Plan: | Prins Alexanderstraat 122 - 2012 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0222.R34B034A-0003 |
Op basis van het Verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het verplicht om archeologische waarden bij ruimtelijke planvorming te betrekken, met name bij plannen waarbij bodemwerkzaamheden uitgevoerd worden. Het gaat hierbij om het bekende en nog niet bekende bodemarchief. Uitgangspunt hierbij is dat de archeologische waarden zoveel mogelijk behouden moeten blijven en niet aangetast mogen worden.
De planlocatie maakt deel uit van een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. In april 2009 is op de locatie een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in de bijlage van deze ruimtelijke onderbouwing. De onderzoeksresultaten zijn hieronder verwoord.
Uit het bodemonderzoek is naar voren gekomen dat het plangebied zich bevindt op de noordoostflank van een dekzandrug met een dikke eerdlaag. Binnen het plangebied is sprake van een intact bodemprofiel, behalve in het oostelijke deel. In de archeologische laag (onderste deel van het eerddek (A-horizont), de mollenlaag (A/C-horizont) en de eerste 25 cm van het dekzand (C-horizont)) zijn in met name het westelijk en centrale deel van het plangebied houtskool- en baksteenfragmenten aangetroffen. Mogelijk is, in samenhang met eerder aangetroffen archeologische vondsten op 200 meter ten zuiden van het plangebied, sprake van een archeologische vindplaats. Mogelijk aanwezige archeologische resten zullen binnen het oostelijke deel van het plangebied reeds verstoord zijn door recente vergravingen en zullen dus ook niet meer in situ voorkomen.
Het perceel bevindt zich op het rivierduinlandschap en heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. De archeologische beleidskaart geeft aan dat het perceel valt onder de AWV categorie 5 (hoog + afgedekt). Dit betekent dat bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en bij plangebieden groter dan 100 m2 vroegtijdig inventariserend onderzoek gedaan moet worden.
Op basis van het archeologische onderzoek wordt geconcludeerd dat er voor het centrale en westelijk deel van het plangebied mogelijk sprake is van een archeologische vindplaats. Voor deze delen van het plangebied moet een vervolgonderzoek uitgevoerd worden. Voor het oostelijke deel van het plangebied is de kans op archeologische resten gering, waardoor er geen bezwaren zijn tegen de voorgenomen herontwikkeling op dit deel van het plangebied. De archeologische meldingsplicht blijft voor dit deel bestaan. In plaats van een archeologisch vervolgonderzoek is er gekozen om de bouw archeologisch te begeleiden. Dit betekent dat ten tijde van de bouwwerkzaamheden een archeoloog ter plaatse aanwezig is ervoor te waarborgen dat eventuele aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Voorafgaand aan de archeologische begeleiding wordt door de initiatiefnemer een Programma van Eisen (PvE) opgesteld. Dit moet goedgekeurd worden door de gemeente Doetinchem. Zonder goedkeuring van het PvE mag geen archeologisch onderzoek worden gedaan in de vorm van begeleiding.