SIMONSPLEIN%20SFEER%20TERRASJES%20SEPTEMBER%202006%20kopie.jpg

Structuurvisie Doetinchem 2035

gemeente%20gD%20Doetinchem%20%5bPMS-2747%5d.jpg

Colofon

Structuurvisie Doetinchem 2035

Uitgave

gemeente Doetinchem, september 2013

Projectleider

Yana van Tienen
gemeente Doetinchem
afdeling Fysieke Ontwikkeling

Kaarten en vormgeving

Robert Arends en Kim Kool

Terra Incognita stedenbouw en landschapsarchitectuur

Rotsoord 13b | 3523 CL | Utrecht

Begeleiding

Dit product is tot stand gekomen onder begeleiding van de stuurgroep, bestaande uit P. Drenth, N. van Waart en K. Teunissen-Ordelman. Door zo’n vijftig medewerkers van de gemeente Doetinchem is actief een bijdrage geleverd aan het product.

Fotografie

Jan van den Brink, Thea van de Heuvel en Robert Huls.

Voor zover bekend zijn voor alle beelden afspraken gemaakt over de gebruiksrechten. Personen die ondanks dat menen rechten te ontlenen aan bepaalde beelden, worden verzocht zich te melden bij de gemeente Doetinchem.

JANUARI%202006%20OUDE%20IJSSEL%20DOETINCHEM%20kopie.jpg

Structuurvisie Doetinchem 2035

Inhoudsopgave

Deel 1. Introductie

Voorwoord

Samenvatting

Inleiding

Deel 2. Inventarisatie

Fysieke basis

2.1 Landschap

2.2 Bebouwing

2.3 Verkeer en vervoer

2.4 Groen in stad en dorpen

2.5 Water

Projecten en visies

2.6 Reguliere projecten

2.7 Visies

2.8 Projecten van andere partijen

Programma

2.9 Wonen

2.10 Onderwijs

2.11 Economie

2.12 Sport

2.13 Milieu

2.14 Landbouw

2.15 Zorg en welzijn

2.16 Vrijetijdseconomie

2.17 Cultuur

Deel 3. Onderzoek

Trends

3.1 Bevolkingsdaling, ontgroening en vergrijzing

3.2 Nieuwe economische modellen en digitalisering

3.3 Terugtredende overheid en netwerksamenleving

3.4 Klimaatverandering en duurzaamheid

3.5 Leegstand en herbestemming

3.6 Toename belang van beleving

Wensbeelden

3.7 Landschap

3.8 Bebouwing

3.9 Verkeer en vervoer

3.10 Groen in stad en dorpen

3.11 Water

Deel 4. Verantwoording

Overkoepelende opgaven

4.1 Acupunctuur in de stad

4.2 Beleef het land

4.3 Ruimte voor het water

4.4 De groene waas

Opgaven voor deelgebieden

4.5 Stad aan de rivier

4.6 Eidentiteit

4.7 Kansen aan de oostflank

4.8 Centrum optimaal

4.9 Oogsten in het buitengebied

4.10 Robuust spoor

4.11 Wezenlijk Wehl

4.12 Gaanderen gaaf

Plankaart

Thema’s

4.13 Beherend ontwikkelen

4.14 Kwaliteit en beleving

4.15 Economische kansen

4.16 Doetinchem en haar omgeving

Deel 5. Vervolg

Uitvoering

5.1 Acties

5.2 Financieel kader

Hoe verder?

Nawoord

Bijlagen

Bijlage 1. Toelichting landschapstypen

Bijlage 2. Landschapsstructuurkaart

Bijlage 3. Kaart Ecologische Hoofdstructuur

Bijlage 4. Ontwerp Bestemmingsplan Buitengebied

Bijlage 5. Toelichting stedenbouwkundige typologieën

Bijlage 6. Argumentenkaart herbestemming

Bijlage 7. Beleidskaders milieu

Bijlage 8. Risicokaart externe veiligheid

Bijlage 9. Bodemkaart te saneren stortplaatsen

Bijlage 10. Dorpsplankaart Gaanderen

Bijlage 11. Grensoverschrijdende samenwerking

Bijlage 12. Lijst Beleidstukken

Deel 1. Introductie

SEPTEMBER%202006%20OUDE%20IJSSEL%20IJSSELTUINEN%20kopie.jpg

Voorwoord

Voor u ligt de structuurvisie Doetinchem 2035.
Deze titel spreekt misschien niet direct tot de verbeelding. Wat houdt het eigenlijk in?

Met gepaste trots kan ik u zeggen dat binnen de gemeente Doetinchem in de afgelopen maanden met man en macht gewerkt is aan dit uitvoerige plan. Met allerlei disciplines en vanuit verschillende professionele invalshoeken is Doetinchem in kaart gebracht. Sinds 2005 is er geen kaart meer geschetst van het hele gebied van de gemeente Doetinchem. Dat werd wel eens gemist.

We hebben binnen onze gemeente behoefte aan een totaaloverzicht. Hierop kunnen beslissingen gebaseerd worden en het schetst een mooi totaal plaatje van waar Doetinchem anno nu staat. Dit alles aan de hand van vier thema’s:

• Beherend ontwikkelen van stad en platteland

• Kwaliteit versus kwantiteit

• Economische kansen

• Doetinchem en haar omgeving

De structuurvisie gaat veel verder dan alleen maar het in kaart brengen van plannen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. Het biedt ons een instrument waarmee we kunnen sturen aan de toekomst. Niet alleen vanuit het stadhuis maar vooral ook in samenwerking met onze inwoners en partners.

Er wordt ingezoomd op samenwerking met partners, binnen en buiten de gemeente. Samen werken we naar onze wensbeelden toe. Hoe houden we de levens-standaard in Doetinchem vast en waar kunnen we deze verbeteren? De structuurvisie Doetinchem 2035 biedt ons houvast. Nu en in de toekomst.

P. Drenth

wethouder ruimtelijke ordening

Peter_Drenth-03.jpg

Samenvatting

Ingrediënten

Deze structuurvisie schetst een beeld van de huidige ruimtelijke situatie en gaat zowel in op de kwaliteiten als op onderdelen waar verbeteringen denkbaar zijn. Er worden ruimtelijke kaders geschetst waarbinnen de gemeente Doetinchem de komende jaren wil werken. In de vier door de Raad vastgestelde thema’s wordt verantwoording afgelegd voor gemaakte keuzes die leiden tot die kaders. De thema’s drukken stuk voor stuk uit waar de gemeente voor staat. Het gaat om de thema’s Beherend ontwikkelen van stand en land, Kwaliteit en beleving, Economische kansen en Doetinchem en haar omgeving.

De toekomst

Om te komen tot toekomstbestendige keuzes is getracht verwachte ontwikkelingen te doorgronden. Doetinchem onderkent de volgende trends als van belang voor de gemeente. Bevolkingsdaling, ontgroening en vergrijzing, Nieuwe economische modellen en digitalisering, Terugtredende overheid en netwerksamenleving, Klimaatverandering en verduurzaming, Leegstand en herbestemming en Toename belang van beleving. Samen met de wensen voor het verder optimaliseren van de huidige ruimtelijke situatie, heeft het bestuderen van de trends informatie opgeleverd bij het formuleren van een aantal grote opgaven. Deze worden als sluitstuk van dit hoofdstuk kort samengevat. Er is onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde overkoepelende opgaven en de opgaven voor deelgebieden. De eerste categorie vraagt om permanente aandacht, de tweede categorie kan worden uitgewerkt in de vorm van projecten met een startmoment en eindpunt.

Beherend ontwikkelen

De komende jaren zal het accent meer dan ooit komen te liggen op beheer in plaats van ontwikkeling. De afgelopen jaren zijn er veel projecten gestart en afgerond, er zijn nieuwe woonwijken gebouwd en oude getransformeerd. We zijn nu op een punt gekomen waar de vraag naar uitbreidingen niet langer geldt. Kijkend naar de prognoses voor de bevolkingsontwikkeling en veranderingen in het economisch proces, is het zelfs denkbaar dat er bebouwing moet komen te vervallen. Dat er stukken stad worden teruggeven aan de natuur of worden getransformeerd tot stadspark. Dat bedrijven zich clusteren op de voor hen meest ideale plekken en dat er daardoor op de lange termijn ook op één of meer bedrijventerreinen of kantorenlocaties weer ruimte vrijkomt voor nieuwe functies.

Kwaliteit en beleving

Het stopzetten van de kwantitatieve ontwikkeling, wordt door onze gemeente opgepakt als kans voor een kwalitatieve ontwikkeling. Nog steeds liggen er uitdagingen op dat gebied die ook met twee handen moeten worden aangegrepen om Doetinchem aantrekkelijk te houden voor bewoners, bezoekers en de mensen die er hun geld verdienen.

Het woord attractiviteit speelt een hoofdrol in deze visie. Het centrum van Doetinchem is attractief dankzij z’n prachtige schouwburg, de prijswinnende schoenmaker en de mooiste Sinterklaasintocht, maar ook dankzij de uitstekende winkelvoorzieningen in het centrum. Het buitengebied is attractief voor de recreant die lak heeft aan gemeentelijke grenzen en gewoon zoekt naar de mooiste routes door het landschap en te genieten van natuur, cultuurhistorische relicten en het kenmerkende boerderijenlandschap van de Achterhoek en de Liemers. De beleving van bezoekers en bewoners is bij al dit soort zaken cruciaal. Wat ervaart iemand op een dagtocht door het buitengebied, of op een drukke zaterdagmiddag in het centrum van de stad? En wat mist hij of zij? En wat zijn de voorwaarden om gewoon fijn te wonen en te werken in het groene Doetinchem. In deze structuurvisie ligt de focus op die beleving. Op de voorwaarden waar door de gemeente aan voldaan moet worden om ook op de lange termijn over Doetinchem te kunnen spreken als een bruisende en gezonde gemeente.

Economische kansen

Om tegen de trend in van bevolkingsafname, vergrijzing en wellicht ook een lichte mate van versobering, aantrekkelijk te blijven als gemeente, is het noodzakelijk om bestaande kwaliteiten te versterken en nieuwe kwaliteiten aan te boren. Daar waar groenbudgetten afnemen moeten keuzes worden gemaakt zodat het groen dat er is, ook van hoge kwaliteit is.

Daar waar een overschot aan bebouwing ontstaat,
moeten goed beargumenteerde keuzes worden gemaakt. De ene keer zal worden ingezet op restauratie van bestaande karakteristieken, de andere keer op het transformeren van de resterende bebouwing volgens vernieuwende architectuur. En het is ook niet uitgesloten dat een deel van de bebouwing op den duur zal worden gesloopt.

Daar waar functies dreigen te verdwijnen moet gezocht worden naar ontbrekende schakels in de vorm van nieuwe functies, zodat Doetinchem aantrekkelijk blijft voor bewoners en bezoekers van alle leeftijden. De bewoner waardeert Doetinchem vooral om de (groene) rust in combinatie met goede voorzieningen. De bezoeker waardeert de trekkers op het gebied van het winkelen en de leisure. Juist op dat punt zijn frisse toevoegingen altijd welkom en deze structuurvisie wijst de plekken aan waar kansen liggen voor de ontwikkeling van die nieuwe kwaliteiten.

Doetinchem en haar omgeving

Als centrumgemeente zal Doetinchem de komende jaren een steeds belangrijker rol vervullen. Als daar tenminste ook in wordt geïnvesteerd. Als gevolg van de bevolkingsontwikkeling zullen omliggende dorpen steeds vaker gebruik maken van de Doetinchemse voorzieningen en die moeten dan ook in orde zijn. En Doetinchem pakt die verantwoordelijkheid graag op met als doelstelling niet alleen een gezonde gemeente te zijn, maar ook bij te dragen aan een gezonde Achterhoek. Goede verbindingen met de buurgemeenten zijn noodzakelijk om iedereen mee te laten profiteren van het aanbod in Doetinchem. Daarnaast blijft het belangrijk om voortdurend in gesprek te blijven met de partners, zodat er een evenwichtig pakket binnen de Achterhoek ontstaat of het nu gaat om onderwijs, de zorg, de woningbouw of sport en cultuur. In deze tijden heeft het geen enkele zin om met elkaar te concurreren, maar gaat het er juist om dat men elkaar aanvult. De verschillende samenwerkingsvormen, waaronder besprekingen over mogelijke fusies ziet Doetinchem als de ultieme uitdaging. Daarnaast kijkt Doetinchem ook over de grenzen van de regio en zoekt naar samenwerking en afstemming met het buurland Duitsland. Belangrijke aandachtsgebieden zijn momenteel de infrastructuur, de zorg, het onderwijs, de werkgelegenheid en de cultuur.

De opgaven

Deze structuurvisie brengt alle reeds bestaande en bekende projecten voor de gemeente Doetinchem in beeld, besteedt aandacht aan voor de gemeente van belang zijnde projecten van andere partijen en presenteert een aantal nieuwe opgaven voor de toekomst. Alhoewel de focus niet langer ligt op uitbreiding en steeds maar meer, is er nog veel te doen in de centrumgemeente van de Achterhoek.

Het behouden en versterken van de attractiviteit van de gemeente, vereist veel aandacht voor het functieniveau, voor de kernkwaliteiten van de gemeente (groen/blauwe diversiteit) en voor het woonniveau en de uitstraling en beleving daarvan. De stad zal vernieuwend moeten zijn, de ultieme rust en schoonheid zal ook zijn plekje krijgen.

Overkoepelende opgaven

De komende jaren houdt Doetinchem zich bezig met de volgende overkoepelende opgaven:

• Acupunctuur in de stad

Doelstelling van deze opgave is het in harmonie doorontwikkelen van de stad op basis van bestaande kwaliteiten. Nieuwe omstandigheden vragen om relatief kleine en gedoseerde aanpassingen. De burger moet zich blijven herkennen in z’n omgeving en tegelijkertijd aanspraak kunnen doen op eigentijdse voorzieningen.

• Beleef het land

Doelstelling van deze opgave is het behoud en de versterking van bestaande landschapskarakteristieken. Binnen het gevarieerde landschap moet er extra aandacht komen voor de cultuurhistorische parels. Dit samenspel kan de attractiviteit van het buitengebied verder vergroten. Door gebruik te maken van de grote verschillen in het landschap, wordt het mogelijk om functies onder te brengen in de gebieden die zich daar het beste voor lenen. Een recreatief netwerk verbindt in deze ambitie de uiteenlopende kwaliteiten met elkaar.

• Ruimte voor het water

Doelstelling van deze opgave is te anticiperen op wijzigingen in het watersysteem die kunnen optreden als gevolg van klimaatveranderingen in de nabije toekomst. Diverse ontwikkelingen geven aanleiding om de sturende kwaliteit van water meer te gaan benutten en letterlijk ruimte te maken voor het water. Iedere ruimtelijke ontwikkeling kan aanleiding zijn om dit te doen.

• De groene waas

Doelstelling van deze opgave is het imago van Doetinchem als groene gemeente verder te versterken. Dat kan door groene verbindingen tussen de wijken in de stad en het buitengebied te maken of te repareren. Door de randen tussen bebouwing en uitloopgebieden in stad en dorpen te verzachten. Door de herkenbaarheid van de ondergrond van Doetinchem te vertalen in het groenassortiment. En door de beleefbaarheid van het groen te vergroten. Bijvoorbeeld door het koppelen van groen aan diverse functies. Met deze ingrepen kan de groene waas over Doetinchem daadwerkelijk gerealiseerd worden.

Opgaven voor deelgebieden

Daarnaast zijn er in de gemeente Doetinchem verschillende opgaven voor deelgebieden:

• Stad aan de rivier

Doelstelling van deze opgave is de kwaliteiten van de Oude IJssel en zijn ligging te benutten voor de stad. Daarmee zal de attractiviteit van de stad voor zowel bewoners als bezoekers toenemen. Het verlangen naar beleving neemt toe en de menging van functies als sport en aanverwante vrijetijdsbesteding, horeca en verblijfsmogelijkheden in combinatie met aansprekende architectuur, groen, water en een goede bereikbaarheid, geven daar een antwoord op. Een hoger doel van deze opgave is het verkleinen van de negatieve invloeden van krimp en crisis waar mogelijk. Het is belangrijk om het aantal bezoekers en bewoners van Doetinchem op peil te houden.

• Eidentiteit

Doelstelling van deze opgave is het herstel van de historische begrenzing van het Ei. Dit vergroot de attractiviteit van het stadscentrum. Ook zorgt het voor de herkenning van historische waarden en sluit het aan op het toenemende verlangen naar beleving. Het doel kan bereikt worden met stedenbouwkundige en architectonische ingrepen, maar de inzet van kunst, tijdelijke projecten en communicatie-instrumenten zijn ook van belang.

• Kansen aan de oostflank

Doelstelling van de opgave ‘Kansen aan de oostflank’ is het vergroten van de attractiviteit in de omgeving van de oostelijke randweg.
De toevoeging van de nieuwe infrastructuur, de ontwikkeling van een landschapspark langs de weg, het vergroten en versterken van het natuurgebied De Zumpe en de mogelijke verhuizing van het Slingeland Ziekenhuis naar de Terborgseweg maakt dat het gebied drukker bezocht zal worden. Dat vraagt ook om een breder aanbod aan functies en meer aandacht voor de esthetiek in deze omgeving.

• Centrum optimaal

Doelstelling van deze opgave is het creëren van een autoluw centrum met een hoge belevingswaarde, waarbinnen het bestemmingsverkeer in alle rust winkels en voorzieningen kan bereiken, maar overig verkeer verleid wordt tot andere keuzes.

• Robuust spoor Arnhem-Winterswijk

Doelstelling van deze opgave is het leveren van een bijdrage aan de verbetering van de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de infrastructuur voor de trein tot een acceptabel niveau. Dit moet gebeuren in samenwerking met andere betrokken partijen en binnen het kader van de regio Achterhoek.

• Oogsten in het buitengebied

Doelstelling van deze opgave is om op die plaatsen waar sprake is van het samengaan van extreem hoge kwaliteiten, bijvoorbeeld op het gebied van natuurwaarden of cultuurhistorie, extra inspanningen te leveren. Door de kwaliteiten met elkaar te verbinden kunnen ze samen een heel bijzondere locatie opleveren. Daarnaast zijn er nog plekken in het buitengebied waar in het verleden plannen voor bestonden, maar waarvan de toekomst om verschillende redenen nu onduidelijk is. Door deze opnieuw te bekijken, kunnen zij mogelijk een nieuwe, meer onderscheidende functie in het buitengebied gaan innemen.

• Wezenlijk Wehl

Doelstelling van deze opgave is het faciliteren van de bewoners van Wehl en Nieuw-Wehl bij het creëren van kansen voor hun woonomgeving. De pijlen zijn daarmee gericht op het behoud van de leefbaarheid binnen de dorpen. De gemeente wil meedenken over het onderbrengen van functies en het toestaan van nieuwe functies of combineren van functies in behoudenswaardige gebouwen. Ook gaat de aandacht van de gemeente uit naar items als bereikbaarheid, veiligheid, zorg en woongelegenheid. Dit zijn onderdelen die in een tijd van krimp en economische recessie om een strategische aanpak vragen.

• Gaanderen gaaf

Doelstelling van deze opgave is het optimaliseren van de beleving ten aanzien van het doorgaand verkeer in Gaanderen. In het verlengde van het Dorpsplan Gaanderen wordt een aantal opties onderzocht om dit te bereiken.

De uitwerking

De structuurvisie-opgaven geven in combinatie met de beschrijving van thema’s, trends en de huidige situatie van de gemeente, al heel veel informatie om mee aan de slag te gaan. De opgaven zijn echter nog geen vastomlijnde projecten. Dat is ook niet de bedoeling van een structuurvisie. Ze geven het kader en de denkrichting aan.

Om toch per direct met de uitvoering van de visie te kunnen beginnen, is er voor gekozen om een flink aantal overzichtelijke korte termijn acties op te nemen. Dit gebeurt in het hoofdstuk Uitvoering, waar ook de financiële paragraaf staat. Het gaat om concrete acties die rechtstreeks voortvloeien uit deze structuurvisie. Ze kunnen beschouwd worden als de eerste stappen die gezet moeten worden om de grote opgaven mogelijk te maken.

In de financiële paragraaf staat geschetst welke opties er liggen om de structuurvisie-opgaven op den duur te financieren en wat nog onderzocht moet worden. In het hoofdstuk Vervolg wordt beschreven welk stappen er worden gezet nadat deze structuurvisie is vastgesteld.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_024.png

Structuurvisie Doetinchem 2035 | plankaart

Op de plankaart van de Structuurvisie Doetinchem 2035 komen de grote opgaven voor de toekomst bij elkaar. De verschillende opgaven (overkoepelende opgaven en opgaven voor deelgebieden) worden afzonderlijk beschreven in het hoofdstuk Opgaven. Voor de legenda zie ook het hoofdstuk Opgaven.

Inleiding

20-10-2006%20sfeer%20binnenstad%20route%20varkensweide%20binnenstad%20kopie.jpg

Waarom een structuurvisie?

De Wet ruimtelijke ordening vraagt gemeente, provincie en rijk om hun visie op het ruimtelijk beleid te geven. Dit kan voor delen van het grondgebied of voor bepaalde aspecten, maar de beschrijving van één visie voor het hele grondgebied is tegenwoordig een verplichting. De structuurvisie is een integraal document en gaat in op veel verschillende aspecten zoals milieu, recreatie en economie. Het is de beschrijving van een toekomstbeeld in combinatie met de wenselijkheid van dingen. Tegelijkertijd moet er ook sprake zijn van een zeker realiteitsgehalte. Om daaraan te voldoen is in deze structuurvisie een uitvoeringsparagraaf opgenomen. Bij iedere opgave wordt bovendien aangegeven wat nog belangrijke onderzoeksvragen zijn en welke denkrichting er bestaat voor de uitvoering van de opgave.

Afgezien van de wettelijke verplichting, was de roep om een gebiedsdekkende structuurvisie voor Doetinchem zowel binnen als buiten de organisatie groot. De gemeente wordt geconfronteerd met ingrijpende ontwikkelingen die niet alleen op het sociale vlak veel invloed hebben, maar ook op het gebied van de ruimtelijke inrichting van de gemeente. Denk aan de eonomische crisis, de daling van het aantal inwoners in de Achterhoek, de terugtredende overheid en het ontstaan van een netwerksamenleving.

Hoe is de structuurvisie tot stand gekomen?

Deze structuurvisie is op een integrale wijze tot stand gekomen. In eerste instantie is er via discussies met college en raad een Nota van Aandachtspunten (NvA) geformuleerd. Deze is november 2011 vastgesteld door de Raad. In de NvA zijn de belangrijkste thema’s en trends vastgelegd, waarvan nu wordt gedacht dat die van belang zijn voor de toekomst van Doetinchem. Na het vastleggen van de NvA is door een aanzienlijk deel van het ambtelijk apparaat, zo’n vijftig mensen van veschillende disciplines, aan de uitwerking van de visie gewerkt. In deze periode zijn ook enkele maatschappelijke organisaties betrokken bij het proces. Instanties op het gebied van de zorg, het onderwijs, kunst en cultuur, infrastructuur, wonen en dergelijke zijn op hoofdlijnen geïnformeerd over de totstandkoming van de visie. B&W en gemeenteraad zijn tussentijds ook nog op verschillende manieren geïnformeerd. En uiteraard is er een stuurgroep geïnstalleerd om het proces te begeleiden.

De structuurvisie heeft na vaststelling door B&W zes weken ter inzage gelegen. Daaraan voorafgaand heeft een informatiemarkt plaatsgevonden voor alle geïnteresseerden. Tenslotte is er nog een speciale raadsactiviteit geweest. Het is de bedoeling om bij volgende actualisaties van de visie opnieuw te bekijken hoe de burgers betrokken kunnen worden.
In de beschrijving van de structuurvisie-opgaven is in veel gevallen het onderdeel participatie opgenomen.

Wat is de betekenis van deze structuurvisie?

Een structuurvisie is bindend voor de opsteller. In dit geval voor de gemeente. Door het document vast te laten stellen door de gemeenteraad, wordt de structuurvisie van kracht. De structuurvisie wordt vervolgens gepubliceerd op de nationale website RO-online wat de vaststelling door de Raad definitief maakt. De publieksversie, of het boekje, zoals we het ook wel noemen, is bij de gemeente beschikbaar via de gemeentelijke website. Inhoudelijk zouden er geen verschillen moeten zijn tussen de twee producten, maar mocht dat toch het geval zijn, dan wordt het product op RO-online aangehouden. Het boekje heeft geen juridische betekenis.

De structuurvisie heeft een heel andere betekenis dan een bestemmingsplan waarin regels worden opgenomen waar de burger zich aan moet houden. De structuurvisie is het planologisch kader, onder andere voor bestemmingsplannen. Bij ruimtelijke besluiten hoeft er niet langer gediscussieerd te worden over de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid. Die liggen immers in de structuurvisie vast. De structuurvisie is dus vooral een kader waarin de grote lijnen en wensen voor de toekomst uiteen worden gezet.

De structuurvisie is een strategisch beleidsdocument met een uitvoeringspakket waarin het beleid is vastgelegd. Er is dan ook geen beroep mogelijk tegen structuurvisies. Dit kan pas in de procedures van de ruimtelijke besluiten ter uitvoering van de structuurvisie, zoals bestemmingsplannen of omgevingsvergunningen voor afwijking van het bestemmingsplan. De rechter toetst genomen besluiten dan aan het beleid zoals dat in de structuurvisie is weergegeven.

De structuurvisie is ook een politiek document, in die zin dat het door de politiek gebruikt kan worden om haar keuzes te bepalen bij het prioriteren van de uitvoering. Het uitvoeren van alle wensen ineens is ondenkbaar. Per collegeperiode zullen bepaalde keuzes worden gemaakt en accenten gelegd.

Tenslotte bestaat de mogelijkheid om de structuurvisie te gebruiken voor de vestiging van een gemeentelijk voorkeursrecht. Ook heeft de structuurvisie een rol bij de grondexploitatie. In het financieel kader van deze structuurvisie is aangegeven dat jaarlijks de afweging gemaakt moet worden of en welke bovenplanse kosten voor de verschillende opgaven verhaald kunnen worden op ruimtelijke ontwikkelingen.

Wat wordt beschreven in deze structuurvisie?

Deze structuurvisie vertelt iets over alle beleidszaken die ruimtelijke implicaties hebben. Er is gekozen voor een bepaald schaalniveau, zodat de langetermijnvisie zich niet verliest in de details. Afhankelijk van het onderwerp, kan het soms nuttig zijn om iets te beschrijven op straat-niveau of over één bepaald gebouw. In het laatste geval gebeurt dat vaak om zaken te illustreren of omdat het gebouw een bijzondere functie heeft. Over het algemeen gaat het in de structuurvisie echter over wijken of gebieden.

Leeswijzer

De structuurvisie is opgedeeld in vijf delen. Een inleidend deel, een inventarisatiedeel, een onderzoeksdeel, een deel waar verantwoording wordt afgelegd voor gemaakte keuzes, een vervolgdeel en dan zijn er nog de bijlagen.

Deel 1 Introductie

In de introductie (deel 1) zijn de inhoudsopgave, het voorwoord, de samenvatting en deze inleiding opgenomen.

Deel 2 Inventarisatie

De inventarisatie (deel 2) is de basis van de structuur-visie. In dit deel wordt uiteengezet hoe Doetinchem er nu uitziet, welke ontwikkelingen al vastliggen en welk beleid op dit moment wordt gehanteerd. Dit wordt in beeld gebracht via de fysieke basis, de projecten en visies en de programma’s. In de inventarisatie is ook per onderdeel opgenomen welk beleid gekoppeld is aan het betreffende onderdeel.

Deel 3 Onderzoek

Het onderzoek (deel 3) gaat in op de trends en de wensbeelden voor de fysieke basis. In dit deel is gekeken wat er allemaal zou kunnen gebeuren, voor welke keuzes we mogelijk komen te staan en wat de ideaalbeelden op dit ogenblik zijn.

Deel 4 Verantwoording

In de verantwoording (deel 4) zijn de structuurvisie-opgaven te vinden in combinatie met de plankaart en de thema-beschrijvingen. In dit deel wordt zichtbaar welk planologisch beleid de gemeente voorstaat, wat de kernwaarden zijn en waar bepaalde keuzes op zijn gebaseerd.

Deel 5 Vervolg

In het vervolg (deel 5) wordt uitgelegd met welke acties wordt gestart, hoe het vervolproces er uit ziet en welke weg wordt bewandeld als het om de financiële middelen gaat.

Bijlagen

De bijlagen betreffen stukken die bepaalde zaken in deze structuurvisie kunnen verduidelijken en/of nog niet eerder breed verspreid waren. Een voorbeeld is de plankaart van de dorpsvisie Gaanderen. Deze is door burgers van Gaanderen gemaakt en van belang in het kader van de structuurvisie-opgave ‘Gaanderen gaaf’.
Er bestaat ook een centrumvisie voor het dorp Wehl en deze wordt ook genoemd in de structuurvisie-opgave ‘Wezenlijk Wehl’. Die visie is echter niet opgenomen als bijlage in deze structuurvisie, omdat verondersteld mag worden dat het stuk bekend is. De visie is een gemeentelijk product en ook als zodanig vastgesteld.

Wat is niet terug te vinden in deze structuurvisie?

Voor deze structuurvisie zijn alleen de beleidsstukken genoemd met de grootste impact voor besproken onderdelen. Het kan zijn dat op detailniveau nog weer ander beleid van belang is. Wel van belang, maar niet apart benoemd, zijn de bestemmingsplannen en stedenbouwkundige plannen. Het spreekt vanzelf dat er altijd een relatie is met vigerende bestemmingsplannen.

Voor de projecten geldt dat in de meeste gevallen een stedenbouwkundig plan of uitwerking daarvan aan de basis ligt. Deze zijn ook niet apart vernoemd. Er is een uitzondering gemaakt als er recente ontwikkelingen spelen die van invloed zijn op hier gemaakte keuzes. Zo loopt de procedure van deze structuurvisie min of meer gelijk op met die van de actualisatie van het bestemmingsplan buitengenbied. Dat plan wordt dan ook herhaaldelijk genoemd.

Ook het beleid op provinciaal, landelijk, Europees en mondiaal niveau is niet apart beschreven tenzij er bijzondere redenen waren om dat wel te doen. Voor het gemeentelijk beleid geldt dat dit altijd binnen de kaders van het beleid van hogere overheden past.

Vanzelfsprekend zijn de bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en beleidstukken die al lang en breed zijn vastgesteld, niet opgenomen als bijlagen. Ze zijn wel altijd op te vragen bij de gemeente.

Tenslotte zijn de onderwerpen cultuurhistorie en natuur niet als aparte onderwerpen of hoofdstukken in deze structuurvisie terug te vinden. Ze zijn in de optiek van deze gemeente echter zo belangrijk dat ze integraal zijn verwerkt. Zo is voor alle terreinen (landschap, bebouwing, water etc.) bij de inventarisatie ook gekeken naar de cultuurhistorische en natuuraspecten. Cultuurhistorie en natuur zijn integraal meegenomen bij de behandeling van trends, thema’s en komen op een volwaardige manier terug in de structuurvisie-opgaven.

Deel 2. Inventarisatie

TvdH20080510-008.tif

Fysieke basis

De gemeente Doetinchem heeft vele gezichten. Doetinchem is een stad met stedelijke functies, maar de gemeente beschikt ook over een gemêleerd landschap met beken, een rivier, bossen en stuifduinen. Doetinchem telt twee dorpen en de kleinere buurtschappen. De gemeente heeft een infrastructuur die varieert van het historische zandpad tot de randweg en rijkssnelweg.

In dit hoofdstuk wordt de gemeente Doetinchem beschreven in zijn huidige vorm met daarbij meegenomen de wijzigingen die nu al worden doorgevoerd of zeer binnenkort zijn afgerond. Een schets van bestaand en vastgesteld beleid op de onderdelen landschap, bebouwing, verkeer en vervoer, groen in stad en dorpen en water vertelt alles over de waarden en verbeterpunten van Doetinchem als ruimtelijke verschijning.

Bij de beschrijving van genoemde onderdelen zijn natuur en cultuurhistorie als onlosmakelijke elementen opgevat. De verschillende onderdelen van de fysieke basis zijn beschreven door antwoord te geven op de volgende vragen: Waar gaat het om? Hoe is de beleving? Wat zijn belangrijke ontwikkelingen/projecten? Welke beleidsstukken zijn van belang? Welke factoren van buiten hebben invloed? Zijn er knelpunten en/of kansen? Wat zijn randvoorwaarden om het onderdeel tot zijn recht te laten komen?

De vraag naar de beleving is uiteraard alleen maar subjectief te beantwoorden. Waar mogelijk zijn wel bepaalde kengetallen uit onderzoeksresultaten meegenomen, maar dat was niet altijd mogelijk. Toch is getracht om weer te geven hoe bepaalde stadsdelen, verkeerswegen, groenstructuren en dergelijke worden ervaren. Dit is gedaan op basis van ervaring uit communicatietrajecten, op basis van burgerreacties en op basis van eigen bevindingen. De medewerkers van deze structuurvisie wonen en/of werken vaak ook al jaren binnen de gemeente Doetinchem.

2.1 Landschap

Waar gaat het over?

Inleiding

De gemeente Doetinchem bestaat voor een belangrijk deel uit landelijk gebied. De stad Doetinchem is binnen dat landschap ooit ontstaan op de meest logische plek qua ondergrond. Aan de rivier de Oude IJssel en op de hoger gelegen uitlopers van het rivierduin. Dit duin strekt zich letterlijk uit van oost naar west en is nog goed zichtbaar in delen van de stad en in het dorp Gaanderen. De bebouwing zorgt voor onderbrekingen waardoor het duin geen gave verschijning meer is in het landschap. Het duin is nog het meest authentiek en herkenbaar op landgoed Hagen ook wel bekend als de Kruisbergse bossen. Van daaruit strekt het duin zich verder uit over de gemeentelijke grenzen in de richting van Keppel. Met name de laatste jaren is de waardering voor de landschappelijke karakteristiek gestegen en daar waar het kan, wordt geprobeerd het rivierduin weer in ere te herstellen. Behalve het duin, zijn er binnen de gemeentegrenzen van Doetinchem meer fraaie landschappen te ontdekken.

Tweedeling

Het rivierduin en de rivier brengen min of meer een landschappelijke scheidslijn teweeg binnen het landschap van de gemeente Doetinchem. Grofweg kun je zeggen dat het landschap boven de rivier hoog en droog is en daaronder laag en nat. Aan de zuidkant heeft de Oude IJssel ooit een andere loop gehad en restanten van het oude tracé in combinatie met de voormalige nevengeulen zijn ondergronds van groot belang. Uiteindelijk heeft dat ook invloed op het landschap aan de oppervlakte, de plantensoorten die er groeien en de mogelijkheden voor bewerking die de bodem biedt.

Vanzelfsprekend is de tweedeling geen keihard gegeven. Aan de relatief hoge noordkant bevinden zich ook lagere en nattere plekken zoals bijvoorbeeld het natuurgebied de Zumpe. Daar waar hogere en lagere plekken in elkaar overgaan, is de ondergrond vaak bij uitstek geschikt voor natuurontwikkeling. De beken aan de noordkant zijn een tweede indicator voor het aantreffen van andersoortige landschappen. Ze vormen met hun omgeving vaak idyllische plekjes.

Aan de “lage” zuidkant zijn er ook plekken die opvallen door hun relatieve hoogte. Het gaat hier vaak om dekzandkopjes die in de loop van de jaren zijn benut om wegen op te leggen of om op te bouwen. In Wehl is op het Kerkplein duidelijk te zien dat het de hoogste plek van het dorp is. Bij ingrepen in de wegenstructuur is het goed om dat altijd in de gaten te houden. De omgeving van de boerderij en de motte (voormalige burchtheuvel) Barlham ligt ook nadrukkelijk hoger dan z’n omgeving.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_027.png

Landschapstypen en karakteristieken

De afgelopen jaren is meerdere keren getracht het landschap te verdelen in landschapstypen. De laatste kaartversie is gebruikt voor de Welstandsnota (2011), het bestemmingsplan buitengebied (2012) en nu ook voor deze structuurvisie (zie Bijlage 1). Op deze kaart is de indeling van het landschap veel fijnmaziger dan de eerder genoemde tweedeling.

Om nog meer te kunnen zeggen over de specifieke karakteristieken van het Doetinchemse landschap, is er in 2011ook een landschapstructuurkaart gemaakt (zie Bijlage 2). Deze kaart is nog fijnmaziger en toont behalve landschapstypen, ook karakteristieke landschaps-elementen zoals dekzandkopjes, laanstructuren, bosjes en dergelijke. Deze basis is de tweede leidraad geweest bij het formuleren van de landschappelijke opgave in deze structuurvisie. Tenslotte is er in 2011 nog een catalogus van alle bebouwing in het buitengebied gemaakt. Deze is te vinden op de gemeentelijke website. De combinatie van de drie producten is nuttig bij het maken van ruimtelijke keuzes in het landelijk gebied.

Oorsprong en huidige situatie

De beschrijving en het in beeld brengen van de landschapstypen is gedaan op basis van ondergrond, bodemkundige opbouw en de hoogte van het grondwater. De landschapstypen dragen namen die gangbaar zijn in Oost Nederland. Overeenkomsten met andere landschappen in dat landsdeel zijn namelijk groot als gevolg van de op elkaar gelijkende ontstaansgeschiedenis in en na de verschillende ijstijden. Een factor die nog wel eens voor verwarring zorgt en het nog steeds lastig maakt om een heel precieze indeling in landschapstypen te maken, is de tegenstelling tussen de verschijningsvorm van het landschap en de oorspronkelijke situatie.

Door de vele transformaties door de tijd heen, is het lang niet altijd meer te zien of we te maken hebben met bijvoorbeeld een essenlandschap of kampenlandschap. Het oorspronkelijke gebruik is vaak verdwenen. Met name in de twintigste eeuw is het landschap ingrijpend veranderd door de mens. Bossages zijn gekapt, heggen geruimd, steilrandjes verwijderd en sloten gedempt. In de naoorlogse ruilverkavelingsperiode zijn smalle of kleine percelen samengevoegd waardoor op sommige plaatsen het typische coulissenlandschap is verdwenen.

De modernisering en schaalvergroting van de landbouw heeft tot op de dag van vandaag effecten. De meest ingrijpende op het esthetisch vlak is de bouw van grote stallen die vaak open en bloot in het landschap liggen. Aangezien de landschapstructuurkaart anders dan de kaart met landschapstypen, tot stand is gekomen door kaartstudie en veldwerk, helpt die bij het maken van een inschatting naar de gaafheid van de verschillende landschapstypen. Als het oorspronkelijk landschap niet meer herkenbaar is en ook moeilijk te herstellen, kan dat een reden zijn om er anders mee om te gaan dan met de delen van het landschap waar nog wel sprake is van een oorspronkelijke situatie. Overigens is het begrip oorspronkelijk een lastige. Onze kennis over het landschap is nog steeds voor een belangrijk deel gebaseerd op kaarten en overlevering. Over het algemeen wordt de huidige situatie van het landschap vergeleken met die van rond 1850. De laatste echt oude boerderijen die Doetinchem nog telt, stammen ook uit die periode.

Karakteristieken

In Doetinchem zijn de volgende landschapstypen te onderscheiden: essenlandschap, kampenlandschap, broek- en heideontginningenlandschap, rivierweiden-landschap en bos- en landgoederenlandschap. Voor ieder landschapstype bestaat een uitgebreide beschrijving (zie Bijlage 1). In het bestemmingsplan buitengebied wordt ook een aantal landschapselementen omschreven met de bedoeling dat die met de bijbehorende beschrijving een toetsingskader vormen bij ingrepen in het landschap. Op de landschapstructuurkaart zijn veel van deze landschapselementen ingetekend.

Door de oogharen kijkend zijn de landschapstypen te vertalen in diverse grote eenheden die iedereen kan herkennen. Denk aan het prachtige bosgebied met de imposante laanstructuren van landgoed Slangenburg. Van oorsprong beschikte het landgoed over een groot areaal landbouwgronden die afgezoomd waren met hagen en walletjes en het tapijt vormde voor de boerderijen van leveranciers en werknemers van het goed. Restanten zijn nog zichtbaar met als bijzonder fenomeen de abdij St. Willibrordus en z’n directe omgeving.

Van een heel ander karakter, maar zeker ook de moeite waard, is het landschap langs de Oude IJssel. Een belangrijke zone die zich als een kameleon door het landschap beweegt. Op de ene plek streng gescheiden van het aanliggende land door een stevige dijk. Op andere plaatsten (schijnbaar) sterker geïntegreerd. In veel gevallen gaat het hier om open landschappen met hier en daar nog wat poelen en bosjes en een enkel hoogte-element wat de openheid accentueert.

En dan zijn er de meer cultuurlijk ogende gronden. De van oorsprong wat nattere veengronden die zijn ontgonnen om te kunnen bewerken en herkenbaar blijven door de rechtlijnige verkaveling die varieert van smalle percelen aan de zuidkant van de rivier tot de grotere kavels aan de noordoostkant. Misschien wel het meest geroemd, zijn de aloude essen. Verhogingen in het landschap die in aanleg aanwezig waren, maar hun vorm kregen als gevolg van het uitrijden van mest, het bewerken van het land en het opnieuw uitrijden van mest uit de zogenaamde potstallen. Op deze ‘eilanden’ in het landschap heeft de bebouwing een veel meer geconcentreerde ligging, dan bijvoorbeeld in het ontginningslandschap waar huizen elkaar over het algemeen als een lint volgen. Soms dicht bij de weg, soms met een soort oprijlaan dieper naar achteren gelegen.

De beken hebben van oorsprong een grote invloed op het landschap gehad, maar doordat ze op de meeste plaatsen in de loop van de jaren zijn rechtgetrokken, is de logische relatie tussen verkaveling en beek vaak niet meer zichtbaar. Een uitzondering daarop vormt het landschap ten noorden van Nieuw-Wehl en een deel van de Wehlse Broeklanden.

Het is de combinatie van al deze verschillende landschapstypen die het landschap van Doetinchem zo aantrekkelijk maakt. Het is bekend dat de oostkant van Doetinchem met zijn bossen de meeste recreanten trekt, maar het is een uitdaging om recreanten ook kennis te laten maken met de afwisseling binnen de gemeentegrenzen en daar ook het verhaal bij te vertellen.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_028.png

Bewoning

Het landschap van de Achterhoek en de Liemers, beide vertegenwoordigd binnen de gemeente Doetinchem, zijn al sinds de prehistorie gebruikt voor bewoning. Lange tijd was er nauwelijks iets bekend over het gebruiksverleden, maar grote archeologische onderzoeken hebben de nodige informatie opgeleverd. Voorafgaand aan de start van woningbouwprojecten in Wijnbergen en Wehl-Zuid zijn onderzoeken gedaan met als resultaat een goed beeld over de lokale bewoninggeschiedenis. Over het landschap en haar gebruik boven de rivier is minder bekend, omdat daar geen grote woningbouwprojecten zijn geweest en dus ook geen grote opgravingen nodig waren. In de tijd dat de naoorlogse wijken ten noorden van het centrum werden gebouwd, was het nog geen gebruik om zorgvuldig archeologisch onderzoek te doen.

Een directe opbrengst van alle onderzoeken, is de mogelijkheid om reconstructies te maken van prehistorische of middeleeuwse boerenerven of daar op een interessante manier naar te verwijzen. Daarnaast is er ook meer kennis over de ijzerwinning, over oude wegenstructuren, de mate van rijkdom onder de bevolking en dergelijke. Allemaal aspecten die in de toekomst de basis kunnen vormen voor het maken van inspirerende plekken in de openbare ruimte en het vertellen van een verhaal.

In z’n algemeenheid is gebleken dat veel boerderijen die eind negentiende of begin twintigste eeuw zijn gebouwd, op of in de directe nabijheid van heel oude bouwplaatsen liggen. Plekken waar al eerder mensen hebben gewoond. Dit is het gevolg van de praktische insteek dat mensen eeuwenlang daar bouwden waar het landschap hen het meeste bracht. Hoog en droog en als het even kon toch in de buurt van water. Dat natuurlijk gedrag is als gevolg van de industrialisatie omgeslagen in de drang om met behulp van de techniek overal te bouwen. Het bedrijventerrein ten zuiden van de Oude IJssel is daar een goed voorbeeld van. Ondanks de weinig vanzelfsprekende ligging, laag en vlak bij de rivier, hebben andere argumenten het gewonnen. Het is niet ondenkbaar dat in de toekomst weer vaker rekening gehouden zal worden met de ligging en de karakteristieken van het landschap. Al was het maar omdat het goedkoper is.

Bewoning en bewerking van het Doetinchemse landschap omstreeks 1900, 1930, 1960, 1980 en 2000 (van boven naar onder).

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_029.png
i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_031.png
i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_032.png
i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_030.png
i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_033.png

Landbouw

Het landschap van Doetinchem is van oorsprong bewoond en bewerkt door boeren. Talloze gewassen zijn er op de landerijen verbouwd en alhoewel op veel kleinere schaal dan nu, is het vee ook altijd een factor geweest in het bestaan van de boer. Begin twintigste eeuw heeft de agrarische sector zich, met name in het zuidelijk deel van de gemeente ontwikkeld. Her en der stonden graansilo’s die op verschillende plekken werden vergezeld door kleine winkeltjes en loodsen. De bedrijven werden successievelijk uitgebreid en kregen een rol in de verschillende landbouwcoöperaties. De silo’s waren de landmarks van het agrarisch platteland, ook wel de kathedralen van het platteland genoemd.

De afgelopen jaren zijn talloze silo’s tegen de vlakte gegaan. Een opvallende die is blijven bestaan, ligt aan de grens van het dorp Wehl. Het is de bedoeling dat deze een nieuwe bestemming krijgt. Kleinere silo’s staan nog langs de A18 (Wehl) en in IJzevoorde. Het zijn relicten die verwijzen naar de geschiedenis van het landschap net als de molens die over het algemeen beter bewaard zijn gebleven en een monumentale status hebben.

Recreatie

De recreatie, of tegenwoordig ook wel vrijetijdseconomie genoemd, is een vorm van gebruik die de laatste jaren steeds grotere vormen aanneemt in de Achterhoek. Het achterhoeks landschap wordt aantrekkelijk gevonden en er gaat veel aandacht uit om de verschillende hoogtepunten met elkaar te verbinden. Voor Doetinchem liggen er op dat vlak nog veel kansen. In het laten ervaren van de verschillen in landschapstypen, de relatie tussen de stad en omliggende landschapstypen en de relatie tussen (bouwkundige) relicten in het landschap en het landschap zelf. Denk aan resten van de agrarische industrie, bijzondere boerderijen, landhuizen en kasteeltjes, de motte, maar ook bijzondere landschapsvormen als stijlranden, andere natuurlijk hoogtes, historisch water en beken en bruggen.

Natuur

De laatste jaren is er op grote schaal ingezet op robuuste natuur in het landschap. Uitgangspunt bij de verschillende projecten is het herstellen of verder voltooien van verbindingszones en structuren uit de ecologische hoofdstructuur. Daarnaast wordt geprobeerd in te zetten op potentieel interessante locaties voor natuurwaarden waarbij getracht wordt de biodiversiteit te vergroten. Om dat doel te bereiken worden agrarische gronden soms getransformeerd tot natuurgebieden. Daarnaast speelt het terugbrengen of introduceren van natuur een rol in de uitloopgebieden. Het gaat hier vaak om natuur die naast andere functies moet kunnen bestaan.

Hoe is de beleving?

Het landschap van de Achterhoek wordt gewaardeerd. Dat is algemeen bekend. Inzoomend op Doetinchem is het vooral landgoed de Slangenburg dat hoog scoort bij de toeristen. De Kruisbergse bossen en het Stille Wald doen het ook goed. De waardering voor deze gebieden is inherent aan de belangstelling voor wandelen, fietsen en het beleven van een bijzondere ervaring zoals een bezoek aan de Slangenburg of aan kasteel de Kelder.

Het kleinschalige landschap, ook wel bekend als coulissenlandschap wordt als kenmerkend voor de Achterhoek beschouwd. Mensen waarderen de beslotenheid en afwisseling van horizontaal en opgaand groen en de romantiek die dit met zich meebrengt.

Het open landschap heeft duidelijk fans en mensen die weinig hebben met de overzichtelijke ruimte. En dat terwijl de open landschappen steeds zeldzamer worden in Nederland. Het is niet voor niets dat ze deels ook beschermd zijn vanuit het bestemmingsplan.

De beleving van bewoners is vaak anders dan die van toeristen. Een groot deel van de bewoners die van kinds af aan het landschap bewonen vindt de eigen omgeving mooi en heeft weinig op met toevoegingen zoals bebouwing van een moderne architectuur. Naast een gaaf en ordentelijk landschap waarderen ze ook de gebruiksmogelijkheden op het eigen erf en willen dit bij voorkeur met de grootste vrijheid invullen. De mensen die oorspronkelijk niet uit het gebied komen, geven vaak de voorkeur aan een zo authentiek mogelijk landschap en bijbehorende bebouwing. Het is niet zelden dat deze voorkeur botst met de wens van andere bewoners die bijvoorbeeld hun bedrijf willen uitbreiden wat ten koste kan gaan van het landschap.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen/projecten?

Woningbouw

De laatste jaren zijn er veel woningen bijgekomen in het buitengebied als gevolg van regelingen zoals het beleid in het kader van de Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB-beleid). Doelstelling was de afname van het aantal stallen en bedrijfsgebouwen in het buitengebied. In ruil daarvoor werden mogelijkheden geschapen voor de bouw van woningen.

Het VAB-beleid bestaat nog steeds, maar het zal de komende tijd minder vaak benut worden. De te grote planvoorraad aan woningen in relatie tot afzet en toekomstige krimp heeft gemaakt dat er ook een rem op woningbouwontwikkelingen in het buitengebied is gezet.

Door veel mensen wordt deze ontwikkeling met enthousiasme ontvangen. Er bestond angst dat de stad zich sluipenderwijs zou uitbreiden ten koste van het buitengebied. Niet elke toevoeging in het verleden is uitgepakt als meerwaarde voor het landschap. Tegelijkertijd kan een einde aan bouwinitiatieven ook betekenen dat het erg rustig wordt op het platteland. Naar verwachting zal een groot aantal boerenbedrijven de komende jaren verdwijnen. De rem op de bouwinitiatieven is een financiële tegenvaller voor stoppende agrariërs. Het zoeken van een oplossing voor de leegkomende agrarische gebouwen en het verval daarvan als gevolg van gebrek aan nieuwe functies, wordt een belangrijke opgave.

Functieverandering (zie ook hoofdstuk Programma’s)

De traditioneel belangrijkste leverancier van werkgelegenheid op het platteland, de landbouw, krijgt de komende tijd met veel veranderingen te maken. Deze zijn ingrijpend en zullen ook van invloed zijn op het uiterlijk van het landschap. Het is de vraag of er in de toekomst nog veel sprake zal zijn van beweiding om een voorbeeld te geven. Een neveneffect van het vertrek van veel boeren is de verdere verloedering van boerderijen in het buitengebied.

Tegelijkertijd wint de vrijetijdseconomie (zie Programma’s) terrein en brengt dit positieve effecten met zich mee. Er ontstaat behoefte aan nieuwe vormen van onderkomens, er worden hoge eisen gesteld aan de langzaam verkeer infrastructuur en er wordt gebruik gemaakt van de plaatselijke detailhandel en horeca.

Weer een ander verschijnsel is de continuïteit waarmee de gemeente gestaag werkt aan het transformeren van agrarische gronden naar natuur. Een tegengestelde beweging is de reactie van andere grondeigenaren op de bezuinigingen. Kasteel Slangenburg is één van de rijksmonumenten die door de nationale overheid te koop zijn gezet. Het is nog niet bekend welke consequenties Staatsbosbeheer daaruit trekt. Ook deze partij is op grote schaal bezig met de verkoop van eigendommen en Staatsbosbeheer is eigenaar van de gronden rondom het kasteel. Alleen met vereende krachten kunnen al deze bewegingen in goede banen geleid worden en winst opleveren voor het landschap. Het is ook aan de gemeente om het belang van het landgoed Slangenburg te benadrukken.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_034.png

Projecten (zie ook hoofdstuk Projecten)

In het buitengebied wordt op verschillende manieren aan het landschap gewerkt. Particulieren zetten zich in op hun erf en de aangrenzende gronden. Het waterschap werkt aan de watergangen, aan het opnieuw laten meanderen van de beken en ontwikkelt samen met de gemeente nieuwe (natte) natuur. De gemeente doet dat ook in de vorm van robuust groen projecten. Staatsbosbeheer verzorgt het onderhoud van haar bossen, maar doet ook aan planontwikkeling. Zo is in 2012 een nieuwe visie voor het landgoed Slangenburg afgerond.

Voor de gemeente is het project Wehlse Broeklanden van groot belang. Al was het maar omdat samenwerking met bewoners daar veel mooie initiatieven naar boven haalt. Inspelend op die werkwijze probeert de gemeente ook regiobreed haar contacten te versterken en mensen van verschillend pluimage met elkaar te verbinden. Niet via een papieren stuk, maar daadwerkelijk met het opzetten van een netwerk voor het buitengebied. Doelstelling is daarbij dat het landschap ook op langere termijn geschikt en aantrekkelijk blijft om in te wonen en te werken. Het nauwer aantrekken van de band tussen stad en platteland moet bijdragen aan dat “gezonde” platteland.

Het project “Trots op onze streek” is ook een gemeentelijk project waar de rol van bewoners groot is. Doetinchem wil zich inspannen om de cultuurhistorie in het buitengebied zichtbaar en beleefbaar te maken. Op basis van twee cultuurhistorische analyses werkt de gemeente nu samen met Stichting Staring Advies en de Vereniging Kleine Kernen Gelderland. Doel is de inwoners van Doetinchem te enthousiasmeren voor het behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in hun eigen buurt of regio. Dit kan tot uiting komen in de creatie van een lokaal ommetje, het opknappen van hooibergen, het herstellen van erfbeplanting en zichtlijnen tot informatie op verhaalplaatsen inclusief een app of andere innovatieve methoden.

Het zogenaamde Landschaps Ontwikkelings Plan (LOP) heeft tenslotte ook een lange lijst met projecten opgeleverd. Afhankelijk van tijd en geld worden die opgepakt door de gemeente en door particulieren. Er wordt door de gemeente niet actief op gestuurd om deze projecten tot uitvoering te krijgen. Het is vooral een zaak van particulier initiatief waarna de gemeente een faciliterende rol inneemt.

Welke factoren van buiten hebben invloed op het landschap?

Het landschap is een eenheid die direct aansluit op het land van de buren. Het is dan ook niet zo gek dat er voortdurend regionale en provinciale invloeden zijn. Steeds meer activiteiten in het landelijk gebied gebeuren in de context van regionale samenwerking. In de regelgeving voor de agrarische sector is europees, landelijk en provinciaal beleid van grote invloed. Het gemeentelijk beleid moet binnen het beleid van de hogere overheden passen. Daar waar gewenst probeert Doetinchem een eigen, meer gedetailleerde invulling te geven die aansluit op de specifieke gebiedskenmerken.

Grote ontwikkelingen zoals de aanleg van de nieuwe hoogspanningsverbinding Wesel-Doetinchem, de aanleg van het dubbelspoor en de wens van de provincie in navolging van het rijk voor de plaatsing van windmolens in de Achterhoek, hebben ieder grote impact op het landschap.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Esthetiek en functionaliteit botsen voortdurend in het landschap. Kleine kavels omzoomd met heggen zijn fraai. Grote kavels zonder groenbegrenzing zijn goedkoper te bewerken. De verschillende gebruikers van het landschap eisen ieder hun eigen ruimte op. Het is aan de gemeente om duidelijk te maken welke landschappelijke waarden in tact moeten blijven of zelfs versterkt. Tegelijkertijd is het de gemeente een lief ding om werkgelegenheid in het buitengebied te behouden.

In het bestemmingsplan buitengebied wordt met het aanbrengen van de zoneringen Agrarisch en Agrarisch met waarden al getracht duidelijkheid te scheppen. Het gaat dan vooral om het behoud van bestaande waarden. Meer gedetailleerde informatie is beschikbaar via de landschapsstructuurkaart.

In deze structuurvisie is de opgave Beleef het land opgenomen. Die laat zien dat het opnieuw ontwikkelen van landschap ook een mogelijkheid is. Ontwikkelingen die nu wellicht als bedreiging worden gezien, kunnen worden opgepakt als kans. Op dit moment toegekende functies kunnen in de loop van de tijd niet meer noodzakelijk zijn en van functie wijzigen. De ontwikkeling van het dubbelspoor kan aanleiding zijn voor een esthetische inpassing in het landschap. De leegstand van boerderijen kan leiden tot het creëren van nieuwe recreatieverblijven en meer rust en ruimte. De veranderingen in de agrarische sector kunnen een stimulans zijn voor innovatieve bedrijfjes die zich richten op voedselproductie, duurzaamheid, gezondheid en energiewinning. Om maar een combinatie te noemen.

Wat zijn de randvoorwaarden om dit item tot zijn recht te laten komen?

De belangrijkste randvoorwaarde is een goede communicatie tussen de verschillende gebruikers van het landschap. Het gesprek tot aan de gemeentegrens is te beperkt. De problemen en kansen zijn regionaal, op z’n minst. Het gaat allang niet meer over de tegenstelling natuur en landbouw. Natuurontwikkeling kan een negatief effect hebben op cultuurhistorisch waardevol landschap. In andere gevallen zullen de twee functies juist prima samengaan. De nieuwe agrariër kan landschap versterken. De recreant kan er van genieten, maar hij kan het ook beschadigen. Het zal een beetje passen en meten blijven waarbij het belang van een mooi en functioneel landschap voorop moet blijven staan.

Financiën zijn altijd een voorwaarde geweest om vorm te kunnen geven aan het landschap en diversiteit te behouden. Zonder die bemoeienis zal eenvormigheid ontstaan. Het is nu nog niet te overzien of overheidssubsidies zoals die nu bestaan de crisis en bezuinigingen overleven.

Het is nu al zaak om de risico’s maximaal te delen, alle mogelijke kansen te verkennen voor co-financiering, ook in Euregio-verband, en een beroep te doen op particuliere investeerders. De uitgifte van landschap in vierkante meters is inmiddels een aantoonbaar succes wat ook in Doetinchem kan worden geadopteerd. Het succesvolle project Buur maakt Natuur binnen het project Wehlse Broeklanden is hiervan een voorbeeld.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

• Landschapsstructuurkaart (2012)

• Landschapstypen (2012)

• Doetinchem: Cultuurhistorierijk!
(2008 en aanvulling 2010)

• Rapportages Bebouwing in het landelijk gebied, bureau Helsdingen (2010)

• Welstandsnota (2012)

• Visie Wehlse Broeklanden (2010)

• Visie Bethlehem (2009)

• Gebiedsuitvoeringsprogramma LOP (2012)

• LOP (2008)

• Groenstructuurplan Doetinchem (1992, actualisatie in wording)

• Boomstructuurkaart/herplantregeling (2012)

• Bomenverordening (2010)

• Lijst met bijzondere bomen (2010)

2.2 Bebouwing

Waar gaat het over?

Inleiding

De gemeente Doetinchem omvat de stad Doetinchem, de twee dorpen Wehl en Gaanderen en de buurtschappen Langerak, IJzevoorde en Nieuw-Wehl. De bebouwing laat zien dat er sprake is van een heel verschillende ontstaansgeschiedenis. Daarnaast is ook de functie van invloed op de bebouwingsvorm.

Doetinchem

De stad Doetinchem is opgebouwd vanuit het centrum en heeft een van oorsprong middeleeuwse kern. Aan de bebouwing is dat niet altijd meer te zien, maar in de binnenstad (het Ei) is in het patroon van straten en pleinen nog wel de oude structuur aanwezig.

Tot ongeveer het midden van de negentiende eeuw verliep de stedelijke ontwikkeling van Doetinchem langzaam en vond hoofdzakelijk plaats binnen de contour van de middeleeuwse stad. Daarna zette de stadsuitleg zich geleidelijk buiten de voormalige omwalling voort met bebouwing langs de noordoostrand van het Ei en langs de historische linten die vanouds de stad en het omringende buitengebied met elkaar verbinden. Later volgde de vooroorlogse bebouwing zoals de wijken De Pas en De Vijverberg. De bebouwing uit deze perioden varieert doorgaans van traditioneel tot statig en monumentaal.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vonden er grote verwoestingen plaats in de stad Doetinchem. Na de oorlog richten de wederopbouwplannen zich in eerste instantie op herstel van het stadscentrum. Aan het begin van de jaren vijftig verschoof de aandacht zich echter naar het hele grondgebied van de gemeente. Het Plan Verschoor (1953) vormde met wijzigingen in verschillende daarop volgende plannen, de basis voor de nodige uitbreidingen tussen de vijftiger, zestiger en zeventiger jaren.

