direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied - 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07B300A-0002

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, met dien verstande dat geen intesieve veehouderij is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten';
  • b. nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, opgenomen in de Lijst van neven-/hergebruiksactiviteiten (bijlage 6);
  • c. een kampeerterrein voor maximaal 25 standplaatsen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • d. een recreatiewoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • e. een groepsaccommodatie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
  • f. een agrarisch technisch bedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • g. een grondverzetbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondverzetbedrijf';
  • h. bedrijfswoningen, tenzij uitdrukkelijk uitgesloten;
  • i. een plattelandswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';
  • j. aan huis gebonden beroepen en bedrijven bij de bedrijfswoning;
  • k. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Wonen';
  • l. het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen;
  • m. extensieve dagrecreatie, zandwegen, fiets- en wandelpaden en picknickplaatsen;
  • n. waterpartijen, waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen;
  • o. groen-, natuur- en nutsvoorzieningen;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Agrarisch' worden gebouwd.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de navolgende regels:

  • a. realisatie is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'silo' geen andere bebouwing is toegestaan dan kuilvoerplaatsen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van kassen mag maximaal 300 m2 per bouwvlak bedragen, tenzij op de plankaart anders is aangegeven met de aanduiding 'maximale oppervlakte (m2)';
  • c. mest/co-vergistingsinstallaties zijn toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er kan geen installatie worden gevestigd in gebieden met de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' (37.2) of 'veiligheidszone - lpg' (37.5) of gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' of 'Leiding - Hoogspanningsverbinding';
    • 2. er is sprake van een installatie die dierlijke meststof produceert en gericht is op een bedrijfseigen activiteit, waarbij onderscheid gemaakt kan worden in:
      • categorie A: verwerken eigen geproduceerde mest en toevoegen van eigen en/of van derden afkomstige plantaardige materialen; het restproduct wordt op de gronden van het eigen bedrijf gebruikt;
      • categorie B: verwerken eigen geproduceerde mest en toevoegen van eigen en/of van derden afkomstige plantaardige materialen; het restproduct wordt op de gronden van het eigen bedrijf gebruikt of naar derden afgevoerd;
      • categorie C: verwerken aangevoerde mest en toevoegen van eigen en/of van derden afkomstige plantaardige materialen; het restproduct wordt op de gronden van het eigen bedrijf gebruikt;
    • 3. de maximale verwerkingscapaciteit van de installatie is 35 ton dierlijke mest per dag;
    • 4. de installatie levert geen nieuwe belemmeringen op voor de omgeving en kan ook op basis van milieueisen;
    • 5. de installatie heeft geen negatief effect op de verkeerskundige situatie van de omgeving;
    • 6. er zijn geen nevenactiviteiten bij het agrarische bedrijf aanwezig, als bedoeld in 3.1 sub b;
  • d. de goothoogte mag maximaal 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag maximaal 11 m bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van kassen maximaal 6 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a, d en e mag ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' ten dienste van het kampeerterrein bebouwing met een oppervlakte van maximaal 50 m2, een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 6 m aanwezig zijn.
3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de navolgende regels:

  • a. realisatie is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal 1 bedrijfswoning worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden', maximaal het daar aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gesplitst', de inhoud van een woning maximaal 375 m3 bedragen;
  • e. de goothoogte mag maximaal 4,5 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen.
3.2.4 Recreatiewoning en groepsaccommodatie

Voor het bouwen van een recreatiewoning en een groepsaccommodatie gelden de navolgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan het bestaande bebouwde oppervlakte;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de regels in artikel 20.2.3 van de bestemming 'Wonen', met dien verstande, dat realisatie uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak.

3.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  • a. realisatie van kuilvoerplaatsen, tunnelkassen, mestopslag, silo's en trainingsmolens is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 1,2 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de bouwhoogte van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak en op ten minste 1 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, maximaal 2 m bedragen;
    • 2. terreinafscheidingen voor paardrijdbakken buiten het bouwvlak maximaal 2 m bedragen;
    • 3. bouwwerken voor kuilvoerplaatsen maximaal 3 m bedragen;
    • 4. bouwwerken voor trainingsmolens en kassen maximaal 6 m bedragen;
    • 5. bouwwerken voor mestopslag maximaal 8 m bedragen, waarbij een maximale goothoogte van 6 m geldt;
    • 6. silo's, luchtwassers, antennedragers inclusief antennes, verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 10 m bedragen;
    • 7. windmolens maximaal 15 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
  • c. de afmetingen van bouwwerken;
  • d. het aantal en de situering van bouwwerken;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan en met dien verstande dat, bij de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en een advies moeten worden ingewonnen bij commissie Welstand en Monumenten.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Naast de hieronder opgenomen afwijkingen, zijn ook de afwijkingen in artikel 38.2.1, 38.2.2, 38.2.3 en 38.2.5 van toepassing, voor zover zij gelden voor de bestemming 'Agrarisch'.

