zijn met name in de weekenden en avonduren bezet als op het sportpark volop activiteiten plaatsvinden. Op schooldagen kan het Graafschapcollege gebruik maken van deze parkeerplaatsen.

Rondom het nieuwe schoolgebouw worden nog 65 extra parkeerplaatsen aangelegd. Deze parkeerplaatsen dienen in de avonduren, als de overige parkeerplaatsen bij sportactiviteiten bezet zijn, als extra parkeergelegenheid indien er avondlessen cq. -cursussen op school worden gegeven.

In de Nota parkeernormen en parkeercompensatiefonds is een afwijking van de daarin genoemde verplichting om op eigen grond voldoende parkeerplaatsen te realiseren opgenomen, de zogenoemde hardheidsclausule. In de regels van dit bestemmingsplan is in artikel 11, lid 11.2.3 aangegeven dat B&W in principe een afwijking kunnen verlenen van de verplichting het vereiste aantal parkeerplaatsen op eigen grond te realiseren. Wel dient hierbij sprake te zijn van bijzondere omstandigheden. Hiervan zou sprake kunnen zijn indien gronden moeten worden gebruikt die daarvoor niet wenselijk zijn vanwege hun specifieke gebruik of bestemming zoals bijvoorbeeld natuur. Overeenkomstig de Nota zou dan financiele compensatie kunnen plaatsvinden door storting van een geldbedrag in het parkeerfonds.

Conclusie: voor de sportfaciliteiten en het onderwijs zijn er voldoende parkeerplaatsen rondom de school en sportcomplex aanwezig.

Fietsstructuur

De locatie sluit aan op het fietsnetwerk: de school is vanuit de noord en oostzijde via het sportpark goed en veilig bereikbaar. Op het sportpark is geen doorgaand autoverkeer mogelijk. Ook is er slechts zeer beperkt bestemmingsverkeer toegestaan.

Vanaf de zuid en westzijde is de nieuwe locatie ook goed en veilig bereikbaar voor fietsers. De kruising Liemersweg - Energieweg - Plattenburgstraat is voorzien van VRI's.

De hoofdingang van sportpark zuid is recent aangepast. De in- en uitgang zijn van elkaar gescheiden om de verkeersstromen te scheiden. De fietsoversteekplaats ter plaatse van de hoofdingang is aangepast waardoor een ruime, veilige fietsoversteek over de Liemersweg is ontstaan.

Fietsparkeren

Op eigen terrein wordt een voorziening gerealiseerd voor het stallen van 675 fietsen voor leerlingen en docenten. Bij de invullingen van het fietsparkeren is het van belang dat er voldoende rekening is gehouden met doorstroom en zgn. "wachtruimte".

De stallingsplaatsen van brommers, scooters en fietsen worden meegenomen in het ontwerp.

Openbaar vervoer
De bewuste locatie ligt op loopafstand vanaf treinstation Doetinchem - De Huet.

Op dit moment ligt sportpark zuid niet aan een route waar een buslijn langs rijdt. Wel gaat er een bus rijden van station Doetinchem naar het Metzocollege aan de Keppelseweg. Deze bus zou via de Energieweg kunnen rijden naar de Liemersweg en hier de leerlingen voor het graafschap college laten uitstappen. Hiervoor dient nog overleg plaats te vinden tussen het Graafschap college en de vervoerder.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is een ontwikkelingsplan, waarbij flexibiliteit wenselijk is. Voor een deel is dat mogelijk met de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kunnen reeds voorziene maar ook onvoorziene ontwikkelingen planologisch worden geregeld zoals verschuiving binnen de bedrijfsbestemmingen en uitbreidingen van gebouwen en functies. Het plan is daarom opgezet als een globaal bestemmingsplan. Op hoofdlijnen is duidelijk waarvoor gronden en gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt voldoende rechtszekerheid voor de burger.