De grote naoorlogse uitbreiding van Doetinchem vond aanvankelijk plaats ten oosten van de Oude IJssel met wijken als Overstegen, de Bezelhorst, maar ook Schöneveld, Het Loo en IJkenberg en andere kleinere stadsdelen. De woningbouw ontwikkelde zich voornamelijk in noordelijke richting en de aanleg van bedrijventerreinen vond vooral plaats langs de Oude IJssel (bijvoorbeeld de bedrijventerreinen Hamburgerbroek, Keppelseweg en Verheulsweide).

De uitbreidingsmogelijkheden ten oosten van de Oude IJssel bereikten evenwel hun grenzen. Zo vormden aan de noordwestzijde van de stad de Kruisbergse bossen een belemmering. Aan de noordoostzijde was dat het geval met de natuurwetenschappelijk en landschappelijk kwetsbare gebieden als de Zumpe en de Wrange. Bovendien had een verdere groei naar het noorden het bezwaar dat een dergelijke uitbreiding erg excentrisch ten opzichte van het centrum zou komen te liggen. Dat alles heeft ertoe geleid dat vanaf eind jaren zeventig de stadsuitbreidingen grotendeels ten zuidwesten van de Oude IJssel zijn gerealiseerd.

De eerste grote stap over de Oude IJssel werd gemaakt met de woonwijken De Hoop, De Huet en met het gelijknamige bedrijventerrein op de zuidoever van de rivier. Vanaf de eerste helft van de jaren negentig kwam hierop een vervolg met de wijk Dichteren ten zuiden van de spoorlijn en met het bedrijventerrein Wijnbergen in de oksel van de autosnelweg A18 en de Oude IJssel. Als passtuk in de stadsuitleg ten westen van de Oude IJssel is recentelijk gestart met de realisatie het woongebied Wijnbergen.

Historische ontwikkeling in en rond het centrum

Hoewel bij het herstel van de oorlogsschade voortgeborduurd werd op de historische structuur, leidde de naoorlogse vernieuwingsdrang ook tot nogal wat veranderingen in het centrum van de stad. Op verschillende plekken werd bebouwing in modernistische architectuur gerealiseerd. Een groot deel van de openbare ruimte veranderde van autostraten in winkelgebied. In ruil voor het autoverkeer werden in deze gebieden allerlei elementen toegevoegd in de vorm van uitbouwen, kiosken, straatmeubilair en dergelijke. De laatste decennia deden veranderingen in de bebouwing zich vooral in de randen voor door onder meer de realisatie van relatief grote wooncomplexen.

Ook trad de laatste decennia op een aantal plekken in een schil rondom het centrum ruimtelijk verval op door het wegvallen van de oorspronkelijke functie. Dat was bijvoorbeeld het geval bij het veemarktterrein, het voormalige busstation met de bijbehorende remise en in delen van het bedrijventerrein Hamburgerbroek. Omdat de afzonderlijke planvorming voor nieuwe functies op deze locaties moeizaam verliep, is in 2007 een kader vastgesteld (het Masterplan Schil) om tot samenhang en versnelling in de ontwikkeling van deze plekken te komen. Het Masterplan schetst onder meer op hoofdlijnen een ontwikkelingstrategie en, aan de hand van zogenaamde stadsmilieus, spelregels die inzicht geven in de gewenste invulling van de verschillende gebieden. Eén en ander heeft tot nu toe onder meer geleid tot de transformatie van het veemarktterrein tot een woongebied van circa veertig woningen met de karakteristieken van de aangrenzende wijk De Pas. De reconstructie van het voormalige lyceum en de Rotterdamse Bank aan de burgemeester Van Nispenstraat. En de realisatie van een nieuwe schouwburg, circa honderdzestig woningen en een ondergrondse parkeergarage met circa vierhonderd parkeerplaatsen op en in de omgeving van het voormalige busstation nabij de Hofstraat.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_035.png

Naoorlogse wijken

Onder invloed van het rijksbeleid kwam het accent bij de naoorlogse woningbouw sterk op de kwantitatieve opgave te liggen. De voortschrijdende rationalisatie en industrialisatie van de woningbouw die daardoor teweeg werd gebracht, is duidelijk in de naoorlogse ontwikkeling van de Doetinchem af te lezen. In de vroeg-naoorlogse delen van de stad (bijvoorbeeld in de omgeving van de Velsinkstraat en Spijkmanstraat) zijn in de architectuur nog wel sporen van vooroorlogse traditionele ambachtelijkheid te herkennen. De vanaf midden jaren zestig ontwikkelde wijken zoals Overstegen en de Bezelhorst worden daarentegen gekenmerkt door vergaande industriële gestandaardiseerde bouwmethoden. Lag in de openbare ruimte in de naoorlogse uitbreidingen het accent aanvankelijk vooral op bereikbaarheid en ontsluiting, in de later gerealiseerde wijken kwam het accent ook meer op de verblijfskwaliteit te liggen en ontstond, naast de kwantitatieve woningbouwopgave, een groeiende aandacht voor architectuur en duurzaamheid.

De industriegebieden

In de periode tot aan de Tweede Wereldoorlog waren bedrijven vooral gevestigd in of net buiten de rand van het centrum en, in de uitloop van de stad, langs de historische linten. Ondermeer de fysieke beperkingen die deze plekken uiteindelijk met zich meebrachten, de behoefte aan functiescheiding (om bijvoorbeeld milieuhinder te voorkomen) en een betere bereikbaarheid, leidden in de naoorlogse periode tot de ontwikkeling van specifieke industrieterreinen, met name langs de Oude IJssel, zoals Hamburgerbroek, Keppelseweg en Verheulsweide. In Hamburgerbroek vestigden zich kort voor de oorlog ook al geleidelijk wat bedrijven.

In de laat-naoorlogse periode, waarin het vervoer over de weg een steeds belangrijkere plek inneemt, is eerst nog wel op de zuidoever van de Oude IJssel het bedrijventerrein De Huet ontwikkeld. Watergebonden bedrijvigheid is hier evenwel niet of nauwelijks voorzien noch aanwezig. Successievelijk wordt, met het toenemende belang van bereikbaarheid over de weg, nabij de A18 het bedrijventerrein Wijnbergen ontwikkeld. Recentelijk is aan de A18 nabij Wehl het bedrijvenpark A18 in ontwikkeling genomen.

Hoewel in het beeld van met name wat oudere gebouwen op de eerste bedrijventerreinen nog een zekere ambachtelijkheid herkenbaar is, wordt de vormgeving van bebouwing op deze terreinen vooral gekenmerkt door functionaliteit en doelmatigheid. Bij de laat-naoorlogse bedrijventerreinen is in de verschijningsvorm van de gebouwen en in de inrichting van de buitenruimte de toenemende belangstelling voor een goede representatieve uitstraling te zien.

Wehl

De oorsprong van het dorp Wehl ligt op een kruispunt van twee doorgaande wegen. Het grootste deel van de oorspronkelijke bebouwing stond in een lint langs de verbindingsweg tussen Doesburg en Doetinchem. De andere weg voerde van Keppel naar Beek. Een groot deel van de huidige bebouwing dateert van na de Tweede Wereldoorlog en heeft rondom het centrum de ruimten tussen de historische linten gevuld. Met de recente start van de wijk Wehl Heideslag heeft het dorp de sprong over de spoorlijn gemaakt.

Het historische dorpshart is functioneel nog steeds het centrum van het dorp. De meeste voorzieningen liggen in en om dit hart. Daarbij is sprake van een kleinschalige menging van winkels, andere openbare voorzieningen en wonen. Naast een relatief klein bestaand bedrijventerrein aan de rand komt verspreid in het dorp incidenteel bedrijvigheid voor.

CENTRUM%20WEHL%20SEPTEMBER%202006-5.jpg

Gaanderen

De oorsprong van Gaanderen is een agrarisch buurtschap aan de noordkant van het huidige dorp. Door de vondst van ijzeroer in de bodem kreeg de ijzerindustrie grote invloed op de ruimtelijke ontwikkeling van het dorp. Rond de verspreid liggende bedrijven ontstonden kleine buurtschappen die geleidelijk aan elkaar groeiden. Daarnaast bepaalde de aanleg van de Rijksweg en de spoorlijn de groeirichting van het dorp. Gaanderen schoof op richting Rijksweg, die veel zuidelijker ligt dan het oorspronkelijke dorp. Langs de Rijksweg ontstond lintbebouwing. Ook langs de Hoofdstraat die de oude buurtschap met de Rijksweg verbindt ontwikkelde zich lintbebouwing.

Met de komst van meer bedrijvigheid zijn in de twintigste eeuw de ruimten tussen de linten steeds verder opgevuld. In de laatste decennia van de twintigste eeuw vond planmatige woningbouw vooral plaats ten zuiden van de Rijksweg. Het ten westen hiervan gelegen bedrijventerrein Akkermansweide gaat geleidelijk over in het aan de Oude IJssel gelegen bedrijventerrein van Terborg.

Gaanderen heeft geen klassiek centrum. Het centrum is vooral een lichte concentratie van winkels rondom een parkeerterrein nabij het kruispunt waar de Hoofdstraat aansluit op de Rijksweg. Het voormalige industriële Pelgrimcomplex aan de Hoofdstraat heeft in sterke mate het karakter van de dorpskern bepaald. Op dit terrein vindt de laatste jaren een herontwikkeling plaats met woningbouw en voorzieningen.

Langerak

Het buurtschap Langerak bestond van oorsprong uit enkele boerderijen. Als kern is het pas herkenbaar sinds het midden van de twintigste eeuw toen, ver nadat de Doetinchemse IJzer-, koper- en metaalgieterij Firma Snoeck & Boon (het huidige Vulcanus) zich hier had gevestigd, woningen voor de werknemers van het bedrijf werden gebouwd. Het buurtschap manifesteert zich vooral als lintbebouwing langs de weg van Doetinchem naar Keppel waarin de ijzergieterij het sterkst opvalt. In de tweede helft van de twintigste eeuw vestigden zich ook andere bedrijven in de kern. Op verschillende plekken heeft alweer bedrijfsbeëindiging plaatsgevonden. Een gedeelte daarvan is herontwikkeld voor woningbouw.

IJzevoorde

De kom van het buurtschap IJzevoorde heeft zich grotendeels gevormd als een stukje lintbebouwing langs beide zijden van de Loordijk tegen de zuidkant van het kruispunt met de Turfweg. Het beeld van het lint zet zich nog heel iets voort aan de noordzijde van het kruispunt. Dat betekent dat het buurtschap eigenlijk ongeveer ter plaatse van het kruispunt doorsneden wordt door de grens met de gemeente Bronckhorst.

De aanduiding van de bebouwde kom beperkt zich evenwel tot de Doetinchemse zijde. De bebouwing, bestaande uit met name woningen, heeft over het algemeen traditionele uitstraling. Karakteristiek element is de basisschool met het voorplein en de zware boombeplanting. De ruimtelijke dynamiek in het buurtschap is laag.

Nieuw-Wehl

De ontwikkeling van Nieuw-Wehl hangt nauw samen met de zorginstelling Fatima. Op een kruispunt van wegen ontstond een aanvankelijk agrarisch buurtschap. De bouw van een kerk en een klooster groeide later uit tot de zorginstelling. Door de toegevoegde bebouwing buiten de zorginstelling heeft Nieuw-Wehl niet meer het karakter van een buurtschap, maar meer van een klein dorp.

Buiten de kernen

Buiten de kernen gaat de bebouwing doorgaans vrij snel over in verspreide bebouwing in het landelijk gebied. Ook waar deze bebouwing nog aan de weg ligt of een sterke oriëntatie daarop heeft, is deze veelal verwant aan de meestal agrarische geschiedenis van de omgeving.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_036.png

Hoe is de beleving?

De beleving van de bebouwing binnen de gemeente Doetinchem is niet onder één noemer te vangen. Daarom is de gemeente vanuit stedenbouwkundige principes opgedeeld in deelgebieden die ook te vinden zijn op de kaart. Het gaat om de volgende deelgebieden:

• Centrum Stedelijk Plus (binnenstad)

• Centrum Stedelijk (centrumrand)

• Buiten Centrum (vooroorlogse wijken)

• Buiten Centrum (vroeg na-oorlogse wijken)

• Buiten Centrum (laat na-oorlogse wijken)

• Buiten Centrum (laat 20e eeuwse wijken)

• Monumentaal wonen en werken (historisch lint)

• Centrum Dorps (dorpscentrum)

• Dorps (dorpsbuurten)

Hierna worden per deelgebied de belangrijkste karakteristieken genoemd en beschreven.

Centrum Stedelijk Plus
(binnenstad)

• historisch stadscentrum

• stedelijke bebouwing

• centrumvoorzieningen

• wonen op de verdieping

Centrum Stedelijk Plus

De binnenstad van Doetinchem, het Ei, wordt ervaren als het brandpunt van de stad: een plek waar iedereen elkaar ontmoet. Winkels en horecagelegenheden hebben daarin een belangrijke rol. Vooral de winkels zijn bepalend voor het beeld van de binnenstad als koopcentrum. Gevolg van met name het aandeel winkels is evenwel dat na winkelsluitingstijd nog weinig van de levendigheid, die de binnenstad overdag heeft, wordt ervaren. Wonen boven winkels, wat van oudsher een vanzelfsprekend onderdeel van het centrum was, komt nog sporadisch voor.

Hoewel op de kaart van Doetinchem het Ei met het middeleeuwse stratenpatroon nog goed is te herkennen, is deze in werkelijkheid op verschillende plekken onleesbaar geworden. Door daar waar zich kansen voordoen de historische kwaliteiten terug te brengen of te versterken, kan het centrum aan belevingswaarde, aantrekkingskracht en economische potentie winnen. Goede aanknopingspunten daarvoor zijn al gegeven in de cultuurhistorische rapportage Eidentiteit, waarin een cultuurhistorische analyse is vertaald in een model dat inzicht geeft in hoe de herkenbaarheid van de karakteristieke ei-vorm kan worden versterkt.

De stad is vrijwel nooit op de Oude IJssel georiënteerd geweest. De beleving van de rivier als onderdeel van de stad is dan ook gering. Tot nu toe is de Oude IJssel ook nauwelijks benut als kwaliteit voor de stad. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoals de herontwikkeling van Hamburgerbroek kunnen evenwel kansen bieden om stad en rivier met elkaar te verbinden en de beleving van de rivier te versterken.

Centrum Stedelijk
(centrumrand)

• mix van statige en modern stedelijke bebouwing

• stedelijk wonen en voorzieningen

• afwisselend autonome gebouwen en aaneengesloten bebouwing

TvdH20080511-098.tif

Centrum Stedelijk

De zone direct rond het centrum kenmerkt zich door de aanwezigheid van verschillende sferen. Op verschillende plekken ademt nog de sfeer van de negentiende grandeur. Het beeld van een ruim bemeten wooncomfort in statige panden, bijvoorbeeld langs de Plantsoenstraat, is evenwel al lang verdwenen. De meeste van dergelijke panden zijn nu in gebruik als kantoor of andersoortige bedrijvigheid. Daarnaast zijn in de loop der tijd opengevallen plekken ingevuld met moderne, grootschalige gebouwen. Wat betreft functies wordt de stadsrand vooral beleefd als een gebied met culturele en publieke voorzieningen en commerciële activiteiten. Wonen, in veelal specifieke complexen, wordt vooral ingevuld door mensen die bij voorkeur op korte afstand van voorzieningen wonen, zoals ouderen of leeftijdsgroepen. De openbare ruimte manifesteert zich vooral in het faciliteren van de bereikbaarheid van het centrum.

Buiten Centrum, vooroorlogs
(jaren ‘20-30)

• rond het centrum

• ontspannen wonen

• groen

• individuele bebouwing

• grondgebonden

• traditionele bouwstijl

Buiten Centrum (vooroorlogs)

Ondanks een grote variatie in de verschijningsvorm is er duidelijke collectieve architectonische uitdrukking in deze gebieden voelbaar. Er heerst een nadrukkelijke ontspannen sfeer van laagbouwwoningen in traditionele stijl met tuinen voor en achter. Veel vrijstaande woningen maar ook blokken van twee of meer aaneen. Deze gebieden voelen als een oase van rust binnen de hectiek van de stad. De inrichting van de straten is vrij formeel. Het groen in de straat wordt vooral bepaald door voortuinen en straatbomen. Pleinen hebben veelal de vorm van plantsoentjes. De vaak tot ruime wasdom gekomen bomen geven veel straten een lommerrijk beeld. Niet alleen door de aanwezigheid van een relatief groot eigenwoningbezit, maar ook door de totale setting ontstaat bij deze gebieden een gevoel van een welgesteld woonmilieu.

Buiten Centrum, vroeg na-oorlogs
(jaren ‘50)

• planmatige stadsuitleg

• overwegend grondgebonden woningen

• incidentele buurtvoorzieningen

Buiten Centrum (vroeg na-oorlogs)

Veelal gaat het hier om eenvoudige woonbuurtjes met vooral rijtjes woningen en de eerste vormen van gestapelde bebouwing. De meeste woningen zijn in de sociale huursector gebouwd. In de eenvoud van de woningen is nog wel een hang naar de vooroorlogse detaillering en ambachtelijkheid te herkennen. Op verschillende plekken verraadt enige slijtage wel het hoge bouwtempo waarmee de woningen tot stand moesten komen.

buiten centrum, laat na-oorlogs
(jaren ‘60 en ‘70)

• combinatie van grondgebonden woningen en gestapelde woningbouw

• projectmatige bouw

• stempelstructuur

• industriële bouwsystemen

• eigen wijkcentra

Buiten Centrum (laat na-oorlogs)

De verder doorgevoerde scheiding van financierings-categorieën is in deze gebieden duidelijk waarneembaar. Zo zijn er uitgesproken buurten met sociale woningbouw (laag- en hoogbouw), buurten met particuliere verhuur en delen met een hoge sociaaleconomische status. Het stedenbouwkundige patroon en de geïndustrialiseerde bouwwijze, vooral gericht op sober en doelmatig, maken in grote delen van deze gebieden de strenge planmatige vorm van stadsuitleg herkenbaar. Het stratenpatroon is eenvoudig. Er zijn enkele grotere groene ruimtes, maar er is ook veel snippergroen. De gebieden hebben een erg berekende uitstraling; toevalligheden en spontaniteit zijn niet of nauwelijks voelbaar. Zo lijkt ook het voorzieningenpakket erg berekend.

Buiten Centrum, laat 20e eeuws e.v.
(gezinsbuurten, eind jaren ‘70 - heden)

• recente stadsuitbreidingen

• groen-stedelijk

• overwegend grondgebonden

• differentiatie in woningtypen

• eigen wijkcentra

Buiten Centrum (laat 20e eeuws e.v.)

In deze wijken is een duidelijke reactie voelbaar op de ver doorgevoerde scheiding naar financieringcategorieën in de wijken uit zestiger en zeventiger jaren. Er is een grote mate van diversiteit aan en menging van woningtypen. In deze gebieden zijn de toenemende wensen en mogelijkheden van het eigen woningbezit, met de nadruk op een eigen huis met tuin, duidelijk merkbaar. Gestapelde bebouwing is nog slechts in relatief beperkte mate op relatief kleine schaal waar te nemen. De nadruk in de openbare ruimte is sterk op de verblijfskwaliteit komen te liggen. Als gevolg van de daarmee gepaard gaande ruimtelijke structuur voelen buurten niet altijd toegankelijk. De rijsnelheid is weliswaar laag, maar verdwalen gaat makkelijk. De bebouwingsdichtheid is soms net iets te groot om als prettig te ervaren.

Monumentaal wonen en werken

• langs de historische linten

• wonen in combinatie met kantoren en kleinschalige voorzieningen

• uiteenlopende typologieën

Monumentaal wonen en werken

Monumentaal wonen en werken betreft het milieu langs de historische linten, die nog altijd ervaren worden als de toegangswegen vanuit het buitengebied naar het centrum van de stad. Daarbij ademt elk lint wel zijn eigen sfeer. Zo is bijvoorbeeld de uitstraling van de Varsseveldseweg, met in de bebouwing sporen die refereren aan de agrarische geschiedenis van de omgeving, anders dan de Keppelseweg met een meer statige uitstraling. In de bebouwing is de geleidelijke groei van de stad naar buiten toe voelbaar. Met de groei van het verkeer is ook het druktebeeld in linten toegenomen. Toch voelt op veel plaatsen de openbare ruimte, door de vaak omwille van het verkeer verdwenen laanbeplantingen, in zekere zin kaal en schraal aan.

Centrum Dorps

• organisch gegroeid

• kleinschalige menging

Centrum Dorps

Ten opzichte van het centrum van Doetinchem is in het centrum van Wehl en van Gaanderen de mate van functiemenging merkbaar minder, de dichtheid lager en het voorzieningenpakket minder uitgebreid. Anders dan Wehl, waar het centrum wordt ervaren als iets wat gegroeid is rondom een kruispunt van wegen, wordt het centrum van Gaanderen meer beleefd in de lintbebouwing van Rijksweg en Hoofdstraat. Waar het centrum van Wehl nog wordt ervaren als het historisch hart, zal met de herontwikkeling van het Pelgrimterrein in het centrum van Gaanderen veel meer een eigentijdse ‘touch’ voelbaar worden.

Dorps

• overwegend grondgebonden woningen

• geen functiemenging

Dorps

De bebouwing in de buurten buiten het centrum voelt als een dwarsdoorsnede van de verschillende, hierboven aangegeven woonmilieus, die zich in de afgelopen eeuw hebben ontwikkeld. De specifieke beleving van het wonen in de dorpen zit evenwel met name in de kleinschaligheid en overzichtelijkheid van het dorp en de dorpsgemeenschap. De beleving heeft naast een ruimtelijke dan ook een duidelijke sociaal-culturele component.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen/projecten?

De stedenbouwkundige ontwikkeling van Doetinchem, bevindt zich zoals ook bij veel andere gemeenten in een enerverende periode. Ten tijde van de vaststelling van het Masterplan Schil (2007) was de uitbreidingswens groot en stonden er talrijke projecten op stapel. Een deel daarvan is gerealiseerd, maar de doelstelling voor andere projecten zijn inmiddels bijgesteld of zullen mogelijk in de nabije toekomst worden gewijzigd. Voor veel projecten zijn verplichtingen aangegaan met private investeerders en ontwikkelaars. Het vergt veel overleg en wijsheid om waar nodig een andere weg in te slaan. En niet in laatste instantie een sterke financiële onderbouwing. Ook de gemeente neemt waar nodig haar verlies en gaat over tot het terugbrengen van boekwaardes. Over de individuele projecten is meer te lezen in het hoofdstuk Projecten en Visies.

Terwijl de economische crisis en prognoses voor de toekomst tot een verandering van strategieën dwingt, is het tegelijkertijd van belang om niet het hoofd te laten hangen. Juist nu moeten de ontwikkelingen die realistisch zijn en de ambitie van Doetinchem om te functioneren als een bruisende centrumgemeente versterken, worden doorgezet. Al is dat soms dan in een andere vorm. Het behoud van werkgelegenheid, het voorkomen van verloedering en lege gaten in de stad dwingt tot vindingrijkheid. Zo wordt er ingezet op tijdelijke functies, nieuwe functies zoals stadslandbouw en dergelijke. Geleidelijk aan verschuift de aandacht van de projecten voor nieuwbouw naar aandacht voor het beheer van bestaande waardevolle structuren en het behoud daarvan. Het aanvullen met nieuwbouw is niet langer het instrument daarvoor.

Welke factoren van buiten hebben invloed?

De stedenbouwkundige ontwikkelingen worden direct beïnvloed door de stand van zaken van de economie, op lokaal, regionaal, landelijk of zelfs mondiaal niveau. De economische crisis heeft een nadelige invloed op de ontwikkelingen en neemt ook vertrouwen en lef om ontwikkelingen door te zetten weg. Het lijkt een kip-ei situatie want de bouwwerkzaamheden bezorgen verwante sectoren weer werk, terwijl de bouwstop negatieve effecten op die sectoren heeft. Omgekeerd komen bouwprojecten in de problemen omdat onderaannemers het niet meer redden.

De continuïteit is verstoord en dat maakt het lastig om op een goede manier te blijven bouwen aan de stad.

Een andere heel belangrijke factor is de prognose voor een forse bevolkingsdaling, maar hier wordt verder op ingegaan in het hoofdstuk Trends.

De stedenbouw heeft verder met talrijke invloeden van buiten te maken. Er kan geen gebouw worden neergezet, zonder dat er getoetst is op aspecten als milieu, archeologie, fauna en flora en nog zo meer. Stedenbouw is een op en top integrale aangelegenheid die de mooiste en meeste resultaten boekt als doelstellingen van meerdere onderdelen bijeen worden gebracht. Denk bijvoorbeeld aan de bouw van een woonwijk met een fraaie architectuur, voorzien van dakterrassen, daktuinen of geveltuinen, een groen binnenhof en de ligging aan het water. Het is een gewilde combinatie.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Het stilvallen van diverse bouwplannen is uiteraard een groot probleem, maar het verschijnsel creëert ook een uitdaging. Het overhouden van die projecten die er in elk geval voor zorgen dat Doetinchem ruimtelijk en sociaal toch als een prettige eenheid wordt ervaren. Beter enkele projecten goed af ronden, dan meerdere half te moeten laten liggen.

Kansen liggen er in het benutten van opengevallen plekken voor een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte. Dit soort gebieden zullen de verschillende bebouwingsvlakken met elkaar moeten verbinden en de stedenbouwkundige structuren ondersteunen. Daarnaast moeten andere invalshoeken gevonden worden om de stad aantrekkelijk te houden. Te denken valt aan investeringen in bijzondere stedenbouwkundige ensembles, in monumentale panden en in de veel bezochte openbare ruimtes.

Ook is het goed om bestaande gebouwen en structuren eens met een frisse blik te bekijken en iets te doen met hun specifieke kwaliteiten en eigenaardigheden. Waarom zou deze Achterhoekse stad zich niet kunnen onderscheiden met innovatieve concepten op het gebied van groen, milieu en landbouw. Op de grens van stad en land of juist dicht bij het centrum om de stadsbewoner mee te nemen in het nieuwe gevoel. En waarom niet het aantal en een nieuwe soort attracties stimuleren. Als eenmalig evenement of terugkerend agendapunt en een vorm van tijdelijk gebruik. Denk bijvoorbeeld aan een klimfestijn tegen één van de industriële gebouwen aan de Oude IJssel, met oefenmomenten in de rest van het jaar. Of aan een erfgoedbeurs in één van de monumenten van de stad, met daaraan gekoppeld een veiling van aandelen in een pand waar de restauratiekosten moeten worden opgebracht. Waarom geen congres over leegstand en herbestemming met een verloting van tijdelijke werkplekken in de mooiste leegstaande gebouwen en de verplichting om bij vertrek de plek door te geven aan een betalende vervanger.

En dan hebben we het nog over de meer structurele activiteiten zoals de combinatie van moderne, op snelheid gerichte sporten die ook geschikt zijn als groepsactiviteit. Of over digitale belevingconcepten voor de jeugd zoals het digitaal stunten in mysterieuze gebouwen. Of juist het ideale rustcentrum waar e-reader en koptelefoons zorgen dat de bezoeker zijn individuele stille genot vindt. Voor al deze functies zijn gebouwen te vinden die hun huidige functie verliezen of al lang zijn verloren en het gebruik. En hoe tijdelijk ook, kan dit nieuwe gebruik soms een impuls geven aan de totale beleving van betreffend deel van de stad.

De ligging van de stad aan de rivier, de bijzondere industriële gebouwen op de grens van het centrum en de nog te ontwerpen omgeving rond de nog aan te leggen oostelijke randweg zijn plekken waar noviteiten als genoemd een plek kunnen krijgen. In de wijken en dorpen kan juist naar intimiteit worden gezocht. Naar functies die alleen maar daar passen en door de bewoners van de wijken zelf worden gedragen.

Wat zijn randvoorwaarden?

Zonder geld zal het lastig worden om ook maar iets te realiseren, maar om geld alleen hoeft het niet te draaien. Samenwerking met verschillende partijen en het bij elkaar brengen van aanbod en vraag is de eerste voorwaarde om het werken aan de stad op gang te houden, want daar draait het uiteindelijk allemaal om. Geduld, doorzettingsvermogen en het vasthouden aan de stip op de horizon helpen om op korte termijn kleine successen te boeken en op lange termijn grote stappen te zetten. Het steeds op peil houden van informatie en het vasthouden aan deze visie en werkwijze, is noodzakelijk om als gemeente te kunnen sturen op ontwikkelingen waar anderen soms het voortouw nemen.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

• Masterplan Schil (2007)

• Doetinchem: Cultuurhistorierijk! (2008) aanvulling in 2010

• Cultuurhistorische verkenning binnenstad 1940-1965 (2009)

• Cultuurhistorische verkenning woonwijken Doetinchem 1940-1965 (2010)

• Inventarisatie industrieel erfgoed (2010)

• Welstandsnota (2012)

• Cultuurhistorische analyse stadsrand (2010)

• Eidentiteit, behoud, herstel en ontwikkeling van de buitenrand van het stadscentrum van Doetinchem (2012)

• Dorpsplan Gaanderen (2011)

• Ontwikkelingsvisie Wehl-Centrum (2009)

2.3 Verkeer en vervoer

D-TOREN%20KRUISING%20KEPPELSEWEG%20SEPTEMBER%202006.jpg

Waar gaat het over?

De gemeente Doetinchem vervult een belangrijke centrumfunctie in de Achterhoek. De grote regionale aantrekkingskracht is zowel bepaald door de centrale ligging als door het aanbod aan voorzieningen, werkgelegenheid en woonmilieus. Doetinchem bedient 200.000 inwoners. Door de ligging aan de A18, de spoorlijn Arnhem-Winterswijk en de rivier de Oude IJssel is Doetinchem relatief goed bereikbaar in de Achterhoek. Doetinchem is daardoor aantrekkelijk voor bedrijven die opereren vanuit het gebied tussen Twente, Stedendriehoek, Knooppunt Arnhem-Nijmegen en Duitsland. Dit is ook voor de toekomst een kans die blijvend moet worden benut.

Voorzieningen

Naast bedrijvigheid kent Doetinchem een groot aantal voorzieningen op het gebied van onderwijs, zorg en cultuur. Voor de binnenstad met zijn winkel- en centrumvoorzieningen zoals schouwburg, horeca, stadhuis en de markt is een goede bereikbaarheid essentieel. Datzelfde geldt voor het Slingeland Ziekenhuis en voetbalvereniging De Graafschap, maar ook voor knooppunten van openbaar vervoer zoals het centraal station en busstation. Voor scholen voor voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs zoals het Metzo College, AOC en Graafschapcollege en het HBO (Iselinge). En voor de woonboulevard en de industrieterreinen, sportpark Zuid en het zwembad Rozengaarde.

Routes

Bereikbaarheid is niet alleen binnen de stad belangrijk, maar ook vanuit de directe omgeving, de regio en om economische redenen zelfs nog vanaf ver daarbuiten. De oorspronkelijke wegenstructuur van Doetinchem sluit aan op die gedachte. In de loop van de jaren is de radiale structuur omgevormd tot hoofdwegennet met invalswegen vanuit vrijwel alle windrichtingen.

Voor de zuidelijke routes vanaf de A18 (Europaweg en Terborgseweg) geldt vooral dat zij de doorstroming van en naar de snelweg garanderen. Vanuit noordelijke richting moeten de N314 richting Hummelo, de N316 richting Hengelo en Vorden en de N315 richting Zelhem voor een goede bereikbaarheid van de stad zorgen. Ook vanuit westelijke richting (Wehl) en oostelijke richting zijn wegen met voldoende capaciteit van belang. In regionaal perspectief wordt de N314 als belangrijke ontsluitingsroute gezien voor de Achterhoek richting Zutphen en A18. Doetinchem en Gaanderen zijn onderling verbonden via de N317.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_037.png

Hoe is de beleving?

Het imago van verkeer is niet altijd even positief vanwege de effecten op het gebied van milieu en veiligheid. Doetinchem neemt deze signalen serieus en er zijn resultaten van alle inspanningen. De afgelopen jaren is door de gemeente stevig ingezet op het verbeteren van de verkeersveiligheid en bereikbaarheid. De fietsveiligheid ontwikkelt zich in positieve zin, maar er zijn nog altijd “onveilige” situaties. De afstelling van de verkeerslichten en de vervanging van enkele verkeersregelautomaten hebben geleid tot een betere doorstroming in delen van de stad.

Bij het openbaar vervoer moet nog het een en ander gebeuren voor een beter imago. Het spoortraject Arnhem-Winterswijk heeft regelmatig te kampen met vertragingen. Vanaf Zevenaar is het uitgevoerd in enkel spoor en daardoor erg storingsgevoelig. Prorail zal flink investeren om het spoor deels te verdubbelen. Vanaf december 2012 zijn twee nieuwe vervoerders actief op het spoor met nieuw materiaal. Onlangs is de Korte Afstandsradio in de bus geïmplementeerd. Hiermee kunnen bussen de verkeerslichten beïnvloeden.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen/projecten?

De afgelopen jaren is uitvoering gegeven aan het uitvoeringsprogramma op basis van het in 2007 door de raad vastgestelde mobiliteitsplan. Op gebied van mobiliteit zijn er verschillende ontwikkelingen te noemen die de komende jaren hun uitwerking zullen hebben op het wegennet in en om Doetinchem en om oplossingen of aanpassingen vragen.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_038.png

Wegen

De laatste jaren is er sprake van een vervlakking van de spitsen. Dat wil zeggen dat de avondspits verschuift. Dit wordt deels veroorzaakt door de vergrijzing maar ook door het flexibel werken. Ondanks die verschuiving blijft de belasting van wegen in het centrum hoog. Hetzelfde geldt ook voor de aanvoerroutes waaronder de heel belangrijke Europaweg.

Naar verwachting zal de aanleg van de oostelijke randweg voor een deel van het centrum verlichting brengen, maar de eventuele verhuizing van het Slingeland Ziekenhuis kan weer een negatieve invloed hebben op de situatie. In dat geval moeten goede maatregelen verslechtering voorkomen. Het terugdringen van de te grote hoeveelheid doorgaand verkeer in het centrum blijft voor de komende tijd in alle omstandigheden een opgave. Voor de Europaweg wordt gestreefd naar capaciteitsverruiming.

Dan is er een teruglopende parkeervraag in de binnenstad. Vooral op koopavonden en op de zaterdag. Mogelijk zet deze ontwikkeling door als gevolg van de vermindering van het winkelaanbod, concurrentie van andere steden die goedkopere parkeertarieven hanteren (Bocholt) en door de toename van internetwinkelen. Ook is het niet uit te sluiten dat de parkeervraag stabiliseert. Ondanks de trend dat steeds meer mensen flexwerken en thuiswerken, neemt het verkeer toch toe. De reden daarvoor is het afnemen van de voorzieningen in de kernen van het buitengebied. Mensen zullen daardoor steeds meer aangewezen zijn op de winkels, scholen en medische voorzieningen in Doetinchem. Ook vergrijzing betekent niet per definitie dat het rustiger wordt in het verkeer. Ouderen blijven langer mobiel.

Goederen en bedrijven

De ontwikkelingen in de transportwereld hebben consequenties voor Doetinchem. Zo kan het inzetten van ander transportmateriaal gevolgen hebben voor de inrichting van het wegennet. Er zijn ontwikkelingen van stads- en streekdistributiecentra. Grote vrachtwagens leveren hun goederen af bij een distributiecentrum en de goederen worden vervolgens met klein materieel vervoerd naar de binnenstad.

De gemeente wil het parkeren van vrachtwagens voorkomen in de woonwijken. Dit betekent dat er elders parkeerterreinen met voorzieningen gerealiseerd moeten worden. Er is behoefte aan onderzoek naar de mogelijkheden van transport over het spoor en het water, al dan niet in combinatie met andere vervoerswijzen en de voorzieningen die daarvoor noodzakelijk zijn. Dit wordt opgepakt door de Kamer van Koophandel in samenwerking met de provincie.

Ter verbetering van de bereikbaarheid van het A18 bedrijvenpark worden de op- en afritten van de A18 verbeterd en voorzien van verkeerslichten. Tevens zullen de komende jaren verbeteringen worden doorgevoerd op de Weemstraat en de aansluiting op de Broekhuizerstraat.

Fiets

Het fietsgebruik in Doetinchem is nog altijd hoog en de gemeente wil dat graag zo houden en mogelijk zelfs uitbreiden. Door het grote aantal onderwijsvoorzieningen zal Doetinchem altijd een trekker blijven voor fietsers. Dit betekent dat het fietspadennetwerk een bijzonder belangrijk gegeven is en blijft. Het toenemend gebruik van elektrische fietsen is een belangrijke ontwikkeling. Dergelijke fietsen hebben een groter bereik en stellen andere eisen aan routes en stallingen.

Openbaar vervoer

Bezuinigen op vervoersvoorzieningen als de Regiotaxi betekent dat het gebruik van het openbaar vervoer groter zal worden. Hierdoor en door de vergrijzing zijn er meer mensen aangewezen op openbaar vervoer en is er extra aandacht nodig voor bereikbaarheid in de combinatie met betrouwbaarheid en comfort.

Voorbeelden van mogelijke verbeteringen zijn de spoorverdubbeling, de verbetering van de stationsomgeving en het busstation en de aanleg van extra busbanen. Hogere frequenties van buslijnen of nieuwe routes zijn niet uitgesloten. De inzet van groter of juist kleiner materieel (daluren) behoort ook tot de mogelijkheden. De spoorverdubbeling in Wehl zal een verbetering betekenen ten opzichte van de huidige situatie. De maatregel is onderdeel van de regionale inzet voor en discussie over de veiligheid en robuustheid van de spoorverbinding. Hier wordt nader op ingegaan bij de opgaven.

Dan is er een pilot met de provincie voor de servicebuslijnen. Deze richten zich primair op het ontsluiten van bestemmingen met een sociale functie, zoals verzorgingshuizen, winkelcentra en medische en sociale voorzieningen. Route en frequentie van de servicelijnen zijn gebaseerd op dit uitgangspunt en in de dienstregeling is voldoende tijd opgenomen voor het in- en uitstappen van de doelgroep en het verlenen van assistentie daarbij door de chauffeur. Hier sluiten noodzakelijke verbeteringen op aan, zoals het aanbrengen van lage vloersbussen en verhoogde perrons.

Afwijkend van deze ontwikkeling is de eventuele afschaffing van de OV-studentenkaart. Deze ontwikkeling kan juist tot gevolg hebben dat door de doelgroep minder gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer.

Welke factoren van buiten hebben invloed?

De Rijksplannen om de N18 op te waarderen en de A15 te laten aansluiten op de A12 kunnen gevolgen hebben voor het verkeer in en rondom Doetinchem. De gevolgen voor de A18 en in het verlengde daarvan het Doetinchemse wegennet zijn nog niet in te schatten, maar het is goed om deze te monitoren en waar nodig te reageren.

Voor de provincie is de regionale verbinding tussen de A18 en de A1 van groot belang. Een deel van deze route loopt door Doetinchem. Onlangs is een studie afgerond naar de capaciteit van de route Europaweg-Liemersweg- Energieweg en Keppelseweg. De uitkomsten van het onderzoek hebben de nodige consequenties. Er zijn voorstellen voor onder andere de verbreding van de Europaweg en de aanleg van een spoortunnel.

De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor het milieu. In Doetinchem hebben we de afgelopen jaren problemen ondervonden met een te hoge concentratie fijnstof op enkele locaties. Door de toename van het verkeer zal ervoor gewaakt moeten worden dat er geen nieuwe probleemlocaties ontstaan. Het besef neemt toe dat het belangrijk is om onnodig autogebruik te beperken. Dat kan met het aanbieden van goede alternatieven binnen het openbaar vervoer en het zorgen voor gespreide verkeersbelasting.

En dan is er nog de toename van het elektrisch autogebruik. Een ontwikkeling die ook om nieuwe voorzieningen vraagt.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Doordat er minder geld beschikbaar is voor de komende jaren, zullen de beschikbare middelen nog efficiënter benut moeten worden en dient creatief omgegaan te worden met andere financieringsmogelijkheden. Om dit te bereiken wordt het Gebiedsgericht Benutten (GGB) ingezet. Dit staat voor een werkwijze waarmee wegbeheerders en andere belanghebbende partijen samenwerken om oplossingen te zoeken voor verkeersproblemen in een regionaal netwerk.

De innovatie van de ICT en de auto-industrie vragen om aanpassingen van de wegbeheerder. Denk bijvoorbeeld aan navigatie, minder bewegwijzering, andere parkeermogelijkheden zoals het belparkeren, dynamische reisinformatie, oplaadpunten voor de elektrische fietsen en auto’s en verkeersregelinstallaties. Dit zijn kansen voor de werkgelegenheid.

De genoemde aspecten en ontwikkelingen kunnen een impact hebben op het gebruik en de inrichting van het grondgebied van Doetinchem. Door het afnemen of mogelijk stabiliseren van de parkeervraag zijn er de komende jaren geen grote uitbreidingen van het parkeerareaal te verwachten. Dit schept kansen om te werken aan andere kwaliteiten binnen de openbare ruimte.

Wat zijn randvoorwaarden?

Voor de komende jaren staat nog een groot aantal wijzigingen in de verkeersstructuur op het programma. Denk aan de aanleg van de oostelijke randweg en de mogelijke ingrepen door rijk en provincie. De combinatie van deze grote ingrepen met een veelvoud van kleine ingrepen, de gevolgen van innovatie en trends als krimp en het nieuwe werken, maakt de totaalopbrengst moeilijk voorspelbaar. Daarom is het monitoren van mogelijke knelpunten van groot belang en zullen er mogelijk in de toekomst nog vervolgonderzoeken nodig zijn.

De doelstelling om het hoge fietsgebruik te behouden, gaat gepaard aan de noodzaak om het netwerk te verbeteren en ontbrekende schakels aan te leggen. Het gaat bijvoorbeeld om de aanleg van een snel fietspad van en naar het A18 bedrijvenpark. Een ander voorbeeld is de aanleg van een fietsbrug over de Europaweg ter ontsluiting van de nieuwe wijk Wijnbergen.

Verkeer en vervoer zullen in de toekomst steeds meer een integraal onderdeel worden van de ruimtelijke inrichting. Bij de te nemen maatregelen zal het steeds belangrijker worden om de consequenties voor de ruimtelijke kwaliteit, het milieu en de beleving in beeld te brengen.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

• Het Gelders Fietspaden Netwerk (2012)

• Het provinciaal Verkeers en Vervoersplan 2 (2004)

• Achterhoek op weg (2010)

• Masterplan Schil (2007)

• Mobiliteitsplan (2007)
actualisatie in 2013/2014

• Nota Parkeerbeleid (2012)

• Fietsplan “Ga toch fietsen” (2009)
actualisatie in 2013/2014

• Wegcategoriseringsplan (2009)

• Nota Verkeerslichten (in voorbereiding)

• Meerjarenplan Verkeersveiligheid (2009)

2.4 Groen in stad en dorpen

20-10-2006%20herfst%20schoolkinderen%20in%20sortpark%20zuid%20kopie.jpg

Waar gaat het over?

Inleiding

Als we het over het groen in stad en dorpen hebben, dan betreft dat natuurlijk de parken, maar ook groenstructuren langs wegen, kleine plantsoenen, boomstructuren binnen de bebouwde kom en andere vormen van openbaar groen. We maken een onderscheid tussen het cultuurlijk groen waarbij de esthetische waarde en de gebruikswaarde voorop staat en de stadsnatuur met ecologische waarden. In deze laatste categorie is de relatie met de oorspronkelijke ondergrond het meest tastbaar.

De ondergrond van het landschap heeft in sterke mate de locatie en de opbouw van Doetinchem bepaald. In het oude stroomgebied van de Rijn waren de drogere plekken de aangewezen locaties voor dorpen als Wehl en Nieuw-Wehl. De stad Doetinchem heeft zich net als de dorpen Langerak en Gaanderen op de grens van de droge rivierduin naar vruchtbare riviergronden ontwikkeld. Deze landschappelijke verschillen zijn zichtbaar binnen de stadsgrenzen en in de dorpen. Zo vertellen de karakteristieke stedenbouwkundige patronen en de soort beplanting veel over de natuurlijke ondergrond. Zelfs op plekken die zijn ingericht naar een bepaalde tuinstijl bepaalt de ondergrond de keuze voor de beplanting. Behalve de landschappelijke ondergrond en de wens om de natuur de stad binnen te halen, vormt ook de cultuurhistorie een belangrijke inspiratiebron voor de groene inrichting. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in het Pas-plantsoen dat een klassieke aanleg heeft.

Het Ei

Het centrum van Doetinchem ligt op de scherpe scheidslijn tussen droog en nat. De provinciale weg loopt van oudsher op deze “droge voeten lijn”. Buiten de stad manifesteert deze zich als een doorlopende groene laanstructuur. Binnen de stadsgrens is de laanbeplanting op veel plekken verdwenen. Het oude centrum van Doetinchem ligt aan deze structuur, als een eivormig eiland op het hoge rivierduin, pal tegen de rivier aan. Binnen dit “ei” beperkt het groen zich tot enkele sfeerbepalende bomen in het winkelgebied. De oude grachten en omwallingen om het Ei zijn verdwenen en ingevuld met plantsoenen, maar ook met woningen, winkelruimten en parkeerplaatsen. Hier en daar maken oorspronkelijke elementen als hoogteverschil, gebogen straatjes de omarmende singelstructuur rond de stad nog voelbaar, maar het ruimtelijk verband tussen de verschillende zijdes van het Ei is in de loop van de jaren deels verloren gegaan. De visie “Eidentiteit” beoogt dit verband weer te herstellen en benadruk het verschil tussen het stenige hart van de stad en de groene toegangswegen en singels.

Doetinchem Noord

Ten noorden van het Ei liggen wijken van verschillende leeftijd. De oude uitvalswegen (de linten) vormen radiale beplantingstructuren. Tussen deze linten hebben de wijken zich afhankelijk van het heersende tijdsbeeld ontwikkeld. Deels is de wijkopzet een directe reactie op de plek en aanwezige elementen. Beken als de Rozengaardse beek, de Slinge en de Zompesloot bepaalden waar gebouwd kon worden en waar niet. Lastige plekken met veel hoogteverschil (IJkenberg) of drassige broekgronden bleven vaak over als groenstructuren. Zo zijn Park Overstegen en Wiltingsbrug niet meer dan restruimtes tussen de wijken, bepaald door de loop van de beken. Deze groenstructuren staan in directe verbinding met het buitengebied en vormen op deze manier een ecologisch verbindingslint voor planten en dieren tot ver in de stad.

In de naoorlogse wijken zoals de Muziekbuurt, de Schrijvers- en Dichtersbuurt is gekozen voor een strakke planmatige aanpak. Tussen de hoofdstructuren zijn stempelpatronen te zien die niets te maken hebben met de ondergrond. Wel hing de stedenbouwkundige invulling hier vaak samen met een voorbedacht ideaalbeeld van een woonomgeving, compleet met groene oases voor de wijkbewoners. Het gebruik en nut van de groenstroken lag vast en bepaalde daarmee het cultuurlijke karakter. Binnen de naoorlogse wijken verschilt de breedte van de straatprofielen sterk. Op sommige plaatsen zijn ze dusdanig smal dat het beeld wordt gedomineerd door auto’s en bomen worden gemist. Daar staat tegenover dat er vaak relatief grote achterterreinen en tuinen zijn. Sommige bebouwingsblokken liggen aan de voor de jaren vijftig en zestig kenmerkende groene hofjes. Ook hier heerst de trend dat het groene karakter afneemt..

Doetinchem Zuid

De zuidelijke wijken zijn pas later ontwikkeld in het stroomgebied van de Oude IJssel. Dit is nog herkenbaar aan de vele patronen die haaks op de Oude IJssel of de Wehlse beek staan. Bestaande singels en haagstructuren zijn aanvankelijk opgenomen, maar even vaak ook weer verdwenen. De haakse (met de rivier meedraaiende) wegenstructuur is met name in de Hoop en de Weerdjes te zien, maar ook langs de Wehlse beek. De stedenbouwkundige invulling is verder los van de context vertaald naar woningbouwopgaven en tijdsgeest. De beken de Wijnbergse Loopgraaf en de Dichterense Tochtsloot vormen de ruggengraat van de groenstructuur. De natuurwaarden in de doorgaande groenstructuren via Kapperskolk, Wielpark en het Huetpark zijn hoog en functioneren als een bypass van de Ecologische Verbindingszone (EVZ) Oude IJssel.

De dorpen - Gaanderen

Net als Doetinchem ligt Gaanderen op de rivierduinreeks langs de Oude IJssel. De duinen zijn op enkele plekken in het dorp (de Pol en Doorninksbulten) nog goed te zien. Samen met de aanwezige beken die rond en door het dorp stromen, vormen zij de groene ruggengraat van het dorp. Ze bieden inwoners de kans om op korte afstand van de natuur te genieten en via groene routes het buitengebied te betreden. De ontwikkeling van een natuurpark langs de Akkermansbeek, aan de rand van Gaanderen is tot stand gekomen met veel inzet van bewoners uit het dorp.

De dorpen - Wehl

De oude heerlijkheid Wehl laat met de vele monumentale bomen een stuk van zijn interessante geschiedenis zien. De monumentale beukenlaan naar landgoed Broekhuizen is een mooi voorbeeld hiervan. Wehl kenmerkt zich door een dorpse inrichting met kleine stukjes buurtgroen en vriendelijke straatjes. De echte kwaliteit van Wehl schuilt in zijn buitengebied:. Het Wehlse bos, Stille Wald, maar ook de mooie essencomplexen om het dorp nodigen uit om een ommetje te maken.

Hoe is de beleving?

Stadsniveau

Doetinchem heeft als regiostad in een landelijk gebied een aantrekkelijke combinatie van stedelijke voorzieningen met een gevarieerd landschap en rijke natuur om de hoek. De nabijheid en de kwaliteit van de landelijke omgeving speelt ook een grote rol bij de keuze voor Doetinchem als woonmilieu. Het groen in de stad bouwt verder op deze kwaliteiten met groene verbindingen naar buiten. Parken, aaneengeschakeld door groene zones van diverse aard, vormen corridors waarlangs de natuur ver de stad in kan dringen en waarlangs de recreant aangenaam het buitengebied kan bereiken.

In de meeste wijken ligt het buitengebied dus gevoelsmatig om de hoek van de straat. Die relatie, wordt nog niet overal optimaal ervaren. Veel parken liggen namelijk aan achterzijdes van huizenblokken. De entreepartijen zijn weggestopt tussen kopse kanten en niet prominent zichtbaar of logisch in gebruik. Langzaam verkeersstructuren maken nog weinig gebruik van de groene corridors. Rond het stadscentrum is sprake van een meer cultuurlijke aanleg. De herinrichting van het Mark Tennantplantsoen wordt erg gewaardeerd, evenals de aanplant van meer vaste planten borders en de bollentapijten langs de hoofdwegen om het centrum.

Wijkniveau

Uit wijkenquêtes (Lemonenquete 2011) blijkt dat inwoners de groeninrichting een voldoende tot ruime voldoende geven. Een onderzoek naar de beleving van cultuurhistorische waarden in de naoorlogse wijken, heeft opgeleverd dat het de oorspronkelijke groenaanleg is die de meeste waardering oogst. De waarderingcijfers zouden wellicht nog hoger uit kunnen komen als de eerder opgemerkte tekortkomingen ongedaan worden gemaakt. De wijk Oosseld scoort relatief mager met een 5,8 , wat lijkt samen te hangen met de beperkte hoeveelheid beschikbaar groen per inwoner.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_039.png

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen/projecten?

Robuust Groen projecten

Beleidsmatig zijn de krachten en financiën zoveel mogelijk gebundeld in Robuust Groen projecten. Een deel daarvan ligt net buiten de stad, maar ze zijn van belang voor de bewoners van stad en dorpen omdat het zogenaamde uitloopgebieden zijn. Het gaat dan om de Wehlse Broeklanden, het Natuurpark oostelijke randweg en het Cool Nature project wat in theorie nog op verschillende locaties kan landen. De Wehlse Broeklanden is een recreatief uitloopgebied aan de westzijde van Doetinchem. Samen met bewoners en grondeigenaren wordt grond gekocht, natuurgebieden aangelegd en andere plannen gerealiseerd. Ruiter-, fiets- en wandelpaden langs akkers en erfbeplanting maken het gebied aantrekkelijker. De realisatie van het Natuurpark oostelijke randweg omvat het aankopen en inrichten van grond aanliggend aan de nieuwe oostelijke randweg. Ook het project Cool Nature is gepland aan de rand van de stad. Een breed netwerk van scholen, natuurorganisaties en bewoners realiseren samen een stuk nieuwe natuur, uitdagend genoeg om te spelen en te leren in de natuur.

Invulling braakliggende terreinen

Binnen de stad is het item tijdelijke natuur actueel. Hier gaat het om de inrichting van braakliggende terreinen op plaatsen die eigenlijk voor andere functies bestemd zijn, maar voorlopig niet als zodanig worden ingevuld. Dit gebeurt bijvoorbeeld op plekken waar woningbouwprojecten vertraging oplopen. De braakliggende terreinen die daardoor ontstaan, hebben een negatief effect op hun omgeving. Door het tijdelijk invullen van dergelijke plekken met andere functies zouden deze juist een kwaliteit kunnen worden in een wijk.

Buurtbewoners leveren zelf plannen aan waarbij zij de inrichting en het onderhoud van de terreinen op zich nemen. De gemeente faciliteert daarin middels coördinatie van uren en vergunningen. Mogelijke tijdelijke inrichtingen zijn onder andere natuurlijke speelplekken of bloemweiden. Door ecologische potenties van terreinen te gebruiken en deze om te zetten naar tijdelijke natuur kunnen de terreinen zowel voor plant en dier, maar ook voor buurtbewoners erg aantrekkelijk worden. De Flora en faunawetgeving is inmiddels voorzien van een tijdelijke ontheffingsmogelijkheid voor soorten die zich vestigen op het terrein en in later stadium verwijderd moeten worden. De braakliggende terreinen lenen zich ook voor het lokaal verbouwen van groenten en fruit voor inwoners van de stad, zogenaamde stadslandbouw. De mogelijkheden hiervoor worden nog verkend.

De inrichting van het terrein aan de Nieuwe weg in Nieuw-Wehl vormt een afzonderlijk, maar vergelijkbaar project waarbij een voorgenomen woningbouwlocatie nu wordt ingericht als natuur. Nog afkomstig uit het Masterplan Schil is het 3000-bomenplan. De doelstelling van dit plan is het versterken van de stedelijke groen-structuur als een “groene waas over de stad”.

20-10-2006%20markt-1%20kopie.jpg

Groenrenovatie

In de noordoostelijke wijk Overstegen speelt momenteel een grootschalig groenrenovatieproject. Ingegeven door de noodzaak om het versleten groen te vervangen wordt ook een antwoord gezocht op de noodzaak om te bezuinigen op beheerkosten. De groeninrichting in wijken moet eenvoudiger en goedkoper. De verschillende ontwikkelingen binnen en buiten de stad spelen een rol binnen de actualisatie van het Groenstructuurplan. Dit wordt opgesteld in samenhang met het bestemmingsplan buitengebied en deze structuurvisie.

Welke factoren van buiten hebben invloed?

Ruimteclaims en bebouwingsdichtheid

Groen in de stad staat onder permanente druk van andere functies. Ruimteclaims voor (boven en ondergrondse) infrastructuur, waterberging, parkeren en nieuwe bebouwing vragen soms om erg moeilijke afwegingen. Zo heeft het groene karakter in Sportpark zuid te lijden van de hoeveelheid functies die recentelijk zijn toegevoegd en nog worden toegevoegd. Vergelijkbaar is de situatie rond de voorgenomen bouw van de brede school in Noord waarmee de continuïteit van een belangrijke groene verbindingslijn wordt verstoord. Natuurdoelstellingen zijn daardoor moeilijker te verwezenlijken. Naar verwachting zal de druk op stedelijk groen in de nabije toekomst afnemen omdat er minder gebouwd zal worden.

In de bestaande wijken biedt dit nog niet veel soelaas. Zo is de bebouwingsdichtheid van nieuwe woonwijken de laatste decennia steeds verder toegenomen. Het aantal m2 beschikbaar groen per inwoner is daardoor afgenomen. Omdat mensen kleinere tuinen tot hun beschikking hebben en het openbaar groen ook is afgenomen, is het gebruik van het resterende groen intensiever geworden.

Voor een deel van de mensen is de behoefte aan groen immers gelijk gebleven. Anderen verkiezen hun tuin te bestraten omdat ze het te druk hebben voor het tuinonderhoud.

Afname biodiversiteit

Flora en fauna staan onder enorme druk. Ondermeer vanwege de toenemende verstedelijking en de afname van beschikbare natuurgrond, maar ook vanwege de klimaatsveranderingen. Natuurlijke leefomgevingen van planten en dieren verschuiven door veranderende omstandigheden. Vanwege de snelheid kunnen veel soorten zich niet evolutionair aanpassen. Daarom is het van groot belang dat de flexibiliteit in onze ecosystemen wordt behouden. Dat betekent dat de mogelijkheid van verplaatsen van soorten via ecologische verbindingszones moet wordt ondersteund en dat de soortenrijkdom moet wordt vergroot, waardoor de kans dat bepaalde soorten het wel redden, toeneemt.

Concreet betekent dit voor het gemeentelijk beleid dat we inzetten op een maximale afstemming in regionaal verband. Robuuste groenzones door onze gemeente ondersteunen de ecologische verbindingen, ook in stedelijk gebied. Streven is een kwalitatief robuust raamwerk dat de dynamiek van een stad kan opvangen. Zoals gezegd is vergroten van de soortenrijkdom van deze systemen een aandachtspunt. De diversiteit van de groeninrichting kan hieraan bijdragen.

Teruglopende beheerbudgetten

De beheerbudgetten voor groen nemen af waardoor het er op aan komt resterend budget zo optimaal mogelijk in te zetten. Het in kaart brengen van de aard en functie van het openbaar groen verschaft inzicht. Daarmee kunnen duidelijke keuzes gemaakt worden op het gebied van intensiteit van beheer, soort beheer en de relatie tussen beheer en inrichting van het groen.

Andersoortig beheer kan een optie zijn, zoals het inzetten van schaapskuddes. Maar ook het anders organiseren van beheer, met als voorbeeld “het Wijkbedrijf” waarbij buurtbewoners en herintreders in het werkproces onder begeleiding van vakmensen zelf het onderhoud van groen in de wijk ter hand nemen. Door plekken te benoemen die qua uitstraling en beleving accenten leggen in een wijk en daarom extra aandacht verdienen, kan het budget heel gericht verdeeld worden. Bij wijkcentra kan bijvoorbeeld uitgepakt worden met sierheesters en vaste planten, terwijl op andere plekken versobering acceptabel is.

Accenten tussen cultuurlijk en natuurlijk groen zullen in de toekomst ook bewuster worden gelegd. Het aanpassen van verwachtingsbeelden en de communicatie daarover gaan daar gelijk mee op. Tenslotte kan het afstoten van groen een optie zijn. De grotere groenstructuren blijven onder eigen beheer, maar denkbaar is een opzet als het eerder genoemde wijkbedrijf.

Wat zijn randvoorwaarden?

Omdat de gemeente het beheer van het groen deels uit handen geeft, is communicatie over het groen, monitoring en het faciliteren van de nieuwe verzorgers van groot belang. Zo blijft de kwaliteit van het beheer intact. Bij eventuele keuzes voor transformaties in de woonwijken, moet het belang van herstel van groene structuren nadrukkelijk naar voren worden gebracht. Op die manier kan het groene netwerk verbeterd worden. Het monitoren van de beleving van het groen kan ervoor zorgen dat de juiste keuzes worden gemaakt als het gaat om beheer, assortimentskeuze en grootschalige ingrepen. Keuzes die op draagvlak kunnen rekenen en daardoor waarschijnlijk met meer hulp uitgevoerd kunnen worden.

Door in de actualisatie van groen beleid aandacht te houden voor het karakter van de stad en de dorpen, blijft de diversiteit van het groen aanwezig. Deze speelt een belangrijke rol in de aantrekkingskracht van Doetinchem.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

• Groenstructuurplan (1992)
actualisatie in wording

• Evaluatie Park Overstegen (2009)

• Ontwikkelingsvisie Groen van Zuid (2010)

2.5 Water

Waar gaat het over?

Inleiding

Water heeft een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan van het landschap en de stad. De stad Doetinchem is gevestigd op de noordoostoever van de Oude IJssel waar de hoger gelegen rivierduinen lagen. De rivier loopt ook nu nog dwars door de stad en krijgt naast de transportfunctie ook meer en meer een recreatieve functie. Daarnaast lopen er enkele beken door het buitengebied van Doetinchem. Deze zorgen voor de waterafvoer en spelen een grote rol voor de natuur en de landbouw. De beken zijn bovendien belangrijk voor de beleving van het landschap in het buitengebied.