3.4.1 Mestopslag, kuilvoerplaatsen, trainingsmolens en/of paardrijbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.6 sub a voor het bouwen van een mestopslag, kuilvoerplaatsen en /of trainingsmolens buiten het bouwvlak, onder voorwaarden dat:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
  • b. maximaal één mestopslag buiten het bouwvlak kan worden gerealiseerd met een inhoud van maximaal 1.000 m3 en een goothoogte van maximaal 5 m en een bouwhoogte van maximaal 7 m;
  • c. de kuilvoerplaatsen buiten het bouwvlak een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 250 m2 mogen hebben en een bouwhoogte van maximaal 2 m;
  • d. maximaal één trainingsmolen zonder overkapping buiten het bouwvlak kan worden gerealiseerd met een maximale diameter van 20 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  • e. geen verkeersonveilige situatie ontstaat;
  • f. het bouwwerk passend is in het landschap; zo nodig voorzien van een landschappelijk inpassingsplan die voldoet aan het bepaalde in bijlage 1, 2 en 3;
  • g. als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'ehs - ecologische verbinding' of 'ehs - natuur', moet worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel dat door het treffen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.4.2 Bijbehorende bouwwerken voor de bestemming 'Wonen'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de eis dat bijbehorende bouwwerken bij woningen moeten worden gerealiseerd binnen het bestemmingsvlak van de bestemming 'Wonen', onder voorwaarden dat:

  • a. aangetoond is dat op de locatie in het verleden een gebouw heeft gestaan en herbouw het vanuit cultuurhistorisch perspectief een meerwaarde heeft;
  • b. het bouwwerk aansluit bij de vorm en massa van het oorspronkelijke bouwwerk;
  • c. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk meetelt bij de maximaal toelaatbare oppervlakten voor bijbehorende bouwwerken in artikel 20.2.3;
  • d. als de locatie gelegen is binnen de aanduiding 'ehs - ecologische verbinding' of 'ehs - natuur' moet worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel dat door het treffen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Algemeen

Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.

3.5.2 Intensieve veehouderij

De gebruiksoppervlakte van een intensieve veehouderij mag maximaal 1 hectare bedragen, met uitzondering van:

  • a. de bestaande bedrijven met een grotere gebruiksoppervlakte;
  • b. de bestaande bedrijven met een kleinere gebruiksoppervlakte, zoals bedoeld in artikel 37.3.
3.5.3 Nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf

Voor het uitoefenen van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf gelden de navolgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend nevenactiviteiten genoemd in de Lijst van neven-/hergebruiksactiviteiten (bijlage 6) zijn toegestaan;
  • b. in 'ehs - natuur' is alleen verblijfs-, dagrecreatie en zorg toegestaan;
  • c. nevenactiviteiten in de open lucht zijn niet toegestaan, met uitzondering van nevenactiviteiten in de open lucht behorend bij dagreactie, verblijfsrecreatie of zorgactiviteiten tot een te gebruiken oppervlakte van maximaal 200 m2;
  • d. de oppervlakte van de nevenactiviteiten mag maximaal 50 % van de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedragen onder voorwaarde dat de gezamenlijke oppervlakte van de nevenactiviteit(en) niet meer mag bedragen dan 350 m2;
  • e. verblijfsrecreatie is alleen toegestaan:
    • 1. in de bestaande bedrijfswoning en de daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zonder dat dit ten koste gaat van de woonfunctie van de bedrijfswoning;
    • 2. in een monument, of;
    • 3. in een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', of;
    • 4. in een gebouw binnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' waarbij het gebouw een cultuurhistorische waarde heeft.
3.5.4 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen

Een bedrijfswoning, inclusief eventueel aanwezige (bij de bedrijfswoning behorende), bijbehorende bouwwerken mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 20.5.1, van de bestemming 'Wonen'.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Naast de hieronder opgenomen afwijkingsmogelijkheden, zijn ook de afwijkingsmogelijkheden in artikel 38.3 van toepassing, voor zover van toepassing op de bestemming 'Agrarisch'.

