direct naar inhoud van 4.2 Milieuaspecten
Plan: Vijverberg zuid - 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R03B004A-0004

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Bodem

Bij een bestemmingsplan moet worden bepaald dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Om de bouw van woningen mogelijk te maken is in 2007 een vrijstellingsprocedure (art. 19, lid 1 Wro) doorlopen. In het kader van deze procedure is een bodemonderzoek uitgevoerd (Ecopart, 19 december 2005). Hoewel het bodemonderzoek inmiddels ouder is dan vijf jaar, wordt het onderzoek pepresentatief geacht voor het weergeven van de actuale bodemkwaliteit. Dit omdat er geen aanwijzingen zijn dat ind e achterliggende jaren het terrein (ernstig) verontreinigd is geraakt. Er is sprake van een voor bodemverontreiniging onverdacht terrein, waarvoor naar analogie van de bouwverordening niet langer een verplihcting voor bodemonderzoek geldt.

Het onderzoek is bruikbaar voor dit bestemmingsplan en is bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

Uit het onderzoek blijkt dat de grond en het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie licht verontreinigd zijn, met uitzondering van een sterke nikkelverontereiniging in het grondwater. Gelet op de reeds bekende problematiek rondom nikkel in grondwater wordt een vervolgonderzoek voor de ontwikkellocatie niet noodzakelijk geacht. Wel geldt een gebruiksbeperking voor grondwater.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.2.2 Akoestiek

Wegverkeerslawaai

Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen en voorkeursgrenswaarden opgenomen.

Er is van rechtswege een zone gelegen langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km gebieden. Voor alle woningen en geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van die weg liggen, moet de geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai berekend worden.

Het plangebied bevindt zich binnen de invloedzone van de snelweg A18 en de Rekhemseweg. De Dennenweg (30 km gebied) is ook onderzocht.

Er is een akoestisch onderzoek (Milieuonderzoek, Bestemmingsplan Vijverberg zuid – 2011 gemeente Doetinchem, d.d. 8 juni 2011, werknummer 156.301.12 door KuiperCompagnons) uitgevoerd. Uit dit onderzoek wordt geconcludeerd dat ter plaatse van het bouwvlak binnen de bestemming Wonen de voorkeurswaarde niet wordt overschreden.

Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Railverkeerslawaai

Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wet geluidhinder) een zone gelegen langs iedere spoorlijn (die zone bedraagt binnen de gemeentegrens Doetinchem 100 meter).

Het plangebied bevindt zicht binnen de invloedzone van de spoorlijn Doetinchem - Winterswijk.

Er is een akoestisch onderzoek (Milieuonderzoek, Bestemmingsplan Vijverberg zuid – 2011 gemeente Doetinchem, d.d. 8 juni 2011, werknummer 156.301.12 door KuiperCompagnons) uitgevoerd. Uit dit onderzoek wordt geconcludeerd dat ter plaatse van het bouwvlak binnen de bestemming Wonen de voorkeurswaarde vanwege railverkeerslawaai niet wordt overschreden.

Het aspect railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Industrielawaai/bedrijfszonering

In het plangebied zijn geen bedrijven c.q. bedrijfsbestemmingen gevestigd. Daarnaast voorziet het bestemmingsplan niet in nieuwe bedrijfsbestemmingen.

Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.2.3 Lucht

In de 'Wet luchtkwaliteit' (hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer) zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen om o.a. de verkeersgerelateerde emissies (o.a. fijnstof en stikstofdioxide) te reguleren.

Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als de luchtkwaliteit als gevolg van het project met ten hoogste 3% verslechterd.

Er is een luchtkwaliteitsonderzoek (Milieuonderzoek, Bestemmingsplan Vijverberg zuid – 2011 gemeente Doetinchem, d.d. 8 juni 2011, werknummer 156.301.12 door KuiperCompagnons) uitgevoerd.

De ontwikkelingen binnen het plan kunnen worden aangemerkt als NIBM. Toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit is daarom niet aan de orde.

Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zijn de concentraties luchtverontreinigende stoffen bepaald ter plaatse van de nieuwe woningen. Uit deze berekening blijkt dat de grenswaarden voor NO2 en PM10 niet worden overschreden. Het aspect luchtkwaliteit leidt daarom niet tot belemmeringen voor de ontwikkeling in dit plan.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.2.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie van gevaarlijke stoffen en het transport van gevaarlijke stoffen. De gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen, stationaire bronnen zoals een chemische fabriek of een LPG vulpunt en mobiele bronnen zoals transport van gevaarlijke stoffen over wegen en door leidingen. Voor inrichtingen (bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' van belang. In dit besluit wordt externe veiligheid omschreven als 'de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de inrichting waar een gevaarlijke stof bij betrokken is'.

Voor transport is de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen' van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is.

Bij externe veiligheid wordt een onderscheidt gemaakt tussen een groepsrisico en een plaatsgebonden risico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt de burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen.

In de omgeving van het plangebied zijn geen mobiele en/of stationaire bronnen aanwezig. Een onderzoek naar externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.2.5 Bedrijvigheid

Gekeken moet worden of in de omgeving geen bedrijven in hun bedrijfsvoering worden belemmerd als gevolg van het onderhavige bestemmingsplan Vijverberg zuid - 2011. Eveneens moet duidelijk zijn of bestaande functies in de omgeving de ontwikkeling al dan niet belemmeren.

In de omgeving van het plangebied zijn bedrijven aanwezig die belemmerd worden danwel die de ontwikkeling belemmeren.

Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.