De historie

Tienduizenden jaren geleden liep in het huidige rivierdal van de Oude IJssel het vlechtende rivierstelsel van de Rijn. Bij het geleidelijk warmer worden werd dit rivierstelsel verlaten: de Rijn brak door de stuwwal bij Montferland en verlegde zijn bedding naar het zuiden. In de hier opvolgende koudere periode werden vanuit het toenmalige nauwelijks begroeide Rijndal grote hoeveelheden rivierzand in noordoostelijke richting geblazen. Zo ontstond een groot rivierduinencomplex vanaf Anholt/Gendringen richting Doesburg. Dit rivierduin vormde een barrière voor de afvoer van het water vanaf het Achterhoeks plateau, waardoor ten noordoosten van het rivierduincomplex uitgestrekt moeras ontstond. De naam Onland, onbruikbare woeste grond verwijst hier nog naar.

De huidige Oude IJssel ontstond vervolgens ongeveer 15.000 jaar geleden langs de oude bedding van de Rijn. De oorsprong van de stad Doetinchem, het eivormige stadscentrum, ligt op het hoger gelegen rivierduin. In het gebied tussen Doetinchem en Gaanderen ontstond het klooster Bethlehem, dat een belangrijke rol speelde bij de watervoorziening van de stadsgracht rondom het ei. De stadsgracht werd gevuld door water uit de Slinge, die langs het klooster stroomde. Dit gaf de monniken invloed op de watervoorziening van de stad. De stad had vier toegangspoorten die nu nog terug te vinden zijn in de naamgeving in het centrum: Waterpoort, Gruitpoort, Hamburgerpoort en Heezenpoort. De Oude IJssel diende als transportader. Hierlangs zijn ook de nodige industrieën ontstaan waarvan enkele nog steeds in werking zijn. Denk bijvoorbeeld aan de fabrikant van diervoermiddelen aan de Havenstraat, Provimi. De kernen Gaanderen en Wehl zijn ook in de hoger gelegen gebieden gesticht.

Bij het ontstaan van de ijzerindustrie in Gaanderen heeft het water eveneens een belangrijke rol gespeeld. In de grond was het ijzer, of oer, aanwezig. Met behulp van de aanwezige waterkracht kon het oer worden verwerkt tot ijzer. De ijzerindustrie begon met de Rekhemse IJzermolen aan de Bielheimerbeek, en werd later voortgezet in Langerak.

Bij de latere uitbreidingen van de stad werd allereerst verder gebouwd op de hoger gelegen delen. Pas na de tweede wereldoorlog werd begonnen met het bouwen van uitbreidingswijken in de lagergelegen kleigebieden aan de zuid-westzijde van de Oude IJssel.

Het watersysteem

Er zijn twee hydrologische hoofdsystemen binnen de gemeentegrenzen. Ten noordoosten van de stad bevindt zich het dekzandlandschap met beken zoals de Bielheimerbeek, de Slinge en de Grote (of rode of Zelhemse) Beek. In het rivierdal van de Oude IJssel bevinden zich de klei- en komkleigebieden. Onder andere ten noorden van Wehl liggen kom-kleigebieden met rivierafzettingen uit de Oude IJssel.

De scheiding tussen beide systemen wordt gevormd door het eerder genoemde rivierduin dat dwars door Doetinchem loopt. Restanten hiervan zijn hier en daar nog goed te zien bijvoorbeeld in de nabijheid van het stadion de Vijverberg.

De waterlopen

Oude IJssel, BovenSlinge en Bielheimerbeek, Akkermansbeek, Grote Beek, Wehlse beek en Didamse Leigraaf zijn de belangrijkste waterlopen in het gebied. De Oude IJssel vervult een centrale rol in het gebied voor de waterafvoer, transport en recreatie. Tot na de Tweede Wereldoorlog stonden in de winter en het voorjaar grote delen van de kleigebieden in het rivierdal dras of onder water. Regelmatig veroorzaakten overstromingen van de Rijn, Oude IJssel of IJssel overlast in de lager gelegen delen ten zuiden van de rivier de Oude IJssel. Het water van de Rijn liep dan tussen Azewijn en Ulft via Doetinchem naar de IJssel. Gelukkig zijn de dijken langs de Rijn de afgelopen tien jaar flink verbeterd, waardoor de kans op een watergolf klein is geworden. De normering die Rijkswaterstaat hanteert voor het vaststellen van de hoogte van waterkeringen gaat uit van een overstromingsrisico van eens in de 1250 jaar. Er wordt dan uitgegaan van een normwaterstand van 11.60 meter.

Los daarvan blijft de route via Doetinchem voor het water een laatste uitwijkmogelijkheid in de regio. Mocht er ondanks de maatregelen een dijkdoorbraak plaatsvinden dan volgt het water de oude rivierarm en zullen laaggelegen delen kunnen overstromen.

Dit betekent voor de lagergelegen uitbreidings-wijken van de stad (de Huet, Dichteren) dat zij bij extreme omstandigheden te maken kunnen krijgen met wateroverlast. In de uiterwaarden van de Oude IJssel langs Barlham en Langerak en in de richting van Gaanderen liggen de laaggelegen gebieden. Deze kunnen in de toekomst van groter belang zijn voor waterberging.

De Wehlse beek is ooit als een nevengeul van de Rijn ontstaan en eeuwen geleden vergraven tot een rechte afwateringssloot. Dat beeld is ook nu nog goed herkenbaar, evenals de verkaveling haaks op de beekloop. De beek vormde de grens tussen de voormalige Heerlijkheid Wehl en de stad Doetinchem. Sinds de herindeling uit 2005 is de beek geen gemeentelijke grens meer, maar vormt hij wel de grens tussen de bewoning van stedelijk Doetinchem en het open land.

De Doetinchemse Slinge neemt een bijzondere plaats in omdat de Slinge van oudsher een belangrijke rol had bij het vullen van de stadsgracht met water. Tegenwoordig wordt het grootste deel van het water uit de Slinge, die ontspringt in de omgeving van Winterswijk, afgevoerd via de Bielheimerbeek. De Slinge zelf loopt via park Overstegen naar de vijver bij Iselinge. Hier verdwijnt de waterloop onder de grond om via een duiker uiteindelijk bij de walmolen in de Oude IJssel te stromen. Kansen om de Slinge opnieuw bovengronds te brengen worden onder andere belemmerd door de huidige hoogteverschillen: de duiker loopt ongeveer drie meter beneden maaiveld.

De Akkermansbeek vormt de grens tussen het dorp Gaanderen en Terborg en mondt bij sluis de Pol uit in de Oude IJssel.

De Grote (of Zelhemse of rode) Beek ontspringt in de omgeving van de Turfweg op Doetinchems grondgebied en wordt geleidelijk aan steeds breder. De beek vervult een belangrijke rol in de waterafvoer van het gebied ten noordoosten van Doetinchem, het Zelhemse broek.

De Didamse Leigraaf is eveneens van belang voor de waterafvoer en als voormalige gemeentegrens.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_040.png

Hoe is de beleving?

In combinatie met groen kan water een bijdrage leveren aan plezierig en ontspannen wonen en werken voor inwoners. Het recent aangelegde natuurpark Akkermansbeek is hiervan een goed voorbeeld. Ook zijn diverse recreatieve functies mogelijk zoals vissen, zwemmen en varen. De Oude IJssel met de jachthaven de Ank en de kanostoepen heeft ook voor bezoekers van buiten Doetinchem een recreatieve functie. Over het algemeen worden er nog kansen gemist in de beleving van de Oude IJssel omdat hij op heel veel plekken langs de rivier slecht bereikbaar en soms zelfs onzichtbaar is.

In 2009 is een waterkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. In het kader van dit onderzoek zijn aan de waterpartijen in de woonwijken verschillende streefbeelden toegekend. Soms vervult water alleen een functie voor de opvang van regenwater en nauwelijks in de beleving. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de retentievijvers op het industrieterrein Wijnbergen (streefbeeld basiswater). In andere gevallen kan water een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van wonen (streefbeeld kijkwater) of aan natuurdoelen (natuurlijk water).

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen/
projecten?

Ecologische verbindingszone

In 2003 hebben het waterschap en de aanliggende gemeenten gezamenlijk een convenant afgesloten over de inrichting van de Oude IJssel als ecologische verbindingszone. Dit heeft ondermeer geleid tot de aanleg van stapstenen langs de rivier en de aanleg van een fietspad langs de Oude IJssel van Doesburg tot Isselburg. Elk jaar wordt het bijbehorende uitvoeringsprogramma besproken en geactualiseerd. In de loop van 2012 is op verzoek van het bestuurlijke EVZ-convenantenoverleg een uitwerkingsnota voor het toeristisch en recreatief medegebruik van de Oude IJssel opgesteld. Deze nota geeft inzicht in het huidige beleid ten aanzien van het recreatief medegebruik van de Oude IJssel en brengt de kansen op dit gebied in beeld.

Vitaal stadscentrum

In het kader van het Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid (GSO) is geld toegekend voor de ontwikkeling van een vitaal stadscentrum. Dit project biedt kansen voor de versterking van de relatie tussen de Oude IJssel en het stadscentrum van Doetinchem.

Recreatieve ontwikkelingen

In het masterplan Sluis de Pol, dat op initiatief van het waterschap is opgesteld, staan de gewenste recreatieve ontwikkelingen beschreven rondom de sluis. Deze ligt in het buitengebied tussen Gaanderen en Doetinchem op het punt waar de Akkermansbeek en de Bielheimerbeek in de Oude IJssel uitkomen. Inmiddels is het al mogelijk om de Oude IJssel bij de sluis over te steken per fiets of wandelend. Er is een vistrap aangelegd en er zijn plannen voor nog meer recreatieve voorzieningen, onder andere op het gebied van de kanovaart.

Rolverdeling

Ten aanzien van al deze ontwikkelingen geldt dat het waterschap een zeer belangrijke partner is en vaak ook de initiatiefnemer. Het waterschap heeft ook de technische kennis over kwantiteit en kwaliteit van oppervlaktewater en afvalwater. De gemeentelijke verantwoordelijkheid en kennis ligt in de eerste plaats bij de inzameling en afvoer van afvalwater en hemelwater naar de waterzuivering. Daarnaast is het water natuurlijk altijd een essentieel onderdeel bij ruimtelijke afwegingen. Deze zijn juist wel het primaat van de gemeente. Bij de ontwikkelingen rondom drinkwaterstation de Pol is drinkwaterbedrijf Vitens de belangrijkste speler.

Welke factoren van buiten hebben invloed?

Watertoevoer

Veiligheid is met name van belang in het rivierdal van de Oude IJssel. In Nederland zijn na de hoogwatersituaties in 1993 en 1995 dijkverbeteringen uitgevoerd en deels nog gaande waardoor het merendeel van de waterkeringen op orde is, zo ook de waterkering bij Doetinchem. Als er zich echter een calamiteit voordoet in Duitsland, dan kan dat voor Doetinchem grotere gevolgen hebben dan als het dichter bij huis gebeurt. Op het ontstaan van zo’n calamiteit is nauwelijks invloed uit te oefenen. Uiteraard heeft de gemeente wel de taak in het kader van rampenbestrijding om zaken als ontruiming en evacuatie te regelen.

De reden dat de impact zo groot is, heeft er mee te maken dat wanneer er bovenstrooms iets gebeurt, de oude rivierarmen als waterweg gaan functioneren. Bij een calamiteit in het buurland kan de veiligheid van mensen in het geding komen. Ook kan er via de oude rivierarm die door het bebouwde gebied van Doetinchem loopt, wateroverlast ontstaan.

Van een andere orde dan veiligheid, zijn de eventuele problemen die kunnen ontstaan bij hoog water in de Oude IJssel bij Doetinchem zelf. Problemen die ook ontstaan als het water binnen de waterkeringen blijft. De gebieden die niet door waterkeringen zijn beschermd, zullen dan met wateroverlast te maken krijgen. Dan moet gedacht worden aan het onder water lopen van de uiterwaarden en van wegen en kelders op het bedrijventerrein De Huet.

Binnendijks laaggelegen gebieden kunnen te maken krijgen met wateroverlast als het water op de Oude IJssel hoog staat en het blijft regenen. De hoge waterstand beperkt namelijk de mogelijkheden om vanuit het achterland water op de Oude IJssel te lozen. Consequenties van deze situaties zijn het eerst aanwezig in de woonwijken De Huet en Dichteren.

Oppervlaktewatersysteembeheer

Het huidige oppervlaktewatersysteem dient er toe om de diverse ruimtelijke functies mogelijk te maken. Enerzijds door een adequate afvoer in tijden dat er een overvloed aan water is en anderzijds om water zo veel mogelijk vast te kunnen houden als daar een tekort aan is. Ontwikkelingen als klimaatverandering met de daarbij behorende heftige regenval en langduriger droogte en hogere temperaturen zullen tot nieuwe inzichten en aanpassing van het beheer van het watersysteem kunnen gaan leiden.

Ook ontwikkelingen die een verandering in grondgebruik inhouden kunnen wijziging van het watersysteem en zijn beheer vragen.

Verdroging

Op de randen van het rivierduin richting het oosten liggen de kleinschalige en kwetsbare gradiënten van het watersysteem. Hier zijn belangrijke natuurgebieden van Doetinchem te vinden zoals de Kruisbergse bossen, landgoed Slangenburg en de Zumpe. Al deze gebieden zijn vatbaar voor verdroging. Dat geldt overigens ook voor het rabattenbos Stille Wald ten zuiden van Wehl. Voor de Slangenburg hebben zich acute situaties voorgedaan waarna maatregelen zijn genomen door het Waterschap. Momenteel zijn er geen locaties waar de seinen op rood staan. Dat heeft er mee te maken dat de gebieden niet zijn benoemd als zogenaamde TOP-gebieden. TOP-gebieden zijn de gebieden die vanuit de provincie prioriteit hebben bij de aanpak van verdroging. De verdroging blijft op gemeentelijk niveau echter een actueel probleem. Er wordt dan ook voor de Zumpe en het Stille Wald getracht het waterpeil te verhogen, maar dat moet in afstemming gebeuren met de landbouwfuncties in de omgeving. Waar zich kansen voordoen door bijvoorbeeld bedrijfsbeëindiging, worden deze waar mogelijk benut om het waterpeil te verhogen.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Bebouwing in lager gelegen gebieden

Om te kunnen bouwen in laaggelegen gebieden moeten er meer technische maatregelen genomen worden dan op de hoger gelegen gronden. Dit vraagt dus ook om meer investeringen. Dat is de afgelopen jaren niet alleen in Doetinchem, maar in het hele land op de koop toe genomen. Het ruimtegebrek was groot.

Het ziet er naar uit dat er de komende jaren niet zo veel nieuwe bouwprojecten zullen zijn als voorheen, maar de situatie blijft om aandacht vragen aangezien een deel van de lager gelegen gebieden in Doetinchem al is bebouwd. De laatste jaren is het bewustzijn van de risico’s sterk toegenomen en het besef is gegroeid dat niet alles met technische maatregelen kan worden opgelost. In het verlengde daarvan is het goed om geleidelijk aan over te gaan naar een andere strategie. In plaats van altijd te kiezen voor de techniek, kan er ook ruimte worden gemaakt voor het water.

Het is zeker niet ondenkbaar dat in reeds bebouwde gebieden alsnog of op termijn maatregelen genomen moeten worden om wateroverlast te voorkomen. In 2015 vindt toetsing plaats van de gehanteerde normen voor wateroverlast. Daar zal uit naar voren komen of wateroverlast daadwerkelijk als actueel probleem moet worden beschouwd en welke maatregelen genomen moeten worden.

De laaggelegen gebieden binnen de gemeentegrenzen zijn bij uitstek geschikt om water te bergen als de vraag daarnaar ontstaat. Het gaat dan om een deel van de uiterwaarden van de Oude IJssel, die ook al als zodanig functioneren, maar ook om de retentievijvers op Verheulsweide, het gebied het Zelhemse Broek en de Wehlse Broeklanden. Een andere optie voor de langere termijn is echter het veranderen van functies van deze lager gelegen gebieden. Functies als recreatie, landbouw of natuurontwikkeling zouden in deze gebieden op termijn voorrang kunnen krijgen boven het traditionele wonen en werken. Het waterschap kiest momenteel voor de mogelijkheid om water te bergen in bestaande beken. De zogenaamde haarvatenbenadering.

Waterpeilen

Sinds oudsher worden de waterpeilen en waterlopen van de beken afgesteld op de doelen landbouw en natuur en het is een eeuwige strijd om de situatie voor alle partijen ideaal te maken. De lijst met partijen die aanspraak maken op het landschap wordt er niet korter op. Het verlagen van de waterpeilen is een belemmering voor het terugbrengen van oorspronkelijke waterlopen zoals de Slinge of de Bielheimerbeek en vraagt in de toekomst aandacht en creatieve oplossingen.De lijst met partijen die aanspraak maken op het landschap wordt er niet korter op. Het verlagen van de waterpeilen is een belemmering voor het terugbrengen van oorspronkelijke waterlopen zoals de Slinge of de Bielheimerbeek en vraagt in de toekomst aandacht en creatieve oplossingen.

Afkoppeling

Mogelijke kansen doen zich verder voor op het gebied van afkoppelen van hemelwater in stedelijk gebied. Indien het afgekoppelde water in de openbare ruimte wordt opgevangen in plaats van infiltratie in de bodem toe te passen, kan dit leiden tot een verhoging van de belevingswaarde van water in het stedelijk gebied.

Oude IJssel

Hele grote kansen liggen er rond de Oude IJssel. Een gebiedsontwikkeling van de randen langs de rivier kan enorm positief werken op de beleving van deze blauwe ader. Hier wordt nader op ingegaan bij de opgave Stad aan de rivier.

TvdH20080511-062.tif

Wat zijn randvoorwaarden?

Om op de lange termijn op een goede manier uitvoering aan het beleid te kunnen geven, is het belangrijk om de factor water in een heel vroeg stadium mee te nemen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Op den duur moet het water een sturende rol gaan spelen. Dit komt aspecten als veiligheid en beleving ten goede. Tijdige afstemming met diverse betrokken partijen, maakt kansrijke ontwikkelen groter. Dit in aanvulling op de wettelijk verplichte afstemmingsmomenten die al plaatsvinden.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

• Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP)
(2010-2015)

• Gemeentelijk waterplan, streefbeelden/doelstellingen tot 2030 (2003)

• Rapport Uitwerking waterkwaliteitsspoor Doetinchem (WAKKER-rapport)
(2009)

• Waterbeheerplan 2010 – 2015
Document van het waterschap gericht op
benoemen van de opgaven, de doelen en geeft
een voorzet voor te nemen maatregelen.

• Watervisie 2030 (concept)
Document van het waterschap over rol en
positie van de organisatie.

• Waterplan Gelderland 2010 – 2015

• Uitwerkingsnota toeristisch recreatief medegebruik Oude IJssel (2012)
Document van waterschap en aanliggende
Oude IJssel-gemeenten waaronder Doetinchem.

Projecten en visies

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_041.png

Inleiding

De afgelopen jaren is er flink aan de weg getimmerd binnen de gemeente Doetinchem. Het Masterplan Schil vormde de basis voor een groot aantal bouwprojecten waarbij woningbouw een belangrijke kern vormde. Daarnaast is er gewerkt aan het faciliteren van bedrijvigheid in de vorm van kantoren, maar er zijn ook op infrastructureel gebied grote stappen gezet en er zijn fraaie groenprojecten opgezet. Voor veel van de projecten geldt dat ze zijn afgerond. Voor andere dat ze moeten worden aangepast als gevolg van de crisis.

Alle projecten die nog niet zijn afgerond of al dan niet van functie wijzigen worden in dit hoofdstuk globaal beschreven. Gezien allerlei externe omstandigheden is niet altijd te voorzien of de uitvoering ook zo zal plaatsvinden als hier omschreven. Naast de projecten, wordt op deze plek een paar belangrijke visies beschreven die eerder zijn vastgesteld. Ook komt nog een tweetal projecten aan de orde die onder verantwoordelijkheid vallen van andere partijen, maar bij doorgang wel flinke gevolgen hebben voor de gemeente en daarmee op de gemeentelijke structuurvisie. Het gaat om de nieuwe hoogspanningsverbinding en de eventuele verhuizing van het Slingeland Ziekenhuis.

Op de kaart ‘projecten en visies’ staan alle reguliere projecten, visies en projecten van andere partijen afgebeeld. Hierna worden deze projecten en visies in alfabetische volgorde globaal beschreven.

2.6 Reguliere projecten

A18 Bedrijvenpark

Waar gaat het over?

Dit project draait om de realisatie van een regionaal bedrijventerrein bij het dorp Wehl. De eerste fase wordt ontwikkeld tussen nu en 2018-2020 en beslaat een terrein van circa 60 hectare. De tweede fase wordt ontwikkeld tussen 2018 en 2025. Hier gaat het om circa 30 hectare. Er wordt nog onderzocht of dit deel tijdelijk kan worden gebruikt voor de plaatsing van zonnecollectoren.

Hoe is de beleving?

Het project is in uitvoering. Door samenwerking op regionaal niveau is dit het enige regionale bedrijventerrein dat nog in de West-Achterhoek ontwikkeld zal worden. Wegens de betekenis voor de werkgelegenheid is het draagvlak ruim voldoende tot groot.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Door de grootte van het totale gebied (90 ha) is de aansluiting op de omgeving belangrijk. Deze krijgt vorm met een aansluiting op de Weemstraat en een afschermende grondwal aan de kant van de Wehlse Broeklanden. Ook komen er nieuwe infrastructurele werken voor aansluitingen van nutsvoorzieningen.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Het risico van dit project zit ‘m in de afzet van de bedrijfskavels. Het project levert kansen op voor het project Wehlse Broeklanden. Het grootste deel van de retentievoorzieningen en compenserende natuurmaatregelen die gerealiseerd moeten worden vanwege de aanleg van het A18 bedrijvenpark, worden in de Wehlse Broeklanden gerealiseerd. Dit betekent tegelijkertijd dat het bedrijventerrein compact kan worden opgebouwd, waarmee waardevolle groene ruimte kan worden bespaard.

Wat zijn randvoorwaarden?

Het is van belang dat afspraken in regionaal verband over de plaatsing van bedrijven, marketing en acquisitie worden nageleefd.

De Bongerd

Waar gaat het over?

Het project behelst een verkenning naar nieuwbouw van een supermarkt met daar bovenop een sporthal op de plek van de huidige sporthal. Deze ligt bij het gelijknamige winkelcentrum in de woonwijk De Huet. Het is de bedoeling dat in de vrijkomende supermarktruimte een discountsupermarkt komt. De stapeling van functies is een relatief nieuw concept.

Hoe is de beleving?

Verwacht wordt dat deze verdieping van het assortiment winkels op De Bongerd een positief effect heeft op het gehele winkelcentrum. Ook kunnen enkele stedenbouwkundige onvolkomenheden hiermee worden opgelost.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Het project bevindt zich nog in de initiatieffase.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Een kans is de mogelijkheid om zaken stedenbouwkundig te verbeteren. Een knelpunt is het tekort aan benodigde financiën.

Wat zijn randvoorwaarden?

Zonder overeenstemming tussen gemeente en ontwikkelaar over de uitgangspunten, kan dit project niet worden uitgevoerd.

SEPTEMBER%202006%20DE%20BONGERD-4.jpg

Brewinc

Waar gaat het over?

Het gaat hier om een woningbouwproject met koopwoningen en zorgwoningen op een locatie direct gestiueerd aan de rand van het centrum en nabij de Oude IJssel. Er zijn circa 26 zogenaamde shedwoningen (industriële schuine daken) binnen de omlijsting van industrieel erfgoed. De ruimtelijke procedures voor de zorgwoningen start zodra er een belegger is gevonden.

Hoe is de beleving?

Het draagvlak voor dit project is redelijk groot. De reden is dat een braakliggend en daarmee onaantrekkelijk terrein nu een invulling krijgt. De gekozen woonvorm is in Doetinchem nieuw. De verwijzing naar de historische oorspronkelijke vorm van de woningen in combinatie met het behoud van het schoolgebouw in het cultuurcluster levert over het algemeen een positieve beoordeling op.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Het project staat onder invloed van verkeers-maatregelen op de IJsselkade, Spinbaan en de Melkweg. De Spinbaan en IJsselkade worden ingericht als éénrichtingsweg. De Melkweg blijft een tweerichtingsstraat, maar krijgt wel meer verkeer te verwerken.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Knelpunten zijn het vinden van een belegger voor het zorgcomplex. Indien dit er (voorlopig) niet komt hoeft dit geen probleem te zijn, maar de openbare ruimte moet dan wel goed worden ingericht.

Wat zijn randvoorwaarden?

Ontwikkelingen zoals de herinrichting van de IJsselkade en verbeteringen in de stadsrand en het stadscentrumbieden kansen om het project Brewinc beter tot zijn recht te laten komen. Dit is een stedenbouwkundig aandachtspunt.

Hamburgerbroek Zuid/Vredesteinterrein

Waar gaat het over?

Het terrein is eigendom van Van Wijnen project-ontwikkeling en heeft de bestemming Bedrijventerrein (zuidzijde Hamburgerbroeklaan) en Gemengd (noordzijde Hamburgerbroeklaan). Met de aanleg van de Hamburgerbroeklaan en kruising met de Havenstraat is een nieuwe verbinding ontstaan tussen de Havenstraat en de Terborgseweg. Hier is tevens een nieuwe ontsluiting ontstaan voor het Openbaar Vervoer (OV) knooppunt. In het kader van het project Stationsomgeving is de insteek om een knip aan te brengen in de Ambachtstraat tussen de Rabobank en de Wedeo. De nieuwe ontsluiting is er dus voor fietsers en OV. Autoverkeer wordt afgewikkeld via de Fabriekstraat en Ondernemingsweg.

Aan de zuidzijde van de Hamburgerbroeklaan ligt het nieuwe politiebureau. Aan de noordzijde van de Hamburgerbroeklaan is het monumentale Ketelhuis in het zicht gekomen. Er zijn plannen om dit pand te restaureren in afwachting van een nieuwe gebruiker. Naast het ketelhuis is een kavel gekocht door het Graafschapcollege.

Hoe is de beleving?

Momenteel ligt het gebied braak, met gebouwen in aanbouw en een vervallen ketelhuis. Van Wijnen wil met de openstelling van de Hamburgerbroeklaan de beschikbare kavels zichtbaar maken om verkoop te stimuleren. De kavels zijn met gras ingericht en worden onderhouden. De Hamburgerbroeklaan is een mooie laan met grote bomen. De uitstraling van de kantoorbebouwing straalt af naar de Vredesteinlocatie.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De mogelijke komst van het ziekenhuis naar deze hoek van Doetinchem kan meer belangstelling opleveren voor de kavels op het Van Wijnen terrein. Gezien de huidige ontwikkelingen op bedrijventerreinen/kantorenlocaties ligt een spoedige vulling van deze locatie niet in de lijn der verwachting.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Knelpunten zijn het weinig dynamische klimaat in de projectontwikkeling. Er is weinig tot geen vraag naar bedrijfskavels. Het gebied heeft met de aanwezigheid van het ketelhuis wel een eigen identiteit. Dit kan nader worden benut. De aanwezigheid van het OV is een positief punt voor de locatie, evenals de uitstraling van de inrichting van de openbare ruimte met de bomen in de middenberm van de weg.

Wat zijn randvoorwaarden?

Een goede ontwikkeling van het ketelhuis en de ontwikkeling van de kavels die in verkoop zijn.

Bij verdere ontwikkeling van het naastgelegen project voor de vitalisering van de stationsomgeving nemen de kansen voor verdere ontwikkeling van dit gebied waarschijnlijk weer toe.

Hamburgerbroek Kantorenlocatie

Waar gaat het over?

Hamburgerbroek wordt ontwikkeld tot kantorenlocatie. Kavels aan de noordzijde van de Hamburgerbroeklaan zijn inmiddels voor het merendeel bebouwd. Eén kavel krijgt een parkeerbestemming in het project stationsontwikkeling. Met de aanleg van de Hamburgerbroeklaan en kruising met Havenstraat is een nieuwe verbinding ontstaan tussen de Havenstraat en de Terborgseweg, bedoeld voor fietsers en openbaar vervoer, tevens als nieuwe ontsluiting voor het openbaar vervoer (OV) knooppunt.

Hoe is de beleving?

De nieuwe kantoren hebben een hoog kwalitatieve uitstraling. Een goede inrichting van de openbare ruimte moet verrommeling met parkeren en verkeersstromen voorkomen. De braakliggende kavels aan de noordzijde van de Hamburgerbroeklaan zijn met groen ingericht en worden onderhouden. Ze wachten op een koper. Het is zichtbaar dat dit een gebied is waar aandacht is voor de verdere opbouw.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De ontwikkeling van de stationsomgeving moet de kantorenlocatie een betere uitstraling geven en ook recht doen aan de pluspunten van de locatie waaronder de nabijheid van het OV knooppunt. De mogelijke komst van het ziekenhuis op deze locatie biedt mogelijkheden voor de verdere ontwikkeling van het gebied.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Knelpunten liggen in de vastzittende markt voor kantoorgebouwen. Op korte termijn wordt geen verbetering van de markt verwacht. Kansen liggen er met de mogelijke komst van het ziekenhuis en de ontwikkeling van de stationsomgeving. De revitalisering van het bedrijventerrein Verheulsweide heeft een positieve uitstraling op deze locatie.

Wat zijn randvoorwaarden?

Naastgelegen ontwikkelingen kunnen er voor zorgen dat deze locatie beter tot zijn recht komt (ziekenhuis, station, Verheulsweide).

Heelweg

Waar gaat het over?

Het project Heelweg betreft de bouw van totaal vijfhonderd woningen. Het project wordt gefaseerd uitgevoerd. Het is voortgekomen uit het Masterplan Schil. Het woonprogramma bestaat uit het zogenaamde stedelijk wonen aan de randen en grondgebonden wonen in de kern van het gebied. Behalve woningbouw, zijn er voor het gebied ook zorgwoningen, een supermarkt, onderwijs- en andere voorzieningen gepland. Heelweg ligt op relatief korte afstand van de stad langs de invalsweg Keppelseweg.

Hoe is de beleving?

Heelweg is een woongebied in ontwikkeling. Om de beleving optimaal te maken, is het van belang om het project af te ronden of op een andere manier dan gepland in te vullen. Langs de rand staat nog monumentaal ketelhuis als laatste herinnering aan de voormalige Philips (Saronix) fabriek. De fabriek is gesloopt, maar het ketelhuis functioneert nog als landmark en belangrijk oriëntatiepunt in de wijk. Dit gebouw geeft het gebied mede haar identiteit. Naar mogelijkheden van herbestemming zal de komende jaren worden gekeken.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Er wordt gewerkt aan een temporisering en fasering voor de periode tot 2020 en na 2020. Ook wordt gekeken naar de mogelijkheden voor een ruimtelijke afronding van delen van plangebieden die nog langere tijd onbebouwd blijven.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

De positie van marktpartijen is een knelpunt als het gaat om de integrale afronding van het woongebied Heelweg. Alle partijen hebben een andere agenda.

Wat zijn randvoorwaarden?

Het is noodzakelijk om het stedenbouwkundig plan Heelweg en Saronix uit te voeren.

Iseldoks

Waar gaat het over?

Iseldoks staat voor een woningbouwproject met commerciële ruimtes, kantoren, koopwoningen en huurwoningen. Het project bestaat uit twee fasen. Fase I is het Intermecoterrein met 130 woningen (zorg, huur en koop), een supermarkt en winkelvoorzieningen met ongeveer 900 m2 kantoor. Binnen 10 jaar zou een kantoortoren (of andere passende functie zoals bijvoorbeeld een als afscherming van de papierfabriek gerealiseerd moeten worden om woningbouw aan de overzijde van de Missetstraat mogelijk te maken (dus tbv. fase 2). De tweede fase, Oude IJsseloevers bevat zo’n 320 woningen en kan gefaseerd uitgevoerd worden naar rato van de marktomstandigheden.

De eerste fase is een PPS-constructie met projectontwikkelaar KWP. Het stedenbouwkundig plan is in gezamenlijkheid gemaakt. De tweede fase wordt geheel door de gemeente ontwikkeld. Haar rol is dan grond uit te geven aan ontwikkelaars, waarbij een stedenbouwkundig plan leidend is.

Hoe is de beleving?

Het draagvlak voor het project is goed. Met name de locatie IJsseloevers is door de korte afstand tot het water een toplocatie: dicht bij het centrum. De relatie met het water wordt versterkt door een geplande gracht. Het openbaar vervoer is dichtbij.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De komende maanden moet nog een dekking van een aantal miljoenen gevonden worden om het hele project door te kunnen zetten. Om voldoende kwaliteit te kunnen waarborgen, is de afspraak gemaakt dat niet volstaan kan worden met de uitvoering van Fase I. Als met Fase I wordt gestart, moet fase II ook gerealiseerd worden.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Knelpunt voor fase 1 is de financiële dekking zoals hierboven genoemd. In fase 2 moet nog één bedrijf worden uitgekocht (SCA). In het geval dat fase 1 als enige wordt uitgevoerd, wordt de kans gemist om een aantrekkelijke woonomgeving aan de Oude IJssel te creëeren. Een initiatief wat zeker in combinatie met de structuurvisie-opgave Stad aan de Rivier van belang is. Een kans is de sterke concurrentiepositie ten aanzien van de uitleglocatie Wijnbergen.

Wat zijn randvoorwaarden?

De afscherming van de papierfabriek (is in het project opgenomen) en de herinrichting van het stationsgebied geven een extra kwaliteitsimpuls.

Lookwartier

Waar gaat het over?

Het Lookwartier staat voor de transformatie van een voormalig busstation naar een bijzonder woongebied. Tegelijkertijd is de stadsrand naar een rondweg (Ruimzichtlaan) verlegd. Er is een schitterende schouwburg gerealiseerd met ondergrondse parkeergarage op het terrein en de bouw van zo’n 190 woningen in een stedelijk milieu. Als neveneffect heeft basisschool De Haven nieuwbouw gekregen en is een aanpassing gedaan aan een gebouw van het Graafschap College.

Het project is een virtuele PPS-constructie met de woningcorporatie Sité Woondiensten. Het stedenbouwkundig plan is in gezamenlijkheid gemaakt om de belangen van beide partijen te borgen.

Hoe is de beleving?

De locatie wordt als toplocatie gezien. De planning is gemaakt vóór de crisis. Tijdens de uitvoering van het project begon de crisis, waardoor de afzet van de (hoofdzakelijk) dure woningen is gestagneerd en een deel van het plan is uitgesteld.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Mogelijk wordt voor een deel van het nog niet gerealiseerde plan geschrapt. Het middengebied van het westelijk deel van de wijk wordt tot nader orde ingezaaid en mogelijk afgewaardeerd naar maatschappelijke voorzieningen.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Een groot knelpunt is het probleem op de woningmarkt waardoor er geen vraag is naar dure woningen. Er is een stadsmilieu gepland van grote woningen met een kleine voetprint, nieuw voor Doetinchem, maar de markt ontbreekt. Het inruilen van de dure door goedkope woningen op kleine kavels levert veel verlies en schadeclaims. Daar komt bij dat het projectbij zo’n optie gaat concurreren met Iseldoks. Die positie is niet wenselijk. Het garagebedrijf aan de kop van de Ruimzichtlaan is een kwaliteitsbeperking.

Wat zijn randvoorwaarden?

Bij afhechting van het middengebied blijft de locatie haar kwaliteit behouden voor de toekomst.

loo%20kwartier%20wonen1.jpg

Oosseld

Waar gaat het over?

Het woningbouwproject Oosseld betreft het afronden van de stedenbouwkundige herontwikkeling van Oosseld. Woningcorporatie Sité is de ontwikkelaar van de wijk. Er kunnen nog ongeveer 100 woningen worden gebouwd. Een eerdere fase heeft een multifunctioneel centrum opgeleverd wat in samenwerking met de bewoners tot stand is gekomen.

De herontwikkeling van Oosseld betrof aanvankelijk een groot herstructureringsproject, dat gestart is in het begin van de jaren ’90. Daarbij is een groot deel van de wijk gesloopt en opnieuw weer opgebouwd. Een klein deel is gerenoveerd. De huidige plannen betreffen de afronding van het project.

Hoe is de beleving?

De woningbouwmogelijkheden worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan, dat halverwege 2013 gereed zal zijn. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er grote bezwaren tegen de bebouwing zijn of dat omwonenden er echt op zitten te wachten. Het is de voltooiing van een eerdere fase wat over het algemeen als heel geslaagd is beoordeeld.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Vanwege de crisis is de bouw in Oosseld rond 2011 stil komen te liggen. De bouwmogelijkheden zijn wel opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan, maar het programma zal grotendeels wijzigen ten opzichte van de oorspronkelijke plannen. Het is nog onduidelijk voor welke invulling wordt gekozen.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Op dit moment is het nog niet zeker of het geplande aantal woningen ook gebouwd wordt. Vanuit gemeentelijk perspectief geldt slechts voor enkele woningen dat de bouw daarvan noodzakelijk is om stedenbouwkundige knelpunten op te lossen. De grootste geplande woningbouwclusters hebben stedenbouwkundig slechts een beperkte meerwaarde. Wel zal de openbare ruimte moeten worden ingericht en onderhouden als geplande woningen niet worden gerealiseerd. Nieuwe woningen vergroten overigens wel de levensvatbaarheid van de aanwezige voorzieningen in de wijk.

Wat zijn randvoorwaarden?

Het is van belang dat bij de keuze van nog te bouwen woningen prioriteit wordt toegekend aan die plekken waar daar vanuit stedenbouwkundig perspectief de noodzaak bestaat.

Oostelijke randweg

Waar gaat het over?

Het project betreft de realisatie van de oostelijke randweg (verbinding Ondernemingsweg – Zelhemseweg) met een onderdoorgang bij de spoorverbinding. Door de radiale wegenstructuur van Doetinchem maakt veel verkeer gebruik van de route Terborgseweg, J.F. Kennedylaan en Varsseveldseweg. Dit levert problemen op voor de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de veiligheid. De oostelijke randweg zorgt voor een betere bereikbaarheid en voor een snelle route van en naar de A18. Met de oostelijke randweg wordt het centrum van Doetinchem met al haar regionale voorzieningen beter bereikbaar. Ook wordt de bereikbaarheid van het bus- en treinstation aan de Terborgseweg sterk verbeterd.

De oostelijke randweg is ook van belang voor de regio. Veel verkeer dat van de oostelijke randweg gebruik gaat maken is regionaal verkeer met een herkomst dan wel bestemming in Doetinchem (extern verkeer). Een andere deel is doorgaand verkeer.

Hoe is de beleving?

Na een eerste fase van tegenstand, kan gesteld worden dat het draagvlak voor het project steeds groter wordt. Bij de initiatieffase (2009-2011) was er veel verzet vanuit de direct aanliggende woonwijken en de natuurorganisaties. Dit had te maken met de omgeving waar de ingreep plaats vond. Het plangebied grenst direct aan een hoog kwalitatief deel van het buitengebied waaronder het natuurgebied De Zumpe. De gronden die het dichtste bij de stadsrand liggen, worden nu getransformeerd tot landschapspark met mogelijkheden voor de mensen om er te recreëren.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Het project hangt samen met de reconstructie van de Ondernemingsweg. Dit werk wordt in de tweede helft van 2013 uitgevoerd. De uitvoering van de oostelijke randweg start in 2014 en wordt afgerond in 2015. Tijdens de aanleg van de oostelijke randweg zal er een verbetering van het het zogenaamde NB(natuurbeschermings)-wet gebied De Zumpe gerealiseerd worden.

Dan is er de ontwikkeling van het eerder genoemde landschapspark. Dit is een gebied waar je een korte wandeling kunt maken. In het park zullen zowel recreatieve als ecologische accenten worden aangebracht. Het landschapspark kent twee deelgebieden; de Ruige Horst en de Vinkenborg.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Financiële risico’s blijven een punt van aandacht. De aanleg van de weg schept kansen voor het ontwikkelen van een bredere opgave in de omgeving. Mogelijk in aansluiting op het landschapspark. Een andere kans is het genereren van (meer) aandacht voor natuurgebied De Zumpe.

Wat zijn randvoorwaarden?

De randvoorwaarden zijn aangegeven in het bestemmingsplan en zijn uitgewerkt in het programma van eisen. De grootste uitdaging is de landschappelijke inpassing van de oostelijke randweg in het fraaie landschap. Natuur, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit zijn de dragers hiervoor.

Het Nieuwe Pelgrim

Waar gaat het over?

Dit project betreft de sloop van de voormalige Pelgrimfabriek, de sanering van het terrein en woningbouw op het terrein.

Hoe is de beleving?

Met dit project wordt een “gat” in het centrum van Gaanderen opgevuld.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Er worden vervangende woningen voor senioren gebouwd, starterswoningen, een gebouw voor de Aldi en de herinrichting van de Hoofdstraat is opgepakt.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Er zijn geen knelpunten. Dit project draagt bij aan het leefbaar houden van het centrum van Gaanderen en het op peil houden van het voorzieningenniveau in het dorp.

Wat zijn randvoorwaarden?

De herinrichting van de Hoofdstraat verbindt de verschillende projecten in het centrum van Gaanderen.

Ruimzicht

Waar gaat het over?

Aanvankelijk betrof het project Ruimzicht de realisatie van een stadspark, met daarbij de restauratie van het arboretum, de restauratie van de villa en de nieuwbouw van appartementen.

Hoe is de beleving?

Het draagvlak voor de restauraties was groot, maar het draagvlak voor de bouw van appartementen was beperkt.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Het besluit is gevallen om geen appartementen meer te ontwikkelen.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Het knelpunt is opgelost door een punt achter een deel van de ontwikkeling te zetten. Een gevolg is, dat er nu ook geen nieuw parkdeel wordt gerealiseerd. Wel zijn er initiatieven voor alternatieve functies in het gebied, zoals een theeschenkerij en parkeerplaats.

Wat zijn randvoorwaarden?

Op dit moment zijn de werkzaamheden nagenoeg afgerond. In de grondexploitatie zit nog een beperkt bedrag om “rafeltjes” weg te werken. Mochten er nieuwe ontwikkelingen van de grond komen, dan zal hiervoor een nieuw project gestart worden.

Sportpark Zuid Brandweer

Waar gaat het over?

Dit project betreft de bouw van een nieuwe brandweerkazerne op Sportpark Zuid aan de Europaweg.

Hoe is de beleving?

De kazerne staat op een zichtlocatie, maar is goed ingepast in het groene sportpark.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Er zijn geen opvallende ontwikkelingen.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Het verdwijnen van de brandweer op de oude locatie, biedt kansen voor het project Iseldoks.

Wat zijn randvoorwaarden?

Geen.

Sportpark Zuid Westen

Waar gaat het over?

Het project behelst de realisering van een ijsbaan, sporthal en een school in het Sportpark Zuid. De plangrenzen staan nog niet volledig vast als gevolg van het locatieonderzoek Graafschapcollege. De realisatie vindt naar verwachting plaats tussen nu en 2015. Dan is ook de locatiekeuze gemaakt en de procedure gestart voor de bouw van het Graafschapcollege.

Hoe is de beleving?

De vraag is hoe ruimtelijke ontwikkelingen ingepast worden in de groene setting. Aan de ene kant is er de beleving van het groen, aan de andere kant kansen om identiteit te verlenen aan invalsroutes van de stad (Liemersweg, Energieweg). Aan de ene kant ruimte voor sport, aan de andere kant kantoorachtige functies met parkeerbehoefte. De uitvoering zal sterk van invloed zijn op de uiteindelijke beleving.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Het Waterschap Rijn en IJssel moet een standpunt innemen in ten aanzien van de ontwikkeling op hun terrein van de voormalige rioolwaterzuiveringslocatie. Dit is bepalend voor de projectontwikkeling.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Knelpunten zijn de beperkte ruimte voor alle gevraagde ontwikkelingen. Kansen zijn er om lege locaties (RWZI) te benutten.

Wat zijn randvoorwaarden?

Het is noodzakelijk dat belangen goed worden afgewogen. Ook moet er in breder verband gekeken worden naar ontwikkelingen op de langere termijn. Wat willen we als gemeente met het sportpark? Waar komt het accent te liggen: bij de sportfunctie, de betekenis voor de stad of voor de wijk?

Stationsomgeving Doetinchem

2012-07-15%20Doetinchem-Lyceumkwartier%20(3).JPG

Waar gaat het over?

Dit project behelst de herinrichting van de omgeving van het NS-station. Het is de bedoeling dat de koppeling tussen trein- en busstation verbeterd wordt. We werken stedenbouwkundige randvoorwaarden uit voor het openbaar vervoer museum en een aangrenzend terrein. De gemeente is trekker van het project dat samen met de provincie, NS Poort en ProRail, wordt uitgevoerd.

Hoe is de beleving?

Er zijn nu veel achterkantsituaties bij het station en de positionering van het treinstation ten opzichte van de stad is onduidelijk. Het perron is te smal en het busstation niet adequaat ingericht en niet gebruiksvriendelijk voor ouderen en hulpbehoevenden. Verbeteringen zijn zeer welkom.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De komst van twee spoorvervoerders op hetzelfde tracé en het verzoek om een opstelspoor voor het parkeren van een trein zijn belangrijke ontwikkelingen. Dat zal ook het geval zijn als het Slingeland Ziekenhuis verhuist naar de zuidzijde van het spoor. Deze verandering zal mogelijkheden bieden voor een intensiever gebruik van het Openbaar Vervoer (OV) knooppunt.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Vanuit de gebiedsvisie voor deze omgeving zou een zuidelijk opstelspoor de voorkeur hebben. Dit is een kostbare oplossing en de beslissing om hiertoe over te gaan ligt bij de provincie en ProRail. Een knelpunt is het vinden van programma voor het aangrenzende terrein. Dat is wel een voorwaarde om de beoogde kwaliteit ook te kunnen realiseren.

Een kans is de mogelijkheid om de verkeers-afwikkeling rond het kruispunt Terborgseweg-Kennedylaan te verbeteren, inclusief de afhandeling van grote voetgangers- en fietsstromen in de spits. De toegang tot het station kan in de nieuwe situatie aan de noord- en zuidzijde geregeld worden en de bus aan- en afvoer kan verbeteren. Een nieuw ziekenhuis geeft aan de zuidzijde een enorme verkeers- en parkeerdruk en biedt kansen voor meer OV-passagiers.

Wat zijn randvoorwaarden?

Overeenstemming met NS Spoor, ProRail en provincie is noodzakelijk om tot de meest optimale inrichting te komen en niet de meest goedkope.

Veemarkt

Waar gaat het over?

Het project Veemarkt komt voort uit het Masterplan De Schil. Het ligt tussen de Dr. Huber Noodtstraat, Veemarkt, Holterweg, Meesterstraat, Kalverstraat, Markthalstraat en Houtkampstraat.

Het project is op te delen in vier deelprojecten:

• Een woningbouwproject van 43 (ruime) vrije bouwkavels wat nu bij de wijk De Pas hoort en in dezelfde stijl is opgezet;

• Een gerenoveerd parkeerplein (voorheen de Veemarkt) inclusief gerenoveerd veeartsenhuisje het Martkwezen;

• Locatie Meesterkerk: een herontwikkeling voor een kerkperceel, kerkgebouw en parkeerplaats.

• Een herontwikkeling van het voormalige FNV gebouw (Dreumellocatie). Voor dit gebouw is een wijziging in het bp opgenomen voor het realiseren van 24 appartementen. Het is nog niet bekend of en wanneer dit door zal gaan.

Hoe is de beleving?

Gezien de voorspoedige verkoop van de bouwkavels, kan gesteld worden dat er tot nu toe veel behoefte was aan een dergelijk opgezette wijk. De laatste tijd is er door de crisis en het grote aanbod van bouwprojecten binnen de gemeente minder vraag, maar de belangstelling blijft bestaan. De mogelijkheid om luxe te wonen in de nabijheid van het centrum wordt gewaardeerd.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De crisis maakt dat de verkoop iets stagneert.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

De ontwikkeling op de deellocaties Meesterkerk en Dreumelgebouw staan op dit moment stil. Knelpunt is dat het voor het aanzien van een wijk in een dergelijk hoog segment minder fraai wordt als er niets aan gebeurt. Met name het Dreumelgebouw staat op een zichtlocatie. Een knelpunt voor dit gebouw is dat de realisatie van de 24 appartementen voorlopig nog niet aan de orde zal zijn. Het zou dan ook een mooie kans zijn als deze locaties binnen afzienbare tijd alsnog mooi opgeknapt kunnen worden.

Zodra het hele gebied woonrijp is gemaakt, zal dat de verkoop van de laatste bouwkavels ten goede komen.

Wat zijn randvoorwaarden?

Een herontwikkeling van de deellocaties Meesterkerk en Dreumelgebouw passend bij de rest van de wijk zou het hele gebied ten goede komen, zie hierboven.

Verheulsweide

Waar gaat het over?

Het project betreft de revitalisering van 160 hectare bedrijventerrein, in 2014 af te ronden. De kwaliteitsverbetering van het functioneren van het bedrijventerrein Verheulsweide wordt hiermee gerealiseerd. Bereikbaarheid, parkeren, groenstructuur en toekomstig beheer worden geregeld. Dit zal een blijvende impuls zijn voor de bedrijvigheid in Doetinchem.

Hoe is de beleving?

De revitalisering kan op veel draagvlak rekenen. Verheulsweide is vitaal en kent gezonde bedrijven. Parkeren is een centraal onderdeel dat kan worden opgelost op eigen terrein.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Het masterplan Verheulsweide kent een fase 5 in de omgeving van de Roerstraat. Voor deze fase is een wensbeeld omschreven van de toekomstige invulling. Nu om financiële redenen herstructurering van dit gebied niet aan de orde is, is voor het in stand houden van de huidige bedrijven revitalisering gewenst. De middelen die vrijkomen uit het verkopen van gronden kunnen worden ingezet voor deze opgave.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Er zijn investeringen nodig om de gewenste kwaliteit te halen. Er liggen kansen om ook fase 5 op te pakken.

Wat zijn randvoorwaarden?

Masterplan Verheulsweide moet worden aangehouden als uitvoeringslijn.

Vijverberg Zuid

Waar gaat het over?

Vijverberg Zuid is een woningbouwproject aan de rand van Doetinchem, tegen het groengebied aan. Programmatisch gaat het om grondgebonden koopwoningen, zowel voor starters als mensen die vrijstaande woningen willen op ruime kavels. De ontwikkeling wordt gedragen door twee projectontwikkelaars/bouwers en de gemeente met particuliere kavels. In beginsel was het uitgangspunt om de wijk een uitstraling te geven die afwijkt van het gewone.

Hoe is de beleving?

De groene uitstraling van de locatie is de belangrijkste kwaliteit, samen met de reeds aangelegde infrastructuur van groen en de rondlopende smalle straten. Het oorspronkelijk stedenbouwkundig plan omvatte veel eisen ten aanzien van de te ontwikkelen woningen. Daar is op afgedaan, maar het project is dat beeld nog niet geheel kwijt, ondanks verruimingen op planologisch gebied en voor wat betreft de beeldkwaliteit. Het beeld bestaat nog steeds dat de grondprijzen zeer hoog zijn, maar die zijn voor de gemeentelijke kavels inmiddels naar beneden bijgesteld.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De gemeente is in gesprek/onderhandeling met de marktpartijen vanwege de stagnerende woningmarkt. Overwogen worden programmatische aanpassingen en prijsaanpassingen door te voeren.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Een belangrijk knelpunt is de stagnerende woningmarkt. Mogelijk is een uitruil toe te passen in dit project, zodat op andere woningbouwlocaties de ontwikkeling kan worden stopgezet.

Wat zijn randvoorwaarden?

De woningmarkt moet verbeteren.

Wehl Heideslag

Waar gaat het over?

Heideslag is de nieuwe woonwijk voor Wehl in de komende 10 tot 15 jaar. De begrenzingen liggen vast. Op dit moment zijn twee van de vier deelgebieden in ontwikkeling (Koksgoed en Motketel). Binnenkort start de ontwikkeling van het derde deelgebied (Ripperbansveen).

Hoe is de beleving?

Na aanvankelijk veel tegenstand, gevoed door de toen net afgeronde gemeentelijke herindeling, is na een herstart van de uitwerking van het woongebied veel draagvlak verkregen. De uitwerking is samen met de bewoners van het gebied opgepakt. Bij de bestemmingsplanprocedure zijn uiteindelijk maar enkele (drie of vier) bezwaren ingediend. Inmiddels zijn tussen de 85 en 90 woningen gerealiseerd en zijn de reacties positief.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De ontwikkeling van het A-18 bedrijventerrein is een positieve ontwikkeling voor dit project. Als zich daar nieuwe bedrijven vestigen, neemt de kans op nieuwe bewoners in Wehl Heideslag ook toe.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

De ontwikkelingen op de woningmarkt hebben invloed op de looptijd van dit plan. Binnen het plan zijn mogelijkheden om met programma te schuiven.

Wat zijn randvoorwaarden?

Het is belangrijk om continuïteit te waarborgen bij de ontwikkeling van woningen in deze wijk. Daarom is het niet verstandig om nieuwe woonprojecten op te pakken of te laten ontstaan in Wehl die in concurrentie gaan met Heideslag.

De graansilo van Wehl

Waar gaat het over?

Het plangebied aan de Rafaëlstraat in Wehl betreft een oude graansilo en twee bedrijfswoningen. De oude graansilo heeft sinds juli 2009 de status monument. Het is een markant herkenningspunt in Wehl. Het is de bedoeling om de silo opnieuw te ontwikkelen. De ontwikkelingsmaatschappij BOEi is eigenaar van de silo, heeft het gebouw gerestaureerd met behulp van provinciale en gemeentelijke budgetten en zoekt nu gebruikers voor het pand. De silo zal daarmee een herbestemming ondergaan.

De twee bedrijfswoningen zijn eigendom van de gemeente. De gemeente heeft de woningen aangekocht om vervolgens op de markt te brengen nadat zij geschikt gemaakt zijn voor de functie wonen. Dit wordt meegenomen in de herbestemming van de silo en het toekomstige gebruik van de silo kan hier nog een rol in gaan spelen. Dit project is nauwelijks een gebiedsproject te noemen en hoort daarom niet echt bij deze opsomming. Tegelijkertijd zal een geslaagde herbestemming van de panden zo’n grote betekenis voor de omgeving hebben, dat het project hier wel wordt beschreven.

Hoe is de beleving?

De silo Wehl heeft er jarenlang heel slecht bijgestaan en riep daarmee veel negatieve sentimenten op in het dorp Wehl. De hoge toren is een belangrijk punt in Wehl en is daarom al snel geadopteerd als landmark voor het dorp en voor de nieuwe uitbreidingswijk Wehl Heideslag. Inmiddels is de silo gerestaureerd en nu is zichtbaar hoe mooi het gebouw eigenlijk is (zie de foto’s op pagina 76 voor de situatie voor en na restauratie). Over het algemeen is men zeer positief over het resultaat. Op dit moment is het lastig een gebruiker te vinden, waardoor het project even stil ligt. Dit geldt daarmee ook voor de woningen. Ze worden onderhouden, zij het minimaal, totdat er duidelijkheid is.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De ontwikkelaar van industrieel erfgoed, BOEi is bezig met het vinden van een gebruiker om de silo te exploiteren. Belangstellenden haken tot nu toe af door de hoge kosten die er nog in gestoken moeten worden voordat het gebruiksklaar is. Dit is ook te wijten aan de crisis, die een soort ‘investeringsangst’ met zich meebrengt.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Een risico is dat de silo voorlopig niet gebruikt gaat worden en de herbestemming daarmee op zich laat wachten. Een ander risico is dat de woningen niet zullen opbrengen wat aanvankelijk was ingeschat. Een nieuwe gebruiker en een herbestemming van de silo geeft kansen om deze knelpunten op te lossen.

Wat zijn randvoorwaarden?

Een belangrijke randvoorwaarde is dat de kwaliteiten van het silogebouw als monument optimaal tot uitdrukking komen. Een andere randvoorwaarde is een goede aansluiting van de nieuwe functie(s) bij de omgeving. Het project is geslaagd als de silo weer in gebruik is, maar er wordt meer van verwacht. De herbestemming kan een positieve impuls zijn voor de omgeving.

TvdH20100727_100.tif
2012-06-20%20Wehl-Heideslag%20ZICHT%20OP%20SILO.jpg.JPG

Wijnbergen Het Midden en Westen

Waar gaat het over?

Dit project behelst de realisatie van de laatste uitbreidingswijk van Doetinchem. Het plan voorziet in de bouw van 749 woningen en een school/multifunctionele accommodatie. De eerste fase is in 2012 opgeleverd. De doorlooptijd is tot 2020.

Hoe is de beleving?

Het project is nu in uitvoering. Door de keuzes die in de woonvisie en wegens de taskforce wonen zijn gemaakt, staan de woningaantallen onder druk. Wijnbergen Het Midden en Westen bouwt een groot deel van de nog te bouwen woningvoorraad en is daarmee een grote concurrent voor andere woningbouwprojecten. Als er gaten in het te bebouwen oppervlak ontstaat omdat niet alles wordt uitgevoerd van het oorspronkelijke plan, dan is dat niet bevorderlijk voor de totaalbeleving.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Er gebeurt veel in het plangebied. Zo zal als gevolg van de nieuwe hoogspanningsverbinding, de oude leiding worden verwijderd. Deze loopt momenteel nog door het plangebied. De ontwikkeling van Wijnbergen Ecologische Verbindingszone is een meerwaarde voor Wijnbergen Het Midden en Westen omdat het een groen uitloopgebied is. Er wordt een fietsbrug over de Europaweg gebouwd als onderdeel van een doorgaande fietsverbinding. Dit is ook positief voor het plangebied.

Wijnbergen het oosten en dit gebied blijken met elkaar te concurreren. Daar moet een oplossing voor worden gezocht.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Er is stagnatie op de woningmarkt en de tegenvallende verkopen zijn van invloed op de doorlooptijd van het project. De ontwikkelaar kan en wil inspelen op actuele marktontwikkelingen.

Wat zijn randvoorwaarden?

De woningmarkt moet weer op gang komen.

Wijnbergen Het Oosten

Waar gaat het over?

Dit project betreft de realisatie van een woonwijk van circa 200 woningen. De ontwikkeling ligt nagenoeg stil.

Hoe is de beleving?

Door de keuzes die in de woonvisie en wegens de taskforce wonen zijn gemaakt, staan de woningaantallen onder druk.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De ontwikkeling van Wijnbergen Het Midden en Westen concurreert met dit project. De ontwikkeling van Wijnbergen Ecologische Verbindingszone is voor Wijnbergen Het Midden en Westen een meerwaarde.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Wegens vele concurrerende projecten en een woningprogramma dat niet aansluit op de huidige markt, is er weinig voortgang in dit project.

Wat zijn randvoorwaarden?

De woningmarkt moet weer op gang komen.

Wijnbergen Ecologische Verbindingszone

Waar gaat het over?

Dit project betreft de realisatie van een ecologische verbindingszone als uitloopgebied voor het woongebied Wijnbergen.

Hoe is de beleving?

Positief.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Geen. Het project is afgerond. Mogelijk komt er op termijn nog een uitbreiding aan.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Geen. Het project is afgerond.

Wat zijn randvoorwaarden?

Geen. Het project is afgerond.

2.7 Visies

Gebiedsvisie Bethlehem

Waar gaat het over?

Het projectgebied Bethlehem is vernoemd naar het voormalig Klooster Bethlehem. Dit was één van de oudste kloosters van (Oost-)Nederland. Het klooster werd gesticht omstreeks 1179. Het betrof een gebouwencomplex met daaromheen enkele grachten. De grachten dienden onder andere als watervoorziening voor 1 of 2 watermolens. Het klooster kan in verband worden gebracht met de ontwikkeling van de gemeente Doetinchem, iets verderop gelegen op het hoge rivierduin. Het klooster is rond 1579 totaal verwoest. Op de fundamenten van het klooster is later een woongebouw teruggebouwd. Onder dit gebouw bevindt zich nog een gewelvenkelder. De grachten zijn in de loop van de tijd grotendeels gedempt, maar de ligging van de kloostergracht is via historisch kaartmateriaal te traceren.

De gebiedsvisie Bethlehem (raadsbesluit 2009) is het resultaat van een verkenning naar de meest wenselijke ruimtelijke ontwikkeling van het gebied tussen de stad Doetinchem en het dorp Gaanderen. Dit gebied bevat zowel landschappelijke, recreatieve als cultuurhistorische waarden. De visie is opgesteld ter behoud en versterking van de bijzondere waarden in het gebied en brengt potentiële kansen voor de ontwikkeling van het gebied in beeld. De gebiedsvisie Bethlehem richt zich op een duurzame, integrale ontwikkeling van het projectgebied.

De visie heeft aandacht voor de:

• versterking van recreatie en toerisme, o.a. door:

- versterking van de functie van kleinschalige verblijfsrecreatie (zoals bed and breakfast, minicampings en groepsaccomodaties);

- versterken van verbindingen en aanleggen van fiets- en wandelpaden;

- actieve communicatie, zowel binnen als buiten het projectgebied over de mogelijkheden en cultuurhistorische rijkdommen van het gebied;

• versterken van de ecologische en landschappelijke waarde van het gebied, onder meer voor de Bielheimerbeek en door een actief beheer van het landschap;

• versterken van de archeologische en cultuurhistorische waarden van het gebied, met als speerpunten het klooster Bethlehem en de Gaanderense watermolen;

• versterking van de ontwikkelingsmogelijkheden om de agrarische verdiencapaciteit te behouden.