3.6.1 Intensieve veehouderijen
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.2 voor het vergroten van de gebruiksoppervlakte ten behoeve van een intensieve veehouderij met maximaal 10 %, onder voorwaarden dat:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan, bij of krachtens wettelijk voorschrift bepaalde eisen ten aanzien van dierenwelzijn en/of veterinaire gezondheid zonder toename van het aantal dierplaatsen;
    • 2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • b. als de onder a. genoemde afwijkingsmogelijkheid onvoldoende ruimte biedt, dan kan het bevoegd gezag onder dezelfde voorwaarden afwijken met meer dan 10 %.
3.6.2 Nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.3 voor het bij een agrarisch bedrijf toestaan van nevenactiviteiten die behoren tot de Lijst van neven-/hergebruiksactiviteiten zoals deze is opgenomen in bijlage 6 en die in deze lijst voor nevenactiviteiten zijn aangeduid,

  • 1. met een oppervlakte groter dan 350 m2, en/of;
  • 2. het uitoefenen van nevenactiviteiten in de open lucht, en/of;
  • 3. verblijfsrecreatie in een ander gebouw dan de bestaande bedrijfswoning, een monument of een gebouw aangeduid met 'cultuurhistorische waarden', of in een gebouw binnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' waarbij het gebouw een cultuurhistorische waarde heeft;

onder voorwaarden dat:

  • a. de oppervlakte van de nevenactiviteit(en) maximaal 50 % van de oppervlakte van de bestaande gebouwen mag bedragen, onder voorwaarde dat de gezamenlijke oppervlakte van de nevenactiviteit(en) niet meer mag bedragen dan in de hiernavolgende tabel, zoals die geldt voor de aangeduide deelgebieden, is weergegeven en met dien verstande dat bij een combinatie van meer(dere) nevenactiviteiten maximaal de laagste oppervlaktenorm is toegestaan:
    Maximale oppervlakte nevenactiviteit(en) in m2   'ehs - natuur'
    'ehs - verweving'
    'ehs - ecologische verbinding'  
    'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'
    'waardevol landschap'  
    Verblijfsrecreatie   500   750  
    Dagrecreatie   500   750  
    Zorg   500   750  
    Opslag   x   500  
    Overige nevenactiviteiten   x   500  
  • b. nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan wanneer is aangetoond dat het functioneren of kunnen functioneren van de Ecologische Hoofdstructuur niet wordt geschaad voor zover de locatie is gelegen in 'ehs - natuur, 'ehs - verweving' of 'ehs - ecologische verbinding';
  • c. de landschappelijke inpassing is gewaarborgd in een landschappelijk inrichtingsplan, die voldoet aan het bepaalde in bijlage 1, 2 en 3;
  • d. de (gezamenlijke) nevenactiviteit(en) van ondergeschikte betekenis is aan het agrarisch bedrijf en de agrarische bedrijfsfunctie in bedrijfseconomische, ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
  • e. de (gezamenlijke) nevenactiviteit(en) geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair binnen het bouwvlak moet worden geparkeerd door gebruiker én bezoekers;
  • f. ruimtelijke ingrepen mogen niet leiden tot verlaging van de grondwaterstanden in natte natuurgebieden, gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur';
  • g. de (gezamenlijke) nevenactiviteit(en) geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer mag worden aangetrokken;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
3.6.3 Kamperen bij de boer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.3 voor het bij een agrarisch bedrijf toestaan van een kampeerterrein, onder voorwaarden dat:

  • a. de gronden welke in gebruik genomen gaan worden ten behoeve van kamperen binnen het bouwvlak liggen dan wel daar direct op aansluiten;
  • b. ten hoogste 25 kampeerplaatsen zijn toegestaan;
  • c. kamperen uitsluitend mag plaatsvinden in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • d. gebouwen, zoals sanitaire ruimten, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte 150 m2 mag bedragen;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 6 mag bedragen;
  • e. het kamperen van ondergeschikte betekenis is aan het agrarisch bedrijf en de agrarische bedrijfsfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
  • f. het kampeerterrein na realisatie landschappelijk is ingepast op een wijze die voldoet aan het bepaalde in bijlage 1, 2 en 3;
  • g. voor zover de locatie gelegen is binnen de aanduiding 'ehs - ecologische verbinding' of 'ehs - natuur' moet worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel dat door het treffen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.7.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' of 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