5.2 Toelichting op de regels

De regels bestaan uit de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk I: Inleidende regels;
  • hoofdstuk II: Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk III: Algemene regels;
  • hoofdstuk IV: Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).

5.2.2 Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, overeenkomstig de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
  • de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.
5.2.2.1 Maatschappelijk

De gronden met de bestemming Maatschappelijk zijn met de hoofdletter M nader aangeduid. Op deze gronden en bijbehorende bouwwerken zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan, met uitzondering van 24 uurs voorzieningen voor dak en thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden. Daarnaast zijn levensbeschouwelijke voorzieningen op deze locatie niet toegestaan, zoals een kerk, moskee, etc. evenals detailhandel of wonen. Deze voorzieningen worden niet passend geacht op een sportpark.

Binnen deze bestemming is een grote uitwisselbaarheid van verschillende maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt, te weten educatieve, sociale, medische, culturele, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

Binnen de bestemming zijn ruime bebouwingsmogelijkheden opgenomen. In principe dient de bebouwing binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. Onder voorwaarden is daar voor bepaalde ondergeschikte bouwwerken een afwijking mogelijk.

5.2.3 Referentiekader nadere eisen- en ontheffingsbevoegdheid

Een aantal planregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, respectievelijk onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.

De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing.

In de planregels wordt een aantal criteria voor de uitoefening van de nadere eisen-bevoegdheid gesteld, te weten:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Binnenplanse afwijking is mogelijk van een aantal specifieke bouwregels en regels, die het gebruik in enge zin regelen. Voor zover aangegeven zijn ook hierbij bovengenoemde criteria van toepassing.

In het onderstaande wordt nader uiteengezet hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.

De woonsituatie

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

Het straat- en bebouwingsbeeld

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

De verkeersveiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

De sociale veiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

De milieusituatie 

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

5.2.4 Algemene regels

De algemene of aanvullende regels vormen een set algemene regels die op alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. De algemene regels bestaan onder meer uit afwijking- en wijzigingsbepalingen.

De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.

De algemene ontheffingsregels voorzien in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.

5.2.5 Overige regels

In de overige regels van een bestemmingsplan worden die regels genoemd die algemeen op het plan van toepassing zijn. In dit geval zijn dit parkeerregels.

Naast de gemeentelijke beleidsnota 'Nota parkeernormen en parkeercompensatiefonds' zijn er nu aanvullende regels opgenomen om af te kunnen wijken van deze Nota.

5.2.6 Overgangs- en slotregels

In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen positief bestemd worden. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum.

De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan 'Sportweg - 2015' maakt de realisatie van de nieuwbouw van een vestiging van het Graafschap College mogelijk.

Omdat de gemeente volledig eigenaresse is van de tennishal en bijbehorende gronden en derhalve het kostenverhaal verzekerd is o.b.v. een koopovereenkomst hoeft er geen exploitatieplan (ex. artikel 6.12 Wro) te worden vastgesteld.

Het Graafschap College zelf is verantwoordelijk voor de financiering van het vastgoed.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan is een quick scan planschade uitgevoerd. Afspraken over het verhalen van planschade maken onderdeel uit van de koopovereenkomst.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook zal het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd worden met het bestuur van het waterschap. Overleg met provincie en Rijk is niet nodig omdat er geen provinciale- of rijksbelangen in het geding zijn.

In dit hoofdstuk zullen de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.

7.2 Inspraak

Op 26 februari 2015 is door het Graafschap College een informatie avond gehouden voor de omwonenden van de beoogde locatie en andere belanghebbenden. Tijdens deze avond zijn de belangstellenden geinformeerd omtrent de plannen voor de nieuwe huisvesting van het Graafschap College.

7.3 Overleg

Het plan zal alleen met het waterschap overlegd worden. Op basis van provinciale en rijksoverheidsrichtlijnen is vooroverleg met deze instanties niet nodig.

Het waterschap heeft bij schrijven van 4 augustus 2015 aangegeven zich te kunnen vinden in het voorliggende bestemmingsplan.