Alle ontwikkelingen moeten passen binnen het kleinschalige karakter van het gebied. Grootschalige uitbreiding of grootschalige nieuwbouw voor verblijfsrecreatie, of een groei van bedrijvigheid passen niet in het toekomstbeeld. Overlast door een te hoge recreatiedruk, ook voor omwonenden, moet worden voorkómen. De verkeersveiligheid van het gebied verdient extra aandacht, zowel voor het buitengebied als voor specifieke knelpunten.

Hoe is de beleving?

Binnen het gebied leeft het bewustzijn dat Bethlehem bijzonder is. Er zijn lokale initiatieven om het gebied verder te ontwikkelen. De toevallige passant en recreant ervaart de landschappelijke en recreatieve waarden van het gebied. Het verstrekken van informatie over cultuurhistorische waarden kan voor meerwaarde zorgen.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De gemeentelijke capaciteit en middelen lopen terug. Dit betekent dat het lastig is om nieuwe initiatieven te stimuleren en partijen met elkaar te verbinden. Nieuwe concrete projecten van gemeentelijke zijde zijn momenteel niet voorzien.

De gemeente Doetinchem behoudt aandacht voor het projectgebied Bethlehem vanuit haar sectorale programma’s. Zo worden in 2013 in het kader van het project Trots op onze streek, samen met inwoners in het buitengebied wensen en ideeën geïnventariseerd voor herstel van cultuurhistorische elementen die concreet kunnen worden opgepakt. Het is momenteel nog niet duidelijk of er een Gaanderens project wordt gekozen dat ligt in het projectgebied van Bethlehem.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Het projectgebied Bethlehem is van een andere aard dan de meeste andere projecten van de gemeente Doetinchem. Er is immers geen concreet uitvoeringsprogramma of gebiedsontwikkeling met een concreet investeringsbudget aan gekoppeld dat benut kan worden voor de uitvoering van de gebiedsvisie. Dit blijkt soms een knelpunt. Wel zijn er sectorale budgetten (zoals verkeers- cultuurhistorie- of groenbudgetten) die ingezet kunnen worden.

De actieve inbreng van de dorpsraad Gaanderen is een kans voor het tot uitvoering brengen van diverse particuliere initiatieven.

Wat zijn randvoorwaarden?

De uitvoering van deze gebiedsvisie loopt via twee sporen. Te weten:

• Het bieden van ontwikkelingsruimte in beleid, in het bijzonder het Bestemmingsplan Buitengebied.

• Het uitvoeren van concrete projecten door initiatiefnemers.

De uitvoering van de visie behelst het oppakken van een aantal concrete plannen. De ontwikkeling hiervan ligt grotendeels bij (ondernemende) particulieren, verenigingen en instellingen. De gemeente nodigt deze partijen uit om initiatieven te ontplooien en houdt zich beschikbaar voor toetsing van deze initiatieven aan de gebiedsvisie. Voor enkele plannen zal gelden dat die in sectorale uitvoeringsprogramma’s kunnen worden ondergebracht.

Wehlse Broeklanden

TvdH20080511-120.tif

Waar gaat het over?

Het gebied Wehlse Broeklanden stond voorheen bekend als GIOS of Meerenbroek; GIOS staat voor Groen in en om de Stad. GIOS is onderdeel van het Land van Wehl, waarvoor de Doetinchemse gemeenteraad in 2007 een structuurplan heeft vastgesteld. De Wehlse Broeklanden liggen als een sterke landschappelijke strook tussen Doetinchem en Wehl. Het gebied wordt aan de zuidkant begrensd door de snelweg, terwijl aan de noordkant de gemeentegrens de gebiedsafbakening bepaalt.

Hoe is de beleving?

De bewoners van de aanliggende wijken maken steeds meer gebruik van de Wehlse Broeklanden en denken en werken volop mee. Dit gebeurt onder andere als de Vrienden van de Wehlse Broeklanden. Het gebied is en wordt steeds meer hun uitloopgebied, maar ook de inwoners van de Wehlse Broeklanden werken steeds meer mee. Momenteel doet één op de vijf bewoners actief mee door bijvoorbeeld. erfbeplanting toe te passen of hun terrein open te stellen voor wandelaars. Elk jaar wordt door de bewoners een open dag georganiseerd.

Er is door de gebruikers van de Wehlse Broeklanden ook een stichting in het leven geroepen om meer grond ter beschikken te stellen voor de Wehlse Broeklanden, de Stichting Buur maakt Natuur.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Het ontwikkelen van een veelzijdig gebied met recreatieve en ecologische elementen. Het handhaven en versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. De ontsluiting van het gebied door een stramien van verbindingen. Het verleiden van initiatiefnemers om ontwikkelingen in het gebied op te pakken. De stimulering van verbreding van agrarische activiteiten.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

De knelpunten zitten vooral in het landgebruik. De agrarische stand is hoog en zodoende is er altijd een tekort aan grond voor andere functies. Tegelijkertijd zijn de kansen en voordelen voor de gemeen groot. Door goede samenwerking tussen verschillende afdelingen worden problemen in de Wehlse Broeklanden omgezet in kansen. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de noodzaak tot waterberging op het A18 Bedrijvenpark, de flora en fauna compensatie van sportpark zuid, het hondenlosloopterrein en klimaatbos bij De Huet.

Wat zijn randvoorwaarden?

Zolang de bewoners en gebruikers actief mee blijven werken en er elk jaar een startkapitaal beschikbaar is, zal het eind doel van onder andere 90 hectare opengesteld natuur- en recreatieterrein haalbaar zijn. Met behulp van dit startkapitaal wordt veel subsidie gegenereerd voor onder andere klimaatdoelen, natuur en recreatie.

2.8 Projecten van andere partijen

380 kV Hoogspanningsverbinding

Inleiding *

*) bron: Doetinchem-Wesel 380 kV, van initiatief naar verbinding, Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, september 2012

Het Nederlandse elektriciteitsnetwerk is met drie verbindingen met Duitsland, twee met België en verbindingen met Noorwegen en Engeland een belangrijke schakel in het Noordwest-Europese elektriciteitsnetwerk. Het gebruik van elektriciteit en het transport over de grens neemt op de lange termijn toe. Een nieuwe verbinding tussen Nederland en Duitsland is daarom nodig.

Deze nieuwe verbinding zorgt er voor dat:

- Nederland gebruik kan maken van stroom die is opgewekt op een plek waar dat het goedkoopst kan;

- De betrouwbaarheid van het elektriciteitssysteem gehandhaafd blijft;

- Er meer gebruik gemaakt kan worden van duurzame elektriciteit.

Het ministerie van Economische Zaken heeft om die reden de opdracht aan Tennet gegeven om deze verbinding te realiseren.

Opgave

De nieuwe hoogspanningsverbinding volgt het tracé van schakel- en transformatorstation Doetinchem (bij Langerak), door de Wehlse Broeklanden, langs de A18 en de loop van de Oude IJssel naar schakel en transformatorstation Wesel. Deels wordt deze verbinding gecombineerd met de bestaande 150 kV verbinding die dwars door de stad Doetinchem loopt. Deze bestaande verbinding wordt, na realisatie van de 380 kV verbinding, over een lengte van circa 18 kilometer gesloopt.

Het realiseren van de nieuwe verbinding en het verwijderen van de oude verbinding heeft hoofdzakelijk een visueel effect. Onder de hoogspanningsverbinding mag niet of slechts onder voorwaarden worden gebouwd.

Er gelden wettelijk geen gebruiksbeperkingen voor de gronden onder de hoogspanningsverbinding. Wel luidt het advies vanuit het Rijk om zoveel mogelijk situaties te vermijden waarbij kinderen langdurig verblijven binnen het magnetische veld (meer dan 0,4 microtesla) van hoogspanningslijnen. Het advies heeft betrekking op plekken waar kinderen normaal gesproken langdurig verblijven, zoals woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.

De nieuwe verbinding zal hoofdzakelijk lopen over gronden waar geen bebouwing is toegestaan. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) en Tennet is op dit moment nog bezig met het bepalen van de definitieve ligging van de nieuwe verbinding en de plaatsing van de masten. De oude verbinding loopt dwars door de woonwijken De Huet en Wijnbergen. Het ministerie van EZ en Tennet zijn van begin tot eind verantwoordelijk voor de keuzen die worden gemaakt, de gekozen aanpak en de te maken kosten.

De gemeente Doetinchem zet zich in om hinder die voor mens, natuur en landschap kan ontstaan door de nieuwe verbinding, zoveel mogelijk te beperken. Dit doet zij door in overleg te blijven met de initiatiefnemer en lopende het proces, gevraagd en ongevraagd, inhoudelijke bijdragen te leveren en te reageren op vragen en tussenproducten.

Aanpak

De nieuwe hoogspanningsverbinding wordt door middel van de Rijkscoördinatieregeling met een rijksinpassingplan (bestemmingsplan van het rijk) ruimtelijk mogelijk gemaakt. Het inpassingplan zal samen met het bijbehorende onderzoeken waaronder het milieu effect rapport als ontwerp ter inzage worden gelegd. Tegen dit ontwerp kunnen zienswijzen worden ingediend. Tegen het definitieve plan kan in beroep worden gegaan bij de Raad van State. Wanneer het zover is zal dit door het ministerie in het huis-aan-huisblad bekend worden gemaakt. Als het inpassingplan onherroepelijk is, wordt gestart met de bouw. Als de nieuwe lijn klaar is wordt de oude lijn afgebroken.

Het hele bouwproces neemt ca. 1,5 jaar in beslag. De gemeente Doetinchem speelt geen expliciete rol betreffende de communicatie en de aanpak over de nieuwe hoogspanningsverbinding. De gemeente neemt gedurende het proces op zich om aan de burger duidelijk te maken waar zij terecht en welke rechten zij hebben. Verder zorgt de gemeente Doetinchem ervoor te zorgen dat het algemeen belang van de burgers van Doetinchem wordt meegenomen in het proces.

Onderzoeksvragen

Omdat de gemeente Doetinchem wil zorgdragen voor een zo goed mogelijke inpassing van de nieuwe verbinding voor mens, natuur en landschap heeft zij het ministerie verzocht om in het milieu effect rapport aandacht te besteden aan het ondergronds aanleggen van de verbinding Het ministerie laat op dit moment een extern onderzoek naar de aanleg van een ondergrondse verbinding uitvoeren.

Huidige denkrichtingen/oplossingen

Een optie voor de aanleg van de nieuwe hoogspanningsverbinding betreft het leggen van ondergrondse kabels voor de nieuwe verbinding. Als daarvoor wordt gekozen, moeten de schakel- en transformatorstations uitgebreid worden. Aan de andere kant is de visuele impact van een ondergrondse leiding door het buitengebied minimaal. Het ministerie onderzoekt op dit moment of deze optie tot de mogelijkheden behoort.

Randvoorwaarden

Het proces en de producten om te komen tot de nieuwe hoogspanningsverbinding moet voldoen aan de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

Ontwikkelingen Slingeland Ziekenhuis

Inleiding

Het Slingeland Ziekenhuis (SZ) is als volwaardig ziekenhuis van groot belang voor de hele Achterhoek. Om deze rol ook in de toekomst te kunnen blijven waarmaken, is het noodzakelijk dat essentiële onderdelen van het ziekenhuis worden gemoderniseerd. De huidige gebouwen voldoen niet meer aan alle eisen van deze tijd. Verbouw is een optie, maar gezien de moeilijke ligging van het ziekenhuis (grenzend aan een Ecologische Verbinding Zone en dicht tegen een woonwijk met een slechte ontsluiting), wordt ook de verplaatsing naar een andere locatie onderzocht. Het SZ is de grootste werkgever (2000 arbeidsplaatsen) van Doetinchem waarmee het belang om een goede oplossing te vinden, de hele gemeente dient. Dit is dan ook de reden dat de gemeente een faciliterende rol op zich heeft genomen.

Opgave

Het doel van het project is om te komen tot een modern ziekenhuis met alle belangrijke specialisaties. Alleen zo kan het SZ haar regionale functie behouden voor de toekomst. Daarnaast kan zij als gelijkwaardige partner optreden in de gesprekken met ziekenhuizen in buurland Duitsland. Uitwisseling van expertise kan de positie van beide ziekenhuizen versterken.

Op de huidige ziekenhuislocatie is de bereikbaarheid niet het sterkste punt. De verkeersdruk is daar voor omwonenden relatief groot. Op een nieuwe locatie is die factor daarom één van de aandachtspunten. Het onderzoek naar een nieuwe vestigingsplaats richt zich op de directe omgeving van het bus- en treinstation van Doetinchem. Het zou positief zijn als in de toekomst meer bezoekers van het ziekenhuis kiezen voor het openbaar vervoer dan voor de auto.

Aanpak

Als er een haalbaar plan te realiseren is, dan wil het SZ in 2017 starten met de bouw en in 2020 opengaan. Een ruimtelijke verkenning, een verkenning van de ontsluiting (verkeer en parkeren) en een financiële verkenning maken onderdeel uit van de huidige analyse. Deze analyse wordt uitgevoerd door een extern bureau in opdracht van SZ. Vanwege het grote belang van het ziekenhuis in de stad, faciliteert de gemeente dit onderzoek. De verantwoordelijkheid blijft wel bij het SZ.

In september 2013 zou een antwoord op de gestelde vragen beschikbaar moeten zijn. De huidige locatie herbergt bij verplaatsing dan alleen nog de gebouwen van de GGZ. Een belangrijk vraagstuk voor het SZ is ook hoe om te gaan met het vrijkomende gebied. In de huidige situatie is woonbestemming als alternatief niet reëel. Mogelijk is het een geschikte locatie voor andere zorgfuncties. Daarnaast biedt de eventuele verhuizing kansen om het buitenterrein en aanliggende wegenstructuur weer beter te laten aansluiten op het landgoed Hagen en kasteel de Kelder.

Onderzoeksvragen

Deze zullen in de loop van het traject worden geformuleerd.

Huidige denkrichtingen/oplossingen

Deze zullen in de loop van het traject worden geformuleerd.

Randvoorwaarden

Deze zullen in de loop van het traject worden geformuleerd.

TvdH20080511-061.tif

Programma

Inleiding

Voor de structuurvisie is het van belang om te weten hoe Doetinchem ruimtelijk gebruikt wordt en of dat ruimtegebruik de komende jaren nog zal veranderen. We noemen dat ruimtegebruik in deze visie het programma en beschrijven de ruimtelijke consequenties daarvan. Bij iedere visie en elk ontwerp voor de ruimte, of dat nu in de stad, in een dorp of in het buitengebied is, moet rekening gehouden worden met de functie van die ruimte, het programma. Het gaat er nooit alleen om of iets er mooi uitziet. Het moet ook te gebruiken zijn.

In deze structuurvisie hebben we de volgende onderwerpen als programma benoemd:

• wonen

• onderwijs

• economie

• sport

• milieu

• landbouw

• zorg en welzijn

• cultuur

• vrijetijdseconomie (recreatie/toerisme)

Voor ieder programma bestaat een ruimtelijke relatie en zonder ruimte kan het programma niet worden uitgevoerd.

2.9 Wonen

Waar gaat het over?

Als centrumgemeente van de Achterhoek is Doetinchem een belangrijke woonstad. De inzittenden werken binnen de eigen gemeente, in de regio en soms nog daarbuiten. De aantrekkingskracht van de stad is te danken aan het grote aanbod van voorzieningen en aan het groen in de randen en rondom de stad. Binnen de stad is er een diversiteit aan woonmilieus. Dit betekent dat de bewoner van Doetinchem veel keuze heeft, wat gezien kan worden als een pluspunt. Voor de meeste doelgroepen is er momenteel voldoende aanbod.

Net als in de rest van het land zit de woningmarkt momenteel in het slop. Dat heeft behalve met de crisis ook te maken met wijzigingen in de landelijke regelgeving. De doorstroming op de koopmarkt is daardoor minder dan in de jaren vóór de crisis. Het aanbod aan dure koopwoningen neemt toe, terwijl tegelijkertijd het aanbod aan goedkopere woningen beperkt blijft. Dit heeft onder andere tot gevolg dat met name jongeren moeilijk aan een koopwoning kunnen komen.

Op dit moment heeft de gemeente meer woningen in ontwikkeling dan er vraag is. Er wordt daarom actief gestuurd op het verminderen van het aantal nieuwbouwwoningen. Investeringen zullen zich steeds meer moeten gaan richten op de bestaande bouw. Na 2025 kunnen er alleen nog maar nieuwe woningen worden gebouwd, als tegelijkertijd bestaande woningen worden gesloopt.

Een belangrijke beleidsdoelstelling is iedere Doetinchemmer te voorzien van een passende woning. Daarbij staat voorop dat kwaliteit samen gaat met betaalbaarheid. Ook is er veel aandacht voor de woonomgeving. In de praktijk wordt deze aandacht vertaald naar jaarplannen en een wijkprogrammering per wijk. Die komt voort uit de wijknetwerken van het Wijkwerk, een samenwerkingsverband van bewoners, gemeente en een groeiend aantal professionele partners.

Hoe is de beleving?

In zijn algemeenheid is de bewoner van Doetinchem tevreden over het wonen. De zogenaamde Lemon-enquête leverde de afgelopen tien jaar gemiddeld genomen goede en stabiele scores op. Doetinchemmers waarderen de algehele leefbaarheid met een 7,5. Wel zijn er verschillen per buurt; de hoogst scorende komt in de laatste monitor (2012) op een 8,2 (’t Loo, omgeving Koninginnelaan), de laagste scoort een 6,5 (IJkenberg). En ook op onderdelen loopt de waardering uiteen. Zo scoort verkeer traditioneel als slechtste onderdeel (5,8), terwijl de gemiddelde Doetinchemmer een hoge waardering over heeft voor het rustig wonen (“weinig overlast van activiteiten”: 8,2). Aan verkeersverbetering wordt al jaren veel aandacht geschonken, maar het aanbrengen van verbeteringen is niet eenvoudig. Soms stoort men zich aan het verkeersgedrag van eigen buurtgenoten. Ook komt het regelmatig voor dat verdere verfijning van de infrastructuur ongeveer evenveel voor- als tegenstanders krijgt.

Het Lemondeel van het Achterhoekse Woonwensen en leefbaarheidsonderzoek 2012 (AWLO) is grofmaziger dan de onderzoeken van de jaren daarvoor, maar geeft wel een consistent beeld wat vergelijkbaar is met eerdere resultaten.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Als reactie op de bouwcrisis is er in nauwe samenspraak met de regio en provincie een Taskforce Woningbouwprojecten ingesteld die stuurt op vermindering van het nieuwbouwprogramma. Voor sommige woningbouwprojecten betekent dit dat deze (tijdelijk) niet doorgaan. Dit heeft weer tot gevolg dat het nog belangrijker wordt om de huidige woningvoorraad kwalitatief op een hoog peil te houden en veel aandacht te besteden aan openbare ruimte in bestaande woongebieden. De keuze voor het al dan niet sturen op bepaalde projecten wordt gevoed door argumenten in het kader van financiële haalbaarheid, contractuele verplichtingen en programmavergelijking. Bij de uiteindelijke uitwerking is het van belang dat er een voldoende gevarieerde woningvoorraad overblijft, maar het is ook zaak om goed te kijken op welke plek er nog wordt gebouwd zodat Doetinchem ook een logische en prettige ruimtelijke opbouw houdt.

Met het verminderen van het aantal nieuwbouwwoningen gaat het inspecteren van de bestaande woning- en gebouwenvoorraad samen. Verduurzaming van bestaande bouw biedt goede perspectieven. Het oorspronkelijk karakter van een buurt of wijk kan daarmee in stand worden gehouden terwijl er tegelijkertijd een kwaliteitsslag wordt gemaakt. In het regiocontract zijn twee projecten opgenomen met het doel energiebesparing te realiseren in bestaande woningen. Het gaat om de oprichting van stichting ADV (Achterhoek Duurzaam Verbouwen) en De Achterhoek Bespaart. Ook het zorggeschikt maken van woningen wordt op termijn steeds belangrijker omdat het de bewoner kansen biedt in zijn of haar eigen huis te blijven wonen.

Welke factoren van buiten hebben invloed?

De bouwcrisis is van grote invloed op het programmaonderdeel wonen, maar wijzigingen in het rijksbeleid kunnen ook verstrekkende gevolgen hebben. Alhoewel het niet ondenkbaar is dat veranderingen elkaar op blijven volgen, is het inmiddels wel duidelijk dat woningcorporaties in de toekomst minder investeringsruimte zullen hebben. Dit kan van invloed zijn op de kwaliteit van de woningbouw, terwijl er ook minder ruimte zal zijn voor grote en/of risicovolle projecten. Tenslotte is het ook niet ondenkbaar dat de kwaliteit van de woningbouw als gevolg van een gebrek aan financiën in het geding komt.

De woonomgeving is van belang omdat bewoners ook hieraan hun woongenot ontlenen. Een goede woonomgeving is een veilige en leefbare omgeving. De woonomgeving is een combinatie van fysieke elementen en de mensen die er wonen. Het behouden van de eigenheid van de verschillende wijken is noodzakelijk voor het in stand houden van de kwaliteit van de woonomgeving. Bij investeringen in de openbare ruimte moeten verschillen in stijl en identiteit van wijken en buurten gerespecteerd worden. Bewoners kunnen zelf bijdragen aan die goede woonomgeving. Via het Wijkbedrijf kunnen zij zich inzetten voor het onderhoud aan de omgeving. De gemeente zoekt afstemming met de woningbouwcorporaties over de investeringen in de openbare ruimte.

De wijzigingen op het vlak van de zorg zullen in de toekomst ook invloed hebben op de woningvoorraad. Het rijksbeleid stuurt aan op het langer thuisblijven van ouderen. Dat kan alleen als de woningen daar op zijn berekend. Ook zullen er meer verschillende woonvormen ontstaan. In deze strutuurvisie wordt hier bij het programma Zorg en welzijn specifiek op teruggekomen.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

De woningvoorraad staat er relatief goed bij, maar er zijn wijken waarvan verwacht wordt dat op niet al te lange termijn ingrepen noodzakelijk zijn om de gewenste kwaliteit te behouden. Tegelijkertijd zijn deze wijken weldegelijk in trek en zijn er nog geen tekenen van leegloop. Minder positieve eigenschappen als gehorigheid, slechte energetische kwaliteit of de voor deze tijd niet al te grote maat van woningen worden niet perse als negatief bestempeld door de bewoners. Het groene karakter van veel van de wijken compenseert en biedt veel woongenot. De relatief lage huurprijzen zijn bovendien aantrekkelijk en over de aanwezigheid van voorzieningen hoeven de bewoners zich geen zorgen te maken. Het is daarom moeilijk aan te geven waar en wanneer de gemeente maatregelen zal moeten nemen en of de gemeente dan een voortrekkersrol moet hebben. In de opgave “Acupunctuur in de stad” wordt hier nader op ingegaan.

Met het afnemen van bouwopgaven en de uitdaging om bestaande woningen en andere functies opnieuw te bestemmen, ontstaan er ook zeker kansen. Groenstructuren kunnen hersteld worden waar ze in de loop van de jaren zijn aangetast en er zullen plaatsen ontstaan waar op den duur gekozen wordt voor (gedeeltelijke) sloop waardoor de bewoners letterlijk meer ruimte krijgen in hun woonomgeving. In alle gevallen geldt een creatieve aanpak als voorwaarde omdat er nauwelijks geldstromen zijn om verbeteringen en structuurwijzigingen te bekostigen.

Wat zijn randvoorwaarden?

Om op de lange termijn op een goede manier uitvoering aan het beleid te kunnen geven, is het van groot belang om de wooneisen voor de toekomst en de opgave om het accent te verleggen van kwantiteit naar kwaliteit te blijven agenderen. Dat kan via beleidsstukken als de Structuurvisie, maar ook binnen samenwerkingsverbanden met woningbouwcorporaties. Daarnaast is het van belang dat hogere overheden op de hoogte zijn van de problematiek binnen Doetinchem en het belang van een gezonde woonstad als centrum van de Achterhoek. Dit kan financiële impulsen genereren.

De komende tijd geldt vooral de noodzaak om te anticiperen op de verdere ontwikkelingen en via slimme verbindingen te kunnen blijven werken aan de stad. De rol en verantwoordelijkheid van de gemeente zal in het sociale domein fundamenteel veranderen. De omslag in denken die dit vereist zal zich ongetwijfeld ook uitstrekken naar de manier waarop de fysieke omgeving gestalte krijgt. Mensen zullen daarvoor maximale zeggenschap in woord, maar ook in daad, over de inrichting van hun eigen leefomgeving willen en moeten krijgen. Het gaat daarbij vaak om een wijk- en buurtschaal, die niet automatisch harmonieert met de abstractie en looptijd van een structuurvisie. Alleen de flexibiliteit van het gezonde verstand kan in de praktijk bepalen welke van de twee wanneer dominant moet zijn. Het Wijkwerk als planmatig samenwerkingsverband lijkt vooralsnog de bruikbare maat en werkmethode te bieden om vanuit een verre blik toch tot een praktische aanpak voor nu te komen. Een voorwaarde is wel dat er meer afstemming komt tussen de projectleiders van grote fysieke projecten en het Wijkwerk.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

• Woonvisie Doetinchem 2020 (2013)

• Prestatieafspraken met Sité Woondiensten (2013)

2.10 Onderwijs

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_017.png

Waar gaat het over?

De gemeente heeft wettelijke taken op het gebied van het onderwijs. Dit zijn onder andere de organisatie van het leerlingvervoer, handhaving van de Leerplichtwet en de huisvesting van scholen voor primair en voortgezet onderwijs. De gemeente heeft voor het voortgezet, middelbaar en hoger beroepsonderwijs een centrumfunctie.

Het aantal leerlingen bedraagt (2013):

- basisonderwijs: 5.200

- voortgezet onderwijs: 6.700

- speciaal onderwijs: 900

- middelbaar beroepsonderwijs: 8.500

- Hogeschool Iselinge: 500

De kracht van Doetinchem is gebaseerd op het brede aanbod aan voorzieningen. Deze zijn goed bereikbaar. Ook in de kleine kernen is er een aanbod van basisonderwijs. Het is nu nog niet te zeggen of dat op termijn ook gehandhaafd kan blijven vanwege het teruglopende aantal leerlingen. Hogeschool Iselinge is de enige hogeschool in de regio voor de opleiding van leerkrachten voor het basisonderwijs. In het verleden is getracht het HBO-onderwijs in Doetinchem uit te breiden, maar die wens is tot nu toe niet verwezenlijkt. Het onderwijs in Doetinchem heeft tot voor kort voor veel werkgelegenheid gezorgd.

Hoe is de beleving?

Over het algemeen is de kwaliteit van het onderwijs in de gemeente goed. Er zijn geen berichten bekend over slecht presterende scholen. De gebouwen voor het onderwijs verkeren, op enkele gevallen na, in uitstekende staat van onderhoud. De knelpunten die er nog zijn, worden de komende jaren opgelost door nieuwbouw of renovatie.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Een belangrijke ontwikkeling is de daling van het aantal leerlingen in alle sectoren van het onderwijs. Voor het basisonderwijs is deze daling al begonnen. Naar verwachting is het aantal leerlingen over vijftien à twintig jaar afgenomen met ongeveer twintig procent.Beleidsmakers in het onderwijs houden zich al geruime tijd bezig met de consequenties hiervan. Een andere belangrijke ontwikkeling is dat voorzieningen rond het basisonderwijs waar mogelijk worden geconcentreerd in één gebouw en onder één bestuur: kinderopvang, buitenschoolse opvang en basisonderwijs worden ondergebracht in een Integraal Kindcentrum (IKC).

Zijn er knelpunten en/of kansen?

De gemeente Doetinchem anticipeert op bovenstaande ontwikkelingen en lost tegelijkertijd knelpunten op in de huisvesting. In de gevallen waar sprake was van een slechte staat van onderhoud is bij de keuze tussen renovatie of nieuwbouw aan het laatste de voorkeur gegeven. Het is niet ondenkbaar dat in de toekomst eerder gekeken zal worden naar hergebruik van het bestaande of een ander gebouw. Bij vervanging van gebouwen die in slechte staat van onderhoud verkeren wordt rekening gehouden met de forse daling van het aantal leerlingen en wordt uitgegaan van concentratie van voorzieningen rond de basisschool.

Actuele nieuwbouwprojecten zijn:

- nieuwbouw van een Integraal Kindcentrum in Noord Doetinchem;

- nieuwbouw van een katholieke basisschool in Gaanderen waarbij wordt aangesloten op een locatie waar al kindgerelateerde voorzieningen aanwezig zijn.

Het gaat hier om de vervanging van twee gebouwen.

Voor het speciaal onderwijs (zeer moeilijk opvoedbare kinderen) wordt een passende oplossing gezocht in verband met de sterke groei van dit onderwijs. De huisvesting voor een dergelijke functie moet aan specifieke eisen voldoen. In tegenstelling tot de daling van het aantal leerlingen in het reguliere onderwijs is de vraag naar speciaal onderwijs sterk toegenomen. Dit is een maatschappelijk gegeven. Maar ook hier wordt rekening gehouden met een daling op lange termijn.

Wat zijn randvoorwaarden?

De gemeente Doetinchem heeft geld gereserveerd voor bovenstaande projecten. Of en in hoeverre bestemmingsplannen moeten worden aangepast, is nog niet bekend.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

• De projecten worden gestart na de vaststelling door de gemeenteraad van een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs. Dit is gebeurd in 2009. Elk jaar wordt dit plan geëvalueerd. Waar mogelijk worden subsidiemogelijkheden benut. In dit verband hebben we te maken met de Provincie Gelderland.

2.11 Economie

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_018.png

Waar gaat het over?

Doetinchem is het economische hart van de Achterhoek. De gemeente biedt werkgelegenheid aan bijna 35.000 mensen, heeft een goed functionerende en compacte binnenstad, zeven (deels) gemengde bedrijventerreinen, een aantal aangewezen kantorenlocaties en de mogelijkheid om vanuit huis een bedrijf te starten. De gemeente investeert in de belangrijkste vestigingsfactoren voor bedrijven: fysieke ruimte, een geschikt arbeidspotentieel, bereikbaarheid, woonmilieu, technologische mogelijkheden en een vitale economie. De economie is de motor van de samenleving in Doetinchem. Werkgelegenheid behouden en creëren een absolute kernwaarde.

Doetinchem werkt daarbij nauw samen met economische partners, te weten de Kamer van Koophandel (KvK), de ondernemersvereniging voor Industrie, Groothandel en Dienstverlening (IG&D), het Centrummanagement (Cm), de Ondernemersvereniging Doetinchem (OVD,) Ondernemersfederatie Gaanderen (OFG), de Wehlse Ondernemersvereniging (WOV), maar ook met de regiogemeenten, provincie en het Rijk.

De meeste werkgelegenheid ligt in de toekomst naar verwachting in de zorg en de technische sector. In de periode 2008 (economisch hoogtepunt)-2012 zijn er vijfhonderd bedrijven bijgekomen. Tegelijkertijd zijn er 1000 banen weggevloeid. Dit betekent dat bedrijven kleiner worden en het aanbod aan banen afneemt. Er is een opkomst aan ZZP’ers.

Lang niet alle mensen die in Doetinchem werken, wonen daar ook. Op dat punt valt nog winst te boeken. Tegelijkertijd zijn er ook Doetinchemmers die buiten de gemeente werken. Hier geldt dat het van belang is om Doetinchem aantrekkelijk te houden als woongemeente.

Hoe is de beleving?

Bedrijventerreinen en kantoren

Doetinchem kent een zevental bedrijventerreinen. Binnenstedelijk zijn dat Verheulsweide, Wijnbergen, Keppelseweg en De Huet. Daarnaast hebben Gaanderen en Wehl één bedrijventerrein. De uitgifte op de ontwikkellocatie A18 Bedrijvenpark is inmiddels gestart.

De bestaande bedrijventerreinen zijn gemengde bedrijventerreinen. Op enkele bedrijventerreinen zijn kantoorlocaties aangewezen (Verheulsweide, De Huet). Daarnaast is op Verheulsweide-Noord (Hamburgerbroek) nabij het stationsgebied een ontwikkellocatie voor kantoren. De Rabobank, Belastingdienst, accountantskantoor KroeseWevers en het politiebureau zijn al gevestigd of zullen zich vestigen medio 2013 rondom dit knooppunt voor openbaar vervoer.

De bedrijventerreinen zijn inmiddels allemaal voorzien van een parkmanagementorganisatie (pm-organisaties). De gemeente int reclamebelasting en maakt deze, met aftrek van de uitvoeringskosten (“perceptiekosten”) over aan de stichting parkmanagement (IG&D). De pm-organisaties bieden een aantal collectieve voorzieningen op de bedrijventerreinen (bijvoorbeeld groenonderhoud, beveiliging, bewegwijzering, sneeuwvrij maken bepaalde wegen). Hierdoor blijven de bedrijventerreinen van voldoende kwaliteit en zijn de ondernemers gezamenlijk verantwoordelijk. Als bestaande bedrijven op zoek zijn naar grotere huisvesting en niet meer passen op hun huidige locatie, wordt er actief gezocht naar een geschikte locatie.

Winkelvoorzieningen

De regionale functie van het centrum is sterk en zal de komende jaren versterkt worden door het verdwijnen van het niet-dagelijkse aanbod in Achterhoekse dorpen. Wat het winkelaanbod betreft is het centrum een absolute trekker. De combinatie van winkels, horeca, bioscoop, theater en dergelijke biedt een regionale voorzieningenstructuur. Via reclamebelasting betalen alle winkeliers in het centrumgebied mee aan collectieve voorzieningen (denk aan kerstverlichting, modeshows, Sinterklaasintocht). Net als bij de pm-organisaties int de gemeente de belasting en stort deze in het Ondernemersfonds Doetinchem (OFD). Het OFD is de opdrachtgever van het Centrummanagement (CM), die activiteiten en marketing coördineert.

De diverse wijk- en buurtwinkelcentra hebben hierbij een duidelijke eigen, lokale functie. De kwaliteit en bezetting hiervan varieert.

De dorpscentra van Gaanderen en Wehl hebben een belangrijke functie voor het eigen dorp en in sommige gevallen ook voor omliggende kernen. Zij functioneren voldoende tot goed.

Beroep/bedrijf aan huis

Via het planologisch beleid (2011) is geregeld dat starters de mogelijkheid krijgen om vanuit huis een winkel te beginnen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een internetshop. De gemeente stelt voorwaarden als het gaat om de uitstraling van het pand, keurt verkoop alleen goed via internet, verbiedt buitenopslag of buitenactiviteit en buitensporige verkeersaantrekkende werking en beperkt het parkeren op eigen terrein. Door ook eisen te stellen aan de maximaal toelaatbare oppervlakte voor gebruik voor het bedrijf, blijft de beleving van de (woon)buurt als zodanig gegarandeerd. Zolang de woonfunctie zowel ruimtelijk als in visuele zin behouden blijft en aan bovenstaande voorwaarden voldaan wordt, kunnen mensen starten met een winkel. Zodra het bedrijf groeit en niet meer op een woonbestemming past, zoekt de gemeente mee naar een meer geschikte locatie.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Over het hele land zien we op economisch gebied een aantal te vergelijken ontwikkelingen. Ook al verschillen deze qua schaal en liggen accenten soms net even anders. Zo neemt de leegstand van vastgoed toe op bedrijventerreinen, kantorenlocaties en winkelcentra. Eén van de reacties is de afname van nieuwbouw en het sterk in de belangstelling staande herbestemmen.

Transformaties op perceel- en stedenbouwkundig niveau komen ook voort uit deze ontwikkeling. Op bedrijventerreinen treedt verkantorisering op en ontstaan er gemengde werklandschappen. Op deze locaties ontstaat vraag naar internetwinkels en ‘pick-up-points’. Dit kan ten koste gaan van het functioneren van de klassieke winkelcentra. Een mogelijke oplossing is het toestaan van internetwinkels en afhaalpunten in de aanloopstraten naar het centrum, zoals de Terborgseweg, maar kleinere wijk- en buurtwinkelcentra zullen hier niets aan hebben en het lastig krijgen als gevolg van het zogenaamde “nieuwe winkelen”. Het winkelen via internet. Een bijkomend probleem is de vergrijzing van de lokale middenstand. Positief is de steeds grotere nadruk die komt te liggen op Doetinchem als winkelvoorziening voor de hele regio. Een andere positieve tendens is de behoefte van de ondernemers om zich te willen onderscheiden waardoor veel creativiteit vrij komt.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Bedrijventerreinen en kantoren

Voor de bedrijventerreinen kan de toenemende leegstand als belangrijk knelpunt worden beschouwd. De economische crisis zorgt voor minder vraag naar bedrijfsruimte en een veranderende vraag op bedrijventerreinen. Door bedrijfseconomische- en marktontwikkelingen komen panden leeg te staan en zijn nieuwe gebruikers moeilijker te vinden. Hierdoor neemt de (langdurige) leegstand toe. Niet voor niets stelden de ministers van EZ en VROM in 2008 de Taskforce (her)ontwikkeling Bedrijventerreinen in (Kansen voor kwaliteit, 2009). Zij hebben de Taskforce, beter bekend als de Commissie Noordanus, gevraagd met een oplossing te komen voor het probleem van de versnippering, verrommeling en stagnatie van de herontwikkeling van bedrijventerreinen. In de regio Achterhoek is hiervoor het Regionaal Programma Bedrijventerreinen opgesteld, waarin afspraken staan over de uitgifte en revitalisering van bedrijventerreinen.

Daarnaast is er sprake van verkantorisering op bedrijventerreinen. Vroeger waren bedrijventerreinen plekken voor (zware) industrie en productie. Tegenwoordig is er veel meer sprake van functiemenging. Het onderscheid tussen bedrijfsruimten en kantoor-ruimten vervaagt in toenemende mate. Aangezien het aandeel kantoorgerelateerde arbeidsplaatsen in de niet-kantoorhoudende sectoren toeneemt, komen op bedrijventerreinen dan ook steeds meer tussenvormen tot stand zoals kantoren met productiehallen. Het accent van de werkzaamheden is komen te liggen op marketing, verkoop en ontwikkelingsactiviteiten. Stuk voor stuk activiteiten met een hoger kennisniveau. Het gecontroleerd toestaan van deze ontwikkeling kan een stimulans betekenen voor de economische ontwikkeling. Dit is dus een kans.

Waar een aantal jaren geleden de focus nieuwbouw-hergebruik 90%-10% was, zal er de komende jaren een steeds grotere rol komen voor bestaand vastgoed. Dit vraagt om een cultuurverandering bij alle partijen in de vastgoedmarkt. Kennis van en kennis over de (on)mogelijkheden, zowel financieel als vergunningtechnisch, zijn hierbij van essentieel belang. Dit heeft bijvoorbeeld geresulteerd in het Nationaal Programma Herbestemming (www.herbestemming.nu, initiatief van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) met als doel: meer herbestemming om leegstand en verval te voorkomen, betere herbestemming door een aantal veelvoorkomende obstakels weg te nemen waarbij partijen beter in staat worden gesteld om effectiever met herbestemming aan de slag te gaan. Als het gaat om kantoren is er vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I en M) het Actieprogramma Aanpak Leegstand Kantoren opgesteld. Dit document is gebaseerd op een forse perspectiefwijziging van alle betrokken partijen. Hergebruik van gebouwen is een kans met positieve effecten voor cultureel erfgoed, de duurzaamheid en de sociaalveilige omgeving.

Detailhandel

Ook bij de detailhandel speelt het probleem van de toenemende leegstand. Simpelweg doordat er minder vraag is naar vierkante winkelmeters. Dit zal vooral gaan spelen in aanloopstraten of centrumgebieden die net buiten het kernwinkelgebied liggen. Daarbij is het toevoegen van fysieke meters verleden tijd, tenzij het een heel uniek concept betreft. Uitgangspunt voor de komende jaren is ‘inbreiding’ en het versterken van de stedelijke structuur. Het combineren van functies en flexibel kunnen inspelen op de marktvragen is van essentieel belang.

De vergrijzing van de middenstand zal de komende jaren een rol spelen. Vinden de oudere ondernemeners een opvolger? En zo niet, wat gebeurt er met hun leegkomende panden? Daarnaast zullen ook niet alle wijk- en buurtwinkelcentra een even sterke positie behouden. Zij bestaan bij de gratie van hun verzorgingsgebied. Als dat krimpt, dan krimpt ook het aanbod van dagelijkse en niet-dagelijkse boodschappen in de diverse wijk- en buurtwinkelcentra.

Het nieuwe winkelen is een verandering van het koop- en winkelgedrag waarbij de consument tijdens zijn koopproces naast de fysieke winkel, steeds meer gebruik maakt van meerdere kanalen. Het gevolg is dat de consument beter geïnformeerd is, beter weet wat hij wil en wat hij kan krijgen. Daarmee is de servicevraag van de consument aan het winkelpersoneel hoger.

Internet speelt hierin een belangrijke rol. Juist in de combinatie van de fysieke winkel en internet liggen groeikansen voor winkeliers. Terwijl de producten aanvankelijk werden thuisbezorgd, zijn afhaalpunten inmiddels de trend. Vaak in combinatie met een webwinkel.

De groei van dit soort initiatieven en de vraag waar deze initiatieven ruimtelijk gezien het beste passen en waar dus juist niet is voor de komende jaren een belangrijke ruimtelijk-economische vraag voor de gemeente. Indien er op een bedrijfsbestemming sprake is van een beperkte afhaalmogelijkheid en er geen ruimtelijke uitstraling van een winkel is, past dit op een bedrijfsbestemming. Zodra de consument uitgestalde producten kan bekijken en betalen, is de Detailhandelsbestemming de enige passende.

Vanuit het ruimtelijk perspectief liggen er kansen om het winkelen in de stad nog aantrekkelijker te maken. Het toevoegen van functies en stedenbouwkundige kwaliteit aan locaties als de Nieuwstad of in het voormalige C1000 pand aan de Veentjes zou in samenwerking met marktpartijen (vastgoedeigenaren, ontwikkelaars/beleggers) moeten gebeuren om een positieve impuls aan de stad te geven. Voor een versterkte regionale functie is bereikbaarheid een noodzakelijke voorwaarde. De bereikbaarheid van het stadscentrum kan nog verbeterd worden. Daarnaast is een grote trekker, een evenement, grote modeketen of in de regio zeldzame leisurefunctie van belang om mensen Doetinchem te laten beleven. Ook op dit terrein liggen er nog ontwikkelingskansen voor Doetinchem. Citymarketing vraagt doorlopend aandacht en staat voor Doetinchem gelijk aan concrete resultaten: de beste Sinterklaasoptocht, het beste theater, de beste warenmarkt.

Wat zijn randvoorwaarden?

Inzicht in de kwaliteit en ontwikkelen vanuit de marktvraag zijn onontbeerlijk voor ruimtelijk-economisch beleid. Denk bijvoorbeeld aan de keuze voor een compacter winkelgebied door de toenemende leegstand of de kansen van een bepaald wijkwinkelcentrum. De gemeente kan dit niet alleen bepalen, maar moet dat samen met de economische partners doen. De samenwerking tussen winkeliers, vastgoedeigenaren en de gemeente zal dan ook intensiever worden.

Daarbij is het van belang om een gezond evenwicht te vinden tussen regelgeving en dienstverlening zodat er ook daadwerkelijk ontwikkelingsruimte ontstaat voor innovatie en creativiteit.

Tegelijkertijd is het toevoegen van fysieke meters verleden tijd, tenzij het een heel uniek concept betreft. Uitgangspunt voor de komende jaren is ‘inbreiding’ en het versterken van de stedelijke structuur. Het combineren van functies en flexibel kunnen inspelen op de marktvragen zijn van essentieel belang.

Kijkend naar de sectoren die van belang zijn voor de werkgelegenheid, blijkt dat er vooral voor hoger geschoold technische personeel en in de zorg voor de toekomst voldoende banen zijn. Samenwerking met de afdeling Werk en Inkomen en het UWV is belangrijk voor een goede match van vraag en een aanbod van personeel, want juist in deze sectoren ligt ook het percentage moeilijkste te vervullen vacatures het hoogste.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

Bestaand

• Detailhandelsvisie (2006)

• Visie op de buurt- en wijkwinkelcentra (2009)

• Kantorennota (2008)

• Planologisch beleid (2011)

• Actualisatie detailhandelsbeleid 2013-2016, inclusief ruimtelijke keuzes internetwinkels

In ontwikkeling

• Handhaving kantoren op bedrijventerreinen
(oplevering in 2013)

2.12 Sport

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_016.png

Waar gaat het over?

Sport leeft in Doetinchem. Er is een hecht verenigingsleven en de sportparticipatie is hoog. Ook politiek staat het onderwerp op de agenda. Er zijn twee hoofddomeinen te onderscheiden: breedtesportstimulering en accommodaties. De gemeente heeft geen taken of verplichtingen op zich genomen voor wat betreft topsport.

Er is geïnvesteerd in het verbeteren van het sportklimaat door de inzet van Sportservice Doetinchem. Sportservice ondersteunt verenigingen, jaagt kansrijke initiatieven aan en stimuleert onderzoek door bijvoorbeeld stagiaires. Verder is het de vraagbaak over sport in Doetinchem. Vanaf dit jaar worden er in Doetinchem buurtsportcoaches aangesteld. Zij moeten ervoor gaan zorgen dat er een beweegaanbod is dat afgestemd is op verschillende doelen (jongeren meer laten bewegen, bewegen als preventie tegen welvaartziektes enz).

De gemeente Doetinchem is verantwoordelijk voor voorzieningen voor veelbeoefende en toegankelijke sporten:

verantwoordelijkheid gemeente Doetinchem

geen verantwoordelijkheid gemeente Doetinchem

buitensport

Sportvelden ten behoeve van voetbal, atletiek, hockey, korfbal, rugby*, voetbal.

Voorzieningen ten behoeve van fietscrossen, golf, hengelsport, hondensport, jeu-des-boules, kanoën, paardensport, roeien, schaatsen, skeeleren, tennis, wielrennen, windsurfen, zeilen.

binnensport

Sporthallen en gymlokalen ten behoeve van badminton, basketbal, dynamic-tennis, gymnastiek, turnen, handbal, tafeltennis, volleybal, zaalvoetbal.

Zwemwater ten behoeve van zwemmen, waterpolo, reddingszwemmen, duiken (in het zwembad), aquajoggen.

Voorzieningen ten behoeve van biljart, bridge, bowlen, dammen, dansen, dartsport, duivensport, fitness, jeu des boules, kegelen, klaverjassen, schaken, schieten, squashen, turnen (vaste opstelling).

Ook regelt de gemeente bijvoorbeeld de verhuur van zalen en sportcomplexen. In verschillende gemeenten is de sport meer op afstand gezet (verder geprivatiseerd). In Doetinchem is die keuze niet gemaakt. Er is in de bezuinigingsperiode van 2012-2015 maar in heel beperkte mate bezuinigd op sport. Alleen de subsidies voor sportstimulering en toerusting vrijwilligers zijn komen te vervallen.

Hoe is de beleving?

Doetinchem is zeker sportminded. De helft van de bevolking is lid van een sportvereniging. Maar de meest populaire sporten (fitness, hardlopen en zwemmen) worden vaak niet in verenigingsverband uitgevoerd. De wedstrijden van de Graafschap en Orion trekken veel belangstelling. Verder zijn er regelmatig breedtesportactiviteiten. Denk bijvoorbeeld aan het succesvolle City Beach Doetinchem. Doetinchem ontkomt niet aan de problemen die ook landelijk spelen. Er is steeds vaker sprake van verenigingen die in problemen komen omdat er niet voldoende vrijwilligers zijn. Ook is hier de trend te zien dat jongeren na hun 14e stoppen met sporten.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De ontwikkeling van de multifunctionele hal op Sportpark Zuid is van belang. Voor de ruimtelijke inpassing op het sportpark is een uitgebreid traject doorlopen. Door de ontwikkeling van de ijs- en skeelerbaan, de multifunctionele hal en de school op het sportpark neemt de druk toe. Voetbalvereniging DZC’68 ligt ook op het sportpark. Deze vereniging heeft nu al een groot ruimtegebrek. De vereniging komt minstens twee velden tekort. Maar het particuliere aanbod van ruimte voor breedtesportverenigingen stelt ons ook inhoudelijk voor vragen. Zo moet gekeken worden naar de plaatsing van verenigingen aangezien de functie van dat complex ook verandert.

Onder invloed van krimp en crisis zoeken verenigingen naar mogelijkheden om de toekomst ook op termijn veilig te stellen. Uit de toekomstvisies van verenigingen wordt duidelijk dat zij oplossingen zoeken in het aantrekken van nieuwe doelgroepen en een andere wijze van exploiteren (inkomsten van kantine verhogen bijvoorbeeld). Waar dat kan wordt de verbinding gezocht met bijvoorbeeld onderwijs. Een voorbeeld van zo’n mogelijke samenwerking is de school, de sporthal en de voetbal in Gaanderen.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Het ruimtegebrek op Sportpark Zuid is zeker een knelpunt. Er komen daar steeds meer belangen bij elkaar die mogelijk met elkaar gaan botsen. Vanuit het sportperspectief is het van belang dat er voldoende ruimte voor DZC’68 en Wild Rovers overblijft.

Het sportcentrum Rozengaarde krijgt een gewijzigde bestemming. Daarom moet er gekeken worden naar de verhuur van accommodaties. Hoewel de volleybal als tak van sport onderdak vindt in de multifunctionele hal, is dat voor sporten als badminton en zaalvoetbal niet waarschijnlijk. Ook de gehandicaptensport maakt gebruik van Rozengaarde.

Het wielerparcours moet een andere locatie krijgen. Op het huidige traject zijn de veiligheidsrisico’s te hoog. Kansen liggen er bij de regionale samenwerking. De Provincie Gelderland heeft een subsidieregeling. Om daarvoor in aanmerking te komen zijn vooral de kernsporten volleybal, judo, atletiek, hippische sporten en wielrennen kansrijk. Ook voor sporten die niet overal in de Achterhoek worden aangeboden liggen er mogelijkheden om door samenwerking meer te bereiken.

Wat zijn randvoorwaarden?

De volgende randvoorwaarden zijn van belang:

• Goed bereikbare en toegankelijke sport-accommodaties, specifiek voor mensen met een beperking.

• Goed toegeruste accommodaties: juiste belijning, mogelijkheden om toernooien te organiseren en geëquipeerd voor multifunctioneel gebruik.

• Voldoende ruimte om aan de vraag te kunnen voldoen.

• Voor recreatief sporten in het buitengebied, voldoende veilige paden en wegen.

• Voldoende capabele vrijwilligers om bestuursfuncties te bezetten en bijvoorbeeld een bijdrage te leveren aan het verbeteren van een accommodatie.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

• Doetinchem in Vorm: breedtesport

In dit document ligt vast dat de gemeente vooral in wil zetten op versterken door verbinden. Als middelen worden Sportservice Doetinchem en de buurtsportcoaches ingezet. Ook wordt sport duidelijk aan jeugd, economie, onderwijs en gezondheid gekoppeld.

• Doetinchem in Vorm: accommodaties (vaststelling in maart 2013)

In dit document staat met welke aspecten de gemeente rekening houdt als er vraagstukken zijn op het gebied van accommodaties. De trends en demografische ontwikkelingen spelen een rol. Maar bijvoorbeeld ook landelijke richtlijnen van VNG en de sportbonden.

2.13 Milieu

AUGUSTUS%202006%20MERVO%20SPOORBRUG%20INDUSTRIE%20kopie.jpg

Waar gaat het over?

Milieu is een breed begrip. Het milieu is de omgeving van al het leven met alle factoren die daarop van invloed zijn. Als beleidsterrein is het milieu opgedeeld in de aspecten bodem, water, lucht (luchtkwaliteit, geur), geluid en externe veiligheid. Voor al deze aspecten gelden wettelijke normen of kaders. Sommige zijn Europees, andere zijn nationaal vastgesteld. Daarnaast kan een gemeente zelf ambities stellen voor bepaalde milieuaspecten, of de wettelijke normen meer gebiedsgericht invullen.

Gebiedsgerichte benadering

Een goed milieu draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. In een omgeving die gezond, schoon en veilig is, is het prettig wonen. Dat milieusituaties per gebied verschillen, mag duidelijk zijn. In het centrum van een stad of dorp kan een horecagelegenheid bijvoorbeeld relatief veel geluid opleveren. Op andere plaatsen kan lawaai van verkeer een rol spelen. In het centrum van Doetinchem is het drukker dan in één van de omliggende woonwijken.

Precies om deze redenen staat de gemeente gebiedsgericht milieubeleid voor. Oogmerk daarbij is een betere afstemming en prioritering tussen de verschillende milieuaspecten onderling en een optimale inbreng van milieubeleid in ruimtelijke ontwikkelingen. Zo kan er worden ingespeeld op de verschillen die optreden op bedrijfsterreinen, detailhandel en horecagebieden, stedelijke gebieden, rustige woonwijken, het landelijke gebied of natuurgebieden.

Verankering

De milieu- of omgevingskwaliteit is formeel vastgelegd in het bestemmingsplan. Dit is kaderstellend voor de bestaande- en beoogde nieuwe functies van het gebied. Nieuwe initiatieven moeten passen binnen deze kaders. Soms moet er een nieuw bestemmingsplan gemaakt worden om het initiatief mogelijk te maken. In dat geval moeten de verschillende (milieu)-aspecten en andere aspecten, worden afgewogen tegen het belang van het initiatief.

In deze structuurvisie vormen de milieuaspecten die ruimtelijk vertaald kunnen worden samen het programma Milieu. Geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid vallen onder die noemer. Bodem en waterkwaliteit komen aan de orde bij het thema kwaliteit. De wijze waarop Doetinchem inspeelt op verduurzaming, wordt beschreven in het hoofdstuk trends.

Hoe is de beleving?

In Doetinchem kunnen we op veel plaatsen ontspannen wonen. De gemeente staat bekend om zijn gezonde mix van wonen, werken en recreëren in een groene omgeving. De waardering van de burgers voor hun leefomgeving is doorgaans positief. Dat is af te leiden uit de jaarlijks terugkerende Lemon enquête. Dit willen we graag zo houden.

In het centrumgebied is de kwaliteit van de leefomgeving als milieuaspect minder goed dan in de rest van Doetinchem. De oorzaak ligt voornamelijk in het feit dat het centrumgebied een mix is van wonen, werken (kantoren en industrie) en vrijetijdsbesteding (horeca en winkels). De functies wonen en bedrijvigheid kunnen met elkaar conflicteren. Burgers ervaren geluid- en geuroverlast door de bedrijven, terwijl de woonfunctie beperkingen oplevert voor de bedrijfsvoering van die bedrijven. Verder hebben de centrumfuncties een verkeersaantrekkende werking. De verkeersintensiteit wordt versterkt door het doorgaand verkeer op ondermeer de Terborgseweg, J.F. Kennedylaan, Gaswal, Keppelseweg en Ruimzichtlaan. Door maatregelen te nemen, zoals de aanleg van de oostelijke randweg, wordt het teveel aan geluidsoverlast en verslechterende luchtkwaliteit tegengegaan. De milieukwaliteit verbetert. Verkeersgerelateerde maatregelen zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma van het mobiliteitsplan.

Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit in de regio Achterhoek is nationaal gezien relatief goed. Er is echter een verschil tussen het landelijk gebied en de stad. De gemeente Doetinchem is een centrumgemeente met relatief veel verkeer in de stad. De luchtkwaliteit in het centrumgebied is een blijvend punt van aandacht. Op een aantal plaatsen in de stad is de luchtkwaliteit matig. In het recente verleden waren er zelfs overschrijdingen van de grenswaarden. Met name de overschrijdingen van de fijnstofnorm heeft tussen 2003-2007 veel “stof doen opwaaien”. In deze periode vonden er in Nederland en ook op een aantal plaatsen in Doetinchem grenswaarde-overschrijdingen plaats. Dit heeft geleidt tot het nemen van verschillende maatregelen. Zo is onder andere het gemeentelijk wagenpark zoveel mogelijk overgegaan op het gebruik van duurzame brandstof (aardgas/biogas). Ook zijn er nieuwe wegen aangelegd waardoor kwetsbare gebieden nu minder last hebben van de verkeerseffecten. Tenslotte zijn er maatregelen getroffen om het fietsgebruik en openbaar vervoer te verbeteren. De luchtkwaliteit in Doetinchem voldoet momenteel aan de wettelijke normen. Jaarlijks wordt de lokale luchtkwaliteit gemeten met behulp van het landelijk meetnetwerk in combinatie met het landelijke rekenmodel.

Geluid

In de Achterhoek zijn rust en ruimte een belangrijke kwaliteit. In het stedelijk gebied van Doetinchem zijn ook andere functies en kwaliteiten belangrijk zoals het winkelen, uitgaan en het werken. De bereikbaarheid van de gebieden waar die functies worden uitgeoefend, is belangrijk. Het is logisch dat er meer verkeer komt dan bijvoorbeeld op het platteland. De stedelijke functies geven soms in meerdere of mindere mate geluidsoverlast. Geprobeerd wordt om de overlast te beperken met maatwerk. Ook in de gevallen waar er geen sprake is van een wettelijke verplichting, vindt de gemeente het belangrijk om het gevoel van overlast terug te brengen.

Een bijzondere vorm van overlast is de ‘’zware industrie”. De groei van de stad heeft er voor gezorgd dat de afstand tussen de woningen en de industrie sterk is verkleind. De gemeente probeert met de inzet van provinciale middelen bedrijven te bewegen om zich op meer geschikte locaties buiten de stad te vestigen. Onlangs is het bedrijf Esbro verplaatst naar het A18 Bedrijvenpark.

Geur

Geuroverlast of ook wel stankhinder genoemd, is een hinderbeleving. Het gaat dan om de geur van een kippenslachterij of een intensieve veehouderij in het buitengebied, maar het kan ook zijn van een broodbakker op de hoek. In het laatste geval gaat het vooral om de concentratie van de geur. Een overmaat aan geur heeft veel impact op de kwaliteit van de woonomgeving, het milieu. Bedrijven moet zo veel mogelijk geuruitstoot voorkomen, of een uitstoot reinigen. Dit is wettelijk geregeld en daar wordt door de gemeente op gehandhaafd. In de nieuwe vestiging van de kippenslachterij Esbro wordt de nieuwste techniek toegepast voor het reinigen van uitstoot zodat stankhinder voor de omgeving beperkt zal blijven.

Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de beheersing van risico’s en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie van gevaarlijke stoffen (bij voorbeeld een LPG vulpunt) en het transport van gevaarlijke stoffen over wegen of in buisleidingen (aardgas).

Als milieuaspect is externe veiligheid weinig zichtbaar, voelbaar of hoorbaar. In de beleving van mensen zal het de leefkwaliteit ook niet direct aantasten. De gemeente zorgt er wel voor dat risico’s rond externe veiligheid binnen de normen vallen en dat er geen nieuwe risicovolle situaties ontstaan.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Het wettelijk kader

De milieuwetgeving is een kaderwet met uitvoeringsbesluiten. Via de uitvoeringsbesluiten konden voorheen relatief snel bestaande normen en voorschriften geactualiseerd worden in de wet. Dit gaf in de praktijk toch veel onduidelijkheid en ook veel aanvullende jurisprudentie van de Raad van State.

Maart 2010 is de Crisis- en Herstelwet in werking getreden. Milieu wordt sindsdien als integraal onderdeel meegenomen in de totale afweging. Er wordt nu voor gekozen om lokaal en tijdelijk een overschrijding van normen toe te staan mits er sprake is van goede compensatie. Op termijn moet wel aan de normen worden voldaan. De doorlooptijd van de inspraakprocedures wordt sterk ingekort.

Het tijdelijk niet voldoen aan de milieunormen is voor de kwaliteit van de leefomgeving minder gunstig. Het instrument crisis en herstelwet moet daarom alleen worden ingezet bij complexe knelpunt situaties.

Projecten

Met de aanleg van nieuwe infrastructuur, zoals de Ruimzichtlaan en de oostelijke randweg verdwijnt een deel van het verkeer uit het centrum van de stad. Daarmee verdwijnt ook overmatig geluid en trillingen. Dankzij de aanleg van de oostelijke randweg verminderen de risico’s die het vervoer van gevaarlijke stoffen met zich meebrengen (externe veiligheid) ook.

Bij reconstructie of aanleg van een (spoor)weg is akoestisch onderzoek nodig. Hetzelfde geldt bij een wijziging van de geluidszone van een industrieterrein. Het onderzoek moet uitwijzen wat de gevolgen voor het geluid zijn. Als blijkt dat er sprake is van overschrijding van wettelijke normen op zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, dan moet de initiatiefnemer maatregelen nemen om deze overschrijding weg te nemen. Dit kan gebeuren aan de bron (bijvoorbeeld een stiller wegdektype), in de overdracht (bijvoorbeeld een geluidsscherm of –wal) of aan de woning (bijvoorbeeld geluidswerende beglazing of ventilatie.