3.7.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 3.7.1 is niet van toepassing op:

  • a. werkzaamheden die:
    • 1. al in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    • 2. deel uit maken van het normale onderhoud;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning of aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  • b. gebouwen die getroffen zijn door een calamiteit en blijkens een advies van de commissie Welstand en Monumenten geen cultuurhistorische waarde meer hebben;
  • c. gebouwen met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' die op basis van onderzoek aantoonbaar geen cultuurhistorische waarde hebben;
  • d. bouwwerken waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist (vergunningvrije bouwwerken).
3.7.3 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.7.1 wordt slechts verleend als:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm en het beeldbepalende aanzicht van de bebouwing behouden blijft;
  • b. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken; en waarbij door sloop daarvan de karakteristieke hoofdvorm en het beeldbepalend aanzicht behouden blijft;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm en het beeldbepalend aanzicht op basis van bouwtechnische en/of economische overwegingen in alle redelijkheid niet te handhaven zijn; de aanvrager moet dit aantonen door rapporten in te dienen - door een ter zake deskundige opgesteld - die ingaan op de cultuurhistorische, bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het bouwwerk in relatie tot de kosten van de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden;
  • d. als bij de sloopwerkzaamheden ook (delen van) de inwendige structuur gesloopt worden, is de aanvrager verantwoordelijk voor een onderzoek naar de mogelijke aanwezige cultuurhistorische waarden, uitgevoerd door een ter zake deskundige. Deze moet in de vorm van een rapportage met waardestelling aan de gemeente worden verstrekt;
  • e. vooraf advies is ingewonnen bij de monumentendeskundige van de commissie Welstand en Monumenten;
  • f. in aanvulling op sub e, kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een extern deskundige als er geen verantwoorde belangenafweging kan worden gemaakt; bijvoorbeeld door onvoldoende inzicht in de situatie, of bij twijfel bij de monumentdeskundige van de commissie Welstand en Monumenten.

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.7.1 wordt, als ook sprake is van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie', slechts verleend als:

  • g. de karakteristieke aard en het beeldbepalende aanzicht van het hoofdgebouw of bijgebouw in relatie tot het cultuurhistorisch waardevolle ensemble behouden blijft;
  • h. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken; en waarbij door sloop daarvan de karakteristieke hoofdvorm en het beeldbepalend aanzicht van het cultuurhistorisch waardevolle ensemble behouden blijft;
  • i. de geplande sloopwerkzaamheden niet in strijd zijn met sub c, d, e en f.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Naast de hieronder genoemde wijzigingsbevoegdheden zijn ook de wijzigingsbevoegdheden in artikel 39 van toepassing, voor zover zij gelden voor de bestemming 'Agrarisch'.

3.8.1 Veranderen en/of vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de vorm van het bouwvlak veranderen of het bouwvlak vergroten, onder voorwaarden dat:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. vaststaat dat daarvoor de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet hetzij niet nodig is hetzij is of zal worden verleend;
  • c. vaststaat dat de stikstofdepositie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt dan wel saldering plaatsvindt;
  • d. het bouwvlak na wijziging voor minstens 50 % het oorspronkelijke bouwvlak overlapt;
  • e. geen gebouw door de wijziging buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • f. de oppervlakte van het bouwvlak tot 1,5 hectare mag worden vergroot, met dien verstande dat wanneer de bestaande oppervlakte reeds meer bedraagt dan 1,2 hectare, die oppervlakte met ten hoogste 25 % mag worden vergroot, met dien verstande dat het bepaalde in 3.5.2 onverminderd van toepassing blijft;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de landschappelijke inpassing is gewaarborgd in een landschappelijk inrichtingsplan, die voldoet aan het bepaalde in bijlage 1, 2 en 3;
  • i. voor zover de locatie gelegen is binnen de aanduiding 'ehs - ecologische verbinding' of 'ehs - natuur' moet worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel dat door het treffen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen ;
  • j. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  • k. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan gewaarborgd is;
  • l. bij vergroting van het bouwvlak door het college advies wordt ingewonnen bij een extern deskundige adviesbureau.
3.8.2 Mest/co-vergistingsinstallatie buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, aansluitend aan een agrarisch bouwvlak de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mest/co-vergisting' toevoegen, onder voorwaarden dat:

