direct naar inhoud van Artikel 3 Tuin
Plan: Steverinkstraat bij 39 - 2009
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07B218A-0004

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;

en daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen behorende bij de op hetzelfde bouwperceel gelegen woning.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Tuin' worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Tuin' gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen, overige erf- of terreinafscheidingen mogen maximaal 1 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van antennes, verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 10 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, op gronden met de bestemming 'Tuin' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 sub b voor het toestaan van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 m tot aan en voor de voorgevelrooilijn onder voorwaarden dat:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen en
  • b. daardoor geen overwegend ondoorzichtige afscheidingen ontstaan.