Welke factoren van buiten hebben invloed?

Europees beleid

De landbouw is de grootste ruimtegebruiker op het platteland en daarmee een belangrijke beheerder van het Nederlandse landschap. De intensieve vormen van de Nederlandse landbouw leiden tot de hoogste stikstof- en fosfaatoverschotten in de Europese Unie. Overmatige verrijking van het oppervlaktewater en grondwater is één van de gevolgen. Verdroging is een ander, evenals intensief gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Dankzij milieubeleid en gedragsveranderingen van boeren is de uitstoot van schadelijke stoffen de afgelopen twee decennia afgenomen. Veel boeren nemen deel aan programma’s voor agrarisch natuurbeheer. De overheid stimuleert de overgang van de huidige landbouwpraktijk in de richting van een meer duurzame landbouw. Ook het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie ontwikkelt zich in een richting die positief kan uitpakken voor milieu en natuur.

Natuurwetgeving en verduurzaming

De agrarische sector maakt een sterke verandering door. Veel ‘kleine’ bedrijven stoppen. Overblijvende agrarische bedrijven investeren in schaalvergroting. Bedrijven krijgen te maken met nieuwe normen voor het dierwelzijn en verplichtingen voor dierhuisvesting. Intensieve veehouderijen hebben ook te maken met de normen voor ammoniakconcentraties en stikstofdepositie (het neerslaan van stikstof).

Binnen de gemeente Doetinchem mag de depositie niet meer toenemen, omdat dan niet voldaan wordt aan de natuurwetgeving. Dit geeft voor veel agrarische bedrijven een investeringsverplichting bij nieuwe initiatieven. Dit kan voor hen aanleiding zijn om te kiezen voor schaalvergroting of bedrijfsbeëindiging, wat ook regelmatig gebeurt. Op hogere schaal betekenen de ontwikkelingen dat er geen ruimte meer is voor nieuwe intensieve veehouderijbedrijven in Doetinchem.

Ook de toenemende aandacht voor gezond vlees en groente, geproduceerd volgens diervriendelijke methoden en op een duurzame wijze, zullen ertoe leiden dat in de sector steeds meer nadruk komt te liggen op duurzaam geproduceerd voedsel met zo min mogelijk diergeneesmiddelen, afval en energieverlies.

De schaalvergroting is een aspect van belang in de ruimtelijke afweging voor nieuwe initiatieven. Op lokaal niveau zijn milieueffecten te verwachten zoals een toename van verkeerstromen in de omgeving van het bedrijf.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat er knelpunten ontstaan in gebieden waar de functies elkaar minder goed verdragen. Bijvoorbeeld daar waar drukke ontsluitingswegen (te) dicht bij rustige woonwijken liggen. Vaak moet dan elders naar kansen worden gezocht om de bewuste locatie te ontlasten. De tendens naar schaalvergroting is ook een factor die het spanningsveld tussen landbouw, landschap en recreatie kan vergoten. Er zijn echter ook kansen die voortkomen uit ontwikkelingen op terreinen buiten het directe aandachtsgebied van milieu.

De toenemende aandacht voor gezond vlees en groente, geproduceerd volgens diervriendelijke methoden en op een duurzame wijze, zullen tot innovaties in de sector leiden. De hoeveelheid milieubelasting zal in positieve zin mee kunnen liften. Zo kan de ontwikkeling positieve effecten hebben op het watergebruik, het energieverbruik en het gebruik van technieken die uitstoot van bepaalde stoffen voorkomen.

Daarnaast zal er door het opraken van de fossiele brandstoffen op termijn, steeds meer vervoer gaan plaatsvinden op andere, minder milieubelastende wijze. Denk aan het rijden op aardgas en elektriciteit. Dit komt de luchtkwaliteit langs drukke wegen en in het centrum ten goede.

Groene daken en muren kunnen een bijdrage leveren op het vlak van afvangen van fijnstof, het temperen van de temperatuur, het visueel aantrekkelijker maken van plekken, maar ook als duurzaam alternatief voor gevels of dakbedekking. Groene daken worden al regelmatig aangelegd, maar groene gevels amper. In buurgemeenten met hoogstedelijke allure zoals Nijmegen en Arnhem gebeurt dit al wel. Het verdient aanbeveling om op basis van ervaringen bij buurgemeenten te bekijken of er ook geen mogelijkheden in Doetinchem zijn.

Externe veiligheid

Het beleid is erop gericht om risicovolle situaties te voorkomen, bijvoorbeeld door bronnen (tankstations met LPG-verkoop, buisleidingen voor aardgas en transport van gevaarlijke stoffen) op voldoende afstand te houden van woon- of verblijfplaatsen van mensen en vice versa. Voor wat betreft LPG-tankstations is de wens om deze bij voorkeur bij de invalswegen te plaatsen. Binnen die context is momenteel overleg gaande over één tankstation met LPG wat in het stedelijk gebied is gevestigd.

Wat zijn randvoorwaarden?

Door de beleidskaders voor de verschillende onderdelen in deze structuurvisie mee te nemen (zie ook de bijlage Beleidskaders milieu) is de richting van het milieubeleid duidelijk neergelegd. Een verdere uitwerking kan en moet plaatsvinden in de bestemmingsplannen. Verder is het van belang dat bij nieuwe initiatieven op ruimtelijk vlak vroegtijdig de effecten voor het milieu in beeld worden gebracht. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van een nieuwe weg of de verplaatsing van het ziekenhuis.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

• Milieubeleidsplan (1999-2003)

• Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidshinder Doetinchem (2008)

• Jaarlijkse rapportages aan B&W monitoren luchtkwaliteit

Niet voor ieder milieuonderdeel is actueel gemeentelijk beleid voorhanden. Daar waar de wet- en regelgeving de gemeente beleidsvrijheid biedt, is het verstandig eigen beleid te maken. Dan is duidelijk welke spelregels er zijn, wat het nemen van ad hoc beslissingen voorkomt. Voor de overige milieuonderdelen geeft de landelijke wet- en regelgeving voldoende handvatten. In deze structuurvisie worden de richtinggevende kaders aangegeven voor het milieu. Ook worden eventuele vervolgacties die daaruit voortvloeien benoemd.

2.14 Landbouw

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_015.png

Waar gaat het over?

Voor Doetinchem is de landbouw al langere tijd een belangrijke sector als het gaat om de werkgelegenheid. Daarnaast heeft de functie het uiterlijk van het buitengebied voor een belangrijk deel gevormd. In het verleden droeg de boer vaak zorg voor het beheer van het landschap. Daar zijn diverse andere partijen voor in de plaats gekomen, maar het is niet ondenkbaar dat hij die rol in de toekomst opnieuw zal pakken. Wellicht op een andere manier dan voorheen en vanuit een heel andere invalshoek. Namelijk die van het multifunctionele bedrijf. De agrarische sector heeft zich de afgelopen jaren enorm ontwikkeld van klein naar groot. Ook de aard van de bedrijven is sterk veranderd. Naar het zich laat aanzien staan we opnieuw voor een periode van grote veranderingen voor deze sector.

Huidige situatie

In de periode van 2000-2010 is het aantal landbouw-bedrijven binnen de gemeente Doetinchem afgenomen van circa 330 naar circa 200 bedrijven. De bedrijven zijn globaal als volgt onder te verdelen (richtjaar 2010):

• 90 rundveebedrijven; ongeveer 13.000 stuks rundvee; 52 van deze bedrijven zijn groter dan 70 nge;

• 80 varkensbedrijven; ongeveer 120.000 varkens; 31 bedrijven zijn groter dan 70 nge;

• 10 pluimveebedrijven; ongeveer 500.000 kippen; 3 bedrijven zijn groter dan 70 nge;

• 15 gemengde bedrijven; 4 bedrijven zijn groter dan 70 nge;

• 20 paardenhouderijen / maneges; 280 paarden; 1 bedrijf is groter dan 70 nge.

In de laatste vijf jaar heeft er een verschuiving plaatsgevonden van gemengde veehouderijen naar specialistische bedrijven, dus bijvoorbeeld óf rundvee óf varkens. Eén van de oorzaken van deze specialisatie is schaalvergroting om de kostprijs te kunnen verlagen. Daarnaast starten kleinere bedrijven met nevenactiviteiten. Anderen stoppen als landbouwbedrijf. Binnen de gemeente Doetinchem kiezen meer en meer bedrijven voor een nevenactiviteit, zoals kinderopvang, zorg, verkoop van streekproducten of recreatie. Combinaties als deze vallen onder de zogenaamde multifunctionele landbouw.

Toekomstige situatie

Het economisch perspectief van de landbouw in de wereld en in Nederland is goed te noemen. De wereldbevolking groeit de komende decennia met circa een derde en zal bij gemiddeld toenemende welvaart meer gaan besteden aan voedsel en ook meer dierlijke producten gaan consumeren. Daarnaast neemt de vraag naar bio-energie en bio-plastics toe.

Als onderdeel van de landbouw, doet Nederlandse veehouderijsector het economisch ook goed. De sector is de afgelopen jaren levenskrachtig gebleken en kan de concurrentie met het buitenland aan. De trend naar schaalvergroting oftewel naar minder maar grotere bedrijven zal doorzetten als gevolg van efficiency-voordelen, techniek en automatisering.

De schaalvergroting is een sterk autonoom proces waarop de overheid nauwelijks invloed kan uitoefenen, behalve het stellen van milieugrenzen en grenzen aan de omvang van bouwblokken en stallen en het faciliteren van innovatieve technieken en het stimuleren van kennisontwikkeling op dit gebied. Voor zover de omvang van individuele bouwblokken beperkend zal zijn voor schaalvergroting zullen schaalvergrotende bedrijven steeds vaker meerdere bedrijfslocaties omvatten. Het is niet aannemelijk dat de veestapel in Nederland afneemt door gebrek aan economisch perspectief of gebrek aan geschikte locaties. Binnen de huidige milieuregels en bouwblokken zijn er nog voldoende geschikte locaties om de huidige Nederlandse veestapel te huisvesten en te laten groeien op minder maar grotere bedrijven.

De Nederlandse veestapel kan gaan groeien door de volgende ontwikkelingen:

• Het afschaffen van de melkquotering in 2015. Dan kan de totale Nederlandse melkveestapel toenemen. Het (LEI) heeft onderzocht dat de toename van de Nederlandse melkveestapel dan enkele tientallen procenten kan bedragen.

• Het mogelijk vervallen van het systeem van pluimvee- en varkensrechten in 2015. Dit systeem vervalt als niet voor die tijd besloten wordt om het te handhaven. Als het systeem vervalt, kan de Nederlandse varkens- en pluimveestapel toenemen.

Hoe is de beleving?

Tot enkele tientallen jaren geleden, werd het buitengebied gezien als een ruimte waar het primaat van de landbouw gold. Radicale herinrichtingen van dit gebied vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw om efficiëntere landbouwproductie mogelijk te maken, hebben geleid tot het op veel plaatsen verdwijnen van het coulissenlandschap in ruil voor een veel grootschaliger landschap. Ook veel karakteristieke boerderijen werden vervangen door moderne productie-units achter standaard woonhuizen. Inmiddels is het besef gegroeid dat natuur en landschap ook een eigen waarde hebben en dat economische processen in de landbouw niet als enige bepalend zijn. Inpassing van landbouwbedrijven in het bestaande landschap beperkt daardoor ongebreidelde groei. Gegroeide kennis van negatieve effecten van uitstoot van stikstof, fijnstof en dergelijke hebben geleid tot steeds strenger wordende milieuwetgeving en toenemende zorg over gezondheidsrisico’s. Grootschalige productie van dieren heeft bij de (stedelijke) bevolking geleid tot een tegenbeweging die diervriendelijke productie afdwingt via wetgeving.

De verdere verstedelijking heeft geleid tot een groeiend belang van het buitengebied als recreatiegebied. De opkomst van de vrijetijdseconomie heeft het primaat van de landbouw in het buitengebied inmiddels verdrongen.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De toekomstige ontwikkeling van de omvang van de veestapel in Nederland zal vooral afhangen van het mestbeleid na 2015 en de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse veehouderij. Nederland is nu 200 tot 300% zelfvoorzienend voor melk, vlees en eieren. Tweederde van de productie moet dus geëxporteerd worden.

Gegeven de sterke Nederlandse concurrentiepositie in combinatie met de beperkte mestafzetruimte voor groei van de veestapel, is een wijziging daarvan in omvang ook na 2015 niet aannemelijk. Het kan anders uitpakken als het de komende jaren technisch en financieel haalbaar zal blijken om meer mest af te zetten via snellere processen. De kans op forse groei van de Nederlandse veestapel is dan wel reëel.

Bedrijven moeten in 2013 voldoen aan het Besluit Huisvesting. Dit Besluit is vanaf 1 april 2008 van kracht en bepaalt het algemene emissiebeleid voor heel Nederland. Met dit besluit moeten dierenverblijven, waar emissiearme huisvestingssystemen voor beschikbaar zijn, op den duur emissiearm worden uitgevoerd. Om dit doel te bereiken, bevat het besluit zogenaamde maximale emissiewaarden. Op grond van het besluit mogen alleen nog huisvestingssystemen met een emissiefactor die lager is dan of gelijk is aan de maximale emissiewaarde toegepast worden. Bedrijven die vóór 2020 stoppen, mogen vanaf 2013 aan de eisen voldoen door minder vee te gaan houden, in plaats van de stallen aan te passen.

In 2013 worden daarnaast de Europese dierenwelzijn-eisen van kracht. Een consequentie hiervan is een verbod op legbatterijen. Naar verwachting leiden de eisen aan huisvesting en welzijn er toe dat een substantieel aantal intensieve veehouderijen zal stoppen. Varkens- en pluimveerechten worden dan overgenomen door bedrijven die uitbreiden met stallen die wel aan de eisen voldoen.

De Omgevingsvisie van de provincie Gelderland die in voorbereiding is, streeft naar een duurzame veehouderij. Voor grondgebonden landbouw betekent dit, dat elk bedrijf het benodigde voer voor haar veestapel, op eigen grond realiseert. Bedrijven van honderden koeien zijn daar niet toe in staat en zullen met wettelijke maatregelen in de toekomst worden afgeremd.

Doetinchem specifiek

De genoemde ontwikkelingen zijn van nationale aard, maar doen zich ook voor in Doetinchem. De stikstofuitstoot in onze gemeente heeft inmiddels negatieve effecten op het natuurterrein de Zumpe, waardoor uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij en grootschalige grondgebonden landbouw in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied beperkt gaan worden.

Naar verwachting zal het aantal landbouwbedrijven verder dalen in de gemeente Doetinchem. Inpassing van deze bedrijven in het landschap zal extra aandacht vragen om zowel economische groei mogelijk te maken die niet ten koste zal gaan van de kwaliteit van het landschap. De rol van landbouw als belangrijkste economische verdiener in het buitengebied is aan het verminderen ten gunste van recreatie en toerisme. Op dit moment genereren beide sectoren evenveel geld, maar de vrijetijdseconomie genereert veel meer werkgelegenheid. De vermindering van het aantal bedrijven zal niet leiden tot vrijvallende gronden en tot een vermindering van het aantal dieren, wel tot vrijkomende agrarische gebouwen. Een (beperkte) oplossing hiervoor is het onlangs mogelijk geworden begrip plattelandswoning. Een voormalige bedrijfswoning kan hiermee als burgerwoning worden erkend, maar de bewoner heeft geen recht om milieuregels af te dwingen. Bewoners van een plattelandswoning kunnen nabijgelegen bedrijven niet hinderen in hun ontwikkeling. Ook niet als de woning binnen de geurcontour ligt. Het is niet ondenkbaar dat een deel van de bebouwing op den duur zal moeten verdwijnen. Bij de keuze tussen behoud en sloop van de bebouwing zullen aspecten als cultuurhistorische waarde, bouwtechnische staat en geschiktheid voor transformatie, tegen elkaar afgewogen moeten worden. Uiteraard zullen financiën de uiteindelijke keuze mede beïnvloeden.

Ontwikkelingen in de intensieve veehouderij

Intensieve veehouderijen zijn verplicht om aan nieuwe, strengere, welzijnseisen te voldoen. Dat kan middels aangepaste stallen, minder dieren of op termijn stoppen. De beleidswijziging heeft geleid tot een versneld aantal gestopte bedrijven en dat zal nog verder plaatsvinden via de afbouwregeling. De kans dat bedrijven langs de rand van de stad die aan hun maximale vergunde capaciteit zitten en nog zouden willen uitbreiden, verplaatst kunnen worden, is vrijwel nihil. Provinciale middelen voor bedrijfsverplaatsing buiten de Ecologische Hoofdstructuur zijn er niet meer.

Ontwikkelingen in de grondgebonden landbouw

In de melkveesector wordt de melkquotering afgeschaft in 2015. Zowel energieke ondernemers als de Rabobank gaan uit van een groeispurt na afschaffing met een relatief gunstig prijsniveau voor de komende jaren. Verdere concentratie in de melkveehouderij is te verwachten en wordt nu al voorbereid. Het vastgelegde bouwvlak in het bestemmingsplan zal een beperking vormen. Bij grote bedrijven is weidegang nauwelijks meer te realiseren, wat leidt tot een verdere verschraling van het landschapsbeeld.

Het Europese landbouwbeleid (GLB) dat in 2014 verandert, kan een positieve impuls geven aan de landschapsontwikkeling op boerenbedrijven. Een deel van de subsidies zal pas uitgekeerd worden als een bedrijf voldoet aan natuur- of landschapsverbeteringsmaatregelen. Komend jaar worden de precieze uitvoeringsmaatregelen bekend. Het is nog niet bekend hoe die uit gaan pakken.

Ontwikkelingen in de verbrede landbouw

Gezien de geringe afstand tussen het landschap en de stedelijke kern, zal deze sector zich blijven ontwikkelen. De nabijheid van de stad verklaart ook het grote aantal maneges in de gemeente: kinderen uit de stad willen paardrijden. Een creatieve benadering in welke richting die verbreding plaatsvindt, is wel nodig. Zowel de markt voor kampeerboerderijen als zorgboerderijen is verzadigd. De laatste categorie zal sterk getroffen worden door de bezuinigingen in de zorg. Kansen liggen er in lokale voedselproductie en de vermarkting van bijzondere ideeën.

Welke factoren van buiten hebben invloed?

Klimaatverandering leidt in de hele Achterhoek tot verdroging. Dit zal mogelijk consequenties hebben voor de huidige voerproductie, waarbij een zoektocht naar meer droogteresistente gewassen nodig is. Een groeiende aandacht voor het milieu (kringloop denken) maakt dat import van voer bemoeilijkt wordt en regionale voerproductie belangrijker wordt. Het telen van gewassen voor energie biedt nieuwe kansen. Ook nieuwe gewassen ten behoeve van de productie van afbreekbare plastics. Toenemende populariteit van de Achterhoek als fietsgebied tegen een stationaire landbouw, maakt dat de belangen van natuur en landschap zwaarder gaan wegen. Gewenste aanpassingen aan dit landschap vanuit het economisch belang van de landbouw, worden daardoor moeilijker te realiseren.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Knelpunten en kansen liggen voor het programma landbouw heel dicht bij elkaar. Binnen de gemeente Doetinchem wordt het als een uitdaging gezien om een goede balans tussen die twee te vinden, maar dat het niet eenvoudig is, mag duidelijk zijn. Veel zaken worden bepaald door veranderend beleid tot op Europees niveau aan toe. Mondiale ontwikkelingen bepalen mede de concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw. Het kansenpakken moet dan ook bij uitstek op gemeentelijk niveau gebeuren door de mensen die zelf in het buitengebied wonen, werken of dat voornemens zijn. De gemeente wil een faciliterende rol pakken in deze processen en vernieuwende ideeën positief benaderen.

Wat zijn randvoorwaarden?

Het bewust maken van de sector van de te verwachten ontwikkelingen en de kansen die zich voordoen in het buitengebied van Doetinchem. Dit zal door een combinatie van partijen moeten gebeuren.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

• Bestemmingsplan buitengebied (2013)

2.15 Zorg en welzijn

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_019.png

Waar gaat het over?

Gezondheid wordt bepaald door erfelijkheidsfactoren, gedrag, sociale omgeving, fysieke omgeving en zorgvoorzieningen. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor preventieve maatregelen waar het gaat om de collectieve volksgezondheid. In het kader van de structuurvisie is vooral het stimuleren van een gezonde fysieke omgeving van belang en de situering van welzijns- (inclusief sport) en zorgvoorzieningen.

Als we de fysieke omgeving bekijken, dan is groen in de woonomgeving een belangrijk element met positieve invloed op de volksgezondheid. Groen werkt stressverminderend. Een groene omgeving van voldoende omvang vergroot de mogelijkheden tot bewegen en het maken van contacten (de parken en groenvoorzieningen). Een veilige en voor alle doelgroepen toegankelijke infrastructuur, openbare ontmoetingsruimten en toegankelijke speelvoorzieningen stimuleren mensen om te bewegen en andere mensen te ontmoeten. Gezonde mobiliteit wordt gerealiseerd door ruimte te maken voor fietsers, voor scholieren die te voet en op de fiets naar school kunnen. Dit vermindert de parkeerproblematiek, luchtvervuiling, en bewegingsarmoede.

Als het om de zorgvoorzieningen gaat, dan is Doetinchem relatief goed geoutilleerd. De gemeente beschikt over een regionaal ziekenhuis en in aanzet zijn er voldoende gezondheidscentra. Deze zijn volop in ontwikkeling. Ook zijn er voldoende zorginstellingen gericht op geestelijke, verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen. Op regionaal niveau is er echter een dreigend tekort aan huisartsen. Met de verwezenlijking van onder andere gezondheidscentra wordt getracht Doetinchem aantrekkelijk te maken voor nieuwe huisartsen.

In het gezondheidstraject is preventie belangrijk, maar het voorkomt niet alles. De gemeente is daarom ook wettelijk verantwoordelijk om mensen te ondersteunen via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eén van de doelstellingen is, de leefomgeving zo in te richten dat ook mensen met een beperking zo optimaal en lang mogelijk in hun eigen buurt kunnen blijven wonen en “meedoen” aan de samenleving. Dat betekent meer specifiek dat ook de inwoners met een lichamelijke of geestelijke beperking en/of psychosociale problematiek zo optimaal en lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen in eigen wijk of buurt, en kunnen (blijven) participeren in de samenleving. Dat gewoon wonen de norm is. Dat er een toereikend aanbod van groepswonen/kleinschalig wonen is, wanneer de omvang van de zorgproblematiek (lichamelijk en psychosociaal) te intensief is. Dat de nadruk ligt op welzijn en welbevinden. Dat zorg- en dienstverlening toegankelijk, waar nodig dichtbij (wijkgericht) en flexibel wordt aangeboden. Dat algemene voorzieningen (incl. vervoersvoorzieningen) toegankelijk zijn. Dat openbare ruimten toegankelijk en veilig zijn.

Mensen blijven zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Ook als er beperkingen optreden. Deze trend is al langer aan de gang onder ouderen. De komende jaren geldt dit bij wet ook voor andere doelgroepen. Het is daarom van belang dat er adequate huisvesting in de wijk is, er voldoende 24 uur (on)planbare zorg in de nabijheid is, evenals welzijnsvoorzieningen. De mogelijkheid tot ontmoeting is een onontbeerlijk element. De behoefte aan adequate huisvesting in de wijk voor de verschillende doelgroepen is naar voren gebracht en meegenomen in de woonvisie. Dat varieert van een (aangepaste) één gezinswoning tot en met woonzorgcomplexen.

Hoe is de beleving?

Voor zover bekend is de Doetinchemmer tevreden over het algemene zorgaanbod. Uit de concept wonen-welzijn-zorg verkenner van de Regio Achterhoek blijkt, dat de gemiddelde afstand tot onze zorgvoorzieningen in verhouding tot de omringende gemeenten relatief klein is. Een regionale instelling als het ziekenhuis is ook bereikbaar met het openbaar vervoer. Omgekeerd zie je dat de zorg ook naar de inwoners toekomt: thuiszorg nu is straks thuiszorg voor nog meer zorg. De tevredenheid van de inwoners over de thuiszorg die onder de gemeente valt (hulp bij het huishouden en thuisondersteuning) is op dit moment hoog en scoort gemiddeld ruim een 7. Die waardering is er overigens ook voor het collectief vervoer (de regiotaxi) en de hulpmiddelen (scootmobiel, rolstoel etc.).

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De kosten van de zorg worden onbeheersbaar bij ongewijzigd beleid. Het Rijk neemt dan ook diverse maatregelen: zoals de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten evenals de decentralisatie van AWBZ-taken. Ook het zogenaamde scheiden van wonen en zorg kan gezien worden als een belangrijke ontwikkeling.

Iedereen is bekend met verzorgingshuizen, verpleeghuizen, GGZ instellingen enzovoort. Deze zijn geregistreerd als intramurale instellingen; de woonkosten en zorgkosten worden allebei vergoed uit de AWBZ. De bewoners hebben een indicatie “zorg en verblijf”. Dat vertaalt zich in een zorgzwaartepakket (ZZP) dat is ingedeeld van 1 tot en met 8, van licht naar zwaar. De AWBZ is per 1 januari 2013 gewijzigd. Fasegewijs zullen wonen en zorg van elkaar worden gescheiden. De zorgzwaartepakketten 1 tot en met 4 gaan de AWBZ uit en de Wmo in. Ze worden minder makkelijk te verkrijgen. Ook de bekostiging van het wonen verdwijnt uit de AWBZ. Wat overblijft is een AWBZ met alleen 24-uurszorg voor personen met een grote zorgbehoefte.

Het kan niet anders of deze ontwikkelingen zullen ook ruimtelijke consequenties hebben, maar deze zijn nu nog nauwelijks in te schatten. In de praktijk blijven mensen, ook bij beperkingen, het liefst zo lang mogelijk zelfstandig wonen. De mensen die dat doen hebben aanpassingen in de woning nodig. Anderen zullen samen met leeftijdsgenoten een wat groter gebouw opzoeken waar ze voor elkaar kunnen zorgen en weer anderen maken een keuze op basis van de geschiktheid van een woonhuis of gebouw. Het gaat niet meer alleen om ouderen maar ook om andere doelgroepen (GGZ en VG). De intramurale instelling ziet straks een groeiende uitstroom. Instroom - mede door stringente regelgeving - blijft veelal uit.

(Ziekenhuis)zorg

Het Slingeland Ziekenhuis anticipeert op de nieuwe ontwikkelingen; de complexe operaties zijn onderling verdeeld met andere ziekenhuizen om zowel kwaliteit als efficiëntie te verbeteren. De voor- en nazorg van deze complexe behandeling kan in het ‘eigen ziekenhuis’ plaats vinden, terwijl de operatieve ingreep in het gespecialiseerde centrum wordt uitgevoerd. Ook dit zou ruimtelijke consequenties kunnen hebben.

Gezondheidscentra zijn bovenwijkse voorzieningen. De doorontwikkeling van wijkgericht werken kan vragen om decentraal spreekuur in de wijk in reeds bestaande (multifunctionele) buurtcentra. Ook andere zorginstellingen richten zich nu op de klanten in de wijk. Wellicht vloeit hier op den duur de vraag naar nieuwe/ andere gebouwen uit voort.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

Mensen blijven in principe zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Verschillende factoren liggen daaraan ten grondslag: enerzijds tevredenheid met eigen huis, met eigen woonomgeving en de kosten van een verhuizing. Anderzijds wordt het steeds moeilijker om een indicatie voor een intramurale instelling te krijgen; instellingen die dan ook tegelijk steeds meer bolwerken van mensen met zwaardere beperkingen zijn geworden. Daarnaast zijn er weinig mogelijkheden om in de eigen buurt een alternatief te vinden. De nieuwe doelgroepen die “ontstaan”door het scheiden van wonen en zorg vragen om (nieuwe) zorgwoningen. Dat is een kans.

De bestaande intramurale huisvestingsetting biedt mogelijkheden voor verhuur aan (zorgbehoevende) mensen die graag in deze beschutting wonen. Men spreekt dan van verzorgd en/of groepswonen. Deze onderlinge nabijheid maakt het leveren van zorg eveneens efficiënt. En opent mogelijkheden voor het organiseren van bijvoorbeeld sociale activiteiten met een open deur naar de wijk. Maar ook plekken, waar in de toekomst woningen zijn afgeschreven en in aanmerking komen voor sloop, bieden perspectieven voor nieuwe vormen van zorgwoningen. Bij herbestemming van bestaande gebouwen is het verstandig om de mogelijkheid van woon(zorg)gemeenschappen te overwegen op basis van een dan uitgevoerd marktonderzoek.

Ook zal thuistechnologie (domotica) een belangrijke rol gaan spelen. Bestaande woningen, maar ook nieuwbouw zullen worden voorzien van slimme toepassingen waardoor mensen met een beperking ook langer thuis kunnen (blijven) wonen. (Verregaande) automatisering, detectie, signalering, alarmering, maar ook telezorg en –medicine (e-Health) maken dat een woning zowel praktisch als veilig kan worden gemaakt. Daarnaast kan op internet gebaseerde technologie helpen om sociale contacten te stimuleren.

Wat zijn randvoorwaarden?

Behalve geld, zijn visie en ambitie nodig. Bij het samenbrengen van bestaande panden met nieuwe bestemmingen is flexibele regelgeving van belang. Ook is het belangrijk dat bij het maken van (groene) ruimtelijke plannen tijdig wordt gedacht aan de kansen voor zorgfuncties.

Op het ogenblik zijn vraag en aanbod van zorgwoningen in evenwicht, maar in de toekomst zal de vraag toenemen. Dat zal om woningaanpassingen vragen, om het gebruik van bestaande woonzorgcomplexen die nu nog intramuraal zijn en wellicht ook om nieuwbouw. Het is belangrijk om tijdig in beeld te hebben, waar de vraag ontstaat. Op dit moment is het bijvoorbeeld nog onbekend hoeveel individuele aangepaste woningen er zijn. Dit moet worden onderzocht en verder gemonitord.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

• Wmo beleidsplan (2012-2016)

- prestatieveld 1: leefbaarheid van dorpen en kernen: wijkwerk

- prestatieveld 5: ontwikkeling van woonservicegebieden

• Lokaal gezondheidsbeleid (2013-2016)

• Woonvisie (2012)

2.16 Vrijetijdseconomie

Waar gaat het over?

Vrijetijdseconomie is een grote economische drager voor Doetinchem en de Achterhoek. De economische waarde loopt voor Gelderland in de miljarden. Bijna 6% van de beroepsbevolking werkt in sport, toerisme en recreatie. Daarnaast kunnen dankzij recreatieve activiteiten veel voorzieningen vooral op het platteland op peil gehouden worden. Een sterke vrijetijdssector is ook van betekenis voor de gezondheid en het welzijn van de bevolking. Eveneens voor het in stand houden van cultuurhistorie en sociale samenhang.

Hoe is de beleving?

Het buitengebied van Doetinchem vormt in toeristisch-recreatief opzicht een aantrekkelijk gebied, mede vanwege de bijzondere natuurlijke en landschappelijke waarden. Het landschap is gevarieerd: naast het typisch kleinschalige coulissenlandschap, zijn er aaneengesloten bosgebieden, oude essen, de hooggelegen akkers omgeven door houtwallen, naast het weidse gebied van de Oude IJssel.

Beleidsontwikkeling voor wat betreft het toerisme wordt regionaal opgepakt, evenals alles wat daar uitvoortkomt zoals projecten en voorzieningen. In de regio is de verblijfsrecreatie redelijk ontwikkeld, vooral de campingsector. Ook het verblijf op het boerenerf is de laatste jaren sterk ontwikkeld. Het toeristisch-recreatief aanbod is groot en gevarieerd. Er zijn meer dan 360 accommodaties binnen de regio. Het gaat dan vooral om (mini)campings, maar er zijn ook hotels te vinden. Daarnaast zijn er groepsaccommodaties en bij particulieren zijn overnachtingsmogelijkheden (b&b). Gekoppeld aan de gastvrijheid en gemoedelijkheid zijn dit belangrijke elementen voor een positieve gebiedbeleving. De binnenstad van Doetinchem heeft vooral een aantrekkingskracht op toeristen om uit (eten) te gaan, evenementen- & theaterbezoek en bezoek aan sportvoorzieningen.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

De hedendaagse consument is op zoek naar authenticiteit, aandacht, beleven en betekenis. De behoefte aan bezit zoals een tweede huis of een boot neemt af. Zowel vanuit een intrinsieke motivatie, gebrek aan tijd om dit tweede bezit te onderhouden of te benutten als vanuit financiële overwegingen. Het platteland is weer in trek, dit heeft te maken met behoefte aan rust, nostalgie en de vraag van de oudere consumenten. De 65 plussers hebben weer eigen wensen.

De vraag naar grotere accommodaties waar men met de hele familie of de vriendenkring een weekend door kan brengen neemt toe als gevolg van de behoefte aan meer met elkaar zijn. Er wordt in toenemende mate gekozen voor meer korte vakanties door het jaar heen in plaats van een grote vakantie in de zomer. Veel mensen hebben wel veel vrije tijd maar beleven dit niet zo omdat de tijd wordt gevuld met zorgen voor gezin, tweede banen, hobby´s en zorg voor ouders. We zien ook dat de beschikbare vrije tijd objectief afneemt. De vrijetijdsbesteding moet een hoge kwaliteit hebben en zo veel mogelijk een gevoel van vrijheid, beleving en in toenemende mate betekenis opleveren. Voor gezondheid, wellness en sport is meer aandacht gekomen. Werken aan je gezondheid via allerlei activiteiten is geen onderdeel meer van het dagelijks bestaan tijdens werk en in huis, maar een activiteit die zich verplaatst naar de vrije tijd.

Innovatie

Duurzaamheid is gemeengoed aan het worden. Dit heeft te maken met een groeiende consumentendruk tot meer duurzaamheid en de bewustwording bij het bedrijfsleven dat de consument het werkelijk meent. Voor de ondernemers in de vrijetijdssector zijn de marges laag. Daardoor blijven veel investeringen achter. De kwaliteit van de verblijfsrecreatie maar ook op langere termijn van de dagrecreatie komt daarmee nog verder onder druk. Tegelijkertijd staat er een kritische consument die mede gezien de daling van de vrije tijd een toenemende behoefte heeft aan kwaliteit.

In verschillende sectoren is er overcapaciteit in aanbod. De concurrentie met het goedkopere buitenland neemt toe. In de vrijetijdssector gaat het om veel kleinschalige familiebedrijven waar man en vrouw samenwerken. Bij veel bedrijven is het maar de vraag of de kinderen de camping, het park of het hotel gaan overnemen. Er is niet veel tijd en geld beschikbaar voor innovatie. Regelgeving en langdurige overheidsprocedures, ook op gemeentelijk niveau, maken het voor ondernemers moeilijker om te investeren en beperken de creativiteit.

Schaalvergroting

Een groeiende ontwikkeling is schaalvergroting. Steeds meer zijn recreatiebedrijven eigendom van (internationaal) opererende concerns of er is sprake van een gezamenlijk marketingconcept al dan niet in de vorm van een franchise. Deze formules vergroten de slagkracht van de marketing van de deelnemende bedrijven. Voor individueel opererende bedrijven is samenwerking in de marketing steeds belangrijker om zich voldoende te kunnen profileren en een voldoende stevige positie te kunnen creëren bij het samenstellen van arrangementen.

De Achterhoekse gemeenten en het bedrijfsleven hebben de handen ineengeslagen om de vrijetijdssector verder te ontwikkelen tot een stevige drager binnen de economische sector in de Achterhoek. Doelstellingen en randvoorwaarden voor een nieuwe toeristische marketing en promotieorganisatie op Achterhoeks niveau zijn verwoord in een strategische visie.

Zijn er knelpunten en/of kansen?

De sector kampt met een aantal problemen. Onder andere wordt geconstateerd dat veel vrijetijdsproducten verouderd zijn of niet meer aansluiten op de wensen van de vrijetijdsconsument. Tegelijkertijd leven we in een periode waarin creativiteit, ondernemerszin en de wil tot samenwerking worden aangesproken. Dit biedt ook kansen en bij de ondernemers is er de wil om deze kansen ook daadwerkelijk te benutten. In de Heerlijkckheid Slangenburg werken tal van ondernemers samen in een gemeenschappelijke marketing en promotie. Beleidsmatig wordt ingezet op versterking van de kwaliteit van het vrijetijdsproduct door kaders te scheppen en ondernemers ruimte te bieden. Ondernemers moeten zelf ondernemen, maar de overheid faciliteert hen door het bieden van steun bij ruimtelijke ontwikkeling, promotie en door routes nog verder te verbeteren. Projecten als het wandelnetwerk, fietsknooppuntensysteem, rivierenconcept illustreren de kwaliteitsverbetering. Ook dient samenwerking en beter gebruik van ICT te worden gestimuleerd.

Wat zijn randvoorwaarden?

De regio heeft nog steeds alles in huis voor een sterke vrijetijdssector die ook nog kan groeien. Verkoopargumenten van de Achterhoek zijn op dit moment natuur, groen, rust en ruimte. Dit zijn belangrijke redenen voor bezoekers om te komen. Op het gebied van wandelen en fietsen scoort de regio hoog. Het aanbod aan natuur, mogelijkheden voor fietsen en wandelen, sluit goed aan bij de huidige gezondheidstrend. Naast de wandelaar en fietser zijn er anderen doelgroepen die met een gericht aanbod te benaderen zijn. De dagjesfietser, het wandelende gezin etc.

Door nieuwe verbanden te leggen tussen diverse sectoren zoals sport en recreatie en cultuur en recreatie wordt het vrijetijdsproduct beter. Er is bij zowel bedrijfsleven als overheden draagvlak om in te zetten op versterking en verbreding van de vrijetijdseconomie.

Overcapaciteit en tekorten

Er blijft een spanningsveld tussen het creëren van ruimte voor nieuwe bedrijven en de bestaande overcapaciteit op onderdelen. Als bedrijven geen winst maken en investeringen achter blijven is dit meer dan bij andere bedrijfstakken te zien in het landschap. Dit leidt uiteindelijk tot een minder aantrekkelijk gebied en achteruitgang van het vrijetijdsproduct. Omdat er sprake is van overcapaciteit kan nieuw aanbod klanten kosten aan bestaande bedrijven en daarmee marges verlagen. Aan de andere kant kan nieuw aanbod leiden tot meer bezoekers met een ander profiel. Zelfs in een verdringingsmarkt kan met nieuwe product/markt-combinaties van meer kwaliteit een aantrekkelijk en vernieuwend aanbod ontstaan waarmee een nieuwe vraag wordt gecreëerd. Hierdoor kan het Gelders aandeel vergroot worden t.o.v. andere provincies en Duitsland.

Inzet

Van gemeenten wordt verwacht dat zij een actieve bijdrage leveren aan procedures en bereid zijn tot samenwerken. Van het bedrijfsleven wordt verwacht dat zij naast het werk voor hun eigen bedrijf ook actief betrokken zijn bij de omgeving waarin zij gevestigd zijn. Voldoende ruimtelijke mogelijkheden dragen bij aan het kunnen benutten van kansen, ‘maatwerk’ is daarbij van belang. De infrastructuur, routenetwerken en dag-recreatieterreinen, zijn een belangrijk onderdeel van het vrijetijdsproduct. Wandelen en fietsen zijn belangrijke bezoekersmotieven, maar de bestedingen gerelateerd aan wandelen en fietsen zijn laag. Doetinchem legt de focus bij het realiseren van meer opbrengst van recreatie-terreinen en uit de activiteiten wandelen, fietsen, varen.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

Alle activiteiten binnen dit programma gebeuren binnen het kader van het Toeristisch Recreatief Ontwikkelings Plan (TROP) of is onderdeel van het ruimtelijk beleid in z’n algemeenheid.

2.17 Cultuur

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_020.png

Waar gaat het over?

Doetinchem is centrumgemeente voor de Achterhoek. Dit weerspiegelt zich in culturele voorzieningen als schouwburg Amphion, de regionale Muziekschool, het centrum voor kunst en cultuur Gruitpoort, het cluster met bibliotheek en erfgoedcentrum ’t Brewinc en het Stadsmuseum inclusief kunstuitleen en museumwinkel. Met een grote bioscoop en een filmhuis is er voor elk wat wils op dit gebied. De gezamenlijkheid van deze voorzieningen biedt voldoende basis voor kunstbeoefening en cultuurbeleving in al haar facetten.

Met alle grote culturele instellingen worden meerjarige budgetovereenkomsten afgesloten. Op basis van de gemeentelijke ambities wordt een productenboek samengesteld en laat de culturele instelling zien welke afspraken zij kan waarmaken. Het financiële eindresultaat is aan de instelling. Daarmee is maximaal cultureel ondernemerschap gewaarborgd.

Schouwburg Amphion en Gruitpoort zijn gehuisvest in moderne nieuwe gebouwen. Het Stadsmuseum is huurder van een deel van het gerestaureerde voormalig Postkantoor, een rijksmonument uit 1920. ’t Brewinc is een oude middelbare school die specifiek is verbouwd voor de functies die nu erin zijn gevestigd.

Onder het programma cultuur vallen ook de diverse evenementen die in Doetinchem worden georganiseerd. Doetinchem kent tien grote evenementen en een groot aantal kleinschalige festiviteiten. De evenementenkalender toont aan dat er bijna elk weekend wel reuring is in de stad. Vrijwilligers zijn de stuwende kracht achter al deze evenementen. De grote evenementen horen in het stadscentrum thuis waarbij het Simonsplein het kloppend hart is. Doetinchem zet met het evenementenbeleid in op de vorming van een stichting voor de coördinatie en stimulatie van evenementen per 2014. Deze stichting beheert het budget voor de grote evenementen. Openbare orde en veiligheid zijn leidend bij het beleid en de vergunningverlening. Het evenementenbeleid bevat vier kernwaarden: authentiek, kwaliteit, creativiteit en duurzaamheid.

Doetinchem wil de komende jaren als centrumstad in de Achterhoek iets extra’s bieden aan een breed publiek. Uitgangspunt is dat evenementen in eerste instantie door de eigen inwoners voor de eigen inwoners op touw worden gezet. Daarnaast is het in deze tijd belangrijk om een sterke regionale uitstraling te hebben.

Hoe is de beleving?

De regionale functie van Amphion, Gruitpoort, Muziekschool en ‘t Brewinc zijn evident. Ook de evenementen hebben een sterke regionale uitstraling en zetten zogezegd Doetinchem als centrumstad in de Achterhoek stevig op de kaart. De combinatie van cultuur, kunst, horeca en winkelen is een sterke formule die zorgt voor een positief imago van Doetinchem.

Wat zijn belangrijke ontwikkelingen?

Vergrijzing leidt tot meer vrije tijd en daardoor mogelijk meer participatie (vrijwilligers, bezoek aan evenementen, schouwburg, tentoonstellingen) en mogelijk een hogere deelname aan cursussen/workshops. Ontgroening leidt mogelijk tot minder leerlingen voor Muziekschool en Gruitpoort. Reeds nu wordt aansluiting gezocht bij de dagelijkse leefomgeving door cultuureducatie in of aansluitend aan school te organiseren.

Om verschillende redenen nemen de bijdragen van overheden en particuliere sponsoren af als het om de cultuur gaat en slinken budgetten. Tegeljkertijd neemt de vraag toe naar een breed scala aan recreatieve activiteiten. Doetinchem wil dat grootschalige festivals en kleinschalige ontmoetingen in Doetinchem mogelijk zijn. Zij vormen een toegevoegde waarde aan de beleving van de binnenstad en de leefbaarheid in zijn algemeen. Daarnaast blijven de dorpen Gaanderen en Wehl hun eigen karakter behouden (kermis, carnaval, schutterij, harmonie en braderie).

Zijn er knelpunten en/of kansen?

De muziekschool ligt buiten het centrum. De mogelijkheid wordt onderzocht of aankoop van de Baptistenkerk ten behoeve van de muziekschool een mogelijkheid is. Daartoe dient dit rijksmonument te worden gerestaureerd en ingericht voor muziekonderwijs. Het huidige pand van de muziekschool aan de Bizetlaan komt dan vrij. Het pand aan de Bizetlaan is eigendom van gemeente. Wanneer niet wordt besloten tot aankoop van de Baptistenkapel, wordt de muziekschool aan de Bizetlaan volgens de oorspronkelijke plannen gerestaureerd.

Wat zijn randvoorwaarden?

Afnemende subsidies bij lokale en provinciale overheid en bij particuliere sponsoren betekent dat de ondersteuning van evenementen niet logisch meer is. In het evenementenbeleid wordt hierop geanticipeerd door te onderzoeken of een onafhankelijke stichting evenementen kan coördineren en stimuleren en in gezamenlijkheid sponsoren en inkoop kan bewerkstelligen.

Ook loopt er een onderzoek naar de mogelijkheid culturele instellingen meer horecamogelijkheden te bieden zodat hun verdienvermogen toeneemt. Na beide onderzoeken is een raadsbesluit nodig.

Ook zijn bestemmingsplannen niet altijd zo ingericht dat cultureel ondernemerschap daadwerkelijk tot de mogelijkheden behoort. Zo is een culturele functie niet altijd gekoppeld aan een horeca- of evenementenfunctie.

Welke beleidsstukken zijn van belang?

• Budgetovereenkomsten met culturele instelling (jaarlijks)

• Nota Evenementenbeleid (2012)

Deel 3. Onderzoek

20-10-2006%20de%20huet%20sfeer%20liemersweg%20fietspad%20kopie.jpg

Trends

Om te komen tot toekomstbestendige keuzes is getracht verwachte ontwikkelingen te doorgronden. Doetinchem onderkent de volgende trends als van belang voor de gemeente. Bevolkingsdaling, ontgroening en vergrijzing, Nieuwe economische modellen en digitalisering, Terugtredende overheid en netwerk samenleving, Klimaatverandering en verduurzaming, Leegstand en herbestemming en Toename belang van beleving. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de trends. Wat wordt er van verwacht? Welke impact kunnen ze op de toekomst van de gemeente Doetinchem hebben? En heel belangrijk: Hoe reageren we op de dingen die (gaan) spelen? Samen met de wensen voor het verder optimaliseren van de huidige ruimtelijke situatie, heeft het bestuderen van de trends veel informatie opgeleverd om een aantal grote opgaven te kunnen formuleren. Deze vormen uiteindelijk in samenhang de structuurvisiekaart.

3.1 Bevolkingsdaling, ontgroening en vergrijzing

Sinds 2005 is er geen sprake meer van bevolkingsgroei in de Achterhoek. Naar verwachting zal die groei in 2035 voor heel Nederland tot een einde zijn gekomen. Mondiaal is het rond 2075 gedaan met de groei. We zijn gewend aan demografische veranderingen, maar deze omgekeerde curve is nieuw voor ons. Alles in onze maatschappij is gericht op groei en op meer. De bevolkingskrimp wordt door velen als bedreigend ervaren. Zeker nu de bevolkingsafname samengaat met een economische crisis. De tweezijdige krimp vraagt om een nieuwe houding.

De Achterhoek

Doordat er minder kinderen worden geboren, neemt de bevolking af in aantal, maar er is meer aan de hand. De samenstelling van de bevolking verandert ook. De mensen worden steeds ouder en er is een sterke stijging van het aantal 65-plussers te zien. In 2005 had één op de zeven inwoners van de Achterhoek een leeftijd van 65+. In 2030 is die verhouding één op de vier. Als gevolg daarvan daalt het aantal beschikbare arbeidskrachten in die jaren met 27.000. Dat is 14% minder dan in 2005. Tegelijkertijd daalt het kindertal met 15% bij de vier- tot twaalfjarigen. De combinatie van deze ontwikkelingen heeft grote consequenties voor het voortbestaan van scholen, de werkgelegenheid, de woningeisen en andere voorzieningen. In de toekomst zullen er meer mensen zijn die verzorging nodig hebben. Woningen zullen moeten worden aangepast en tekorten op de arbeidsmarkt moeten voorkomen worden. Waar onderwijzers teveel zullen zijn, komen er mogelijk mensen te kort die in de zorgsector werkzaam kunnen zijn. Een ontwikkeling die daar (deels) haaks op lijkt te staan is de sturing van de nationale overheid om mensen meer zelf te laten doen en minder mensen in te zetten in de zorgsector. Er vallen nu dus ontslagen in de zorgsector, terwijl de kans groot is dat arbeidskrachten in de nabije toekomst in deze sector weer hard nodig zijn.

Status en belangen

Het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) houdt zich uiteraard bezig met de bevolkingsontwikkelingen en de voorspellingen voor het land. BZK heeft Nederland opgedeeld in zogenaamde topkrimpregio’s, anticipeerregio’s en gebieden waar op korte termijn nog geen krimpontwikkelingen zijn te verwachten. In Groningen, Limburg en Zeeuws Vlaanderen liggen de topkrimpregio’s. Aan de buitenranden van ons land ligt een tiental anticipeerregio’s. De Achterhoek is er één van.

Van anticipeerregio’s wordt aangenomen dat ze nog niet direct met een substantiële en structurele bevolking- en of huishoudendaling te maken hebben, maar deze regio’s moeten zich wel in toenemende mate met hun beleid gaan instellen op de verwachte demografische ontwikkeling. Voor de topkrimpregio’s zijn er financiële middelen beschikbaar om negatieve gevolgen van de krimp tegen te gaan. Voor de anticipeerregio’s is dat in veel mindere mate het geval. Wel vindt er tussen de regio’s en de nationale overheid bestuurlijk overleg plaats. Momenteel slaan de verschillende anticipeerregio’s de handen ineen vanuit de insteek dat er bij hen nog iets te redden valt, mits de nationale overheid daarbij helpt.

November 2011 is het convenant Achterhoek 2020 gesloten. Het rijk heeft dit convenant onderschreven met een zogenaamd Agreement of support. Binnen dit convenant wordt in regionaal verband samen opgetrokken om het tempo waarin de krimp mogelijk toeslaat af te remmen en eventuele negatieve gevolgen van de krimp te voorkomen. De aandacht richt zich onder andere op het creëren van nieuwe werkgelegenheid. Hoofddoelstelling is het creëren van een duurzaam vitale regio. Er wordt gezamenlijk gewerkt aan de thema’s Innovatieve en duurzame ecnomie, Vitale leefomgeving, Slim en snel verbinden en Kansrijk platteland. Dit is des te meer nodig omdat de Achterhoek hard geraakt wordt door de crisis in de woningbouw.

Die crisis en de daarbij behorende ontslagen en faillissementen is slechts één van de negatieve ontwikkelingen waar de regio nauwelijks invloed op heeft. Vanuit die optiek is ook de felle reactie te begrijpen op het kabinetsbeleid om gevangenissen door heel Nederland waaronder de Achterhoek te sluiten. Het is van wezenlijk belang om de werkgelegenheid in de Achterhoek te behouden.

Gevolgen

Zoals al eerder aangegeven heeft de bevolkingsdaling en verandering van samenstelling van de bevolking grote gevolgen voor het onderwijs, de zorg, de bouw en het voorzieningenniveau, maar er kunnen ook dingen veranderen op het vlak van de mobiliteit of op bedrijfsterreinen. Dingen die niet per definitie negatief zijn, maar waar wel op ingespeeld moet worden. Tegelijkertijd liggen er kansen op het gebied van recreatie en toerisme, de vrijetijdseconomie en op het vergroten van verblijfskwaliteit in z’n algemeenheid.

Wonen

De komende jaren neemt het aantal één- en tweepersoonshuishoudens nog toe, maar de totale bevolkingsomvang neemt af. Er zal een grote behoefte ontstaan aan levensloopbestendige woningen. Nieuwbouw op grote schaal van dergelijke woningen is onverstandig omdat er dan veel oudere woningen leeg komen te staan. Er moet dus nauwkeurig gekeken worden naar mogelijke aanpassingen in de bestaande voorraad. Een uitdaging voor de overheid, de woningcorporaties, maar ook voor de bouwers en achitecten die het uiteindelijk moeten doen. In sommige gevallen zullen woningen echt ongeschikt zijn en gesloopt moeten worden. Dit kan leiden tot een nieuwe opgave op structuurniveau.

Tegelijkertijd zal blijken dat grotere woningen of gebouwen die nu nog gebruikt worden als maatschappelijke voorziening, wellicht geschikt zijn om meerdere huishoudens tegelijk onder te brengen. Hier wordt nader op ingegaan bij het bespreken van de trend Leegstand en herbestemming.

Arbeidsmarkt en economie

De aandacht is er op gericht om werkgelegenheid te behouden in de Achterhoek, nieuw werk te creëren, maar ook te zorgen voor nieuwe werknemers. Een goede aansluiting tussen scholing en werk is een voorwaarde. Verschillende partijen ontmoeten elkaar in het Platform Onderwijs Arbeidsmarkt Achterhoek. De zorg wordt als potentiële groeimarkt beschouwd. Daarnaast worden kansen gecreëerd op het gebied van duurzaamheid en innovatie. De maakindustrie is traditioneel een belangrijk bedrijfstak in de Achterhoek Er ligt potentie voor meer werkgelegenheid in de sector vrijetijdseconomie, mits er sprake is van een aanvulling op het al bestaande sortiment.

Ruimtelijk gezien zullen de veranderingen in de verschillende sectoren zichtbaar worden. Op den duur zijn er minder bedrijventerreinen nodig en zullen ze van karakter verschieten. Het is ook niet ondenkbaar dat winkelcentra kleiner worden. Tegelijkertijd bestaat de kans dat er meer (kleine) werkgelegenheid onder de mensen en in de wijken zal ontstaan. Zie ook de bespreking van de trend Nieuwe economische modellen en netwerksamenleving.

Onderwijs en overige voorzieningen

In de toekomst zal het aantal scholen naar alle waarschijnlijkheid moeten afnemen, maar de vraag naar kwaliteit in het onderwijs blijft bestaan. Het aantal multifunctionele gebouwen zal toenemen, wat invloed heeft op de inrichting van de ruimte en infrastructurele stromen.

Er zal meer aandacht komen voor het vervoer naar de scholen. Zowel om financiële als functionele redenen wordt het belangrijk dat verschillende functies elkaar vinden in één gebouw. Denk daarbij aan de sportclub, bibliotheek, ouderenzorg, peuterspeelplaats en dergelijke.

Zorg

Op verschillende plaatsen in deze structuurvisie is al dieper ingegaan op de toekomst van de zorg (Programma zorg). De veranderende bevolkingssamenstelling maakt dat verschillende componenten de ouderen van de toekomst straks in staat moeten stellen op een prettige manier oud te worden. Zelfvoorziening is daarbij een belangrijk begrip, maar ook de aanwezigheid van uiteenlopende zorgfuncties in de directe nabijheid van de oudere. In ruimtelijke zin heeft dat laatste consequenties, maar de aanwezigheid van veel ouderen in een buurt kan ook invloed hebben op de inrichting van de openbare ruimte (drempelloos, veel bankjes, aantrekkelijk groen, goed openbaar vervoer).

Ruimtelijke impact

In deze structuurvisie worden de geschetste ontwikkelingen beschouwd als een gegeven. Wel heerst de overtuiging dat het anticiperen op de ontwikkelingen en het werken aan oplossingen, het tempo waarin alles zich voltrekt enigszins kan beïnvloeden. Ook moet het mogelijk zijn om met een aantal maatregelen negatieve gevolgen om te buigen naar het positieve, is de overtuiging.

De verschillende structuurvisie-opgaven hebben de doelstelling om de attractiviteit van de gemeente Doetinchem te vergroten. Dat zal er voor zorgen dat mensen met plezier blijven wonen en werken in deze gemeente, terwijl de stad en het buitengebied haar aantrekkingskracht op de toerist en recreant zal vergroten. De structuurvisie-opgaven Stad aan de rivier, Eidentiteit, Centrum optimaal, Beleef het land en Oogsten in het buitengebied richten zich met name op die aantrekkelijkheid. Vanuit die opgaven worden er elementen toegevoegd, beter herkenbaar gemaakt, versterkt en dergelijke. De opgaven Dubbelspoor en Centrum optimaal zijn daarnaast van belang om het woon-werkverkeer gladjes te laten verlopen en de bereikbaarheid van de gemeente door de toerist ook te vergroten.

De structuurvisie-opgaven Acupunctuur in de stad en De groene waas anticiperen op de bevolkingsdaling en de problemen die dat met zich mee kan brengen op het gebied van woningbouw, bedrijven en stadsstructuur. Hier gaat het vooral om een aanpak die de komende jaren gehanteerd zou moeten worden. Deze zal uitmonden in een kleurverschieting van rood naar groen, van dicht naar ruimtelijk.

Binnen het kader van de structuurvisie-opgave Ruimte voor het water is de bevolkingskrimp een kans. De uitdaging van wateropgave in het heden en in de toekomst, kan daardoor in volle breedte worden opgepakt.

Conclusie

De gemeente Doetinchem beschouwt de demografische veranderingen als onafwendbaar, maar wil eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen. De gemeente richt zich op de kansen die deze veranderingen met zich meebrengen. Dit zal, waar dit zinvol is, in samenwerking binnen de regio en met andere partijen gebeuren. Op structuurvisieniveau dragen alle opgaven op één of andere wijze bij aan het voorkomen van eventuele problemen als gevolg van de veranderingen. Door te anticiperen op de ontwikkelingen, wordt tijdig een nieuwe weg ingeslagen en worden er kansen gecreëerd.

3.2 Nieuwe economische modellen en digitalisering

De wereld verandert in rap tempo en alle aandacht lijkt zich daarbij te concentreren op de economie. Mondiaal gaat het over grote problemen zoals de armoedebestrijding en de verschuiving tussen wereldeconomieën Amerika, China en Zuid-Amerika. In Nederland voelen velen de gevolgen van de financiële crisis. De problemen op de woningmarkt komen dichtbij. De werkloosheid neemt een schrikbarende vorm aan.

De digitalisering is doorgedrongen tot de kern van de samenleving en heeft invloed op een deel van genoemde aspecten. Het is gedaan met de oude economie. Tegelijkertijd is de nieuwe economie nog niet voor iedereen een vanzelfsprekend fenomeen. Ook op gemeentelijk niveau wordt gezocht naar een toekomstgerichte benadering. Grotere en kleinere vraagstukken moeten worden beantwoord. Een deel daarvan heeft consequenties op het ruimtelijk vlak.

De woningbouw

Voor de gemeente heeft de combinatie van financiële- en woningbouwcrisis een enorme impact op de voorgenomen bouwprojecten. Nog niet zo lang geleden was het optimisme groot en de plannen zo mogelijk nog groter. Met het Masterplan Schil als kader, werd een complete herinrichting bedacht voor (delen van) de wijken rondom het centrum. Het betrof inbreiding, maar tegelijkertijd liepen ook de uitbreidingsprojecten in onder andere Wehl Zuid en Wijnbergen.

We zijn nu een paar jaar later en sommige bouwprojecten zijn uitgevoerd. Veel zijn er ook gestagneerd en van sommige is onbekend of ze ooit nog tot uitvoering zullen komen.

Het terugvallen van de bouwprojecten is geen tijdelijk fenomeen. Met veel inzet zal een deel van de plannen alsnog worden uitgevoerd. Later dan gepland en misschien in een aangepaste vorm. Maar de aloude verdienmodellen bestaan niet meer en er zal niet nog eens op zo’n grote schaal stedenbouw worden bedreven.

De tijd is voorbij dat de gemeente dankzij een gunstige grondpositie grote winsten kan maken op een bouwproject. De grond is eerder onverkoopbaar geworden. Ook is het niet meer zo dat de verkoop van gebouwen in alle gevallen op winst kan rekenen. Vaker komt het voor dat boekwaardes moeten worden afgeschreven. Dat de gemeente, overigens samen met andere partijen zoals ontwikkelaars, z’n verlies moet nemen om met een schone lei te kunnen beginnen.

Strategie

Ondanks deze tegenslagen gaat Doetinchem voor een voortvarende koers. Er wordt een beroep gedaan op hogere overheden om bij te springen zodat de werkgelegenheid in de Achterhoek zo veel mogelijk behouden blijft. Voor de bestaande, lastige situatie wordt naar oplossingen gezocht. Soms wordt gekeken of tijdelijke invullingen van een locatie soelaas biedt. Soms wordt nagedacht over nieuwe oplossingen voor de lange termijn, zoals de koppeling met zorgfuncties of andere bestemmingen of het wijzigen van karakter en kwaliteit van de bouw. Ook beleggers gaan op andere zaken letten zoals duurzaamheid en langdurende positieve effecten voor de maatschappij. Dat kan een opening zijn in een vastgelopen proces. Er wordt daarnaast meer en meer in particulier opdrachtgeverschap gebouwd waarbij opdrachtgevers ook terdege rekening houden met levensloopbestendig (samen)bouwen en (samen)leven. Als de gemeente voldoende ruimte biedt voor dit soort initiatieven, dan kunnen ze goed uitpakken en een impuls geven aan andere ontwikkelingen. Als alles is geprobeerd moet soms ook besloten worden om projecten aan de kant te schuiven.