  • a. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten hoogste 500 m2 mag bedragen;
  • c. voor zover de locatie gelegen is binnen de aanduiding 'ehs - ecologische verbinding' of 'ehs - natuur' moet worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel dat door het treffen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • d. het gestelde in lid 3.2.2 sub c, d en e is van overeenkomstige toepassing.
3.8.3 Nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, op een agrarisch bouwvlak nevenactiviteiten toestaan die behoren tot de Lijst van neven-/hergebruiksactiviteiten zoals deze is opgenomen in bijlage 6 en die in deze lijst voor nevenactiviteit zijn aangeduid, door toekenning van een specifieke aanduiding gerelateerd aan de beoogde nevenactiviteit(en), onder voorwaarden dat:

  • a. de oppervlakte van de nevenactiviteit(en) maximaal 50 % van de oppervlakte van de bestaande gebouwen mag bedragen, onder voorwaarde dat de gezamenlijke oppervlakte van de nevenactiviteit(en) niet meer mag bedragen dan in de hiernavolgende tabel, zoals die geldt voor de aangeduide deelgebieden, is weergegeven en met dien verstande dat bij een combinatie van meer(dere) nevenactiviteiten maximaal de laagste oppervlaktenorm is toegestaan:
    maximale oppervlakte in m2   gebiedsaanduiding  


    nevenactiviteit  
    'ehs - natuur'   'ehs - verweving'
    'ehs - ecologische verbinding'  
    'reconstructiewetzone - verwevingsgebied '
    'waardevol landschap'  
    verblijfsrecreatie   x   750   x  
    dagrecreatie   x   750   x  
    zorg   x   750   x  
    opslag   x   500   750  
    overige nevenactiviteiten   x   500   750  
  • b. voor zover de dag- en verblijfsrecreatie of zorgactiviteiten in de openlucht plaatsvinden mag, in aanvulling op het bepaalde onder a, de hiervoor gebruikte oppervlakte maximaal 300 m2 bedragen;
  • c. voor zover de locatie gelegen is binnen de aanduiding 'ehs - ecologische verbinding' of 'ehs - natuur' moet worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel dat door het stellen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • d. de landschappelijke inpassing is gewaarborgd in een landschappelijk inrichtingsplan, die voldoet aan het bepaalde in bijlage 1, 2 en 3;
  • e. de (gezamenlijke) nevenactiviteit(en) van ondergeschikte betekenis is aan het agrarisch bedrijf en de agrarische bedrijfsfunctie in bedrijfseconomische, ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
  • f. de (gezamenlijke) nevenactiviteit(en) geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair in het bouwvlak moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers;
  • g. ruimtelijke ingrepen mogen niet leiden tot verlaging van de grondwaterstanden in natte natuurgebieden, gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur';
  • h. de (gezamenlijke) nevenactiviteit(en) geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer mag worden aangetrokken;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • j. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan gewaarborgd is.
3.8.4 Verwijderen agrarisch bouwvlak

Als sprake is van beeindiging van het agrarisch bedrijf kunnen burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het agrarisch bouwvlak verwijderen en de bestemming van de daarin aanwezige gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Wonen'.

3.8.5 Landschappelijke inpassing Oostelijke randweg

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1', wijzigen in de bestemming 'Bos', 'Groen', 'Natuur' en/of 'Recreatie', onder voorwaarden dat:

  • a. de wijziging ten dienste van de landschappelijke inpassing van de Oostelijke randweg is, waarbij maximaal één uitkijktoren in het gehele wijzigingsgebied gerealiseerd kan worden;
  • b. de ruimtelijke ingrepen niet leiden tot verlaging van de grondwaterstanden in natte natuurgebieden, gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur';
  • c. na wijziging de bestemming 'Bos', 'Groen', 'Natuur' of 'Recreatie' van overeenkomstige toepassing is, waarbij binnen de bestemming 'Groen':
      • op de kaart de aanduiding 'specifieke vorm van groen - uitkijktoren' opgenomen kan worden, én
      • artikel 10.1 aangevuld kan worden met "g. maximaal één uitkijktoren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - uitkijktoren';", én
      • artikel 10.2.3.b.2 na "antennedragers inclusief antennes" de regel aangevuld wordt met "en een uitkijktoren";
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan gewaarborgd is.