direct naar inhoud van 4.2 Milieuaspecten
Plan: Norman Belvealstraat 2009
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R50B217A-0002

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Bodem

Bij een bestemmingsplan moet worden bepaald of de bodem geschikt is voor de beoogde ontwikkeling.

Door Rouwmaat Groep zijn twee verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd.

Op 12 juli 2007 zijn de kadastrale percelen Wehl, sectie H, nummers 4557, 4559 en 6012 onderzocht. Op 28 november 2008 zijn de kadastrale percelen Wehl, sectie H, nummers 4558, 4560 en 4561 onderzocht.

Op basis van de onderzoeksresultaten van beide verkennende bodemonderzoeken blijkt dat de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie licht verontreinigd is. De aard en mate van de verontreiniging vormen echter geen belemmering voor de verdere ontwikkeling van het plangebied. Een nader bodemonderzoek is niet noodzakelijk.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied Norman Belvealstraat. Beide onderzoeken zijn als bijlage gevoegd bij dit bestemmingsplan.

4.2.2 Akoestiek

In de Wet geluidhinder zijn geluidszones opgenomen voor wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Woningen en/of geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de geluidszones zijn gesitueerd, worden getoetst aan de geluidsnormen van de Wet geluidhinder. Voor wegen geldt een grenswaarde van 48 dB (Lden). Dit is een etmaalgemiddelde waarde. Het college van B&W van Doetinchem kan voor buitenstedelijke wegen een hogere grenswaarde verlenen tot maximaal 53 dB (Lden).

Voor het plangebied is met behulp van het akoestisch rekenprogramma Geonoise geluidscontouren berekend. Het bouwproject ligt binnen de zone van de Broekhuizerstraat. De overige wegen vallen binnen een 30 km/h gebied, hiervoor geldt geen (wettelijke) geluidzone.

Voor de nieuwe woningen (vallende binnen de geluidszone van de Broekhuizerstraat) is daarom een aanvullend onderzoek noodzakelijk.

Het onderzoek is uitgevoerd door adviesbureau Ecopart te Doetinchem. De rekenresultaten tonen aan dat 5 woningen niet kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. De hoogste waarde is 53 dB (Lden). Voor deze woningen is een ontheffing hogere grenswaarde noodzakelijk. Separaat aan de procedure van dit bestemmingsplan wordt daarom een hogere waarden procedure voor deze woningen doorlopen. Voor de vaststelling van het bestemmingsplan moet de hogere waarden zijn verleend.

Ten zuiden van het projectgebied ligt op kleine afstand een begraafplaats aan de Didamseweg. De richtlijn voor de aan te houden afstand van de begraafplaats tot de gevel van een woning bedraagt 10 meter. Deze afstand is gebaseerd op het aspect geluid. Van deze richtlijn kan worden afgeweken. De begraafplaats aan de Didamseweg is klein en wordt weinig gebruikt waardoor geluidsoverlast op de woningen minimaal is.

Het aspect Akoestiek vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied Norman Belvealstraat. Het onderzoek is als bijlage gevoegd bij dit bestemmingsplan.

4.2.3 Lucht

In de 'Wet luchtkwaliteit' (hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer) zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen om o.a. de verkeersgerelateerde emissies (o.a. fijnstof en stikstofdioxide) te reguleren.

Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als de luchtkwaliteit als gevolg van het project met ten hoogste 1% verslechterd.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk niveau de gestelde eisen in het kader van luchtkwaliteit te halen. Daarbij is rekening gehouden met gewenste en geplande ruimtelijke ontwikkelingen.

De Algemene Maatregel van Bestuur 'niet in betekenende mate bijdragen' (AMvB-NIBM) bepaalt wanneer de mate van luchtverontreiniging verwaarloosbaar is. Voor de periode tot aan het van kracht worden van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Na verlening van derogatie treedt het NSL in werking en wordt het begrip gedefinieerd als 3% van de grenswaarde. Dat hoger percentage is gelegitimeerd omdat er via het NSL maatregelen tegenover staan die de grenswaarden waarborgen.

Om het beoordelen van plannen voor overheden makkelijk te maken. zijn de percentages van 1 en 3 procent ook uitgewerkt in concrete getallen. Dat is gebeurd in de Regeling NIBM bijdragen. De regeling geeft concrete getallen voor plannen die gaan over, bijvoorbeeld de bouw van woningen en/of kantoren. De grens voor woningbouwplannen ligt bij 1% op 500 woningen. Als er twee ontsluitingswegen zijn, mag een grens van 1000 woningen worden gehanteerd.

De omvang van het voorliggende plan is aanzienlijk geringer en kan derhalve worden aangemerkt al zijnde 'niet in betekenende mate' bijdragend aan een verslechtering van de luchtkwaliteit in de omgeving.

Voorts worden de negatieve gevolgen van een verslechtering van de luchtkwaliteit gezien de zeer geringe omvang van de voorgenomen herontwikkeling tot een minimum beperkt. Er zijn daarom geen belemmeringen voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit.

4.2.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie van gevaarlijke stoffen en het transport van gevaarlijke stoffen. In de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' zijn de wettelijke kaders weergegeven.

Er zijn in de nabije omgeving van het projectgebied geen stationaire of mobiele bronnen inzake externe veiligheid aanwezig. Behoudens infrequent en onbepaald transport van gevaarlijke stoffen over de Broekhuizerstraat zijn er geen plaatselijk (groeps-)risicovolle bronnen.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan Norman Belvealstraat.

4.2.5 Bedrijvigheid

Bedrijven kunnen belemmeringen vormen voor de beoogde nieuwbouw. Met behulp van de richtlijn Bedrijven en milieuzonering (het groene boekje) van het VNG is de invloedzone van deze bedrijven in het projectgebied in beeld gebracht.

Als woningen of gevoelige objecten (bv zorginstellingen en scholen) binnen de mileuzones van bedrijven worden gesitueerd dan is aanvullende milieuonderzoek noodzakelijk en kunnen mogelijk aanvullende maatregelen/voorzieningen getroffen worden. Andersom mogen bedrijven niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering.

Voor het project Norman Belvealstraat is een bedrijfszoneringsonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek bleek dat het projectgebied binnen de richtafstanden van twee bedrijven is gelegen. Uit een nader onderzoek naar deze twee bedrijven blijkt dat er wederzijds geen belemmeringen bestaan om het project Norman Belvealstraat te realiseren.

De bedrijfszoneringsonderzoeken zijn als bijlage bij dit plan gevoegd.

Voor wat betreft de belendende begraafplaats kan het volgende worden opgemerkt.

De richtafstand van een begraafplaats tot de gevel van een woning is 10 meter. Deze afstand is gebaseerd op hinder vanwege geluid. Van deze richtlijn mag worden afgeweken. De begraafplaats aan de Didamseweg is klein en wordt weinig gebruikt. Van geluidsoverlast van de begraafplaats op de woningen zal geen sprake zijn. Daarbij is het zo dat er geen wettelijk afstand geld voor woonbebouwing tot aan een begraafplaats. De ontwikkeling ten opzichte van de begraafplaats betreft geen belemmering.

Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan Norman Belvealstraat.