Naast de aanpak van oude situaties, is de blik alweer gericht op nieuwe kansen en nieuwe manieren om de gemeente in ruimtelijk en functioneel opzicht aantrekkelijk te houden voor de hele regio. Terwijl lange tijd de noodzaak tot nieuwbouw het meest urgente probleem leek, verschuift het probleem nu naar bestaande bouw en de omliggende openbare ruimte. Er is sprake van leegstand, functieveranderingen en het gaat steeds vaker om het organiseren van ruimtelijke en functionele verbindingen. Er moet worden nagedacht over sloop en herbestemming en alle mogelijke kennis moet verzameld worden over de (on)mogelijkheden om tot innovatieve oplossingen te komen.

In plaats van nog langer financiële impulsen te geven, probeert Doetinchem de voorwaarden voor realisatie te optimaliseren. Dit gebeurt soms op vergunningtechnisch gebied, door de combinatie van functies toe te staan en op andere momenten op netwerkniveau, door partijen bij elkaar te brengen. Soms is de invoering van nieuwe financiële constructies of het koppelen van subsidiestromen ook een (tijdelijke) oplossing. Denk bijvoorbeeld aan het verstrekken van startersleningen en het benutten van subsidies vanwege een bepaalde thematiek (duurzaamheid, cultuurhistorie, e.d.).

Ondernemingen en detailhandel

Voor veel ondernemingen waaronder de detailhandel spelen er twee problemen. De financiële crisis, waardoor minder wordt uitgegeven door de consument. En de digitalisering, waardoor het nieuwe winkelen geleidelijk aan het fysiek winkelen verdringt. De gevolgen zijn enerzijds sociaal en zichtbaar in de werkloosheidstabellen. Anderzijds zijn ze ook direct zichtbaar in de straat. Winkelpanden, bedrijfs- en kantoorpanden staan steeds vaker leeg. De fysieke consequenties noodzaken op dat punt tot een gemeentelijke strategie.

Maar er is meer aan de hand. In de nieuwe economie zijn het niet langer de grote bedrijven die de economie draaiende houden. Kleine en nieuwe initiatieven vragen ook om een kans te krijgen bij de overheid. Ook daar ligt dus een rol voor de gemeente.

Strategie

Heel even hebben winkeliers verslagenheid getoond, maar veel ondernemers pakken de handschoen op. Ze richten zich op vernieuwing en op meer onderscheidende producten of een opvallende inrichting. Het blijkt dat juist in de combinatie van de fysieke winkel en internet weer groeikansen liggen voor winkeliers. De winkeliers kiezen ervoor een kleine voorraad te laten zien waardoor ze minder vierkante meters bezetten. Wil de klant een andere (for)maat of kleur dan wordt deze online besteld in de winkel en de volgende dag thuis geleverd.

Om de fysieke winkel te kunnen handhaven, worden wel hoge eisen gesteld aan de omgevingskwaliteit. De openbare ruimte moet kwaliteit hebben, er moet bij voorkeur meer te doen zijn in de omgeving dan winkelen alleen en de bereikbaarheid moet in orde zijn. Dat zijn zaken waar de gemeente een rol in speelt.

Terwijl producten aanvankelijk werden thuisbezorgd, zijn afhaalpunten inmiddels de trend. Vaak in combinatie met een webwinkel. De groei van dit soort initiatieven en de vraag waar deze initiatieven ruimtelijk gezien het beste passen (en waar dus juist niet), is voor de komende jaren een belangrijke ruimtelijk-economische vraag voor de gemeente. De zogenaamde pick up points kunnen een economische factor van betekenis worden en andere functies versterken. Daar waar een pick up point zit, komen mensen.

De problemen zijn een enorme impuls gebleken voor de creativiteit van kleine ondernemers. Mensen zoeken naar een niche in de markt, zoals de repair café’s waar je met een kop koffie kunt wachten op de reparatie van de citruspers of een ander artikel. Sommige nieuwe ondernemers, bijvoorbeeld de mensen die eerder in dienstverband waren, maar hun baan verloren, zien de meeste kansen in de eigen buurt en houden het dicht bij huis. Letterlijk: in een restruimte van het eigen huis. Dit vraagt in meerdere mate om het toestaan van functiemenging in een buurt. Ook kan die gang van zaken consequenties hebben voor het parkeerbeleid.

In veel gevallen heeft de nieuwe ondernemer geen grote sommen tot z’n beschikking, maar is hij of zij wel heel betrokken bij het totaalconcept: het product en z’n omgeving. Kleine zelfstandigen proberen zelfvoorzienend te zijn als het om energie gaat, ze ruilen tijd en middelen en leasen of laten leasen in plaats van te kopen. Sommige kleine ondernemers produceren voedsel in een buurtmoestuin, delen vervoersmiddelen of richten een zorgcorporatie op. Voor de gemeente is er één heel belangrijke rol in deze weggelegd. Die van het mogelijk maken van dit soort bijzondere initiatieven. Kleinschalige initiatieven kunnen de kiem zijn voor een economisch anders ingerichte samenleving. Ze kunnen op zichzelf betekenis hebben, maar soms ook potentie hebben om tot iets groters uit te groeien.

In sommige gevallen hoort bij situaties als deze ook het meedenken over financiële constructies. Het cumulatief laten oplopen van huur bij het in gebruik nemen van een pand of het verantwoordelijk maken van de startend ondernemer voor de renovatie van het pand, kan een manier zijn om de beginperiode van het bedrijf soepel te laten verlopen. Bij de herstructurering van wijken, denk aan de structuurvisie-opgave Architectuur in de stad is het ook van belang om na te denken over de mogelijkheden voor functiemenging en eigen initiatieven.

Zorg, techniek en onderwijs

Traditioneel zijn de zorg en de maakindustrie de belangrijkste werkgevers voor de gemeente Doetinchem. Het onderwijs is een goede volger en heeft Doetinchem bovendien altijd voorzien van een positief imago.

Ook voor deze sectoren gaat er iets veranderen. Grote bedrijven produceren steeds meer in verre landen en verliezen een deel van hun functies in Nederland. Behalve dat ze op zoek gaan naar goedkope manieren om te produceren, is er ook een tendens dat ze zich meer gaan richten op kwaliteit en bijvoorbeeld rekening gaan houden met de schaarste van materiaalbronnen en andere vormen van duurzaamheid. De publieke opinie vraagt om deze nieuwe houding. De sociale media vragen bovendien ook in deze sector om snel handelen, een alerte houding en een vernieuwende houding.

De zorgsector kan worden gezien als sterk groeiend, met de voorspelling in het achterhoofd van een toenemende vergrijzing en het steeds ouder worden van de mens. Tegelijkertijd dreigt er een toename van werkloosheid in de zorg. Het regeringsbeleid is er op gericht dat mensen steeds minder hulpafhankelijk worden, dat ze in het eigen huis oud worden en hun voorzieningen in de directe omgeving vinden.

De onderwijssector ondervindt nu al de eerste gevolgen van de bevolkingsdaling. De eerste scholen moeten sluiten en dat is pas het begin. Behalve lege gebouwen heeft deze tendens ook grote gevolgen voor de werkgelegenheid. Toch is kennis één van de factoren die belangrijk is om in huis te houden en te halen als middel om de kracht van de beide andere genoemde sectoren te kunnen handhaven.

Strategie

Zowel voor de maakindustrie als voor de zorgsector, is vraag naar een hoog opgeleide beroepsgroep. De vraag naar lager opgeleiden in deze sectoren neemt af. Voor de maakindustrie is het accent van de werkzaamheden steeds meer komen te liggen op marketing, verkoop en ontwikkelingsactiviteiten. Stuk voor stuk activiteiten die een hoger kennisniveau behoeven. In de zorgsector vragen de uiteenlopende specialismen om toegespitste kennis, terwijl in kleinere zorginstellingen om mensen met een groot verantwoordelijkheidsgevoel en de uitrusting daarvoor, wordt gevraagd.

Omdat Doetinchem niet over de benodigde onderwijsinstellingen, hoger beroepsonderwijs en universitair onderwijs beschikt, moet gekeken worden welke relaties vanuit het onderwijs en vanuit de sectoren zelf kunnen worden aangeknoopt met onderwijsinstellingen in de omgeving. In deze tijd van bevolkingsdaling, is het onmogelijk en ongewenst om in iedere stad dezelfde voorzieningen te hebben, maar als Doetinchem haar werkgelegenheid wil behouden, dan is het zaak om allianties te smeden met naburige gemeenten waar de scholing aanwezig is, of met steden in het buurland Duitsland. De gemeente kan samen met de betrokken sectoren een rol in spelen in dit proces.

De studenten buiten de deur, moeten Doetinchem bovendien leren kennen en waarderen als een gemeente waar je ook als student goed kunt wonen en kunt recreëren. De structuurvisie-opgaven Stad aan de rivier, Kansen aan de oostflank en Acupunctuur in de stad gaan in op die attractiviteit van de stad. Met de herbestemming van niet alledaagse bebouwing wordt ingespeeld op het verlangen van veel jongeren naar een bijzondere en inspirerende omgeving. Door op zoek te gaan naar functies die de stedelijkheid versterken, wordt Doetinchem ook aantrekkelijker voor de jeugd. Goed openbaar vervoer is een ander aspect wat traditioneel past bij een stad met studenten. Het is de taak van de gemeente om ook de jeugd als doelgroep te bedienen.

Nieuwe omstandigheden in de zorg, kunnen positieve neveneffecten hebben op de werkgelegenheid. Er zijn aanpassingen nodig in de (senioren)woningen. Er zullen meer welgestelden zijn die geld over hebben voor het zelf ontworpen verzorgingshuis kleine schaal en er zullen meer vermogende particulieren opstaan met nieuwe ideeën voor de zorg. Ook hier geldt weer dat de gemeente zo flexibel als mogelijk moet zijn in het faciliteren van dergelijke ontwikkelingen.

Conclusie

Niet ieder, hier beschreven fenomeen, past al in de actualiteit van Doetinchem, maar de verschijnselen horen wel bij de trend waarbij de oude economie wordt ingeleverd voor nieuwe economische modellen. Als wij er voor open staan, zullen ze ook Doetinchem bereiken.

Het is de rol van de gemeente om vanuit een langetermijnvisie in te spelen op deze trend. Dat kan vanuit de invalshoek leegstand en herbestemming en vanuit de programma’s onderwijs, zorg, wonen en economie.

Vertaald naar de ruimtelijke omgeving, betekent het vooral dat er nog meer behoefte zal gaan ontstaan aan flexibiliteit. In regelgeving, in de benadering van functionaliteit en vermenging daarvan. Maar ook in de mate van variatie in karakter en kwaliteit, in de rolverdeling tussen uitvoerder en facilitator en in de souplesse van de stedenbouw.

Het blijft belangrijk om daarbij vast te houden aan een stevige stedenbouwkundige en landschappelijke basisstructuur zodat eigenheid en herkenbaarheid in wijken en multifunctionele delen van de gemeente als gegeven overeind blijven.

3.3 Terugtredende overheid en netwerksamenleving

Steeds vaker komen de begrippen in het nieuws. Terugtredende overheid en netwerksamenleving. Het gaat dan vaak over het sociale domein. De overheid stoot taken af en het pleidooi wordt gevoerd voor de zelfredzaamheid van de burger. Bij voorkeur via een netwerk. Buren, vrienden, familieleden.

Keer op keer klinkt ook het verwijt dat de wens van de overheid om meer aan de burger over te laten slechts een nieuwe manier is om te bezuinigen. Maar misschien speelt er toch meer dan dat alleen. En wat betekent de trend voor het ruimtelijk domein? Wat doen we er mee in de structuurvisie? De trend inspireert en blijkt relevant.

Burger en overheid

Een belangrijke aanleiding voor de verminderde bemoeienis door de overheid is ongetwijfeld de matige financiële positie van die overheid. Het afstoten van taken is één van de manieren om kosten te beperken, maar tegelijkertijd is het verhaal complexer. Er schuilen ook andere sentimenten achter de trend.

Een voorbeeld is de toegenomen ergernis bij alle partijen over de grote hoeveelheid regels en de striktheid daarvan. De burgers ervaren ze als belemmerend bij bijvoorbeeld de aanvraag van subsidies of vergunningen en bij de confrontatie met een bestemmingsplan. De overheid zelf ervaart de vertraging als gevolg van het exact na moeten leven van de regels.

Ook bestaat er een groeiende behoefte aan meer vrijheid over en weer. Heel stiekem zou de overheid ook wel eens gewoon wat willen doen zonder alles eerst te moeten toetsen, voorleggen en aan te passen aan al die meningen. Omgekeerd is er bij de burger een grote behoefte om zelf te bepalen wat er op z’n erf gebeurt. Mensen die trots zijn op hun eigendom, voelen weerzin opkomen als de waarde van hun eigendom in een status wordt vervat. Mensen die het mooi vinden om hun omgeving dicht te planten, hebben niets met het verhaal dat openheid nu juist een karakteristiek is van die omgeving. Deze vorm van bemoeienis heeft echter alles te maken met de brede verantwoordelijkheid van de overheid voor het maatschappelijk belang. Iets wat niet altijd als zodanig wordt begrepen.

En dan is er bij sommigen het verlangen naar een andere houding dan die van “wij leveren (de overheid) en jullie consumeren (de burger)”. Het gevoel overheerst dat het vaderlijk gezag van de overheid geleidelijk aan is ondermijnd door de neiging om het kind (de burger) te verwennen. Een terugtrekkende beweging van de overheid is nu de reactie. Een deel van de burgers ziet het aan, een ander deel profiteert er van en trekt weer een klein stukje macht naar zich toe.

In dit proces is het onmogelijk te refereren aan oude situaties. Iedere situatie voorafgaand aan deze was anders. De maatschappij is mondiger geworden en de burger is uitgegroeid van de opstandeling (jaren zestig), naar de mens die op een meer volwassen mens voor z’n rechten opkomt. Zoals in het hele menselijke bestaan, is de situatie voor ieder mens en voor iedere groep ook weer anders. Een deel van de burgers ervaart de regeldruk wel als negatief, maar zet daar zelf niets tegenover of kan dat niet. Een ander loopt allang langs de lijntjes, ontloopt de regels waar mogelijk en voelt zich ook prettiger in een meer zelfvoorzienende situatie. Deze creatieve burger is van belang voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de nabije toekomst.

Het netwerk

Er zijn grote verschillen in de mate waarin mensen beschikken over een netwerk of daarnaar op zoek zijn. De makkelijkste is die van de grote en kleine families en goede en minder goede contacten met de buren. Maar de netwerksamenleving gaat veel verder dan dat. Het netwerken gebeurt nog steeds tijdens seminars en congressen, in café’s, op recepties, maar gebeurt steeds meer via de social media, het twitteren en de linked in groepen.

Er bestaan inmiddels netwerkgroepen (live en virtueel) voor alle mogelijke onderwerpen. Mensen informeren elkaar, hopen te kunnen profiteren van elkaar, maar ondersteunen elkaar ook en verdedigen gezamenlijk uiteenlopende belangen.

Bij een vliegtuigramp ontstaat er een netwerkgroep van getroffen slachtoffers. Dat gebeurt ook bij alle mogelijke andere gebeurtenissen waar meerdere mensen tegelijk last van hebben. Of het nu om misbruik van hun kinderen gaat, of om zoiets banaals als het terugbrengen van de ophaaldienst oud papier van eens in de maand naar eens in de zes weken.

Burgers bundelen hun krachten vanuit verschillende situaties. Ze voelen zich gedupeerd, bedreigd, zijn bang om hun rechten te verliezen of om er op achteruit te gaan. Financieel, sociaal of nog weer anders.

Gelukkig liggen er aan het netwerken ook heel veel positieve situaties ten grondslag. Professionals denken samen na over leegstand en herbestemming. Over erfgoed, over ruimtelijke ordening, over onderwerpen als de trend die hier beschreven wordt en over de benodigde aanpak van de wooncrisis. Ze vinden samen de begrippen organische ontwikkeling uit. De noodzaak om niet langer plangericht, maar procesgericht te werken. En ze geven elkaar tips: Daar kan je nog een congres organiseren, in die oude bedrijfshal. In die gemeente is er veel vraag naar tijdelijke functies. En met die architect kan je werken duurzame stadsontwikkeling. Sommige architecten richten zich steeds vaker op de specifieke wensen van een particulier en nemen afscheid van het ontwerpen van cataloguswoningen.

Dorpsbewoners verenigen zich in werkgroepen, maken hun eigen dorpsplannen en gaan in overleg met de buurdorpen over het voortbestaan van de zwembaden in de omgeving. Als de politiek nog druk in conclaaf is, zijn zij er al uit. Ook zij begrijpen dat met het dalen van het aantal bewoners er uiteindelijk ook minder zwembaden nodig zijn, maar ze bepalen wel graag zelf welk zwembad dan kan blijven. Ze vormen een stevige partij voor de overheid met hun vraag om het zwembad vervolgens wel beter bereikbaar te maken voor de toekomstige bezoekers.

Trend en visie

In deze structuurvisie zijn twaalf grote opgaven geformuleerd. In veel van deze opgaven wordt nadrukkelijk aangegeven, dat ze niet tot stand kunnen komen zonder medewerking van de omgeving of zelfs zonder initiatieven uit de omgeving. Er is sprake van een terugtredende overheid en er wordt een beroep gedaan op de netwerksamenleving. De opgaven vormen het brede ruimtelijke kader waarbinnen kansen worden gezien. De invulling kan in veel gevallen lokaal gebeuren. Ook kan het zo zijn dat specifieke groepen een stempel kunnen drukken op de ontwikkeling.

In de opgave Beleef het land is samenwerking nodig tussen de bewoners en de werkenden op het land. Zij zijn bij uitstek in staat om aan te geven waar de grootste kwaliteiten van hun omgeving zitten. De één zal de ander moeten helpen om inzicht te krijgen in de economische potentie van die kwaliteit. De ander zal soms duidelijk moeten maken waarom de ene kwaliteit meer publieksdruk kan hebben dan de ander. Niet alle natuurgebieden zijn gebaat bij veel bezoek. Veel meer akkers dan nu voorhanden, verdragen de wandelaar die een ommetje wil maken. De verschillende gebruikers van het buitengebied, moeten er samen uit zien te komen waar gemeenschappelijke belangen liggen en waar het toch vooral om het privé-belang gaat en moet blijven gaan.

In de opgave Acupunctuur in de stad is het heel belangrijk dat bestaande kwaliteiten als een rode draad zichtbaar blijven bij transformaties of aanpassingen. In het verleden werden complete wijken van de kaart geveegd om daar iets voor terug te bouwen waar de voormalige bewoners zich niet meer thuis voelden. Ook kwam het voor dat de nieuwe huizen onbetaalbaar waren geworden voor deze groep. De insteek is nu anders en uitsluitend gericht op een kwaliteitsverbetering voor de stad, op wijkniveau en voor de individuele bewoner. Het is onhaalbaar om zoiets te realiseren zonder inbreng van die bewoner. Tegelijkertijd ligt er een kans binnen deze opgave om professionals uit te nodigen goede architectonische, stedenbouwkundige en landschapsarchitectonische oplossingen te bedenken.

In de opgave Stad aan de rivier is de ondernemer een partij die niet gemist kan worden. Hier liggen kansen voor beleggers, horeca-ondernemers, exploitanten van bijzondere functies, deelnemers aan de creatieve industrie, kunstenaars, studenten en liefhebbers van bijzonder wonen. Kleine en grotere initiatieven moeten hier uiteindelijk de kwaliteit maken. Samenwerking ligt daarvoor aan de basis.

De houding

Om als overheid een terugtrekkende beweging te kunnen maken, is ook de bereidheid nodig om daar iets anders voor terug te geven. Het volstaat niet om de burger verantwoordelijkheid op te leggen en daar zelf voor weg te lopen. Het doen van een appèl op inzet van de burger is zinloos als daarbij niet wordt aangegeven welke rol de overheid nog zal spelen.

Het zou mooi zijn als burgers de overheid over een aantal jaren niet meer beschouwen als een obstakel, maar als een katalysator van ontwikkelingen. Daar is wel durf en een nieuwe vorm van inzet van de overheid voor nodig. Niet langer kan alles worden voorgeprogrammeerd en meetbaar gemaakt. Het is noodzakelijk om aan de reflex van regelen en controleren te ontsnappen en die in te ruilen voor een permanente alertheid die zich niet in procedures laat vangen. Hier is een professionele houding voor nodig en de bereidheid om informatie uit te wisselen en op basis daarvan maatregelen aan te passen of projecten van kleur te laten verschieten. Dat kan alleen als niet alles tot op het laatste detail is bedacht en geregeld en als verantwoorde risico’s worden aangehouden.

Structuur

Overheidssturing voltrekt zich over het algemeen zeer hiërarchisch met een centrale leiding, een planning en de daaraan gekoppelde begroting en uitvoeringsplannen. Maatschappelijke netwerken, buurtorganisaties, belangengroepen en dergelijke hebben over het algemeen veel minder overzicht, planning en leiding. Zij gaan voor een bepaal doel en reageren op ontstane situaties. Hun acties en voornemens passen daarom niet altijd één op één in binnen de kaders van de overheid.

De netwerkorganisaties zijn niet altijd even stabiel. Er komen mensen bij en er gaan weer mensen af en de vaardigheden onderling verschillen enorm. Het is noodzakelijk om als overheid genoegen te nemen met die nieuwe partners, mee te bewegen met het organisme en ook als iets niet helemaal past in een voornemen, eens het voordeel van de twijfel te geven. Als de netwerkorganisatie staat voor een idee, dan is de kans van slagen groot.

Het is mooi als er allerlei ideeën van onderop komen, maar dat wil niet zeggen dat de overheid achteruit moet leunen. Het uitschrijven van prijsvragen, het uitgeven van aandelen in een stuk openbare ruimte of een gebouw en het vrijgeven van ruimtes voor experimenten, zijn instrumenten die heel succesvol kunnen zijn en positief prikkelend werken. De gemeente kan faciliteren in menskracht, geld, regelgeving en richtlijnen, maar ook immateriaal. Door te inspireren, verbindingen te maken, stakeholders te betrekken, aandacht op het project te vestigen, het symbolisch te ondersteunen en dergelijke. Het is noodzakelijk dat er chemie ontstaat tussen de horizontale samenwerkingsvormen en de hiërarchische overheidssturing.

Conclusie

We zitten midden in het proces waarin de overheid taken afstoot en de netwerkmaatschappij groeit. De snijvlakken blijven het meest intrigerend. Waar ligt straks de grens? Wanneer kunnen we de verantwoordelijkheid inderdaad overgeven, op welk moment hoort die nog echt bij de overheid? Welke taken gaan daadwerkelijk verschuiven? Hoe blijven we met die verschuiving toezien op de redelijkheid en het rechtmatige. En hoe gaan de resterende overheidskaders er uit zien? En wat mogen we nog verwachten van de zogenaamde eindbeelden?

In die zoektocht blijft het vanuit het ruimtelijk perspectief belangrijk om ontwikkelingen steeds weer te vertalen naar een aantal basisuitgangspunten zoals die in deze structuurvisie zijn vastgelegd.

• De noodzaak om Doetinchem ook op de lange termijn aantrekkelijk te houden voor haar bewoners van jong tot oud, als werkplek en voor recreanten uit de regio en daar voorbij.

• Om daarbij gebruik te maken van oorspronkelijkheid, van locatiegebonden karakteristieken en van de groen/blauwe schoonheid van de gemeente.

• Om diversiteit en innovatie hoog in het vaandel te hebben en te zoeken naar kwaliteitseisen die passend zijn voor deze tijd.

• En om de bewoners een gezonde omgeving te garanderen, met zowel culturele en sportieve voorzieningen als een mooie reeks aan basisvoorzieningen.

De overheid zal in de toekomst nog veel werk te verstouwen hebben, waarbij het uiteindelijk draait om het overall maatschappelijk belang en de daaraan gekoppelde generale visie. De uitwerking van die visie zal, zoals het er nu naar uitziet, geleidelijk aan meer bij de burger komen te liggen. Gestimuleerd en gefaciliteerd door de, iets minder dominante, overheid.

3.4 Klimaatverandering en duurzaamheid

Klimaatveranderingen zullen de komende jaren invloed hebben op onze omgeving. De mate waarin is nog behoorlijk onzeker. Wel is het merkbaar dat de burger zich steeds meer bewust is van de op handen zijnde veranderingen en z’n gedrag daarbij aanpast. Duurzaamheid is onlosmakelijk verbonden met klimaatverandering. Door zuiniger met onze natuurlijke bronnen om te gaan, kunnen we het tempo waarin het klimaat verandert mogelijk terugdringen en daarmee de meest extreme consequenties van te snelle veranderingen voorkomen. Er zijn op veel verschillende terreinen van duurzaamheid concrete maatregelen denkbaar. In dit hoofdstuk wordt een algemeen kader geschetst en nader ingegaan op de maatregelen die het ruimtelijk domein raken.

Onzekerheden

Op mondiaal, europees en landelijk niveau is het lastig om te voorspellen wat de impact zal zijn van klimaatveranderingen. Op regionaal en gemeentelijk niveau is het schier onmogelijk. Waar krijgen we last van teveel water? Waar blijft het te lang droog? Waar zorgt het water voor overlast in de vorm van natte voeten? En waar loopt het water juist te hard weg waardoor er tekorten optreden en droogte ontstaat? Andere vragen zijn bijvoorbeeld: wat is de invloed op onze flora en fauna? Op de gevolgen voor de volksgezondheid? Op onze behuizing of op onze vakantiekeuze? Het zijn vragen waar nog niemand de exacte antwoorden op weet. Kleine feitjes, toevalligheden, natuurlijke omstandigheden, kunnen er voor zorgen dat iets in Doetinchem heel anders uitpakt, dan in een vergelijkbare plaats op enkele tientallen kilometers afstand. En het kan zelfs zo zijn dat de situatie er in het oosten van de gemeente heel anders uitziet dan in het westen. Zo zorgt de ligging van Doetinchem ten opzichte van de heuvel van Montferland er bijvoorbeeld voor dat er in Doetinchem minder neerslag valt dan ten oosten van diezelfde heuvel.

Gemeentelijke ambitie

Ondanks deze onzekerheden wil de gemeente Doetinchem anticiperen op eventuele veranderingen en op z’n minst nadenken over wat er zou kunnen gebeuren en hoe je daar mee om moet gaan. Sinds 2004 voert de gemeente Doetinchem een actief duurzaamheidsbeleid. De eerste jaren was dit vooral gericht op klimaat en energie (klimaatagenda 2004-2008). Later zijn hier bredere duurzaamheidsthema’s aan toegevoegd zoals duurzaam inkopen en duurzame mobiliteit (klimaatplan 2009-2012). Ook bij de afvalverwerking speelt duurzaamheid een rol.

College-akkoord

In het programma-akkoord Ruimte voor Elkaar 2010-2014 heeft de gemeente de ambitie uitgesproken een duurzame leefomgeving te willen creëren waarbij het groen en de waterhuishouding in balans zijn met de wensen en behoeften van de mens. De wens is geuit om de CO2-emissie vóór 2030 met 50% terug te dringen en daarmee de negatieve effecten van de menselijke consumptiemaatschappij voor het klimaat te reduceren. In het akkoord is benadrukt dat de gemeente kennis beschouwt als een belangrijk aspect om de duurzaamheid te waarborgen. In de praktijk betekent dit dat de gemeente het geven van voorlichting, als belangrijk instrument beschouwt om bijvoorbeeld het gebruik van zonnecellen en groene daken te stimuleren.

Woonvisie

In de Woonvisie wordt gepropageerd om in de bestaande bouw te investeren in duurzaamheid. Gedacht wordt aan de besparing en het zelf winnen van energie, het verlengen van de levensduur van woningen, en het gebruik van duurzame materialen in de woningbouw en renovatie. De ambitie is het garanderen van woonkwaliteit voor iedere inwoner van Doetinchem. Tegelijkertijd moeten de woningen ook voor iedereen betaalbaar zijn. Kwaliteitsverhogende maatregelen zijn vaak duur en leiden soms tot hogere woonlasten. Wel zal het investeren in duurzaam energiegebruik op de lange termijn weer leiden tot betaalbaarheid. Bij betaalbaar wonen moeten alle woonlasten worden betrokken en daar vallen dus ook de servicekosten, het energiegebruik, gemeentelijke lasten en vergelijkbare posten onder. De ruimtelijke aspecten van deze insteek zitten ‘m vooral in het esthetisch beeld (historisch karakter) dat ontstaat bij het handhaven van woningen en de fysieke verschijning van voorzieningen voor het opwekken van energie. Denk bijvoorbeeld aan de plaatsing van de zonnepanelen.

Particulier initiatief

Los van alle overheidsinspanningen, is het van belang dat er particuliere initiatieven op gang komen. Voor het landelijk gebied bestaan er ideeën voor het kweken van gewassen voor vergisting en biogas. Het is niet ondenkbaar dat er vandaag of morgen een ondernemer opstaat met de wens om een biomassacentrale te bouwen. Particulieren zouden met het voorstel kunnen komen om kleine windmolens die zijn toegespitst op één of enkele huishoudens achter hun huis te plaatsen. Rekening houdend met alle andere factoren, is de rol voor de gemeente hier bij uitstek faciliterend. Op het ogenblik is het aantal initiatieven nog zeer beperkt, maar dat heeft vermoedelijk vooral te maken met belastingtechnische belemmeringen. De terugverdientijd van investeringen is nog erg lang. Als aspecten als deze veranderen, zijn er ook meer initiatieven te verwachten.

Regionale ambitie

Klimaatontwikkeling en duurzaamheid zijn bij uitstek grensoverschrijdende onderwerpen. De gemeente Doetinchem opereert dan ook voor een belangrijk deel onder de regionale paraplu.

De Achterhoek wil gebruik maken van zijn unieke ligging tussen allerlei kenniscentra. Tussen Food Vally (Wageningen), Techno Valley (Enschede), Health Valley (Arnhem/Nijmegen) en Industrial Valley (Ruhrgebied) wil de Achterhoek zich profileren als Sustainable Valley. Hierbij wordt ingezet op samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Een achtergrondgedachte bij deze ambitie is, dat een dergelijke profilering gunstig kan uitpakken voor de werkgelegenheid.

Zonne-energie

In het Akkoord van Groenlo (2009), is een aantal uitgangspunten vastgesteld voor de aanpak van duurzame energiewinning. De gemeente Doetinchem heeft zich via dit akkoord verbonden aan de afspraak om net als de andere gemeenten 30.000 m2 aan zonnepanelen te realiseren. Zonne-energie wordt gezien als een vorm van duurzame energie met een relatief hoge rentabiliteit. De inpassing van zonnepanelen in de ruimtelijke omgeving is echter niet zo eenvoudig. Braakliggende bouwgronden lijken op het eerste oog geschikt, maar met de aanleg van een zonnepark wordt wel een enorme claim gelegd op het betreffende gebied. Een alternatieve locatie is die van de vuilstortplaatsen. De gemeente Montferland heeft hiervoor gekozen. Andere mogelijkheden zijn vlakke (particuliere) daken of gemeentelijk vastgoed. De combinatie met industrieel erfgoed spreekt ook tot de verbeelding.

AGEM

In het kader van de Agenda Achterhoek 2020 wordt momenteel door de regio verder gewerkt aan thema’s als het duurzaam inkopen en duurzame mobiliteit. Daarnaast is de oprichting van de Achterhoekse Groene Energiemaatschappij (AGEM) een belangrijke ontwikkeling. Met de komst van de AGEM wordt er in de regio Achterhoek een grote stap gezet naar een duurzame energievoorziening. Met de AGEM verschuift het vraagstuk rondom energietransitie van gemeente naar de regio. De AGEM richt zich op duurzame energiewinning, het leveren van schone energie, het terugdringen van energiegebruik en de verduurzaming van het woningbezit. Het is een zelfstandige investeringsmaatschappij, die financieel wordt voorzien van startkapitaal vanuit het regiocontract en in regionaal verband op ambtelijke ondersteuning kan rekenen. Het zal naar verwachting dit jaar duidelijk worden of de oprichting van de AGEM kan worden gerealiseerd.

Duurzaamheidsagenda

Momenteel wordt in samenwerking met de andere gemeenten binnen de regio gewerkt aan een duurzaamheidsagenda voor de korte termijn. Er zijn structureel klimaatgelden (€ 30.000,=) in de begroting opgenomen om tot uitvoering van deze agenda te komen.

Provinciale en nationale wensen

Op de achtergrond zijn ook provinciale, landelijke en zelfs mondiale kaders van belang die weer hun effect hebben op de lokale omgeving. Een goed voorbeeld daarvan is de discussie over het plaatsen van windmolens. Vanuit het nationale beleid is de druk opgevoerd voor het plaatsen van windmolens over het gehele land. De provincie Gelderland neemt de kabinetsplannen serieus en verwerkt de nationale eisen in haar Omgevingsvisie. Voor zover de provincie bepaalde gebieden geschikt acht voor het onderbrengen van windmolens, wordt dit vastgelegd. Het is nog niet duidelijk hoe er op dit punt over het Doetinchems gebied wordt gedacht. De gemeente Doetinchem zelf is altijd een tegenstander geweest van de plaatsing van windmolens op haar grondgebied vanwege de landschappelijke aantasting, maar zal mogelijk opnieuw moeten reageren op een beslissing van de provincie.

Over de winning van onconventionele gassen bestaan geen onzekerheden over en weer. Provinciale Staten hebben in het voorjaar van 2013 een motie over de winning van schaliegas aangenomen. In de motie wordt gesteld dat ‘de winning van onconventionele gassen niet past in de Gelderse visie op duurzaam gebruik van de ondergrond zolang de consequenties niet helder in beeld zijn gebracht’.

Het landelijk beleid doet meer dan het opleggen van regels en verplichtingen. Van 2009 tot en met 2012 hebben de verschillende gemeentes gebruik kunnen maken van de zogenaamde SLoK-regeling die staat voor Stimulering van Lokale Klimaatinitiatieven. Gemeentes stelden in dit kader zelf een klimaatprogramma op via de methodiek van het toenmalig ministerie VROM. In het verlengde daarvan wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe duurzaamheidsagenda om zo opnieuw in aanmerking te komen voor subsidiëring.

Aspecten in de structuurvisie

Alhoewel de trend klimaatverandering en duurzaamheid in verschillende beleidstukken breed wordt omschreven, spitst de aandacht zich in de praktijk vooral toe op het energievraagstuk. De noodzakelijke ruimtereservering voor duurzame energieproductie is weliswaar een ruimtelijk aspect, maar er zijn er meer die in het kader van de structuurvisie om aandacht vragen. Denk aan de groen/blauwe investeringen, de aandacht die er in deze structuurvisie is voor de relatie bebouwing/ hoogwaterproblematiek (zie opgave Ruimte voor het water) en de omslag van nieuwbouw naar herbestemming en sloop (zie opgave Acupunctuur in de stad en trend Leegstand en herbestemming).

Opwarming in de stad

Als gevolg van verwachte klimaatveranderingen, zullen steden de komende jaren geconfronteerd worden met de toename van warmte. In een stenige en verdichte stad zijn de gevolgen van temperatuurstijgingen sterker voelbaar dan op het platteland. Inwoners zullen in de opwarmende steden behoefte hebben aan verkoeling.

Groene daken en muren kunnen een bijdrage leveren bij het temperen van de temperatuur, het afvangen van fijnstof, het visueel aantrekkelijker maken van plekken, maar ook als duurzaam alternatief voor gevels of dakbedekking. Groene daken worden al regelmatig aangelegd, maar groene gevels amper.

Zogenaamde koelteparken, groenzones en met name waterkanten kunnen in de warme zomermaanden hun nut hebben. In het uitloopgebied van De Huet is al een start gemaakt met het planten van bomen voor extra schaduw en het gebruik van koele luchtstromen van de rivier. In Doetinchem zijn nog onvoldoende plekken optimaal ingericht om aan de vraag te voldoen. De rivierkanten bij de Gaswal, bij sportpark Zuid en in de omgeving van het project Iseldoks en bij de Wijnbergseweg bieden nog veel kansen om alsnog een aangename koele verblijfsplek te realiseren.

Waterlopen en met name stromende beken in en nabij de stad kunnen een rol spelen bij de natuurlijke verkoeling van de omgeving. Ook kan worden onderzocht of de stedenbouwkundige opzet van de stad de natuurlijke luchtcirculatie kan ondersteunen. Misschien zijn er mogelijkheden om de luchtstromen beter te geleiden door letterlijk fysieke ruimte te maken voor de koele lucht die vanaf de rivier de stad in wil. De lager gelegen rivier tegenover de hogere rivierduinen biedt kansen op dat punt. De structuurvisie-opgave Stad aan de rivier is bij uitstek de opgave waarin dit aspect moet worden meegenomen.

Wateroverlast

Vanwege de klimaatontwikkeling worden meer en heviger piekbuien verwacht. Bij langdurige regenval (augustus 2010) is gebleken dat op diverse plaatsen in de regio beken buiten hun oevers traden en wateroverlast in de bebouwde kom ontstond. Onder andere in Lichtenvoorde. De gemeente Doetinchem wil anticiperen op dit verschijnsel en ruimte creëren om het water tijdelijk te kunnen bergen en wateroverlast en waterschade te voorkomen. Ook lijkt het zinvol om het water beter vast te houden als middel tegen eventuele verdroging. Tenslotte kunnen de ontwikkelingen op den duur aanleiding zijn voor het maken van “watergestuurde” keuzes als het gaat om de handhaving van bebouwing op kwetsbare plekken. In de structuurvisie-opgave Ruimte voor het water wordt hier nader op ingegaan.

Stadslandbouw

De gemeente ziet kansen om slimme verbindingen te leggen tussen knelpunten en kansen. Stadslandbouw op braakliggende terreinen, waar mensen met een zorgbehoefte of met een werkbegeleidingstraject ingezet kunnen worden om lokaal groenten te verbouwen zijn interessante opties. Vanuit het kader duurzaamheid wordt gekeken naar mogelijkheden hiervoor. In andere steden wordt ook al geëxperimenteerd met dit item waarbij aansluiting wordt gevonden bij het aanwezige industriële erfgoed (Amsterdam, Deventer).

Duurzaam herbestemmen

Deze tijd vraagt aandacht voor het duurzaam herbestemmen. Dit is niet in alle gevallen een optie, maar de afweging moet wel vaker gemaakt worden. Het gemeentelijk vastgoed kan zich onderscheiden omdat de verduurzaming een positief effect heeft op de gebruikslasten. Daarnaast kan een duurzame herbestemming in verschillende opzichten opwegen tegen sloop, wat ook het nodige met zich meebrengt. Een eerste investering is noodzakelijk om deze combinatie mogelijk te maken.

3.5 Leegstand en herbestemming

Herbestemming is al jaren een belangrijk item in het wereldje van de cultuurhistorie. Nadat 2011 is uitgeroepen tot het Jaar van de herbestemming is het thema ook volledig doorgedrongen tot andere disciplines binnen de ruimtelijke ordening. Meerdere wethouders hebben het thema inmiddels specifiek benoemd in hun portefeuille. Herbestemming is volledig opgenomen in diverse landelijke en provinciale subsidieregelingen.
Als gevolg van de bevolkingskrimp in combinatie met een economische recessie, wordt het item nu in één adem uitgesproken met het begrip leegstand. De gemeente Doetinchem neemt het leegstandsprobleem serieus en ziet de kansen van herbestemming. Verschillende afdelingen houden zich hiermee bezig.

Probleemstelling

Leegstand kan om verschillende redenen ontstaan, waardoor er ook verschillend mee om moet worden gegaan. Er is leegstand omdat er teveel is gebouwd (verkeerde inschatting). Er is leegstand vanwege het overbodig worden van een functie (teveel fysieke winkels). Vanwege de inruil voor een beter/ nieuwer pand en behoefte aan modernisering. Vanwege de financiële last, vaak in combinatie met achterstallig onderhoud (een monument). Of vanwege een gewijzigde ruimtelijke situatie van de omgeving waardoor het bedrijf minder goed functioneert of de bewoner minder prettig woont.

De impact van leegstand varieert enorm, afhankelijk van waar de panden staan en of het er één is of meerdere bij elkaar. De impact is ook heel anders als het om nieuwbouw gaat of oudbouw, of de conditie van het pand goed of slecht is en of er nog onderhoud wordt gepleegd op de locatie. Aan het gebouw en aan de ruimte er omheen.

In heel Nederland is het steeds de vraag of ieder pand weer gevuld kan worden en of die noodzaak er ook is. Bij de keuze tussen herbestemmen en sloop spelen onder andere afwegingen in het kader van ruimtelijk fysieke omstandigheden (stadstructuur), functionele omstandigheden (winkelstraat als structuur), sociale aspecten (kern of ontmoetingspunt van dorp of wijk), maar ook de beschikbare financiën, het aantal belanghebbenden, de waarde van het gebouw (cultuurhistorisch, emotioneel, economisch) en zo meer.

Strategieën

Sinds het Jaar van de herbestemming is er veel gebeurd. Het Nationaal Programma Herbestemming is ontwikkeld met daaraan gekoppeld congressen, een biënnale herbestemming, een eigen website, de benoeming van het H-team Herbestemming, een Nationale Agenda en de ondertekening van de Akte van Herbestemming door een breed scala aan instanties en overheden.

Ook zijn er financiële regelingen in het leven geroepen om herbestemming van monumentale panden mogelijk te maken. In het nieuwe bouwbesluit wordt nu rekening gehouden met bestaande bebouwing. Het gevolg is, dat er minder ingrijpende veranderingen nodig zijn om een oud pand geschikt te maken voor hergebruik. De VNG heeft een modelverordening leegstand opgesteld. Daarmee wordt een meldingsplicht leegstand ingesteld, maar neemt de druk ook toe om een pand opnieuw te gebruiken. De eigenaar kan het pand niet zonder meer leeg laten staan.

En dan zijn verschillende partijen actief bezig met het bedenken van nieuwe maatregelen en activiteiten ter stimulering van de herbestemming. Herbestemming wordt in veel gevallen verkozen boven sloop omdat het hergebruik van gebouwen voorkomt dat belangrijke structuren en daarmee de identiteit van een stad of dorp, worden aangetast. Het kan in sommige gevallen ook de duurzaamheid ten goede komen als er voor herbestemming wordt gekozen.

Verschillende ministeries, erfgoedinstanties, scholen en academies, het IPO (interprovinciaal overleg), de TU Delft, de VNG, het Nederlands Architectuurinstituut, het Nationaal Restauratiefonds, de NIROV, het Team Ruimtelijke Kwaliteit Nederland, Bouwend Nederland, de Dienst Landelijk Gebied hebben in 2011 de Akte van Herbestemming ondertekend en volgen de Nationale Agenda voor herbestemming.

De VNG heeft een handreiking opgesteld hoe om te gaan met leegstand en herbestemming en daarbij een interessant schema geleverd. Aan de hand van deze argumentenkaart (zie bijlage Argumentenkaart herbestemming) kunnen gemeenten zelf een inschatting maken of herbestemming wel of niet een item van belang is voor hen.

Omdat de noodzaak tot het maken van een bewuste keuze steeds groter wordt, gaat men ook steeds bewuster om met de keuzecomponenten. Terwijl sloop eerder nog wel eens de meest eenvoudige oplossing leek, wordt er nu druk gerekend aan de consequenties. Wat kost de sloop van het pand met verplichte onderzoeken naar asbest, vervuiling en dergelijke? Wat komt er voor terug en voor wiens rekening? Wat zijn de aanleg- en beheerkosten voor de nieuwe invulling? En hoeveel tijd kosten de verschillende procedures bij elkaar?

Soms is het verstandig om eerst te gaan voor de energiekosten van een verlaten gebouw, er een tijdelijke invulling voor te zoeken en ondertussen te zoeken naar de meest duurzame oplossing voor de langere termijn. Doetinchem past dat al bij verschillende gebouwen toe.

Het probleem van herbestemming is in Doetinchem niet te vergelijken met plaatsen in bijvoorbeeld het westen van het land vanwege de daling van bevolkingsaantallen in de Achterhoek. Het aantal nieuw toe te laten woningfuncties is zeer beperkt. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt de afweging gemaakt toch een extra woonfunctie toe te staan. Dat gebeurt bijvoorbeeld in cultuurhistorisch waardevolle boerderijen door middel van woningsplitsing.

Probleemsectoren

Leegstand is onder te verdelen in verschillende sectoren. Per gemeente en/of gebied komt er meer of minder leegstand in de ene of andere sector voor. De ontwikkeling naar de toekomst zal vaak ook regionaal gebonden zijn.

Winkels

Als we het over leegstand hebben, dan denken we waarschijnlijk het eerste aan de leegstand van winkels, al dan niet gelegen in winkelcentra. Over die leegstandsvorm wordt relatief veel gesproken vanwege de zichtbaarheid in het straatbeeld. Met uitschieters naar boven (Limburg 9%) en naar onderen (Amsterdam 2%) hebben de steden van middelgrote en grote omvang gemiddeld te kampen met een percentage van rond de 6% leegstand. De voorspelling is, dat dit percentage snel zal stijgen, dat grotere winkelketens zich meer zullen richten op de grotere steden en dat krimpgebieden de grootste neergang zullen kennen.

Kantoren en bedrijven

Andere vormen van leegstand zijn zichtbaar op kantorenlocaties en bedrijventerreinen. De percentages voor die sectoren schommelen van 6 tot 15% of meer. De leegstand is vaak zichtbaar op de grotere locaties. Bijvoorbeeld in de omgeving van Utrecht en Amersfoort. Er is daar te lang doorgebouwd in de hoop dat er markt voor de gebouwen zou zijn. Het nieuwe werken is één van de oorzaken voor het leeglopen van kantoren en bedrijven.

Maatschappelijke voorzieningen

De leegstand binnen andere sectoren is ogenschijnlijk kleiner, maar de impact daarom niet minder. Het gaat vaak om gebouwen die het functionele, ruimtelijke of sociale hart vormen van een wijk of dorp. We hebben het dan over de leegstand van scholen, kerken, bibliotheken, culturele instellingen, zorginstellingen en overige gebouwen die nu bestemd zijn voor maatschappelijke voorzieningen.

De leegstand van de kerken is een landelijk probleem dat al enige tijd speelt en deels voortkomt uit de ontkerkelijking. De leegstand van gebouwen voor zorgfuncties is nog niet massaal aan de orde, maar kan ontstaan bij een veranderende maatschappij waarin mensen meer op zichzelf zijn aangewezen. De leegstand van scholen en andere maatschappelijke voorzieningen is vooral een probleem in de krimp- en anticipeergebieden en tekent zich geleidelijk aan af.

Boerderijen

De leegstand van boerderijen speelt en zal gaan spelen in de gebieden waar de agrarische sector traditioneel een groot belang kende. De rol van de agrariër verandert, het aantal agrariërs zal gaan afnemen en de bebouwing blijft nutteloos achter als daar geen beleid op wordt gevoerd.

Woningen

De leegstand van woningen is landelijk gezien nog niet massaal, maar in de krimpregio’s is het slopen van wijken en dorpen al aan de orde. Leegstand van woningen is iets wat ongetwijfeld zal toenemen als bevolkingsaantallen verder afnemen. Het is niet te zeggen waar deze trend het eerste zichtbaar zal zijn als het gaat om het type wijken. Er zijn verschillende redenen voor mensen om ergens te wonen. Een situatie waarin de wijken met veel kwaliteiten te maken krijgen met leegstand, is net zo goed denkbaar als de omgekeerde situatie omdat in die wijken bijvoorbeeld minder wordt betaald voor een woning.

Erfgoed

De leegstand van erfgoed neemt een aparte positie in en manifesteert zich in alle genoemde sectoren. Daarnaast zijn er nog de gebieden met industrieel erfgoed. Zodra een leegstand pand een bepaalde cultuurhistorische waarde bevat, zal er met een andere blik naar worden gekeken. Er kan meer aan gelegen zijn om het pand te behouden en er zijn meer financiële mogelijkheden om dat te doen. Tegelijkertijd kunnen de kosten ook hoger liggen en moet duidelijk zijn dat behoud onmogelijk is zonder een bepaalde investering. Afhankelijk van de status is het vergunningentraject meer of minder complex.

De situatie in Doetinchem

Binnen Doetinchem is er aandacht voor alle mogelijke sectoren waar leegstand bestaat/ c.q. kan gaan optreden. De aanpak en oplossingsrichtingen is divers en varieert van structuuraanpak tot objectmatige aanpak.

Er is nog geen sprake van één beleidslijn die alle sectoren onder zich verenigt, maar er zijn al wel diverse maatregelen getroffen om leegstand tegen te gaan. Ook zijn er plannen in voorbereiding die er toe moeten leiden dat potentiële gebruikers en eigenaren van leegstaande panden elkaar weten te vinden.

In de achterliggende jaren zijn belangrijke gebouwen zoals het voormalig postkantoor en het onderwijsgebouw Brewinc herbestemd. Er lopen onderzoeken naar de potentie van het industrieel erfgoed voor herbestemming en er is een eerste aanzet gedaan om de problematiek voor scholen en kerken in beeld te brengen.

Van de dertig kerken binnen de gemeente, zijn er vijf die al leeg staan of binnenkort leeg komen te staan. Van de 64 schoolgebouwen komen er, voor zover nu te overzien, 13 leeg te staan. Naar verwachting zal Doetinchem ook met leegstand te maken krijgen als het over woningbouw gaat. Op het platteland is eveneens de tendens te bespeuren van meer leegstaande boerderijen. Dat lijkt pas het begin.

Mede gezien het forse tempo waarin de leegstand zich openbaart, bestaat er behoefte om nog beter in kaart te brengen waar de problemen in Doetinchem zich afspelen/ gaan afspelen en welke strategie gevolgd moet worden. Het is alleen al om financiële redenen onmogelijk om op de lange duur in iedere situatie in te springen als gemeente. Er moeten meer strategisches keuze gemaakt worden. Kiezen we voor een nieuwe locatie of kunnen we de ontwikkeling ook op een van onze andere locaties bouwen of verbouwen?

Het opstellen van een prioriteitenlijst, een beslisboom (sloop/ herbestemming) en een aanbeveling voor anticipeermaatregelen, moet zorgen voor een krachtig en uniform beleid op het punt van leegstand en herbestemming.

Ruimtelijke impact

Verschillende structuurvisie-opgaven spelen in op de trend leegstand en herbestemming. In de opgave Acupunctuur in de stad wordt er vanuit gegaan dat Doetinchem te maken zal krijgen met de leegstand van woningen. Daar zijn verschillende strategieën voor bedacht.

In de opgaven Eidentiteit en Stad aan de rivier wordt er vanuit gegaan dat leegstand zo veel mogelijk moet worden voorkomen. De gemeente zal ruimte bieden aan nieuwe functies die de aantrekkelijkheid van Doetinchem verder vergroten. Mocht er toch nog sprake zijn van teveel leegstand dan zullen functies zoals winkelbestemmingen zoveel mogelijk worden gecentraliseerd.

In de opgave Beleef het land is het uitgangspunt een levendig en goed functionerend buitengebied. De stelling is, dat functieverandering deels moet voorkomen dat leegstand een groot probleem wordt in het buitengebied. Ondanks dat vraagt dit onderdeel nog om meer aandacht en anticiperende maatregelen.

In de opgave Ruimte voor het water wordt het standpunt ingenomen dat leegstand op bedrijventerreinen de aanleiding kan zijn om over te gaan tot herschikking waardoor het water weer meer de ruimte kan krijgen.

In de opgave Gaanderen gaaf en Wezenlijk Wehl is de koestering van dorpsstructuren en het behoud van cultuurhistorische panden met name genoemd.

Conclusie

De trend leegstand en herbestemming is zeer actueel voor de gemeente Doetinchem. Naar verwachting zal dit alleen nog maar verder toenemen. Binnen het kader van de verschillende structuurvisie-opgaven is hier op ingespeeld. Om een krachtig beleid te voeren op dit specifieke onderwerp, is er behoefte aan nieuwe instrumenten. Gedacht wordt aan een prioriteitenlijst, een beslisboom sloop/herbestemming en anticipeermaatregelen. Instrumenten die het doen van strategische keuzes mogelijk moeten maken.

Op basis van een heldere strategie, kan ook worden bepaald welke middelen beschikbaar zijn om gewaardeerd vastgoed te kunnen behouden en voor welk vastgoed ze worden gereserveerd. Ook moet waar mogelijk flexibele regelgeving worden gestimuleerd zodat er geen belemmeringen zijn voor het toestaan van nieuwe, interessante functies.

Verschillende afdelingen houden zich binnen de gemeente vanuit hun eigen vakgebied bezig met leegstand en herbestemming. Samenwerking kan mogelijk nog geoptimaliseerd worden als bovengenoemde instrumenten voorhanden zijn. Deze actie is opgenomen in het hoofdstuk Uitvoering.

3.6 Toename belang van beleving

Het is al enige jaren dat er wordt gesproken over beleving en de beleveniseconomie. Het woord beleving staat voor de manier waarop je iets ervaart of interpreteert. Het is per definitie een persoonlijke ervaring. Beleving is een belangrijk item voor trendwatchers en psychologen. De belevingstrend is nog steeds actueel en de moeite waard om in deze structuurvisie aan de orde te laten komen. Beleving kan ervaren worden bij het drinken van een kop koffie, bij het binnengaan van een (fraaie) ruimte en bij het bewonen van een (nieuwe of getransformeerde) wijk. Het is iets wat bestaat of bewust gecreëerd kan worden. Dat laatste gebeurt onder andere door winkeliers, architecten en in musea.

Verschillende aspecten

Beleving kan ruimtelijke aspecten in zich hebben, maar een bepaalde beleving kan ook ontstaan op basis van een geur, geluid, smaak of waarneming van andere zaken dan de ruimte alleen. Dat kunnen bewegende beelden zijn (film), een digitale verbeelding of nog weer anders. De afgelopen jaren hebben musea geïnvesteerd in die beleving met de digitalisering van hun museastukken, begeleidende filmpjes, quizzen en interactieve spelen. Het is opvallend dat de directeur van het rijksmuseum er op voor staat, niets te hebben gedaan op dat gebied. Voor hem voldoet de wijze van presentatie van de museumstukken om de juiste beleving op te wekken. De stukken hebben veel omgevingsruimte en hangen in mooi contrast met de achtergrond. Belangrijk in zijn concept is ook de relatie die hij legt tussen kunst en de vaderlandse geschiedenis. Zo wordt er in iedere museumzaal een verhaal verteld.

Het gevoel is een ander aspect dat van invloed kan zijn op hoe iemand iets beleeft. Het is hier altijd koud, Wat is die deur zwaar, Die vloer is glad, zijn sentimenten die bijdragen aan een onaangename beleving. Tenslotte is er nog het veiligheidsgevoel. Iemand kan zich onveilig op een plek voelen, zonder dat hij of zij in alle gevallen kan omschrijven hoe dat komt.

Handelswaar

Het creëren van beleving is tegenwoordig handelswaar. Talloze ondernemers gaan zelf op zoek naar het toevoegen van een belevingsaspect waardoor hun zaak beter floreert, zoals het restaurant met live entertainment. Er zijn ook bureaus die zich hebben gespecialiseerd in de materie en collega’s helpen in de zoektocht naar de beste beleving voor hun zaak. Een voorbeeld daarvan is de ondernemer die Beleving Awards uitreikt en een Knuffel de klant-workshop organiseert. Een ander voorbeeld is de grote belangstelling voor het symposium Sturen op beleving, wat dit jaar werd georganiseerd.

Binnen het concept Mini-belevenis wordt geprobeerd om meervoudig gehandicapten, diep dementerende ouderen en ernstig zieke kinderen een paar uur afleiding te geven. De doelstelling is hier vooral ideëel. En dan zijn er de talloze belevingsuitjes zoals Het platteland van dichtbij, waar de klant kennis maakt met zogenaamde Ruwe locaties met een verhaal. Hier past zowel het commerciële als maatschappijbetrokken stempeltje op.

De organisatoren van evenementen doen niet anders dan het organiseren van beleving. De Nederlander zou niet meer zonder kunnen, wordt ons wijs gemaakt. Het lezen in een boek of in alle rust genieten van de natuur wordt door velen als saai ervaren. Zij missen de enerverende ervaring: de beleving.

Bij de afweging om bewust beleving te creëren, spelen verschillende drijfveren mee. Het kan de bedoeling zijn om een product of meerdere producten te verkopen (winkels), om bezoekers aan te trekken (musea en evenementen), maar de doelstelling kan ook breder en van langere duur zijn. De stedenbouwkundige en landschapsarchitect beogen bijvoorbeeld het creëren van een prettig verblijfplaats. Afhankelijk van de functie, moet de plek verrassend zijn of juist rustgevend en vertrouwd.

Ruimte en beleving

In deze structuurvisie speelt het aspect beleving bij verschillende onderdelen mee. Grofweg is er een verdeling te maken tussen de gewenste beleving in de wijken waar het wonen de belangrijkste functie is, de gewenste beleving in die stadsdelen waar het werken de belangrijkste functie is, de beleving in de multifunctionele wijken en stadsdelen en de beleving door de buitenstaander, de toerist.

Woonbeleving

De beleving van bewoners wordt vaak omschreven als woongenot. Het is de bedoeling dat de burgers van Doetinchem in een prettige, schone, veilige en gezonde omgeving wonen. Andere algemene voorwaarden zijn voldoende bereikbaarheid, voldoende voorzieningen en een voldoende onderhoudsniveau. Van de buitenruimte en de bebouwing.

In principe is de beleving in iedere woonwijk weer een beetje anders. Er zijn grote en kleinere verschillen. Dit heeft te maken met het karakter van de bebouwing (al dan niet historisch, koop of huur, goedkoop of duur), de mate aan openbare ruimte en de invulling daarvan. Die verscheidenheid bepaalt mede de identiteit van een stad of dorp en is belangrijk. De verschillen maken dat de bewoners van een bepaalde wijk een mate van eigenheid herkennen. Een goedkope wijk met een sobere inrichting kan in principe net zo’n positieve beleving sorteren als een dure wijk. Een voorwaarde is wel dat er aandacht is geschonken aan de inrichting, de structuren en de wensen van de bewoners.

Of een stedenbouwkundige er al dan niet in slaagt om een prettige woonbeleving te creëren kan van heel veel aspecten afhangen. Een basisprincipe is de noodzaak om een goede balans te vinden tussen rood (bebouwing), grijs (infrastructuur) en groen/blauw (park, water en dergelijke). Het is van groot belang dat de stedenbouwkundige een goede structuur maakt of weer terugbrengt als die verloren is gegaan. Dit betekent dat er bewust moet worden gekozen voor de juiste hoeveelheid bomen, maar ook voor het juiste formaat ten opzichte van de aanwezige bebouwing. Dat openheid en overzichtelijkheid samen gaan met geborgenheid en intimiteit, dat parkeerplaatsen niet overwegen in het overall beeld. En dat aansluitingen naar andere wijken of hoofdverkeerstructuren helder zijn. Ga zo maar door.

Voorzieningen die de woonwijk extra aantrekkelijk maken en van de woonwijk een thuis kunnen maken, zijn speelplekken, bijzondere plekken (monument), ontmoetingsplekken (pleintjes) en creatieve plekken (clubhuis, kunstobject, moestuin etc.). Deze toevoegingen zijn bij uitstek onderdelen waar bewoners iets van zouden moeten vinden. Als zij niet betrokken zijn, is de kans op een goed functioneren klein.

In de structuurvisie-opgave Acupunctuur van de stad komt deze materie uitgebreid aan bod.

Werkbeleving

Als we het hier over werkbeleving hebben, dan doelen we vooral op de zogenaamde werklandschappen: bedrijventerreinen en kantoorlocaties. Alhoewel die nog steeds bestaan en voorlopig ook nog zullen bestaan, is er wel een kentering zichtbaar. De oorspronkelijk monofunctionele gebieden ontwikkelen zich geleidelijk aan tot multifunctionele gebieden. Dit heeft onder andere tot gevolg dat er zich meer verschillende doelgroepen op en over de terreinen bewegen. Op den duur zal dit ook zijn invloed hebben op de gewenste beleving.

Zo is er een ontwikkeling denkbaar dat er meer differentiatie zal optreden. Afgezien van de individuele verschillen als gevolg van de opstelling van reclameborden en hier en daar een bijzondere kantoortuin, zijn de verschillen nu klein en is de inrichting van de openbare ruimte met name functioneel ingestoken. Voldoende parkeerruimte en overzicht op de aanvoerroute is overal aanwezig.

De laatste tijd komt er op steeds meer bedrijventerreinen in Nederland aandacht voor groen, ecologie en duurzaamheid. Het industriële karakter en de daaraan gepaard gaande beleving neemt daarmee af. Er komt een andere beleving voor terug. Iets dergelijks zou ook heel goed denkbaar zijn op het bedrijventerrein De Huet in het kader van de structuurvisie-opgave Ruimte voor het water.

Multifunctionele beleving

Het centrum van Doetinchem is bij uitstek het gebied waar de mulitfunctionele beleving domineert. Er wordt gewoond en gewerkt en mensen genieten er ook van het uitgaansleven, eten een hapje hier of daar, gaan er winkelen en flaneren langs de rivier.

Dat laatste is niet waar. Het zal pas het geval zijn als de structuurvisie-opgave Stad aan de rivier is uitgevoerd. De relatie tussen stad en rivier is nu onaantrekkelijk en levert alles behalve een positieve beleving op. De mogelijkheid om te zonnebaden op de oevers van de rivier of er met een glaasje in de hand langs te wandelen, bestaat nu niet. En zo zijn er meer kansen die de beleving in het centrum van Doetinchem kunnen doen toenemen.

Een interessante is het versterken en meer herkenbaar maken van de historische structuur. Deze structuurvisie-opgave is beschreven onder de naam Eidentiteit. Talloze onderzoeken hebben uitgewezen, dat mensen zich prettig voelen in een historische omgeving of een omgeving die daaraan refereert. Het doet er niet eens zoveel toe, om welke periode het gaat. Als mensen maar het gevoel krijgen dat ze deelnemer zijn aan de beleving van een bepaald tijdsbeeld. Een beeld wat uniek is voor de betreffende locatie.

Een ander aspect is de hoeveelheid functies en de variatie daarin. Doetinchem telt een aantal fraaie functies zoals de schouwburg Amphion, het cultureel centrum De Gruitpoort, de bioscoop en het stadsmuseum en de bibliotheek. Op sportief gebied zijn er ook de nodige voorzieningen, maar het aanbod is niet compleet. Het gevoel bestaat dat met name de tienerjeugd en studenten nog wel bepaalde wensen hebben. Het kan soms ook gaan om de combinatie van functies en de sfeer daarvan: denk bijvoorbeeld aan een hippe eetgelegenheid met geavanceerde multimediale mogelijkheden en een arbeidspool of een kamerverhuurbedrijfje.

Daarnaast zijn er ook nog aanvullende functies voor de stad denkbaar die bij uitstek vallen onder de spektakelbeleving. Denk aan een combinatie van karten, een klimmuur en diverse innovatieve sport-, spel- en leisure-onderdelen. In de directe omgeving van het centrum van Doetinchem is er ruimte voor dergelijke functies en het is de moeite waard om deze kans verder te onderzoeken.

Een ander belevingsaspect in de multifunctionele omgeving is de noodzaak om een hoogwaardige openbare ruimte te creëren met verrassende hoekjes (kansen op de achterterreinen van de Hamburgerstraat), intieme pleinen en pleintjes en krachtige verbindingen met de omgeving rondom. Net als in de woonwijken komt de structuur op de eerste plaats, maar is een opvolging van kleinere, bijzondere toevoegingen noodzakelijk. Ook hier kan gedacht worden aan de toevoeging van kunst, bijzondere ontmoetingsplekken, creatieve plekken en locaties waar ruimte is voor herdenking. De locatie van het joodse monument is prachtig ingericht. Door de relatie met de omgeving te verbeteren, kan de plek nog veel beter beleefbaar worden.

Groen, bestrating en de juiste toepassing van bebouwing zijn middelen, maar kleine elementen als geluidseffecten, een verlichtingsplan, aangename geuren en verkoelend water kunnen de juiste accenten leggen.

Toeristische beleving

De beleving van de toerist wordt bepaald als hij op de fiets zit in het buitengebied, met de trein aankomt op het station, met de auto over de Europaweg rijdt op zoek naar en hotel of door de binnenstad slentert om te winkelen en Doetinchem beter te leren kennen. Al die verschillende indrukken bepalen samen de beleving van de toerist en de kans dat hij of zij een tweede keer naar Doetinchem komt. Het is daarom zaak om negatieve indrukken zoals vertraging met de trein, het in de file staan met de auto, het verdwalen in de stad, of het tevergeefs zoeken naar schaduw op een stadsplein, te voorkomen. Het aantal aspecten waaraan moet worden gewerkt is dan ook niet te benoemen, zo groot. Het gaat om het goed functioneren van de infrastructuur, voldoende bewegwijzering, aandacht voor bijzondere functies zoals hotels en musea en – niet te vergeten- logica in de stad. De toerist voelt zich op z’n gemak als hij aangenaam wordt verrast door mooie doorkijkjes, bijzondere gebouwen, aparte winkeltjes en makkelijk verkrijgbare informatie over de plek. Hij heeft een hekel aan verdwalen. Herkenbaarheid van de stadsstructuur en logische verbindingen zijn erg belangrijk voor de toerist, die zich de plek van nature graag toe-eigent in niet al te lange tijd. Als aan deze eis is voldaan, dan is er eigenlijk nog niets bijzonders gedaan. Dan is het nog de kunst om dat wat echt kenmerkend is voor Doetinchem, op de best mogelijk manier te presenteren.

Conclusie

De ruimtelijke beleving begint in het wachthuisje op het perron, in het gras aan de slootkant en op het terras aan het water. Het is een vanzelfsprekende factor voor de bewoner en de werkende, maar die vanzelfsprekendheid komt niet vanzelf. Het creëren van een thuis op straat is een opgave op zich voor iedereen die zich bezighoudt met de vormgeving van stad en land. Het aspect beleving is van toepassing op iedere structuurvisie-opgave, maar komt in het bijzonder aan de orde in de opgaven Stad aan de rivier, Eidentiteit, Centrum optimaal en Beleef het land.

Wensbeelden

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_001.png

Het onderzoek naar de bestaande situatie en het betrekken van allerlei invloeden zoals de verschillende trends hebben voor de fysieke basis vijf wensbeelden opgeleverd. Voor het landschap, de bebouwing het verkeer en vervoer, het groen in stad en dorpen en het water ieder één. Dit zijn sectorale wensbeelden. Ideaalbeelden vanuit één perspectief bezien.

De wensbeelden worden in deze structuurvisie getoond, zodat de achtergrond en het waarom van bepaalde keuzes helder wordt. Ook kan bijvoorbeeld bij een actualisatie van de structuurvisie worden teruggepakt op de oorsprong van de uiteindelijk geformuleerde structuurvisie-opgaven. Tijdens integrale werksessies zijn de verschillende wensbeelden naast elkaar gelegd. Via discussie over alle elementen van onze ruimtelijke omgeving en de impact daarvan voor mensen, zijn uiteindelijk de structuurvisie-opgaven tot stand gekomen.

3.7 Landschap

Het wensbeeld voor landschap is een uitermate gevarieerd beeld waarbinnen de afwisseling van de verschillende landschapstypen, karakteristieken en bijzondere plekken een uiterst aangename beleving teweeg brengen. In het ideale landschap bestaat er een harmonieuze verhouding tussen de verschillende functies in het buitengebied en wordt de ruimtelijke esthetiek nergens indringend verstoord.

3.8 Bebouwing

Het wensbeeld voor de bebouwing toont een groene stad met sterke verbindingen en mooie routes. De stad bezit veel logica. Belangrijke knooppunten, kruisingen en stadsentrees laten zich herkennen door middel van specifieke oriëntatiepunten. Dat kunnen kunstobjecten zijn, architectonisch interessante gebouwen of nog weer anders. Het stedelijk weefsel is doorspekt van stedelijke attracties op plekken waar nu nog niet veel is te beleven. Er is een vitaal en historisch stadscentrum waar het langzaam verkeer qua beleving voorrang heeft op de automobilist. De omgeving van de Oude IJssel is de topattractie van de stad met veel levendigheid en afwisseling. De komende jaren worden als uitdagend beschouwd vanwege de demografische ontwikkeling.

3.9 Verkeer en vervoer

Het wensbeeld voor verkeer en vervoer is een infrastructuur die de gebruiker vlekkeloos bedient. Weg met de files, het oponthoud op het spoor en zoveel mogelijk doorstroming. Perfecte fietspaden en tunnels voor de fietser, goed openbaar vervoer voor alle doelgroepen en voldoende parkeergelegenheid voor de automobilist.

3.10 Groen in stad en dorpen

Het wensbeeld voor groen in de openbare ruimte toont een groene stad die schijnbaar naadloos aansluit op het buitengebied. De natuur dringt door tot in de poriën van de stad en eekhoorntjes en alle mogelijke andere dieren voelen zich vrij om zich in de stad te begeven. Het harde rood van de bebouwing in de stad en dorpen is ingepakt met groen langs de muren en op de daken en van verstening is geen plaats meer. Er heerst een aangenaam klimaat in de stad, het overtollig water wordt vastgehouden in wadi’s en parken en het langzaam verkeer heeft de overhand.

3.11 Water

Het wensbeeld voor water is een toename van aandacht voor waterveiligheid met bijbehorende consequenties, zoals het wijzigen van functies in bepaalde gebieden. Het water zou bij ieder planproces als sturende factor moeten worden meegenomen, waarbij het uitgangspunt is dat de natuurlijke habitat zo veel mogelijk wordt benaderd. Dit betekent dat verdrogingsgebieden natter moeten worden en dat beken en retentiegebieden overtollig water moeten opvangen. Historische waterstructuren worden hersteld en er komt meer aandacht voor de beleving van water.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_002.png
i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_003.png
i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_004.png
i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_005.png

Deel 4. Verantwoording

Ophaalbrug%20Doetinchem%20Mei%202006%20kopie.jpg

Opgaven

In deze structuurvisie maken we onderscheid tussen de opgaven die we al kennen (projecten en visies) en de nieuwe opgaven. De projecten en visies hebben we in het inventarisatiedeel al beschreven en op kaart laten zien.

De nieuwe opgaven zijn onderverdeeld in zogenaamde overkoepelende opgaven en opgaven voor deelgebieden. De overkoepelende opgaven hebben betrekking op hetzij het hele stedelijke gebied, hetzij het hele landelijke gebied en verdienen continue aandacht met als oogmerk de in deze structuurvisie omschreven doelen te bereiken.

De opgaven voor deelgebieden hebben iets meer het karakter van een project en vragen om een helder omschreven plan van aanpak met bij voorkeur een bijbehorende begroting. Uiteraard kunnen de overkoepelende opgaven ook resulteren in deelopgaven.

4.1 Acupunctuur in de stad

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_006.png

Inleiding

Als we naar de toekomst kijken en uitgaan van rekenmodellen en voorspellingen op het vlak van de demografie, dan mogen we er van uitgaan dat Doetinchem op termijn te maken krijgt met de gevolgen van krimp en vergrijzing. Het bevolkingsaantal neemt af en het aantal benodigde woningen wordt op termijn ook minder. Tegelijkertijd is het niet eenvoudig om te voorspellen waar de gevolgen het eerste zullen optreden. En wat er voor terug moet komen.

Een ander probleem is de kwalitatieve achteruitgang van bebouwing in bepaalde wijken in de stad. Ze voldoen niet meer aan de gewenste standaard en zijn verouderd of te klein geworden. Omdat de panden vaak eigendom zijn van woningbouwcorporaties of particuliere eigenaren, is de beschikbare informatie niet gelijkwaardig. Deze situatie kan vrij gemakkelijk een scheef beeld opleveren.

Een derde punt van aandacht zijn de signalen van de wijkregisseurs. Zij zien bepaalde wijken op sociale onderdelen achteruitgaan. Oorzaken zijn onder andere de verandering in bevolkingssamenstelling, veranderende behoefte aan specifieke voorzieningen, problemen op de arbeidsmarkt en dergelijke.

De verschillende ontwikkelingen hebben een grote impact op de in de jaren opgebouwde sociaal-maatschappelijke systemen, maar ze vragen ook om reacties binnen het ruimtelijk domein. De oplossingen zullen in de meeste gevallen in nauwe samenspraak met de huidige bewoners moeten ontstaan. De wijken zijn immers nog steeds populair en er zijn nog geen problemen met de verhuurbaarheid van woningen. Bovendien zal een groot deel van de huidige bewoners naar verwachting ook op hogere leeftijd in hun vertrouwde omgeving willen blijven wonen.

Opgave

Doelstelling van de opgave ‘Acupunctuur in de stad’ is het in harmonie doorontwikkelen van de stad op basis van bestaande kwaliteiten. Nieuwe omstandigheden vragen om relatief kleine en gedoseerde aanpassingen. Grootscheepse ontwikkelingen zullen nu niet het eerste instrument zijn. Eerder wordt gedacht aan kleine aanpassingen, renovaties en structuurverbeteringen. Het is niet uitgesloten dat er een moment komt waarop kleinere delen van een wijk of één specifiek gebouw worden gesloopt. Evenmin is het ondenkbaar dat er wordt geïnvesteerd in de renovatie van karakteristieke gebouwen of het maken van een passende toevoeging aan dergelijke gebouwen.

Het belangrijkste is, dat iedere ingreep weloverwogen gebeurt en op veel draagvlak kan rekenen. De ingreep moet iets bijdragen aan z’n omgeving en bij voorkeur een kwaliteit toevoegen. Dat kan nieuwe architectuur zijn, maar het kan ook een wijziging zijn die het mogelijk maakt om een wijk te verrijken met een nieuwe functie. Het helen, repareren en versterken van de uitgebreide groenstructuren in Doetinchem is zeker ook één van de kwaliteiten die kan worden opgepakt op plekken waar sprake is van een bebouwingsoverschot.

Aan de basis voor de ingrepen staat het onderzoek naar de identiteit van de wijk in combinatie met de vraag naar eigentijdse wensen en behoeften. Het is de bedoeling dat de burger zich blijft herkennen in z’n omgeving en toch kan wonen op een toekomstbestendige plek.

Aanpak

Om op ieder gewenst moment over te kunnen gaan tot een ingreep met de precisie van de acupunctuur, is het een voorwaarde om stad en dorpen goed te kennen. De afgelopen jaren zijn er veel onderzoeken gedaan naar de cultuurhistorische waarden binnen de gemeentegrenzen. Veelvuldige contacten tussen burger en gemeente hebben weer heel anderssoortige informatie opgeleverd. Met deze structuurvisie is daar nog een instrument bij gekomen. De zogenaamde Matrix Stedenbouwkundige Typologieën (zie Bijlage 5). In de matrix is een groot aantal aandachtspunten opgenomen per woonmilieu. Zo wordt in het centrum bijvoorbeeld aandacht gevraagd voor de relatie met de rivier, met het aangrenzende plantsoen en er wordt gewezen op belangrijke aspecten als het intensief ruimtegebruik en de functiemenging. Een uitnodigende verblijfskwaliteit wordt als een belangrijk aandachtspunt voor dit woonmilieu beschreven. Op het moment dat er problemen worden voorzien in een bepaald deel van de stad of in de dorpen, kan deze matrix met de bijbehorende toelichting en plattegrond als hulpmiddel worden gehanteerd.

De matrix blijft een dynamisch product dat in de loop van de tijd door aanvullingen in het gebruik kan wijzigen. Hij vermeldt uitsluitend de voor het betreffende woonmilieu heel typerende aandachtspunten.

Algemene aandachtspunten zijn:

• de (historische) structuur

• de specifieke kwaliteiten van de wijk

• de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van de wijk

• de infrastructuur, waaronder het netwerk van verbindingen voor langzaam verkeer, in de wijk

• de verkeersveiligheid

• het parkeren van auto’s

• de sociale veiligheid

• de waardevolle (ensembles van) gebouwen: beeldbepalend, architectonisch en/of cultuurhistorisch

• duurzaamheid

Onderzoeksvragen

Vanwege de dynamiek, is het zinvol om de matrix bijvoorbeeld tweejaarlijks te bekijken op actualiteitswaarde. Uiteraard kunnen tussentijdse bevindingen ook aanleiding zijn om het instrument aan te passen. De monitoring kan met een stedenbouwkundige blik gebeuren, maar het is zeker zo belangrijk dat de wijkregisseurs de matrix als instrument oppakken en introduceren bij de wijken.

Gelijktijdig met het monitoren, zou het goed zijn om te inventariseren welke onderzoeken er nog nodig zijn om het informatieniveau tussen de verschillende stadsdelen en wijken op peil te brengen. Dat kan gaan om informatie over typologie en karakteristieken van bebouwing. Over het onderhoudsniveau van de bebouwing. Of over de te repareren groenstructuren in detail.

Huidige denkrichtingen en oplossingen

Zoals eerder aangegeven is het nu nog niet duidelijk wat er allemaal op ons af komt en waar de eerste problemen zullen ontstaan. Tegelijkertijd wordt de thermometer gehanteerd door zowel wijkregisseurs als wooncorporaties. Woningbouwcorporatie Sité trekt samen met de gemeente op bij het maken van een analyse van eventuele problemen in de noordoostelijk gelegen wijken. Daarna zal ook gezamenlijk naar oplossingen worden gezocht.

Daarnaast heeft de gemeente aan het onderzoeks- en visierapport Naoorlogse wijken een mooi inspiratiedocument. In dat document en tijdens vervolgsessies in de vorm van workshops zijn bijvoorbeeld voorstellen gedaan om nieuwe oplossingen te zoeken voor de vele auto’s die nu een negatieve uitstraling hebben op het straatbeeld. Als er minder bebouwing nodig is, ontstaat er meer ruimte voor fraai inpasbare parkeerkoffers. Ook zijn er suggesties gedaan om de grote achterterreinen in bepaalde wijken geschikt te maken voor nieuwe functies zoals kleinschalige activiteiten aan huis. Er zijn ideeën om de zogenaamde groene hofjes een meer verbindende rol te laten spelen in de wijkstructuur. En er zijn voorstellen om een aantal grotere groenstructuren nieuw leven in te blazen. Denk daarbij aan de Van Hogendorplaan en park Overstegen. Tenslotte liggen er op infrastructureel gebied nog diverse uitdagingen. De uitkomsten van de workshops zouden nog gebundeld kunnen worden tot slagvaardig instrument en voor wijken waar deze sessies nog niet hebben plaats gevonden, zou iets dergelijks kunnen worden opgezet.

Randvoorwaarden

Om van deze opgave een succes te maken, is alertheid op veranderende situaties in de stad en dorpen van belang. Daarnaast is het ‘up to date’ maken en houden van informatie over de kwaliteiten van de stad een voorwaarde om kwaliteitsvolle ingrepen te kunnen doen. Hier zal soms nog aanvullend onderzoek voor nodig zijn. Samenwerking met eigenaren, huurders, woningbouwcorporatie, maar ook winkeliers en andere ondernemers moet draagvlak creëren voor initiatieven en uitmonden in gedeelde lasten.

4.2 Beleef het land

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_007.png

Inleiding

De aantrekkelijkheid van het buitengebied van Doetinchem is voor toeristen één van de belangrijkste redenen om de gemeente te bezoeken. Het buitengebied is ook de warme deken voor de Doetinchemse dorpen en buurtschappen. En steeds meer is het buitengebied ook een geliefd uitloopgebied voor inwoners van de stad Doetinchem en de dorpen Gaanderen en Wehl. Tenslotte is het natuurlijk de woon- en werkbasis voor een groot deel van de bewoners van onze gemeente.

Belangen

De gebruikers van het buitengebied hebben soms sterk wisselende belangen en in sommige gevallen zijn die ook conflicterend met elkaar. De functies recreatie, natuur, cultuurhistorie, bewoning en agrarisch gebruik gaan niet altijd even goed samen. Nationale, provinciale en gemeentelijke regelgeving zijn toegepast om de verschillende functies van het landschap naast elkaar te laten bestaan. Zo is vanuit het rijksbeleid de EHS met zijn zoneringen ingesteld voor de natuur en het Reconstructiegebied met zijn zoneringen voor de landbouw. De gemeente heeft zelf haar regels vastgelegd via het bestemmingsplan buitengebied. Het plan kent onder andere de dubbelbestemmingen “agrarisch” en “agrarisch met waarden”. En dan is er nog het Landschaps Ontwikkelings Plan waarin een pleidooi wordt gehouden voor de noodzaak om alle functies in harmonie naast elkaar te laten bestaan. Tenslotte zijn er informatieve kaarten van de gemeente, die niet zozeer regelgevend zijn, maar zeker een nadrukkelijke adviesfunctie hebben. Deze kaarten (landschapstypen en landschapsstructuurkaart) zijn te vinden als bijlage binnen deze structuurvisie en worden beschouwd als belangrijk kader voor ingrepen in het landschap.

Eén belang

Voor wie de verschillende regelgevingen en adviezen naast elkaar legt, zal zien dat het een enorme klus is om binnen dat buitengebied met al zijn bestemmingen de verschillende belangen goed te dienen. In deze opgave is gezocht naar dat ene integrale, gemeenschappelijke belang dat voor iedere speler in het buitengebied geldt. Dat belang is gevonden in de “beleving van het landschap”. Het is voor de recreant waardevol om zich door een landschap te bewegen met voldoende afwisseling, bruikbare routes, plekken die verrassen en rustpunten om bij te komen en te genieten. Het is voor de bewoner van belang om in alle rust te genieten van de door hem of haar zelf gekozen omgeving en de gebruiksmogelijkheden daarvan. Het is voor de speler die werkzaam is in het gebied van belang dat zijn werk wordt gewaardeerd en dat er draagvlak is voor zijn of haar activiteiten. De opgave ‘Beleef het land’ zoekt een weg om die belevingsaspecten te ontwikkelen tot de krachtige motor van het buitengebied.

Opgave

Doelstelling van deze opgave is het behoud en de versterking van bestaande landschapskarakteristieken. Binnen het gevarieerde landschap moet er extra aandacht komen voor de cultuurhistorische parels. Dit samenspel kan de attractiviteit van het buitengebied verder vergroten. Door gebruik te maken van de grote verschillen in het landschap, wordt het mogelijk om functies onder te brengen in de gebieden die zich daar het beste voor lenen. Een recreatief netwerk verbindt in deze ambitie de uiteenlopende kwaliteiten met elkaar.

Gebiedskennis

Om de doelstellingen mogelijk te maken, is goede gebiedskennis een vereiste. De afgelopen jaren zijn verschillende onderzoeken gedaan waardoor dat punt nu op orde is. De gemeente heeft de natuurwaarden in beeld en sluit daar nu al actief op aan met verschillende natuurprojecten. De inventarisaties hebben ook een goed beeld opgeleverd van de ruimtelijke kwaliteiten van het buitengebied. Te denken valt dan aan niveauverschillen in het landschap, de contrasten tussen open en besloten gebieden, de coulissewerking, bospartijen, het effect van wegbegeleiding door laanbeplanting, struwelen, natte en droge landschappen, maar ook de verschillende type wegen: zandpaden, kronkelwegen, bolle wegen, wegen met sluizen en bruggen en wegen met drie- en viersprongen in het traject.

Bij die specifieke kwaliteiten horen de typische verschillen tussen gebieden met de boerderijen aan de weg, die waar ze ver terug liggen in het land, die waar ze als clusters zijn geplaatst en nog weer andere situaties. De ene keer toont de bebouwing zich met het oorspronkelijke werkdeel als aanzicht, de andere keer met het woongedeelte als bepalend voor de identiteit.

Bij de inventarisaties is ook een aantal bijzondere plekken in het landschap onderkend. Locaties waar een mooi (cultuur)historisch verhaal aan kleeft zoals de motte bij Barlham, de omgeving van Het Onland, de landgoederen, maar ook de plekken die herinneren aan het ontstaan van de agrarische industrie, aan de ijzerwinning en de archeologische vindplaatsen.

De meest actuele kennis komt vaak van bewoners en gebruikers zelf. Eigenlijk is die bron onuitputtelijk en misschien nog te weinig aangeboord tot nu toe. Door een netwerk op te zetten, waarin alle spelers van het landschap elkaar kunnen ontmoeten, zal die kennis steeds verder uitgroeien evenals de mogelijkheden om ontwikkelingen op elkaar af te stemmen.

Keuzes

Een ander deel van de opgave bestaat uit het maken van keuzes. Zoals eerder geschetst, ligt er veel vast als gevolg van regelgeving. Het lijkt daarmee of ook de ontwikkeling van het buitengebied op de lange termijn is bepaald. De dynamiek van het buitengebied is echter zo groot dat er de komende jaren nog veel kan en zal veranderen waarna de regelgeving wellicht weer zal volgen. Afgezien daarvan bestaan er met de veelheid aan informatie, wensen en regels nu ook al complexe situaties waar oplossingen voor moeten worden gezocht. Gebeurt dat niet, dan zal het van origine gevarieerde buitengebied op teveel plekken op elkaar gaan lijken en expressie verliezen. Om de problematiek te illustreren wordt de situatie voor het westen en het oosten van Doetinchem beschreven.

1. De Westkant van Doetinchem

De plankaart van het bestemmingsplan buitengebied toont een flinke hoeveelheid bouwvlakken ten westen van Doetinchem. Deze liggen verspreid, te beginnen bij de Wehlse Broeklanden, langs het escomplex ten westen van de Bokkenstraat en in de strook tussen de Wehlse Beek en de Doesburgseweg. Op de bolle akkers tussen Nieuw-Wehl en de Broekhuizerstraat en tussen Nieuw-Wehl en de Doesburgseweg, is ook een aantal bouwvlakken ingetekend. De plankaart laat zien dat sommige delen van het gebied zijn gekwalificeerd als “agrarisch met waarden” en andere delen als “agrarisch”.

Uit de landschapsstructuurkaart komt naar voren dat een deel van de strook tussen de Wehlse Beek en de Doesburgseweg over veel landschappelijke en cultuurhistorisch waardevolle kwaliteiten beschikt. Dat deel van Doetinchem is op de plankaart nu juist bestempeld als “agrarisch”en dus niet als “agrarisch met waarden”. Regelgeving als deze is in de loop van de tijd ontstaan en goed te verdedigen, maar de waardering op de landschapsstructuurkaart komt ook niet uit de lucht vallen. De situatie vraagt dus om een strategie die maakt dat de verschillende invalshoeken samen kunnen gaan.

Vanuit recreatief oogpunt speelt het volgende: dagjestoeristen hebben de behoefte om zich op een goede manier van noord naar zuid(west) en vice versa door het gebied ten westen van Doetinchem te bewegen. In een optimale situatie zouden zij (vanuit het zuiden) eerst het recreatiegebied Stroombroek aandoen, dan de bospartijen van Stille Wald, vervolgens het essengebied van Nieuw-Wehl en dan de gemeente verlaten via het beekdal van de Wehlse Beek om zich verder te bewegen naar Giesbeek, Doesburg of meer oostelijk Hummelo en Keppel. Recreanten uit Zevenaar en Didam zullen Doetinchem binnenkomen via het Stille Wald. Een dergelijke route met stops bij het Jagershuis, bij de mooiste boerderijen van het gebied, bij de rijksmonumentale molen aan de oostkant van Nieuw-Wehl en bij archeologische hotspots, kan de beleving in het gebied doen toenemen. De gemeente kan aan deze beleving bijdragen met behulp van informatievoorziening. Een netwerk van bewoners en gebruikers kan er voor zorgen dat de recreatieve routing ook het visitekaartje is van de omgeving. Dit betekent onder andere dat beeldverstorende functies zich buiten de routing zouden moeten afspelen of landschappelijk moeten worden ingepast. Een kers op de taart tijdens zo’n recreatief tochtje, zou de ontmoeting kunnen zijn tussen de recreant en de lokale agrariër. Hetzij vanwege de verkoop van plattelandsproducten, hetzij vanwege verblijfsmogelijkheden, hetzij vanwege een informatief element. Een rondleiding door de bedrijfsgebouwen, oud en nieuw, of de uitleg over een innovatief en milieuvriendelijk productieproces.

Voor de agrarische bedrijven breekt een spannende tijd aan waarin een weg gezocht zal moeten worden in de wirwar van nieuwe regelgeving, gewijzigde financiële situaties en een evaluerende publieke opinie (zie ook hoofdstuk Programma’s onderdeel landbouw). Met name op dat laatste punt zal de moderne agrariër invloed kunnen hebben door te kiezen voor samenwerking met andere spelers in het buitengebied en door nieuwe ontwikkelkansen voor zijn eigendom te onderzoeken. Het opbouwen van een goede relatie met bewoners uit de stad kan de kracht van het platteland doen toenemen en leegloop voorkomen.

2. De oostkant van Doetinchem

De plankaart van het bestemmingsplan buitengebied laat zien dat aan de oostkant van Doetinchem de bouwvlakken met name gesitueerd zijn aan de uiterste oostkant van Doetinchem. De bouwvlakken liggen in een ruim opgezet landschap met kapitale boerderijen aan of op respectabele afstand van strakke wegen met fraaie laanbeplanting. Rechtlijnigheid die deels nog een relatie heeft met de geometrische opbouw van het landgoed De Slangenburg. Bij de invulling van de bouwvlakken is het belangrijk dat de uitvoering past bij de bestaande structuur.

Overige bouwvlakken liggen verspreid door het gebied in zowel delen met een agrarische bestemming als een bestemming “Agrarisch met waarden”. Daar is zo mogelijk nog meer maatwerk nodig, omdat ze deels in een relatief open gebied zijn gelegen.

Qua oppervlakte en inhoudelijke kwaliteiten is landgoed De Slangenburg een belangrijke speler in het oostelijk buitengebied. Met zijn bossen en cultuurhistorie heeft het landgoed een grote aantrekkingskracht op toeristen. Het is ruimtelijk gezien een belangrijke drager. Wegen beginnen en eindigen in het landgoed. Het landgoed heeft altijd goed gefunctioneerd dankzij onder andere inkomsten uit de bosbouw, de landbouw en de pachtboerderijen. Het landgoed is nu door het rijk te koop aangeboden. Voor Doetinchem is het cruciaal dat het een gezond nieuw bestaan krijgt.

De groene “speeltuin” Koekendaal en het aanliggende natuurgebied De Wrange zijn bij uitstek de plek waar de stadsbewoner met kinderen vertoeft. Het karakter verschilt van De Slangeburg en die verschillen op zo’n korte afstand maakt de oostkant van Doetinchem extra aantrekkelijk.

Tenslotte zijn er de vele verspreid liggende aantrekkelijke gebiedjes. Bijzonder vanwege de ligging aan één van de beken, dankzij de hoogteverschillen of de authentieke kleinschaligheid, bijvoorbeeld in de directe nabijheid van Gaanderen. De A18 doorsnijdt het gebied en heeft daarmee een verstorend effect op de continuering van landschappelijke eenheden. Dat gebrek aan continuering en het vallen van gaten in fraaie ensembles, is de grootste problematiek aan de oostkant van de gemeente.

Het aanhelen en versterken van structuren kan de al zeer positieve beleving van de oostkant van Doetinchem nog verder doen toenemen. Rond de A18 is dat een heel lastige opgave, maar er liggen zeker kansen bij het versterken van de relatie tussen de stad Doetinchem en De Slangenburg. De Varsseveldseweg is een historisch lint dat de stadsbewoner van oorsprong naar buiten leidt, maar het tracé is in de loop van de tijd gewijzigd en de aantrekkelijkheid van de verbinding is afgenomen. Een sterke landschappelijke ondersteuning van de route en eventuele alternatieve routes voor het langzaam verkeer, kunnen de stad en het landgoed ruimtelijk weer sterker met elkaar verbinden.

De ontwikkeling van een visie op de invloedsfeer van De Slangenburg is eveneens nuttig. Van oorsprong kende De Slangenburg diverse pachtboerderijen en was de relatie tussen boerderij en kasteel duidelijk herkenbaar. Tegenwoordig is het nauwelijks zichtbaar waar de grenzen van het landgoed lopen. Ook hier geldt weer dat het aanbrengen van een duidelijk contrast, eigenheid en herkenbaarheid bestaande kwaliteiten verder naar boven kunnen brengen.

Juist aan de oostkant van Doetinchem ligt er de kans om nog nadrukkelijker en consequent om te gaan met de grote variëteit aan wegen als landschappelijk element. Zandpaden, lanen en gebogen weggetjes kunnen zich nog sterker van elkaar onderscheiden als het grote groene gebaar hen begeleidt. De beken van de oostkant van Doetinchem zijn uiteraard de haarvaten van het watersysteem, maar daarnaast is de beleving van het water een ongelofelijk sterk item in het landschap. Dit betekent dat het maximaal bereikbaar moet zijn via paden, struinroutes en rustpunten. Net als in het westen van Doetinchem geldt de opgave om routing te combineren met die plekken waar iets over verteld kan worden. Dat geldt voor de grote monumenten als kasteel De Slangenburg en de Sint Willibrords Abdij, maar ook voor de relicten die verwijzen naar de ijzerwinning, de archeologische vindplaatsen, de boerderijen, de beken en waterwerken van brug tot sluis (De Pol).

Aanpak

Zoals eerder geconstateerd, heeft regelgeving ervoor gezorgd dat er heel veel vastligt aan ruimtelijke inrichting. Het wensbeeld van doorlopende groene en blauwe structuren, bedrijvenclusters in werklandschappen, naast kleinschalige multifunctionele bedrijfjes als onderdeel van spannende recreatiesroutes is makkelijk voor de geest te halen, maar daarmee nog niet direct maakbaar. Dit kan wel als bewoners en gebruikers van het buitengebied dit zelf en met elkaar gaan nastreven.

De gemeente zal zich daarom inzetten voor het verder versterken van een netwerk in het buitengebied waardoor plattelandsontwikkeling van en door de burgers echt op gang kan komen. Dat faciliteren heeft meer kans als er ook stimuleringsbudget beschikbaar is. Tot nu toe waren bepaalde ingrepen in het landschap alleen mogelijk als daar tegenover werd gecompenseerd in natura. Voor de toekomst is het noodzakelijk om te onderzoeken of die compensatie niet kan worden omgezet in fondsgelden, zodat er nadrukkelijk gestuurd kan worden op initiatieven die het buitengebied op structuurniveau ten goede komen. Dit onderzoek krijgt daarom ruimte op de actielijst in het hoofdstuk Uitvoering.

Dankzij de bestaande inventarisaties is het eenvoudig om bij iedere aanleiding een toevoeging te doen aan het behoud en de versterking van waardevolle elementen. Kleine stimuleringsprojecten zoals “Trots op onze Streek” kunnen deze doelstelling levend houden en mogelijk kunnen ze ook structureel worden als de provicie Gelderland daar in mee gaat. Ook hier wordt op ingezet.

Een tweede actiepunt waar de gemeente mee aan de slag wil, is het zoeken naar een effectieve aanpak voor het probleem van de lege boerderijen. Moeten we ze op de lange duur allemaal behouden? Zijn er voldoende alternatieve functies voorhanden? Welke kan je wel en welke kan je niet laten slopen? En wat doe je dan met de vrijkomende grond. Op welke manier voorkom je dat ze veranderen in een stuk ongedefinieerd buitengebied. Of wil je dat juist? Het is een aandachtspunt wat verder zal worden opgepakt binnen de bespreking van de trend Leegstand en Herbestemming.

Onderzoeksvragen

De volgende drie vragen zullen de komende tijd prioriteit in beantwoording krijgen.

1 Is het mogelijk om een fonds op te richten onder de noemer “Beleef het land”?

2 Is er een realistische aanpak denkbaar voor de op termijn te verwachten leegstand in het landelijk gebied en zo ja, is er een rol weggelegd voor de gemeente en welke?

3 Zijn er nog concrete acties vanuit de gemeente nodig om het netwerkfunctioneren in het buitengebied verder te stimuleren?

Huidige denkrichtingen en oplossingen

Het van tevoren bedenken van oplossingen is voor deze opgave nauwelijks mogelijk. De oplossingen zullen van de verschillende partijen moeten komen binnen de gebieden en gebiedjes waar de winst is te behalen. Het gaat hier om geven en nemen, uitruilen, inwisselen en onderhandelen.

Randvoorwaarden

De belangrijkste randvoorwaarde in deze opgave is het tijdsaandeel dat geleverd moet worden. Het netwerk heeft tijd nodig om te groeien en zal gevoed en gestimuleerd moeten worden met kennis, adviezen, kleine impulsgelden en flexibiliteit als het gaat om het mogelijk maken van de uitvoering van plannen.

Een bijna vanzelfsprekende, maar toch belangrijke randvoorwaarde is de noodzaak om plannen om te zetten in uitvoering. In het verleden zijn er al veel plannen gemaakt. Het is nu zaak om de beste te selecteren en te kijken hoe de uitvoering kan worden gerealiseerd.

4.3 Ruimte voor het water

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_008.png

Inleiding

De bevolking neemt af, de digitalisering en het nieuwe werken nemen toe en er is steeds meer sprake van een netwerkeconomie. Deze trends zorgen ervoor dat de behoefte om de stad nog verder uit te breiden of nieuwe bedrijventerreinen toe te voegen geleidelijk aan wegebt. Tegelijkertijd groeit de behoefte om kwaliteit toe te voegen aan bestaande structuren. We willen gezonder leven, in het groen wandelen, aan het water zitten en bovenal veilig genieten van een heel eigen leefomgeving. Lang heeft het gevoel overheerst dat we alles kunnen maken zoals we willen en waar we willen. Sinds enige tijd wint de opvatting terrein dat we dat misschien wel kunnen, maar dat we dat niet altijd moeten willen. Steeds vaker wordt getracht om innovatie toe te passen ten gunste van de omgeving en dus niet met het doel om die omgeving te onderwerpen. Met die gedachte wil Doetinchem in de toekomst ook de relatie met het water aangaan om problemen als verdroging, overstromingen en wateroverlast op den duur te voorkomen.

Opgave

Doelstelling van de opgave ‘Ruimte voor het water’ is te anticiperen op wijzigingen in het watersysteem die kunnen optreden als gevolg van klimaatveranderingen in de nabije toekomst. Diverse ontwikkelingen geven aanleiding om de sturende kwaliteit van water meer te gaan benutten en letterlijk ruimte te maken voor het water. Iedere ruimtelijke ontwikkeling kan aanleiding zijn om dit te doen.

De wens is om veiligheid niet langer alleen te creëren door weerstand te bieden in de vorm van dijken en dergelijke, maar ook door gebieden nieuwe functies toe te kennen. Door functies beter op elkaar af te stemmen moet de tegenstelling tussen verdroging aan de ene kant en een overschot aan water aan de andere kant ook kleiner worden. Het water zal in de toekomst als één van de belangrijke aspecten bepalen waar we wat gaan doen. Gebieden gaan daardoor niet alleen technisch goed functioneren, maar zullen ook aantrekkelijker worden omdat hun aard gekoppeld wordt aan de meest passende, natuurlijke functie.

Deze insteek betekent niet dat we de gebieden waar het water van oorsprong thuishoort nu gaan ontruimen. Een omslag als geschetst, gaat niet van de ene op de andere dag maar past in een structuurvisie die reikt tot 2035. De beslissing tot een andere opstelling maakt wel dat er alert gereageerd moet worden op kansen die zich voordoen. Zolang er nog gewoond en gewerkt wordt op plekken die vanuit waterhuishoudelijke optiek niet de meest voor de hand liggende zijn, moeten uiteraard de noodzakelijke maatregelen worden getroffen om wateroverlast zoveel mogelijk te voorkomen en de waterveiligheid te garanderen.

Aanpak

Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen wateroverlast en waterveiligheid. Bij het eerste moet gedacht worden aan het onderlopen van kelders en het vollopen van straten. Maatregelen op het gebied van afkoppelen, de aanleg van wadi’s en retentievijvers en het plaatselijk verbreden van beken kunnen afdoende zijn.

Bij waterveiligheid wordt tegenwoordig het begrip “meerlaagse veiligheid” gehanteerd. Een benaderingswijze die er vanuit gaat dat waterveiligheid drie niveaus kent. Als eerste geldt dat waterkeringen op orde moeten zijn en blijven volgens wettelijke normen. Dat is een taak voor het waterschap. Een tweede element is de inrichting van gebieden. Deze moet zodanig vorm krijgen dat gevolgen van overstroming beperkt blijven. Dit wordt een duurzame ruimtelijke inrichting genoemd en deze is niet gebonden aan getalsmatige voorschriften. Hier is een rol weggelegd voor de gemeente. Op het moment dat er door de gemeente wordt gestuurd op functieverandering waardoor het water niet langer een bedreiging vormt voor de betreffende plek, zullen de eisen aan de inrichting van gebieden ook gaan veranderen.

Het derde aspect is het op orde hebben van de rampenbestrijding zodat er bij calamiteiten zo min mogelijk slachtoffers vallen. Ook dat is een rol voor de gemeente. Daar wordt in deze visie niet verder op ingegaan.

Binnen deze benadering vraagt een aantal plekken om extra aandacht. Zolang de situatie ter plaatse aan de wettelijke normen voldoet, wordt deze door het waterschap niet als wateropgave beschouwd. De gemeente wil echter wel dat aanpassingen, ook als ze nog niet strikt noodzakelijk zijn, mee kunnen liften bij andere ontwikkelingen. Een goede inrichting van de gevoelige plekken voorkomt immers problemen voor burgers en voegt kwaliteit aan de omgeving toe. Als er daadwerkelijk kansen ontstaan voor functieverandering, dan is het ook zaak om daar op het moment suprême op in te spelen.

Bedrijventerrein De Huet

Het bedrijventerrein De Huet is een buitendijks gelegen bedrijventerrein en dus niet beschermd door een formele waterkering (dijk of kade). Daar is bij de aanleg in de 70 ‘er jaren bewust voor gekozen. Een waterkering was vanwege de daarmee samenhangende gebruiksbeperking voor de aangrenzende bedrijven niet gewenst.

Destijds is door gemeente en Provinciale Waterstaat afgesproken dat het gebied als zogenaamd “hoog land” zou worden uitgevoerd en aangemerkt en een maaiveldhoogte zou krijgen van 11.65 m+ NAP.

De zogenaamde MHW (= maatgevende hoogwaterstand) voor de Oude IJssel is momenteel ter plaatse 11.60 m+ NAP. Dat is de normwaterstand die overeenkomt met een frequentie van 1/1250 per jaar. Uit hoogtekaarten van het bedrijventerrein is af te leiden dat de bedrijven over het algemeen op een hoogte liggen van ongeveer 11.80 m+ NAP en enkele uitschieters tussen de 12.10 m+ NAP en hoger. Op grond van deze gegevens lijkt voldoende beschermingsniveau aanwezig, maar de situatie is toch minder gunstig bij vergelijking met de binnendijkse gebieden. Waterkeringen zijn daar over het algemeen zo’n 50 centimeter hoger dan de norm.

Daar komt nog bij dat de wegen door het bedrijven-terrein lager liggen dan de genoemde 11.60 m+ NAP. Dit brengt dus wel risico’s van overstroming met de eventuele gevolgen van dien. Waar bedrijven een inrit hebben vanaf straatniveau naar een lagere ruimte kan water in het gebouw komen met bijvoorbeeld gevolgen voor de elektriciteit of andere voorzieningen. De klimaatveranderingen zullen de kans en frequentie op wateroverlast mogelijk doen toenemen.

De gemeente wil deze problematiek nader onderzoeken met alle betrokkenen.

Bedrijventerrein Keppelseweg

Het bedrijventerrein Keppelseweg is binnendijks gelegen. Dit terrein wordt in tegenstelling tot bedrijventerrein De Huet dus wel beschermd door een primaire waterkering (Waterwet). Het waterschap is verplicht dergelijke keringen periodiek te toetsen. Uit de laatste toetsing is gebleken dat een deel van de kadeconstructies onvoldoende scoren en dus moeten worden verbeterd. Een belangrijke eerste uitgevoerde stap in het dijkverbeteringsproces is de aanmelding van de afgekeurde dijktrajecten op het landelijke dijkverbeteringsprogramma. Het dijkverbeteringsplan komt hiermee in principe in aanmerking voor subsidie. Het tijdstip hiervan is echter nog onduidelijk, omdat de landelijke programmering van alle in Nederland afgekeurde dijken momenteel plaatsvindt. Het waterschap is bezig met een eerste globale verkenning naar de dijkverbetermogelijkheden in Doetinchem.

De gemeente wil bij het verdere proces nauw betrokken worden.

Woonwijk De Huet

Woonwijk De Huet ligt in een laag gelegen gebied. Volgens de toetsing die enige jaren terug is uitgevoerd op grond van het Nationaal Bestuursakkoord Water, voldoet de wijk aan de zogenaamde gebiedsnormen voor wateroverlast. Dit zijn wettelijke normen en voor het stedelijk gebied is die norm 1/100 jaar. Dat wil zeggen dat het oppervlaktewatersysteem zodanig ingericht moet zijn dat niet vaker dan 1 x in de 100 jaar wateroverlast zou kunnen optreden. De situatie van eens in de 100 jaar komt overeen met bepaalde normbui(en).

In 2015 vindt er wederom een toetsing van het gehele watersysteem plaats en dan zal blijken of nog steeds aan de gebiedsnormen wordt voldaan. Het watersysteem in de woonwijk is zo ingericht dat afwatering plaatsvindt, onder de Liemersweg door naar de Oude IJssel, een watergang gelegen ten westen van het bedrijventerrein De Huet.

De gemeente wil alle kansen aangrijpen om het watersysteem te verruimen en daarmee niet persé tot op het laatst mee wachten. Eventuele verruiming moet bij voorkeur binnen de wijk gebeuren. Het ligt voor de hand om oplossingen te zoeken bij het bestaande water en in het bestaande groen. Dit kan eventueel samengaan met natuurontwikkeling en/of recreatieve doeleinden.

Onderzoeksvragen

Voor bedrijventerrein De Huet is het zinvol om te analyseren hoe eventuele wateroverlast op termijn voorkomen kan worden en of er alternatieven zijn. Het waterschap en de gemeente zijn daar de spelers in, maar ook de eigenaren van de bedrijven in het kader van het parkmanagement.

Voor het bedrijventerrein Keppelseweg worden nu plannen gemaakt voor de verbetering van de situatie, maar voor die locatie geldt dat inzicht in het lange-termijn-perspectief belangrijk is.

Met het besef dat de informatie over de drie terreinen gebaseerd is op gegevens die in de loop van de jaren kunnen veranderen, blijft het van groot belang om toetsmomenten te volgen en waar nodig aan de hand daarvan nieuwe onderzoeksvragen uit te zetten.

Huidige denkrichting en oplossingen

Informatie

De gemeente vindt het belangrijk om daar waar eventueel problemen zijn te verwachten, de mensen goed te informeren. Met name op de bedrijventerreinen zijn de parkmanagement-organisaties belangrijke spelers. Het is zaak om bij deze locaties goed uit te zoeken en af te spreken wie welke maatregelen neemt en kan nemen. Gaat het om openbare ruimte of om de inrichting van het particuliere terrein? Verder zal in de toekomst telkens opnieuw een afweging gemaakt moeten worden tussen het revitaliseren van een terrein en het toekennen van een andere functie.

Handhaving

Daarnaast moet worden beschouwd hoe handhaafbaar de hoogtesituatie is. Bijvoorbeeld door bepaalde hoogtenormen vast te leggen in de bestemmingsplannen.

Monitoring

Het jaar 2015 is een belangrijk toetsmoment voor het oppervlaktewatersysteem dat aanleiding kan geven tot nieuwe keuzes voor het nemen van maatregelen. Het is zaak om ter voorbereiding van dit moment ook te bekijken of er nog kleinere knelpunten op gemeentelijk niveau zijn, die wellicht niet uit de toets komen. Bij ruimtelijke initiatieven is het van belang om te bekijken of er kansen liggen in het kader van de waterproblematiek.

Waterberging

In het provinciaal streekplan van 2005 zijn twee grotere gebieden aangewezen voor waterberging. Deze keren niet terug in de Omgevingsvisie 2012. Het waterschap claimt deze gebieden evenmin voor waterberging. De reden daarvoor is de keuze om overtollig water te bergen in het watersysteem zelf, de eerder genoemde haarvatenbenadering. Na berging wordt het water via de Oude IJssel afgevoerd op de IJssel. In de zomer van 2010 bleek dat niet te voldoen, maar doorgaans zijn er geen problemen. In het kader van meer sturing voor het water, wil de gemeente de komende jaren daar waar zich kansen voordoen langs de rivier functieverandering stimuleren en ruimte reserveren voor het water.

Verdroging

Een aantal gebieden binnen de gemeente zijn sterk gevoelig voor verdroging. Omdat ze landelijk niet tot de zogenaamde gebieden behoren met een hoge prioriteit, wordt het probleem minder snel aangepakt dan de gemeente wel zou willen. Met name de Zumpe heeft een sleutelrol bij het realiseren van de N2000 doelstellingen voor Nederland voor bepaalde natuurdoeltypen. De gemeente wil de komende tijd onder andere weer meer aandacht vragen bij de provincie voor de noodzaak om de verdroging terug te dringen. Dit past binnen het provinciaal Gelders natuurnetwerk, de nieuwe EHS. Daarnaast wil de gemeente gebruik maken van netwerken op het platteland om draagvlak voor peilverhoging te creëren.

Agendering

Voor woonwijk De Huet is het zinvol om eventuele waterberging binnen de wijk permanent te agenderen, zodat op het moment dat er iets speelt op het vlak van ruimtelijke inrichting de kansen benut kunnen worden. Het is zinvol om dit ook in samenwerking met bewoners van de wijk op te pakken.

De gemeente wil in 2015 aan de hand van de nieuwe cijfers, het watersysteem en de kans op wateroverlast, kijken of er gemeentelijk ook nieuwe zaken om prioriteit vragen. Op langere termijn zal het goed zijn om actief te bekijken of en zo ja waar de noodzaak bestaat om actief over te gaan tot functiewijziging.

Randvoorwaarden

Deze opgave is in die zin gemeentelijk dat een deel van de aanpak bestaat uit opletten, op tijd zaken integraal aanpakken en communiceren met betrokkenen. Tegelijkertijd kan een goed waterbeleid niet bestaan zonder nauwe samenwerking met het waterschap. De beheerder bij uitstek van het water.

4.4 De groene waas

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_009.png

Inleiding

De gemeente Doetinchem bestaat bekend als groene gemeente en is onder andere vanwege die uitstraling geliefd bij bewoners en bezoekers. Gezien vanuit de lucht vallen grote groenstructuren op zoals de Kruisbergse bossen en de bossen van de Slangeburg. Op stedelijk niveau is er ook sprake van relatief groene gebieden. Dat zijn dan vaak de overgangsgebieden van de stad naar het buitengebied. Tenslotte zijn er ook aantrekkelijke groengebieden aan de noordkant Doetinchem (Park Overstegen) en aan de zuidkant het groengebied langs de Wijnbergse Loopgraaf in wijk De Huet. Toch is ‘De groene waas’ in het stedelijke minder aanwezig dan gewenst. Belangrijke structuren zijn in de loop van de jaren verstoord of onderbroken. De groene vingers, zoals de radialen van de wegenstructuur ook wel worden genoemd, dringen lang niet overal meer door tot in de centrumrand. Het aantal bomen in de stedelijke omgeving is nog niet op het gewenste pijl en groene speelplekken en plantsoenen zijn er relatief weinig. Verbijzondering op dit soort plekken is zelfs zeldzaam.

Opgave

Doelstelling van deze opgave is het imago van Doetinchem als groene gemeente verder te versterken. Dat kan door groene verbindingen tussen de wijken in de stad en het buitengebied te maken of te repareren. Door de randen tussen bebouwing en uitloopgebieden in stad en dorpen te verzachten. Door de herkenbaarheid van de ondergrond van Doetinchem te vertalen in het groenassortiment. En door de beleefbaarheid van het groen te vergroten. Bijvoorbeeld door het koppelen van groen aan diverse functies. Met deze ingrepen kan de groene waas over Doetinchem daadwerkelijk gerealiseerd worden.

Het wordt de komende tijd een uitdaging om met een beperkt budget de juiste keuzes te maken. Waar past een groot gebaar en waar gaat het juist om het detail? Er zal sortiment moeten verdwijnen om op andere plekken juist op te vallen.

Binnen de inrichting van het openbaar groen hoort ook de aandacht voor behoud en versterking van de biodiversiteit. De klimaatontwikkeling noopt tot nadenken over de functie van het groen. In hoeverre kan het groen oververhitting in de stad voorkomen, of kan het bijdragen aan de opvang van overtallig water? Er is de afgelopen jaren vooral ingezet op robuust groen, maar iets meer cultuurlijk groen wordt ook door de burger gewaardeerd. Het is zaak om een goede balans te vinden tussen die twee en de juiste soort bij de juiste plek te vinden. Als gevolg van de crisis in de bouw, bestaat er een groot aantal plekken in de stad die voor langere of kortere termijn onbebouwd blijven. Ook hier ligt een uitdaging om een tijdelijk groene invulling te kiezen die dienstbaar is aan z’n omgeving. Als dit samen kan gaan met burgerparticipatie, dan worden er twee doelen tegelijk bereikt.

Aanpak

De actualisatie van het groenstructuurplan kan zorg dragen voor een lange termijn visie op het groen. Hier moet helder worden welke keuzes er worden gemaakt als het gaat om de uitgave van beheerkosten, groot- en kleinschalig groen, cultuurlijk of natuurlijk groen, belevingsgroen of op andere wijze functionerend groen.

Het is belangrijk dat in deze visie een relatie wordt gelegd met stedenbouwkundige opgaven, visies zoals Eidentiteit, met de structuurvisie-opgave “Acupunctuur in de stad” en met andere functies dan het groen. Door dit laatste te doen, zal het ook weer eenvoudiger worden om extra middelen te genereren.

Nu de trend toeneemt dat sport steeds meer een onderdeel is van het gewone leven en door steeds meer bevolkingsgroepen en leeftijdsgroepen wordt uitgeoefend, is het goed om de twee te versterken. Denk dan aan aantrekkelijke wandel- en hardlooproutes of sportpleintjes omzoomd met groen of in de vorm van een zogenaamd Pocket-park. Groen kan diverse stedelijke milieus extra beleving geven. De begeleiding en het creëren van groene routes kan onderbroken structuren herstellen. De invulling van groene vlakken, hoe klein ook, kan in stedenbouwkundige context dienen als verbinding, maar ook een sociale functie krijgen. Vanuit dat perspectief bezien, verdient het ook tijd en aandacht om de burger te betrekken bij het ontwikkelen van leuke, op de buurt toegesneden initiatieven waarbij mogelijk ook een rol kan liggen voor de burger als beheerder van bepaalde onderdelen van het groen.

Onderzoeksvragen

Voor de opgave Acupunctuur in de stad is aangegeven dat de Matrix Stedebouwkundige Typologieën (zie Bijlage 5) een belangrijk instrument is. Dit instrument zal regelmatig geëvalueerd worden. Het groen en de openbare ruimte zijn onderdelen die daarbij worden meegenomen. Een centrale vraag zal zijn wat de impact van het groen is op z’n directe omgeving en de omgeving daarbuiten.

Er ligt vanuit dezelfde opgave een voorstel om het informatieniveau over de verschillende wijken op peil te brengen, zodat vergelijkingen nog beter zijn te maken. Ook in dat onderzoek, is het groen en de openbare ruimte één van de te onderzoeken factoren.

Tenslotte ligt er nog het vraagstuk rond de klimaatveranderingen. Er gaat iets veranderen, maar niemand kan nog de precieze effecten voorspellen en deze kunnen ook binnen een gemeente als Doetinchem sterk variëren. In het algemeen kan gezegd worden dat de gevolgen van temperatuurstijgingen in een stenige en verdichte stad sterker voelbaar zullen zijn dan op het platteland. Inwoners zullen in de opwarmende steden behoefte hebben om verkoeling te zoeken. Parken, groenzones en met name waterkanten zijn in die periodes erg aantrekkelijk. In Doetinchem zijn dergelijke plekken niet optimaal ingericht om aan die vraag te voldoen. Aan de rivierkanten liggen goede kansen om te benutten, denk aan de Gaswal, maar ook Sportpark Zuid zou veel duidelijker de kwaliteiten van zijn ligging kunnen benutten. Waterlopen in en nabij de stad kunnen een rol spelen. Met name stromende beken kunnen een grote rol spelen bij de natuurlijke verkoeling van de omgeving. Ook kan worden onderzocht of de stedenbouwkundige opzet van de stad de natuurlijke luchtcirculatie kan ondersteunen. De lager gelegen rivier tegenover de hogere rivierduinen biedt kansen daarbij.

Het is van belang om de actualiteit te volgen en eventueel ook lokaal onderzoek doen om de juiste maatregelen op dit vlak te kunnen nemen.

Huidige denkrichting en oplossingen

Heel concreet is de denkrichting om nog meer dan al gebeurt per plek te kijken welke grondsoort bepalend is en hoe het beste getoond kan worden welk type beplanting daar past. Het is niet alleen zo dat de beplanting het dan optimaal zal doen. Er is ook een doel gesteld om de burger duidelijk te laten zien dat het onderliggende landschap boven en onder de rivier van elkaar verschilt.

In het rapport Naoorlogse Wijken is in het hoofdstuk Conclusies al helder omschreven welke groenkwaliteiten op structuurniveau specifiek zijn voor betreffende wijken. Genoemd wordt bijvoorbeeld het belang van private voor- en achtertuinen, de overgangen tussen achtertuinen en speelplantsoen, coulissewerking door het samenspel met bebouwing, de wigvormige plantsoenen, de hoven, het samenspel van groenstroken en “geknepen” bebouwing als groene poort en dergelijke. In workshops is een aanzet gemaakt om deze eigenschappen te versterken, maar het is van belang om dat verder uit te werken zodat het structuurniveau van de wijken versterkt wordt.

Voor de uitwerking van Eidentiteit geldt hetzelfde. Daarin wordt duidelijk gemaakt op welke plaatsen groen versterking nodig heeft en waar de voorkeur uitgaat naar een stenig karakter.

Een verdieping in de kwaliteiten van het groen in wijken als bijvoorbeeld De Pas, zou mogelijk ook aanleiding kunnen zijn tot verdere verbijzondering.

Randvoorwaarden

Groen komt traditioneel op de tweede plaats in de context van de grotere bouwprojecten, maar nu die op een laag pitje staan, is het zaak om de rollen om te draaien en groen, mogelijk in combinatie met water en andere functies, de rol te geven als structuurmaker. Bij alle ingrepen, of ze nu tijdelijk zijn of blijven en veel of weinig geld kosten, is het zaak om in de gaten te houden of ze een bijdrage vormen aan de doorlopende (soms historische) structuren in de stad en een eigen karakter hebben.

4.5 Stad aan de rivier

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_010.png

Inleiding

De afgelopen jaren zijn er herhaaldelijk plannen gemaakt en ideeën geopperd om de stad Doetinchem meer te laten profiteren van de aanwezigheid van de rivier. Het Masterplan Schil was waarschijnlijk het laatste document met status waarin de ambitie om dit te bereiken stevig werd neergelegd. Er zijn veel verschillende redenen waarom er nog niets van die mooie plannen terecht is gekomen, maar de komst van een structuurvisie is als een goed moment beschouwd om het thema opnieuw op te pakken. Niet onbelangrijk is bovendien dat de recreatiecomponent van de rivier door het waterschap is ontdekt, wat nu ook tot concrete acties leidt. Daarnaast houdt de Kamer van Koophandel momenteel de mogelijkheden voor de beroepsvaart tegen het licht.

Opgave

Doelstelling van de opgave ‘Stad aan de rivier’ is de kwaliteiten van de Oude IJssel en zijn ligging te benutten voor de stad. Daarmee zal de attractiviteit van de stad voor zowel bewoners als bezoekers toenemen. Het verlangen naar beleving neemt toe en de menging van functies als sport, aanverwante vrijetijdsbesteding, horeca en verblijfsmogelijkheden in combinatie met aansprekende architectuur, groen, water en een goede bereikbaarheid, geven daar een antwoord op. Een hoger doel van deze opgave is het verkleinen van de negatieve invloeden van krimp en crisis waar mogelijk. Het is belangrijk om het aantal bezoekers en bewoners van Doetinchem op peil te houden.

Uit de doelstelling vloeit voort dat ‘Stad aan de rivier’ voor verschillende doelgroepen iets te bieden moet hebben. De bewoner heeft er al baat bij als hij of zij vanuit zijn of haar huis dicht bij de rivier kan komen en een korte wandeling langs het water kan maken. Een deel van de bezoekers zal een hotelaccommodatie aan de rivier waarderen, maar maakt daar alleen gebruik van als ‘Stad aan de rivier’ ook nog iets meer te bieden heeft dan een slaapplaats.

En kansen om die variatie te bieden, zijn er te over. Denk aan de opties voor kleinschalige natuurontwikkeling op sommige plekken langs de oevers, de mogelijkheden om verbindingen tussen (toekomstige) woonwijken en de rivier te verbeteren, de mogelijkheden om de recreatievaart te optimaliseren, de plekken die zich lenen voor het ontwikkelen van een park, stadsstrand en stedelijke boulevard en de mogelijkheden voor evenementen en vrijetijdsfuncties.

De Oude IJssel heeft veel gezichten die mede bepaald worden door de verschillende stadsdelen waar hij aan grenst: de terreinen met industrieel erfgoed, de nieuwe woningbouwlocaties, de rand van het Ei, de voormalige bleek, het Sportpark Zuid, de haven en reeds langer bestaande woningwijken en bedrijventerreinen.

Aanpak

Door deze opgave te lanceren binnen het kader van de structuurvisie, wordt het mogelijk om binnen reeds bestaande projecten rekening te houden met de ambitie ‘Stad aan de rivier’. Zo gaat het stedenbouwkundig plan Heelweg al uit van het maken van goede verbindingen met de rivier. Binnen het project Iseldoks bestaan concrete ideeën voor de toevoeging van horeca, een haventje voor de pleziervaart, een ligplaats voor historische schepen en een binnenwijks wandelpad over het water. De structuurvisie geeft een extra duwtje in de rug om deze ambities ook waar te maken.

Door de opgave ‘Centrum autoluw’ uit te werken worden de kansen om de binnenstad (het Ei) en rivier dichter bij elkaar te brengen realistisch en zal het ook mogelijk worden om investeerders aan te trekken voor deze nieuwe stadsrand. Daarop aansluitend zijn de inspanningen van het waterschap interessant om de Oude IJssel aantrekkelijker te maken voor de recreatievaart. Door hier aan mee te werken als gemeente en ook samen te werken met de regio en met Duitsland groeit de kans op een intensiever gebruik van de rivier. Doetinchem zou in dat kader een aantrekkelijke pleisterplaats moeten worden. Op dit moment is de stad nauwelijks in trek bij de recreatievaart.

Voor een organische ontwikkeling van het gebied met industrieel erfgoed, worden momenteel al diverse haalbaarheidsstudies uitgevoerd. Het is zaak om de huidige gebruikers, eigenaren van gronden en terreinen en omwonenden van dat gebied ook dusdanig enthousiast te maken voor ontwikkelingen en hen verantwoordelijkheid te geven. Dit is typisch een gebied waar een geleidelijke transformatie kansen heeft en waar je gewoon moet beginnen.

Communicatie en participatie zijn belangrijke elementen in deze opgave. Er zijn heel veel partijen die kunnen bijdragen aan ‘Stad aan de rivier’ en daar ook belang bij kunnen hebben. Door hen te mobiliseren, wordt het mogelijk om initiatieven te bundelen en daarmee uiteindelijk ook nieuwe verdienmodellen te kunnen toepassen en gelden te kunnen genereren.

Omdat het een zaak van lange adem zal zijn om ‘Stad aan de rivier’ op de verschillende fronten tot uitvoering te kunnen brengen, is het belangrijk dat de gemeente de regierol pakt en zich faciliterend opstelt. Gedacht moet worden aan het bij elkaar brengen van partijen, het bewaken van overzicht, het stimuleren van flexibele regelgeving en dergelijke. Dit kan via de aanstelling van een gemeentelijke accountmanager.

Onderzoeksvragen

De opgave ‘Stad aan de rivier’ is bij uitstek een project waarvoor het de moeite is om een maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA) te maken. Dit instrument geeft namelijk het rendement van een investering weer voor de gehele maatschappij. De kracht van de MKBA is het inzichtelijk maken van alle voor- en nadelen van een investering, waar die ook terecht komen. Met de uitkomsten in de hand wordt het eenvoudiger om meerdere partijen te betrekken bij de opgave. Vragen als: “wat levert het op voor de horeca in het centrum en voor de ondernemers in het Ei en langs de rand?” zijn belangrijke gegevens die verder gaan dan de oorspronkelijke denktrant: “wat levert het op voor mij?” Uiteraard is een eenmalige uitgave noodzakelijk voor de gemeente, maar die kan op de lange termijn het veelvoudige genereren. Een kernvraag bij deze opgave is hoeveel baat de stad in z’n geheel kan hebben bij het versterken van de relatie met de rivier en specifieke onderdelen daarvan.

Huidige denkrichting en oplossingen

Een eerste stap in deze opgave moet zijn het letterlijk toegankelijk maken van de rivier. Of het nu via grond van de gemeente is, of via andermans grond. Het is belangrijk om daar op in te zetten. Leegstaande gebouwen zijn een schatkist voor het zogenaamde ‘placemaking’ en tijdelijk evenementen. Alles moet er op gericht zijn dat mensen de ruimtes bij de rivier gaan gebruiken. Eenmalig, meerdere keren per jaar. Aan de buitenkant als filmdoek of aan de binnenkant als opslagplaats. Impulsgelden of stimuleringsbudgetjes in de letterlijke betekenis moeten worden aangewend om kleine initiatieven van particulieren mogelijk te maken op de zogenaamde dooie plekken. Mini-gebiedjes waar niemand nu iets te zoeken heeft, maar waar kansen liggen op allerlei terreinen. Een prijsvraag is één van de instrumenten die iets dergelijks op gang kan helpen. Op den duur zou via de organische weg de behoefte moeten ontstaan om plekken met elkaar te verbinden, soms ook te vergroten. Totdat er grotere initiatieven ontstaan met grotere consequenties. De ontwikkeling van de woonwijk Iseldoks en de verbinding tussen de lage kade, de Gaswal en de bebouwing aan de Kapoeniestraat en de Gasthuisstraat zijn in dat licht sleutelprojecten.

Randvoorwaarden

Durf en inzet zijn de belangrijkste randvoorwaarden. Met hele kleine acties kan begonnen worden, mits er door meerdere mensen op gefocust wordt.

4.6 Eidentiteit

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_011.png

Inleiding

Het historisch hart van de binnenstad, is de basis waarop de gemeente Doetinchem is ontstaan. Als gevolg van oorlogsschade in de Tweede Wereldoorlog en vrij drastische wederopbouwwerkzaamheden na de oorlog, zijn veel historische panden verdwenen uit het straatbeeld. Wat nog rest is de middeleeuwse structuur van het centrum, ook wel het Ei genoemd. Het assenkruis met in het midden het Simonsplein en aan de buitenzijde de rondingen die verwijzen naar de voormalige walstraten.

Op verschillende plekken is het nog mogelijk om de oude buitenrand met zijn wal en omgrachting te herstellen als patroon of op z’n minst naar te verwijzen. Op andere plekken is nu een invulling die dat onmogelijk maakt, wat niet wil zeggen dat daar nooit verandering in komt. De gemeente heeft twee onderzoeksrapporten laten maken om goed gefundeerd te werken aan het herstel van de historische structuur. Het inventarisatierapport brengt de oorspronkelijke situatie in beeld in relatie tot de huidige situatie. Het rapport Eidentiteit geeft aan welke bouwstenen benut kunnen worden om de oorspronkelijke structuur weer beter tot zijn recht te laten komen.

Het rapport Eidentiteit is geen blauwdruk, maar wel een gereedschapskist. Het rapport bevat drie potentiële eindbeelden. De gemeente Doetinchem ambieert op lange termijn het meest vergaande scenario uit te kunnen voeren.

Opgave

Doelstelling van de opgave ‘Eidentiteit’ is het herstel van de historische begrenzing van Het Ei. Dit vergroot de attractiviteit van het stadscentrum. Ook zorgt het voor de herkenning van historische waarden en sluit het aan op het toenemende verlangen naar beleving. Het doel kan bereikt worden met stedenbouwkundige en architectonische ingrepen, maar de inzet van kunst, tijdelijke projecten en communicatie-instrumenten zijn ook van belang.

De uitvoering van deze opgave kan in verschillende fasen gebeuren en zich over de jaren heen uitstrekken. De grootste en op korte termijn als meest haalbaar geachte kansen, liggen bij de Nieuwstad en in de omgeving van de Kapoeniestraat. Op de lange termijn zullen zich vooral kansen voordoen in het verlengde van andere ontwikkelingen. Alertheid op ontwikkelingen in de openbare ruimte, rond het slopen of ingrijpend verbouwen van panden en het verleggen van infrastructuur is dan ook noodzakelijk.

Op 30 oktober 2012 is door burgemeester en wethouders besloten om de “Cultuurhistorische inventarisatie en analyse van de centrumrand” en het visiedocument “Eidentiteit” vast te stellen. Eén van de beslispunten was om “over te gaan tot onderzoek naar de haalbaarheid van het op korte termijn starten van een grote uitvoeringsopgave ter concretisering van de planmodellen in het rapport Eidentiteit”. Inmiddels is bekeken wat de financiële mogelijkheden zijn om een dergelijke opgave te realiseren. Het starten van een uitvoeringsopgave is aanvankelijk uitgesteld, maar recentelijk als haalbaar beoordeeld en ook omschreven in het b&w-advies voor de vergadering van 29 januari 2013. Dit deelproject kan beschouwd worden als de eerste fase van de opgave Eidentitieit. Het kan mede gerealiseerd worden omdat verschillende geldbronnen en doelstellingen bij elkaar komen.

Aanpak

Eerste fase

Het eerste uitvoeringsonderdeel van Eidentiteit heeft betrekking op de omgeving van de Nieuwstad. De gronden waarop een en ander moet worden uitgevoerd zijn van de gemeente. Er zijn geen concurrerende projecten die vertraging kunnen opleveren. Het deelproject leent zich in dit deelgebied voor meerdere uitvoeringsmogelijkheden en kan eenvoudig als integraal onderdeel opgaan in het herinrichtingsplan van het Vitaal Stadscentrum. De laatste beoogt kwaliteitsverbetering in de stad economische kansen als doelstelling. Het project staat op zichzelf, maar in dit geval versterken Vitaal Stadscentrum en Eidentiteit elkaar.

Tegelijkertijd blijft het natuurlijk van belang dat iedere stadsbewoner na de voltooiing van het project ook ziet dat het om meer gaat dan een “gewone herinrichting”. Het project moet een inleiding zijn op het zogenaamde “grote gebaar”. Want uiteindelijk zal het zo moeten uitpakken. Om dat te bewerkstelligen zal er ter hoogte van de Synagogestraat een architectonisch gebaar worden gemaakt wat direct de relatie legt met de vroegere betekenis van de rand van het Ei. De afdichting van de stad als contrast met het land daaromheen.

Aan de ontwerpers wordt gevraagd dit architectonische gebaar zo functioneel mogelijk te maken. Tegelijkertijd zal op deze plek ruimte gegeven worden voor voorlichting zodat het voor iedereen zichtbaar is dat de eerste stap is gezet naar het “dichten van het Ei”. Dit kan met een verbeelding van het historische Ei, met enkele tekstregels, een stem, GPS informatie of nog weer anders.

Het uitvoeringsonderdeel van Eidentiteit kan meeliften met andere werkzaamheden in het kader van het Provinciaal Prioritair Programma Stad en Regio (voorheen GSO-IV gelden genoemd). De budgetopbouw van het gezamenlijk project is €360.000,- uit GSO-IV en €150.000,- uit de reserve Volkshuisvesting oormerk cultuurhistorie.

Vervolgfase

Zoals al eerder aangegeven, zal een vervolg van het project Eidentiteit afhangen van relevante ontwikkelingen en beschikbare financiën. Tegelijkertijd is het ook denkbaar dat een onderdeel wordt gerealiseerd dankzij initiatieven van particulieren. Zo wordt nog steeds getracht om een bouwontwikkeling bij de Kapoeniestraat van de grond te krijgen.

Het is evenmin ondenkbaar dat andere structuurvisie-opgaven zoals ‘Oogsten in het buitengbied’, onderdeel Langerak en ‘Stad aan de rivier’ aanleiding geven om ook iets te doen met Eidentiteit. Er zijn verschillende raakvlakken aanwezig. Het economisch belang van deze opgave is ook groot omdat het inspeelt op de toename van een positieve beleving van het centrum. Mogelijk dat dit inzicht kansen op bepaalde subsidies vergroot.

Een actie die los staat van het uitvoeringstraject, is het houden van een planschade-risicoanalyse voor de letterlijke vertaling van het plan Eidentiteit in het bestemmingsplan. Het voornemen bestaat om voor Eidentiteit een paraplubestemmingsplan te maken, maar dat kan pas als eerder genoemde analyse is gedaan. Voor dit onderzoek is momenteel geen budget beschikbaar. In het b&w-besluit van 30 oktober is wel aangegeven dat het na vaststelling van de rapporten in gang moest worden gezet.

Onderzoeksvragen

De startfase van Eidentiteit heeft enige vertraging opgelopen als het gevolg van financiële overwegingen in relatie tot andere projecten. De belemmeringen om met het project te beginnen zijn opgeheven. Wel moet opnieuw bekeken aan welke randvoorwaarden het project moet voldoen om binnen de financiële kaders te blijven en aan de doelstelling “start van een groot gebaar” te kunnen beantwoorden.

Onderzoeksvragen voor de vervolgfase zijn:

• Welke raakvlakken zijn er met lopende projecten?

• Hoe kan een gezamenlijk optreden vanuit meerdere projecten (meer) financiën genereren?

Huidige denkrichting en oplossingen

Voor de eerste fase zal in de uitvoering gezocht worden naar een oplossing in de sfeer van architectuur en kunst, aansluitend bij de inrichting van de openbare ruimte. Ook zal aandacht geschonken worden aan het communicatieve element. Voor de vervolgfase zal een systeem worden bedacht waardoor Eidentiteit op meerdere plekken een terugkerend agendapunt wordt.

Randvoorwaarden

Het behoud van de gereserveerde gelden, is een voorwaarde om de eerste fase van Eidentiteit uit te kunnen voeren. Afstemming over de doelstellingen van Vitaal Stadscentrum blijft essentieel.

Om in een later stadium aan de gang te kunnen gaan met het vervolgtraject van Eidentiteit, moet het project met grote regelmaat onder de aandacht worden gebracht bij mogelijke belanghebbenden, potentiële subsidiegevers en investeerders en zogenaamde meewerkers.

4.7 Kansen aan de oostflank

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_012.png

Inleiding

Aan de oostkant van Doetinchem ter hoogte van de wijk Schöneveld zal er de komende jaren veel veranderen. De aanleg van de oostelijke randweg is in voorbereiding en direct grenzend daaraan zal een landschapspark worden gecreëerd. De dynamiek van het gebied verandert daardoor. Het passerende verkeer zal, hoe goed ook ingepast in z’n omgeving, een verdere scheiding aanbrengen tussen de wijk en het buitengebied. Tegelijkertijd zal de aanleg van het park de bewoners moeten stimuleren om toch die oversteek te maken.

Daar waar de oostelijke randweg zich in het stedelijk weefsel voegt, zal de situatie ook veranderen. Het bedrijf Esbro (kippenslacht) lag voorheen als een industriële enclave aan de Rembrandtweg tussen de oude Vijverlaan en de voormalige spoordijk. Het bedrijf is verhuisd naar het Bedrijvenpark A18 en de ruimtelijke massa wordt vervangen door de platheid van de nieuwe weg die aansluit op een tunnel naar de stad.

Een laatste verandering is de mogelijke verhuizing van het Slingeland Ziekenhuis van de Kruisbergseweg (west) naar de Terborgseweg (oost). Als deze verhuizing doorgaat, kan je daadwerkelijk spreken van een accentverschuiving naar het oosten van de stad. Dat vraagt om een nieuwe visie op het gebied.

Opgave

Doelstelling van de opgave ‘Kansen aan de oostflank’ is het vergroten van attractiviteit in de omgeving van de oostelijke randweg. De toevoeging van de nieuwe infrastructuur, de ontwikkeling van een landschapspark langs de weg, het vergroten en versterken van het natuurgebied De Zumpe en de mogelijke verhuizing van het Slingeland-ziekenhuis naar de Terborgseweg maakt dat het gebied drukker bezocht zal worden. Dat vraagt ook om een breder aanbod aan functies en meer aandacht voor de esthetiek in deze omgeving.

Buiten

Het gebied tussen de Vijverlaan en de Varsseveldseweg kent de bestemmingen “Agrarisch” en “Natuur”. Op de landschapsstructuurkaart is een hoge waardering aan dit gebied toegekend. Natuur- en landschapsontwikkeling zal hier volgens plan nog meer voeten aan de grond krijgen. Bijzonder zijn de randen van het gebied die ieder een heel eigen dynamiek hebben. De Vossenstraat die als oorspronkelijk dijkje de verbinding legt met belangrijkste straat in de wijk Schöneveld, de Van Hogendorplaan. De wat gesloten rand van achtertuinen van bewoners van de Zuivelweg en de Willem Dreeslaan. De oude spoordijk die nu functioneert als fietspad. En dan het bijna mysterieuze overgangsgebied aan de zuidkant rond de Vijverlaan. Een gebied waar de gebroeders Misset ooit historie maakten met de aanleg van een vliegveldje. Enkele relicten in de omgeving herinneren nog aan hun aanwezigheid.

In het verleden is er een soort vanzelfsprekende zonering ontstaan in dit gebied met plekken van uiterste rust. Buurtbewoners maken beperkt gebruik van het gebied om te recreëren. Door de aanleg van de oostelijke randweg kan je zeggen dat de verschillende sferen stuk voor stuk aaneengeregen worden door die nieuwe infrastructurele lijn, maar dat bepaalde ruimtelijke relaties ook zullen verdwijnen. Er moet een nieuw evenwicht komen en maximale samenhang. Er liggen kansen om de natuur- en landschapsbeleving verder te versterken en nog aantrekkelijker te maken door een verbinding te zoeken met de meer zuidelijk gelegen natuurgebieden. De opgave ‘Oogsten in het buitengebied’ gaat hier verder op in.

Binnen

De overgang naar de stad verandert enorm als gevolg van de doorbraak die nodig is om een verbinding te maken tussen de nieuwe weg en de Ondernemingsweg. Ter hoogte van het voormalig Esbro-complex komt een tunnelbak. Ter hoogte van de Frans Halslaan komt er een rotonde bij. Het eerder als mysterieus benoemd deel van het gebied krijgt een andere dynamiek.

Interessant is ook dat op zeer korte afstand van dit gebied het voetbalstadion ligt. Vanzelfsprekend komen daar veel mensen op af. Hetzelfde geldt als er straks een ziekenhuis aan de Terborgseweg verrijst. De bezoekers konden hun bezoek voorheen nog koppelen aan een ommetje door de Kruisbergse bossen. Waarom zou dat nu niet een rondje Ruige Horst worden? Het is mogelijk als er logische verbindingen ontstaan van de stad naar het buitengebied. Het is de kunst om nieuwe ruimte rond het voormalig Esbro-complex op te pakken als meer dan een plek waar het verkeer voortaan aanwezig is, al is dat dan ook in een tunnel. Dat kan gedaan worden vanuit het oogpunt van landschapsherstel, maar het is ook de moeite waard om een functieonderzoek te doen voor die omgeving. Het zou mooi zijn als daarmee een relatie bewerkstelligd kan worden tussen de oude relicten, de nieuwe toevoegingen en als de toename van dynamiek ook op een speelse manier wordt begeleid door functies in de (openbare) ruimte.

Aanpak

Uitgangspunt in deze opgave is het zoeken van aansluiting bij de ontwikkeling van het landschapspark. Daarnaast is er een relatie met de structuurvisie-opgave ‘Oogsten in het buitengebied’. Het is van belang om min of meer met een helikopterview over het gebied te vliegen en te kijken waar verbindingen gelegd kunnen worden. Welke overgangen gemaakt kunnen worden. En welke locaties om toevoegingen vragen. Deze aanpak vraagt om een visie op het totale gebied met de nadruk op de verschillende overgangsgebieden.

Onderzoeksvragen

• Welke nieuwe functies zijn denkbaar als ruimtelijke en functionele versterking van de oostelijke randweg?

• Hoe kan de zonering in het opgave-gebied meer expressie en aantrekkingskracht krijgen?

• Welke attracties passen bij welk deelgebied qua dynamiek en sfeer?

• Hoe kunnen de verschillende ruimtelijke relaties met de omgeving versterkt worden?

Huidige denkrichting en oplossingen

Oplossingen zoals het terugbrengen en versterken van groenstructuren, recreatieve paden en waterlopen zijn denkbaar. Ook zijn acties mogelijk op het cultuurlijk vlak zoals het plaatsen van een uitkijktoren in het gebied, het aanleggen van een sportroute, of het verbeelden van het lokale Misset-verhaal. Kunst en cultuur kunnen überhaupt een grote rol spelen in dit gebied en daarmee de aantrekkelijkheid vergroten.

Ook is het de moeite waard om te bekijken of er leegstaande gebouwen zijn of komen waar een bijzondere publieke functie aan kan worden gegeven. Zo’n pand zou bijvoorbeeld ruimte kunnen bieden aan exposities over De Zumpe en andere natuur en tegelijkertijd onderdak kunnen bieden aan natuurwerkgroepen. Het zou ook de pleisterplaats kunnen worden voor sporters die even bij willen tanken of fietsers die in een zelfhulpwerkplaats hun band willen plakken. Uiteraard zijn er talloze alternatieven te bedenken.

Op de overgang van stad naar buitengebied is een ontmoetingsplek denkbaar met een op de lokale geschiedenis geïnspireerde inrichting. Dit zou veel meer kunnen zijn dan de traditionele carpool-plek. Er wordt eerder gedacht aan een locatie van waaruit plannen worden gemaakt om de omgeving verder te verkennen. Een fysiek visitekaartje van de gemeente Doetinchem.

Randvoorwaarden

Omdat de toekomst van het gebied voor een deel nog onzeker is, moeten er scenario’s worden ontworpen voor de verschillende situaties. Eventuele nieuwe functies moeten elkaar versterken en bijdragen aan het realiseren van de doelstelling: het vergroten van de attractiviteit van het gebied. De functies mogen niet ten koste gaan van bestaande natuur- en cultuurhistorische waarden.

4.8 Centrum optimaal

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_013.png

Inleiding

De binnenstad van Doetinchem is goed bereikbaar met de auto. Een aantekening daarbij is de snelheid waarmee dat gebeurt. Het beschikbare aantal wegen maakt dat het soms behoorlijk druk is. Zo gaan er 18.000 auto’s per dag over de Gaswal. Een gewone stadsstraat. De 20.000 auto’s die over een paar jaar gebruik zullen maken van de oostelijke randweg, lijken in verhouding daarmee slechts een gering aantal. De vraag is: Gaat er nu zo weinig over de oostelijke randweg of zoveel over de Gaswal?

Dat laatste is zeker het geval en ook op de straten direct grenzend aan het Ei, zoals de Raadhuisstraat en de Terborgseweg is het een komen en gaan van auto’s. De wegenstructuur in het centrum is zo aantrekkelijk dat die ook gebruikt wordt door auto’s die we er liever niet zien. Doorgaand verkeer met in sommige gevallen bestemmingen ver buiten het centrum en vrachtauto’s die op een bedrijventerrein moeten zijn.

De nadrukkelijke aanwezigheid van het gemotoriseerd verkeer heeft een negatief effect op de beleving van het centrum. Voetgangers en fietsers zijn gedwongen de tweede viool te spelen. Wegen zijn relatief breed, maar die ruimte wordt vooral gebruikt door het verkeer en er zijn in deze opzet weinig mogelijkheden voor groen. De oostelijke randweg zal gemotoriseerde oplossingen bieden voor grote knelpunten, maar weinig invloed hebben op de geschetste beleving. Om die een positieve wending te geven, moet er meer gebeuren.

Opgave

Doelstelling van de opgave ‘Centrum optimaal’ is het creëren van een autoluw centrum met een hoge belevingswaarde, waarbinnen het bestemmingsverkeer in alle rust winkels en voorzieningen kan bereiken, maar overig verkeer verleid wordt tot andere keuzes.

Mogelijk is daar een aantal verkeerskundige ingrepen voor nodig. Er ligt al een plan voor het autoluw maken aan de oostzijde van het Ei rondom de IJsselkade en de Spinbaan, maar het is nog onbekend wanneer tot uitvoering kan worden overgegaan. Het tijdstip van uitvoering is afhankelijk van het moment dat er weer financiële middelen voorhanden zijn. Los van dit bestaande plan is het goed om aanvullende ingrepen te onderzoeken.

Zoals het nu lijkt, zal de combinatie van ingrepen het meeste effect hebben. Daar zullen ook ingrepen bij horen die zich niet in de directe omgeving van het Ei zullen afspelen. Op grotere afstand zal het verkeer gevraagd moeten worden een andere route dan gebruikelijk te volgen. Die route moet dan ook voldoende capaciteit hebben.

Gepaard aan de verkeerskundige ingrepen is het ook noodzakelijk dat de wegen direct grenzend aan het Ei en leidend naar het Ei een ander uiterlijk krijgen. Belangrijk uitgangspunt zal moeten zijn: de auto is te gast in een langzaamverkeer-vriendelijke omgeving. Deze aanpak moet plaatsvinden in samenhang met de visie Eidentiteit en de plannen in het kader van het project Vitaal Stadscentrum.

Aanpak

De reeds voorliggende plannen gaan uit van het wijzigen van de IJsselkade in een éénrichtingstraat de stad uit, het wijzigen van de Spinbaan in een éénrichtingstraat de stad in en het autovrij maken van de Raadhuisstraat en een stukje Terborgseweg. Het zou goed zijn om deze plannen nog een keer te bekijken in het kader van deze opgave.

Een belangrijke wens in dit kader is de afsluiting van de Gaswal. Deze wens is de afgelopen jaren al vaker geuit en blijft actueel. Bezien vanuit deze opgave, maar ook omdat alleen bij het afwaarderen van de Gaswal een betere relatie kan worden gecreëerd tussen het centrum en de Oude IJssel.

Om te voorkomen dat bij afsluiting van de Gaswal overtollig verkeer z’n weg gaat zoeken via de Kennedy-laan en Loolaan moet er binnen de stedelijke context gezocht worden naar mogelijkheden om het verkeer te spreiden. Die zoektocht kan gestart worden als de oostelijke randweg daadwerkelijk functioneert omdat de situatie dan al aanzienlijk anders kan zijn dan nu.

Onderzoeksvragen

Bij het onderzoek zal de opdracht zich moeten concentreren rond de volgende vragen:

• Welke effecten heeft de aanleg van de oostelijke randweg gehad op de verkeersituatie in het centrum?

• Welke effecten heeft de verruiming van capaciteit op de Europaweg en de eventuele aanleg van een tunnel ter hoogte van het spoor op de verkeersituatie?

• Welke effecten heeft de (eventuele) verhuizing van het ziekenhuis op de verkeersituatie in het centrum?

• Welke knelpunten zijn onveranderlijk gebleven en welke zijn er bijgekomen?

• Wat is het effect van eventuele afsluiting van de Gaswal?

• Op welke manier kunnen eventuele nog bestaande knelpunten of te verwachten knelpunten worden opgeheven

Huidige denkrichting en oplossingen

• Optimalisering wegennet binnen het gebied Doetinchemseweg, Wijnbergseweg, Europaweg met een verruiming van capaciteit en de eventuele aanleg van een tunnel bij de spoorwegovergang.

• Maximaal doorverwijzen van automobilisten vanuit Zelhem naar de oostelijke randweg.

• Inrichting Kruisbergseweg/Haareweg toetsen en mogelijk aanpassen naar gewijzigde en gewenste belasting (minder intensief).

• Tracé Bedrijvenweg optimaliseren.

• Maximaal doorverwijzen automobilisten naar A18.

Randvoorwaarden

• Wijzigingen in de verkeersstructuur moeten telkens samen gaan met een inrichting van de openbare ruimte waarbij de beleving centraal staat.

• Het inrichten van de openbare ruimte om andere redenen (bijvoorbeeld aanpassingen aan de ondergrondse voorzieningen) moet telkens gebruikt worden om te anticiperen op uitvoering van deze opgave.

4.9 Oogsten in het buitengebied

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_014.png

Inleiding

De overkoepelende opgave ‘Beleef het land’ schetst de doelstelling om karakteristieken in het landschap te versterken zodat de verschillende deelgebieden nog meer smoel krijgen en daarmee hoger scoren in de beleving. De deelopgave ‘Oogsten in het buitengebied’ kan beschouwd worden als een uitwerking daarvan. Op vijf plekken binnen het buitengebied van Doetinchem is er iets bijzonders aan de hand. Er zijn bovengemiddelde kwaliteiten, we weten er (te) weinig van of we voorzien op die locatie last te krijgen van aanwezige knelpunten.

Het gaat om de volgende locaties:

• Het Zelhemse Broek

• De omgeving Doesburgseweg/Grindstraat

• Langerak

• Barlham

• Van Ruige Hoek tot Bethlehem

Opgave

Doelstelling van deze opgave is om op die plaatsen waar sprake is van het samengaan van extreem hoge kwaliteiten, bijvoorbeeld op het gebied van natuurwaarden of cultuurhistorie, extra inspanningen te leveren. Door de kwaliteiten met elkaar te verbinden kunnen ze samen een heel bijzondere locatie opleveren. Daarnaast zijn er nog plekken in het buitengebied waar in het verleden plannen voor bestonden, maar waarvan de toekomst om verschillende redenen nu onduidelijk is. Door deze opnieuw te bekijken, kunnen zij mogelijk een nieuwe, meer onderscheidende functie in het buitengebied gaan innemen.

Het Zelhemse Broek

Situatie

Het Zelhemse Broek is een gebied dat ten noorden ligt van de wijken Overstegen en De Bezelhorst. Een natuurlijk ingerichte groenstrook en sportpark vormen het overgangsgebied naar de Zelhemse Broek. Dit overgangsgebied valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur. De Zelhemse Beek is één van de beken waarvan de waterkwaliteit heel hoog is. Deze beek vormt de grens tussen genoemd overgangsgebied en het landelijk gebied ten noorden van de wijken. De geschetste opbouw en de routing in deze omgeving, maken dat het Zelhemse Broek op dit moment niet als uitloopgebied functioneert.

Het Zelhemse Broek behoort sinds de herindeling in 2005 bij de gemeente Doetinchem. Aanvankelijk was een deel van het gebied Broek bestemd voor woningbouw, maar daar is om verschillende redenen op teruggekomen. Het gebied is nu hoofdzakelijk in gebruik voor akkerbouw en als weideland. De bestemming van het gebied is volgens het bestemmingsplan buitengebied “Agrarisch”. In de landschapsstructuurkaart worden er geen bijzondere waarden toegekend aan het gebied.

Kansen

De structuur van het gebied verwijst nog naar de ontginning van het oorspronkelijk natte gebied. Het landschapstype is natte broek- en heideontginningen. De kavels zijn lang en smal. Het gebied is vrij spaarzaam bebouwd, maar er is wel een boerderijcamping gevestigd. De bebouwing is hoofdzakelijk langs de wegen gesitueerd wat eveneens past bij de ontstaansgeschiedenis. De cultuurhistorische waarde van de bebouwing wisselt van matig tot hoog.

Er liggen kansen om de relatie tussen de Doetinchemse woonwijken en het gebied verder te versterken. Nu er niet langer een woonbestemming op het gebied ligt, is het zinvol om te onderzoeken of er kansen zijn voor natte natuur en/of de belevingswaarde van de Zelhemse Beek verder vergroot kan worden.

De omgeving Doesburgseweg/Grindstraat

Situatie

Het dorp Wehl en het buurtschap Nieuw-Wehl zijn beiden gebouwd op de overgang van het essen- naar het kampenlandschap. Ten noorden van de bebouwingskernen ligt een lang gerekt essencomplex met ten noorden daarvan de natte broek- en heideontginningen. Deze grenzen direct aan de Wehlse Beek. De dwarsdoorsnede van deze verschillende landschapstypen, levert een afwisselend beeld op met bolle akkers, stijlrandjes, natte weidegronden en de bijpassende verkavelingen. Aan de kant van de beek zijn die rechtlijnig, op de beek gericht en smal, terwijl er op de essen en kampen veel meer afwisseling in de patronen zit. De verschillen zijn niet overal meer even goed herkenbaar.

De Doesburgseweg en Grindstraat slingeren zich in oost-westelijke richting door het landschap en markeren de overgangen van landschapstype. De wegen worden begeleid door bosschages en bomen in een onregelmatig patroon. Veel van de wegen in deze omgeving zijn historisch. De bebouwing bevindt zich over het algemeen direct langs de wegen met een concentratie aan de zuidzijde van de Doesburgseweg. Met name op de essen is sprake van bebouwing met een positieve of hoge cultuurhistorische waarde. Het gaat dan om wat oudere boerderijen. Op deze essen zijn ook nog de restanten van stijlrandjes aanwezig. Langs de Grindstraat ligt een flink aantal agrarische bedrijven.

Het gebied heeft de bestemming “Agrarisch” in het bestemmingsplan buitengebied. Het gebied ten zuiden van de Doesburgseweg heeft de bestemming “Agrarisch met waarden” en wordt op de landschapsstructuurkaart gesignaleerd als bijzonder waardevol gebied.

Kansen

Er liggen kansen om de relatie met de Wehlse Beek in dit gebied te versterken. Ook vragen de nog redelijk gave kavelstructuren om het herkenbaar maken van die specifieke patronen. Op enkele plaatsen worden de lijnen in het landschap benadrukt door groenstructuren, maar dat zou veel vaker kunnen.

Het is een uitdaging in dit gebied om de kwaliteit van de verschillende zones te tonen. Dit kan met behulp van beplanting, maar ook met de situering van de bebouwing en het al dan niet inpakken van bebouwing met groen, afhankelijk van de kwaliteit. Bij de wens voor bedrijfsverplaatsing of beëindiging is het aan te bevelen om te onderzoeken of herverkaveling een bijdrage levert aan de algehele beleving.

Langerak

Situatie

Het buurtschap Langerak bevindt zich op een landschappelijke verhoging met op zichtafstand de uiterwaarden van de Oude IJssel en aan de andere kant de Kruisbergse bossen. Twee zeer waardevolle gebieden die als het ware heimelijk verweven zijn met een deel van de bebouwing van Langerak. In het buurtschap zijn de aanwezige niveauverschillen hier en daar nog heel goed te zien aan de verschillende stijlranden, soms heuse niveausprongen. De gemiddelde passant komt die niet tegen. Ze lijken verstopt.

De Keppelseweg doorsnijdt dit gebied en vormt het lint waarlangs de bebouwing van Langerak zich aaneen heeft geregen. De Keppelseweg is één van de historische toegangswegen van de stad Doetinchem. De Keppelseweg is in de loop van de jaren gemoderniseerd en dus breder geworden. De oude weg is nog aanwezig in de vorm van een ventweg en wordt deels nog begeleid door laanbeplanting.

Een belangrijk complex in Langerak is de ijzergieterij Vulcanus. Het bedrijf is goed voor veel werkgelegenheid, maar heeft in de loop van de jaren onder vuur gelegen. De aantijgingen betroffen meestal de negatieve effecten van de bedrijfsactiviteiten op het milieu. Het bedrijf heeft zich in de loop der jaren uitgebreid. De opbouw van het bedrijf is typerend voor industrieel erfgoed. De tijdslagen zijn herkenbaar en verwijzen naar het productieproces. Delen van het gebouw zijn cultuurhistorisch waardevol. Het bedrijf richt zich voor de komende jaren op verdergaande modernisering van de productieprocessen.

Bebouwing anders dan het Vulcanuscomplex is wisselend van kwaliteit en karakter en bestaat uit nieuwbouw, een aantal aansprekende jaren dertig woningen en enkele iets oudere woningen.

Het gebied rondom Langerak heeft deels de bestemming “Agrarisch”, deels “Agrarisch met waarden”. Op de landschapsstructuurkaart komt bijzondere waardering naar voren voor de bebouwing in de strook ten oosten van de Keppelseweg. In Langerak liggen kwaliteiten waar nu letterlijk aan voorbij wordt gereden.

Kansen

Er liggen kansen om de oude entree naar de stad Doetinchem nog meer impact te geven en de banden aan te halen. Ook moet het mogelijk zijn om de verschillende kwaliteiten langs de Keppelseweg, variërend van het industrieel relict, tot de bijzondere landschapselementen sterker naar voren te laten komen. De relatie met aan de ene kant de uiterwaarden en aan de andere kant de hoger gelegen bossen, zou veel meer voelbaar gemaakt kunnen worden.

Barlham

Situatie

Het archeologisch verleden van Doetinchem is groot, maar met de motte van Barlham komt het heel dichtbij. Het restant van één van de oudste kastelen van Doetinchem is niet meer dan een heuvel en een gracht, maar het verhaal inspireert. De omgeving versterkt dat gevoel.

De motte is een archeologisch monument. Het ligt aan de westzijde van de Oude IJssel en is nu omgeven door bomen. Op enkele tientallen meters afstand ligt het gemeentelijk monument, de boerderij Barlham en samen nemen ze een bijzondere positie in ten opzichte van de rivier en dijk en de veel lager gelegen uiterwaarden. Een laagte waar ooit de zijarmen van de Rijn hun weg zochten en nu nog restanten opduiken in de vorm van kleinere waterpartijen, omgeven door opschietend groen.

Het gebied tussen de rivier en de Barlhammerweg is onbebouwd en heeft een enorme charme door haar ongereptheid. Voor de kenner is de rivier nabij, maar velen zullen helemaal niet in de gaten hebben dat hij er is. De dijk onttrekt het water aan het gezicht. Die geheimzinnigheid gaat op voor het hele gebied. De geschiedenis van Barlham is een goed verborgen geheim.

Het gebied rondom de motte heeft de bestemming “Agrarisch met waarden” in het bestemmingsplan buitengebied. Op de landschapsstructuurkaart wordt het gebied als zeer waardevol bestempeld. Een deel van het gebied valt onder de Ecologische Hoofdstructuur.

Kansen

Er liggen kansen om het verhaal van Barlham te vertellen. Door middel van restauratie van de motte of de verbeelding van het verhaal. Een ander aandachtspunt is het versterken van de relatie met de rivier.

Van Ruige Hoek tot Bethlehem

Situatie

Aan de zuidoostkant van Doetinchem in de richting van Gaanderen, ligt een prachtig landschappelijk gebied. Aan de oostkant wordt het gebied begrensd door de Slingebeek die in het zuiden overgaat in de Beneden Slinge en de Bielheimerbeek. Aan de noordkant van het gebied liggen deelgebiedjes die bekend staan onder de naam Sectie M, Ruige Hoek, De Zumpe en de Vijverberg. Hier komt op korte termijn de oostelijke randweg te liggen. Bij de aanleg wordt rekening gehouden met de betekenis van De Zumpe. Een natuurgebied van nationaal belang. Aan de zuidkant liggen de bos- en recreatiegebieden De Wrange en de Koekendaal en het agrarisch gebied rond het voormalig klooster Bethlehem. Dit wordt ook beschreven in het hoofdstuk over de projecten. In deze gebieden spelen zowel natuur, cultuurhistorie en landschap een belangrijke rol. Verspreid over het gebied zijn ook diverse interessante cultuurhistorische relicten te vinden zoals aantrekkelijke boerderijen, herinneringen aan de gebroeders Misset en aan een watermolen.

Het overgrote deel van het landschap heeft de bestemming “Agrarisch met waarden”. Een deel van het gebied valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Er zijn plannen in de maak voor het noordelijk deel van het gebied vanuit het project oostelijke randweg. Ook de structuurvisie-opgave ‘Kansen aan de oostflank’ gaat in op dit deel van het gebied. Tenslotte ligt er nog de visie Bethlehem.

Kansen

Het gebied Van Ruige Hoek tot en met Bethlehem heeft bijzonder veel kwaliteiten. Teveel om hier op te noemen. Voor delen van het gebied zijn ook al plannen gemaakt voor optimalisering. Een verstorende factor is de A18 die een tweedeling aanbrengt. Wat ontbreekt, is een visie op noodzakelijke verbindingen binnen het totaalgebied. Dat geldt bijvoorbeeld voor relaties die in het belang zijn voor de natuurontwikkeling. De verdrogingproblematiek kan daarbij een aandachtspunt zijn. Het geldt ook voor de verknoping van recreatie, routing en het cultuurhistorische verhaal. Er liggen kansen om dit uiterst waardevolle gebied tot een sterkere eenheid te transformeren die uiteindelijk de oostkant van Doetinchem en de westkant van Gaanderen sterker zal verbinden.

Aanpak

Voor ieder onderdeel van deze opgave geldt, dat het projecten zijn waarbij bewoners en gebruikers van de gebieden een belangrijke rol zouden moeten hebben. Zij kunnen zelf op detailniveau zaken aanpakken, maar ook door uitwisseling onderling tot oplossingen komen. Het kan zijn dat individuele bewoners, dorpsraden of historische verenigingen met een initiatief komen wat bij deze projecten past.

Vanuit de gemeente is het vooral van belang om in dit proces het einddoel te bewaken en de grote lijn uit te zetten. Ook kan de gemeente een belangrijke rol vervullen als tussenpersoon. En tenslotte is de gemeente van belang daar waar regelgeving nodig is of veranderd moet worden.

Afhankelijk van de situatie zal bekeken moeten worden of er aansluiting is te vinden bij bestaande budgetten, of er fondsenwerving nodig is, of dat er andere financiële bronnen moeten worden aangeboord. In de praktijk zal het niet meer vanzelfsprekend zijn, dat de gemeente daar voor zorgt. Co-financiering zal ook steeds vaker aan de orde zijn. Een initiatief van een bewoner kan aanleiding zijn om het project op te pakken, maar het kan ook beginnen als onderdeel van aanverwante projecten of vanuit financieringsmogelijkheden. Voor alle projecten geldt dat ze een vast aandachtspunt moeten gaan vormen bij de organisatie van recreatieve routes, natuurontwikkelingsprojecten, het zichtbaar maken van cultuurhistorie, infrastructurele wijzigingen en dergelijke.

Onderzoeksvragen

Voor ieder gebied leeft wel een aantal vragen die nog beantwoord moeten worden. Dat kan bijvoorbeeld gedaan worden via een visie, een aantal interactieve bijeenkomsten met bewoners en gebruikers of nog weer anders. In deze opgave zijn de hoofdvragen opgenomen per deelgebied:

Het Zelhemse Broek

• Welke mogelijkheden liggen er voor uitbreiding van natuur in het Zelhemse Broek?

• Hoe kunnen grote complexen beter worden ingepast in het landschap?

• Hoe kan Het Zelhemse Broek beter bereikbaar en aantrekkelijker gemaakt worden als uitloopgebied voor de noordelijke wijken?

• Welke rol kan de agrariër hierin spelen?

De omgeving Doesburgseweg/Grindstraat

• Welke maatregelen zijn noodzakelijk om het karakter van de landschapstypen beter tot z’n recht te laten komen?

• Welke aanpassing of toevoeging is noodzakelijk om de recreatiebeweging noord-zuid vice versa optimaal te laten werken aan deze kant van de gemeente?

• Zijn er mogelijkheden om verstorende bebouwing in het gebied grenzend aan de Wehlse Beek op termijn te laten vervallen of voor inpassing te zorgen in het landschap?

• Hoe kunnen bewoners zelf aan deze doelstellingen werken?

Langerak

• Welke mogelijkheden zijn er om de Keppelseweg te versterken als groene entree van Doetinchem, te beginnen bij Langerak.

• Hoe kunnen de cultuurhistorische relicten zoals onderdelen van Vulcanus publiek gemaakt worden op een zodanige wijze dat het de bedrijfsvoering niet in de weg staat?

• Op welke wijze kan de beleving van bijzondere landschapselementen in Langerak, maar ook de historische weg meer een onderdeel gaan vormen van z’n omgeving?

• Welke rol kunnen bewoners en het bedrijf Vulcanus in deze spelen?

Barlham

• Op welke wijze kan het verhaal van kasteel Barlham verteld worden?

• Hoe kan de rivier de Oude IJssel beter beleefbaar worden?

• Welke partijen kunnen een bijdrage leveren aan deze doelstelling?

Van Ruige Hoek tot en met Bethlehem

• Waar zijn raakvlakken tussen de verschillende bestaande plannen en visies?

• Hoe kunnen deze met elkaar verbonden worden?

• Welke eerste acties kunnen een vliegwieleffect veroorzaken?

• Welke partijen kunnen een bijdrage leveren om tot het einddoel te komen?

Huidige denkrichting en oplossingen

De gemeente gaat het groenstructuurplan actualiseren en kan daarbij de doelstellingen voor deze projecten meenemen. Voor structuurvisie en groenstructuurplan is de voltooiing van beplantingstructuren van belang. Vanuit deze opgave komt duidelijk naar voren dat het ook belangrijk is om contrasten tussen onderliggende landschapstypen en daarbij behorende plantsoorten te versterken.

Andere denkrichtingen zijn: het verwijderen van landschapsverstorende elementen, het inpassen van landschapsverstorende elementen, het afstemmen van langzaamverkeerroutes op elkaar, maar ook op potentiële belevingslocaties. Het op een voetstuk plaatsen van attractiepunten door ze ruimtelijk meer aandacht te geven of anders minstens naar ze te verwijzen en van een verhaal te voorzien. Het uitruilen van gronden of herverkavelen met de bedoeling overbodige bedrijfsgebouwen af te stoten en onderliggende gronden anders te gebruiken.

Randvoorwaarden

Ook voor deze opgave is het handig als er een budget is, maar alles begint bij het gesprek en de inzet van bewoners en gebruikers van het gebied. Verder is het noodzakelijk om aansluiting te zoeken bij reeds bestaande projecten. De uitvoering van deze opgave moet worden gezien als een overkoepelend belang. Het welslagen ervan bevordert de leefbaarheid in het buitengebied en daarmee het economisch voortbestaan.

4.10 Robuust spoor Arnhem - Winterswijk

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_025.png

Inleiding

De spoorlijn Arnhem-Winterswijk is een enkelsporige lijn tussen Zevenaar en Winterswijk en tweesporig tussen Arnhem en Zevenaar. Op het deel Doetinchem-Winterswijk reizen circa 3.250 reizigers per werkdag. Op het deel Doetinchem-Arnhem reizen circa 13.262 reizigers per werkdag. Hiermee is dit één van de drukste regionale spoorlijnen van Nederland.

De spoorlijn is een zeer complex vervoersysteem. Om de kernactiviteit uit te kunnen voeren, namelijk de gebruikers van de spoorlijn, de reizigers, van A naar B te vervoeren, zijn er meerdere partijen betrokken. De ondergrond van de spoorlijn is eigendom van RailInfraTrust. Het beheer van de spoorlijn ligt bij ProRail. De stationsomgeving is overwegend eigendom van NS Vastgoed. En tot slot verzorgen twee verschillende vervoerders de dienstregeling, onder verantwoordelijkheid van één partij, de provincie. Voor Doetinchem is de impact van het wel of niet functioneren van de spoorlijn groot. De spoorlijn Arnhem-Winterswijk vervult een belangrijke functie voor de bereikbaarheid van de Achterhoek met de regio Arnhem-Nijmegen en daar gevestigde kennisinstellingen. Sinds enige tijd staat de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de infrastructuur voor de trein sterk onder druk.

Opgave

Doelstelling van deze opgave is het leveren van een bijdrage aan de verbetering van de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de infrastructuur voor de trein tot een acceptabel niveau. Dit moet gebeuren in samenwerking met andere betrokken partijen en binnen het kader van de regio Achterhoek. De wens om te komen tot de aanleg van dubbelspoor is een belangrijk onderdeel om het einddoel te bereiken. De noodzaak tot vergroting van de kwaliteit op dit terrein is groot. Bij het veel langer achterwege blijven van de gewenste kwaliteit, kan dit een negatieve impact hebben op talloze factoren waaronder economische.

Onderzoeksresultaten

De spoorlijn vervult een belangrijke functie voor de bereikbaarheid van de Achterhoek met de regio Arnhem-Nijmegen. Deze grotendeels enkelsporige lijn staat bekend om zijn slechte punctualiteit.

De slechte punctualiteit speelt met name op het traject Arnhem-Doetinchem. Er zijn twee oorzaken te noemen:

• overbelasting op het traject Zevenaar-Arnhem

• de huidige capaciteit van station Arnhem.

Op het baanvak Arnhem-Zevenaar wordt naast personenvervoer ook goederenvervoer en internationaal vervoer afgewikkeld. De capaciteitsverdeling op dit baanvak is complex. Daarom is aan Roland Berger Strategy Consultants (RBSC) in 2011 gevraagd kritisch te kijken naar de tegenvallende prestaties op de gehele spoorlijn Arnhem-Winterswijk. Uit hun rapportage komt naar voren dat de treindienst nog steeds de slechtst scorende regionale spoorlijn van Nederland is.

RBSC ziet een ruimere dienstregeling met meer materieel en betere beschikbaarheid van de infrastructuur als oplossing om de spoorlijn weer betrouwbaar te maken. RBSC geeft aan dat de spoorlijn Arnhem-Winterswijk bijzondere kenmerken heeft in vergelijking met veel andere trajecten. Het gaat dan om de hoeveelheid overwegen, de combinatie van beveiligingssystemen en het feit dat er slechts een enkel spoor ligt tussen Zevenaar en Winterswijk. Dit alles maakt de hoogfrequente dienstregeling met vier keer per uur per richting een trein zeer kwetsbaar.

Praktijkervaring

Het geschetste beeld door RBSC wordt door ProRail ook gesignaleerd in de praktijk. Op dit moment blijft de punctualiteit nog steeds ver achter in vergelijking met andere lijnen. De verbinding Arnhem-Winterswijk krijgt van de reizigers met 5,9 de laagste beoordeling van alle gedecentraliseerde lijnen. De reden voor deze lage beoordeling is de slechte punctualiteit op deze lijn. Het stelselmatig voorkomen van problemen leidt tot een verschuiving van de trein naar de auto voor het vervoer richting Arnhem en verder.

Aanpak

De Achterhoek is een belangrijke gebruiker van de spoorlijn Arnhem-Winterswijk, maar er zijn meer belanghebbenden. Ook de Liemerse gemeenten (Zevenaar, Rijnwaarden, Duiven en Westervoort) zijn op deze spoorverbinding aangewezen. Ook zij ervaren de problemen die er spelen. Ten aanzien van de ‘spoorlijn Arnhem-Winterswijk’ gaat het om het kwaliteitsbeeld dat beide regio’s nastreven. Het aanbrengen van dubbelspoor tussen Arnhem en Doetinchem is slechts een (belangrijk) middel om tot het doel te komen en staat dus niet op zichzelf.

Voor de Achterhoek en de Liemers is het volgende kwaliteitsbeeld van belang.

Kwaliteitsbeeld spoor Arnhem – Winterswijk

• Robuust en betrouwbaar spoor Arnhem-Winterswijk, vertraging van 1 trein moet niet de hele dag doorwerken.

• Snellere reistijd tussen Arnhem en Winterswijk

• Doetinchem-Winterswijk (krimp): treinverbinding centraal voor reiziger uit Achterhoek: twee treinen per uur in beide richtingen

• Nieuwe stations of inleg nieuwe lijn (Arnhem-Emmerich-Dusseldorf) kan alleen als robuustheid (en reistijd) niet wordt aangetast

• Betere aansturing treinen en veiligheid op het traject Zevenaar-Winterswijk.

• 100% aansluitgarantie naar Utrecht voor de trein vanuit Doetinchem-Winterswijk (meer dan 50% van de reizigers op de lijn Arnhem-Winterswijk stapt over naar de trein Utrecht).

Om dit kwaliteitsbeeld te realiseren dienen er vooral maatregelen genomen te worden op het gebied van de railinfrastructuur. Om te verkennen welke maatregelen genomen kunnen worden om het capaciteitsprobleem op te lossen, is door ProRail een capaciteitsanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt onder andere dat de infrastructuur uitgebreid moet worden op baanvak Zevenaar-Winterswijk om het conflict van de overbelastverklaring op te lossen (capaciteitsvergrotingsplan infrapakket A). Ook moet station Zevenaar-Oost geopend worden.

Onderstaande maatregelen zijn nodig om voldoende rijtijdwinst te behalen, de conflicten op te lossen en daarmee voor een volgordewisseling van de ICE en de stoptrein van Arriva tussen Zevenaar en Arnhem te zorgen.

Infrapakket A

• Dubbelspoor Zevenaar-Didam

• Verlengen partiële spoorverdubbeling Wehl

• Snelheidsverhoging Didam-Wehl naar 120 km/u
(is nu 100 km/u)

• Snelheidsverhoging Doetinchem-Gaanderen naar 120 km/u (is nu 100 km/u)

Infrapakket B is van toepassing bij het openen van het station Zevenaar-Oost.

Infrapakket B

• Dubbelspoor Didam-Wehl (± 6 km)

• Dubbelspoor Doetinchem de Huet-Doetinchem
(± 2,5 km)

• Kruisingsgelegenheid te Gaanderen

• Snelheidsverhoging Terborg-Varsseveld naar 130 km/u (is nu 100 km/u)

• Snelheidsverhoging Varsseveld-Aalten naar 140 km/u (is nu 100 km/u)

Het geschetste kwaliteitsbeeld is de leidraad waarlangs getracht wordt de doelstellingen te realiseren. De maatregelen die daar bij horen, zijn weergegeven in pakket A+B. Naast het vragen om een robuuster spoorverbinding (pakket A+ B) wil de Achterhoek ook wat inbrengen. Het besef is aanwezig dat de financiering van de maatregelen een fikse hindernis is. De middelen bij het Rijk en de provincie staan onder druk.

Huidige denkrichting en oplossingen

De Achterhoek kan haar bijdrage leveren in de vorm van cofinanciering of in daadwerkelijke middelen. Een eerste stap is daarin gezet met het vragen van het ingenieursbureau Strukton om een second-opinion. Dit is in opdracht van de gemeente Doetinchem gebeurd. Op basis van de genoemde voorstellen in pakket A en B is een haalbaarheidsstudie opgesteld. Specifiek is gekeken naar wat de voorstellen inhouden, hoe ze worden uitgevoerd en wat de kosten zijn. Het onderzoek onderschrijft de wijze waarop de voorstellen in pakket A en B worden onderschreven. Omdat de vertragingen ontstaan op het baanvak Arnhem-Zevenaar, moeten deze zo snel mogelijk daarna ingelopen worden; de optimale volgorde van maatregelen is volgens Strukton dan ook vanaf Zevenaar naar Winterswijk. Baanvakverdubbeling heeft meer effect dan een snelheidsverhoging, meent het bureau. Een kostenbesparing is te verkrijgen door het veranderen van het baanvak Zevenaar-Winterswijk van hoofdspoor naar lokaal spoor.

Een andere manier om de realisatie van de doelstellingen dichterbij te brengen, is het beschikbaar stellen van gronden door de Achterhoek. Om dubbelspoor te realiseren is er grond nodig aansluitend aan het bestaande spoor. In veel gevallen is deze ruimte wel aanwezig. Daar waar het gemeente-eigendom betreft, zijn de Achterhoekse gemeenten in principe bereid om in de vorm van co-financiering de gronden daarvoor in te brengen. Dit zal verder geconcretiseerd moeten worden. Uitgaande van lokaal spoor is overigens minder grond noodzakelijk. Dit in verband met de minder vereiste spoorruimte.

Een derde middel is het sluiten van overwegen. In het recente verleden is er al een hele slag gemaakt in de Achterhoek met het sluiten van (veelal) onbewaakte overwegen. Een moeilijk en gevoelig proces. Maar om de maatregelen die voorgesteld zijn mogelijk te maken, zal er wederom een verzoek richting de gemeenten komen om een aantal overwegen te sluiten. De Achterhoekse gemeenten zien de noodzaak van deze vraag ook in.

Een hogere rijsnelheid van de trein stelt nu eenmaal andere eisen aan plaats van en afstanden tussen overwegen. Daarom willen de gemeenten, dus ook Doetinchem, alle medewerking verlenen om noodzakelijk geachte sluitingen te helpen realiseren.

Ten slotte is het nemen van een aantal dure maatregelen een optie. Het realiseren van geheel of delen dubbel spoor vergt extra maatregelen. Een aantal van die maatregelen zijn noodzakelijk, maar er zijn ook maatregelen die wellicht wenselijk maar niet noodzakelijk zijn. Ook daarover willen de Achterhoekse gemeenten graag meepraten. Dit betreft voornamelijk Doetinchem; een spoorverdubbeling tussen Doetinchem De Huet en Doetinchem kruist ook de Oude IJssel. Dit vergt een enorme investering. De gemeente Doetinchem heeft er dan ook geen moeite mee om dit deel niet dubbelsporig uit te voeren. Hierdoor wordt het geheel van de maatregelen wellicht reëler uitvoerbaar.

Randvoorwaarden

Er ligt een wetswijziging voor die het mogelijk maakt om het baanvak Zevenaar-Winterswijk van hoofdspoor te veranderen in lokaal spoor (Wet op de lokale spoorwegen). Het in werking treden van deze wet is noodzakelijk om de door Strukton voorgestelde maatregel te kunnen uitvoeren. Uiteraard moet de provincie Gelderland hier in mee willen gaan, omdat er dan meer zeggenschap richting provincie en lokale overheden gaat komen.

Verder is in dit hele traject een goede communicatie onderling en voortvarend handelen een voorwaarde om alle neuzen dezelfde kant op te laten staan.

Ten slotte is het ook noodzakelijk om uiteindelijk over de benodigde financiën te kunnen beschikken.

4.11 Wezenlijk Wehl

Inleiding

Wehl doet er toe als bijzonder Liemers dorp binnen de Achterhoekse gemeente Doetinchem. Sinds de herindeling in 2005 horen de twee bij elkaar met daarbij in één adem het buurtschap Nieuw-Wehl meegenomen. Tegelijkertijd zijn de bewoners van Wehl en Nieuw-Wehl gehecht aan de Liemerse oorsprong en sterk verknocht aan de eigen geschiedenis en dat wat daar nog herkenbaar aan is. Doetinchem ziet de lokale verschillen binnen haar gemeente als een kwaliteit en streeft er naar om specifieke kenmerken ruimte te geven en te koesteren.

Opgave

Doelstelling van deze opgave is het faciliteren van de bewoners van Wehl en Nieuw-Wehl bij het creëren van kansen voor hun woonomgeving. De pijlen zijn daarmee gericht op het behoud van de leefbaarheid binnen de dorpen. De gemeente wil meedenken over het onderbrengen van functies en het toestaan van nieuwe functies of combineren van functies in behoudenswaardige gebouwen. Ook gaat de aandacht van de gemeente uit naar items als bereikbaarheid, veiligheid, zorg en woongelegenheid. Dit zijn onderdelen die in een tijd van krimp en economische recessie om een strategische aanpak vragen.

Op het ruimtelijk vlak heeft Doetinchem de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in Wehl. De gemeente heeft getracht eventuele problemen op een goede manier aan te pakken. Met het woningbouwproject Wehl Heideslag is voorzien in woningen voor starters en andere Wehlenaren die graag in hun dorp blijven, maar daar niet terecht konden voor een woning naar hun zin. Het stationsgebied is opgeknapt en de toegangswegen zijn aangepakt.

Met de Ontwikkelingsvisie Wehl-Centrum in de hand, is gewerkt aan het Raadhuisplein en het Koningin Wilhelminaplein. De centrumvisie blijft een leidraad voor de ruimtelijke ontwikkeling van het centrumgebied van Wehl. In de centrumvisie staan punten als het behoud van het dorpskarakter en het streven naar een compact centrum. Andere uitgangspunten zijn het herstellen en versterken van het historisch lint (Grotestraat) en het realiseren van een haalbaar programma voor commerciële ruimten, wonen en parkeerplaatsen.

Op gebouwniveau is de restauratie van de voormalige graansilo aan de Rafaëlstraat een belangrijke klus geweest. Het gemeentelijk monument stond er lange tijd vervallen bij, maar is vakkundig gerestaureerd en wacht nu op een nieuwe bestemming. Het is nu één van de parels van het dorp naast de stoomtimmerfabriek (Rijksmonument), het voormalig raadhuis en de monumentale panden op het Kerkplein en langs de historische uitvalswegen.

In Nieuw-Wehl vormt het Fatima-complex een bijzondere verschijning met monumentale onderdelen. De zorgfunctie is een belangrijke speler in het functioneren van het buurtschap. Het Wehlse buitengebied telt tenslotte nog een paar bijzondere boerderijen die een positieve bijdrage leveren aan de beleving van het karakteristieke landschap.

Heel veel toevoegingen heeft Wehl niet meer nodig. Mede als gevolg van de sterk ingezette bevolkingsdaling in dit deel van de gemeente, is het de komende tijd zaak om kwaliteit te behouden en er voor te zorgen dat de bewoners van Wehl en Nieuw-Wehl met plezier kunnen blijven wonen op de plek waar hun wortels liggen.

Aanpak

Niet alle onderdelen van de centrumvisie zijn al uitgevoerd, maar dat heeft voornamelijk te maken met de benodigde financiering. Sommige onderdelen zijn ook afhankelijk van initiatieven van particulieren. De centrumvisie blijft een sturend document voor de komende tijd.

Daarnaast zijn er ook aspecten die aanleiding voor de bewoners kunnen zijn om initiatieven te nemen. Voor het nog meer zichtbaar maken van de agrarische geschiedenis van het dorp, zijn ooit al ideeën geopperd bij de historische vereniging van Wehl. De gemeente wil graag meedenken met particuliere initiatieven op dat vlak. Het gemeentelijk project “Trots op onze streek” heeft raakvlakken met deze doelstelling.

Het is op dit moment niet te voorspellen wat de invloed van de demografische ontwikkeling op het functieniveau in Wehl en Nieuw-Wehl zal zijn, maar de gemeente zal steeds proberen te anticiperen op eventuele ontwikkelingen. Daarbij moet het uitgangspunt zijn dat er zo snel mogelijk oplossingen worden gezocht voor leegstaande gebouwen. Als er een situatie ontstaat waardoor niet alle functies op hun huidige locatie behouden kunnen blijven, dan zal in elk geval de bereikbaarheid van alternatieve locaties gegarandeerd moeten zijn.

Huidige denkrichtingen/ oplossingen

De gemeente staat open voor ideeën om sociale functies te koppelen en gezamenlijk onder te brengen op goede locaties. Zorgen over het behoud van de bibliotheekfunctie, met name voor kinderen tot twaalf jaar en voor senioren, zijn bekend en worden meegenomen in het denken over dergelijke koppelingen. Het initiatief daarvoor ligt niet bij de gemeente, maar die kan wel faciliteren als het bijvoorbeeld gaat om de wijziging van bestemmingsplannen en dergelijke. Na 2016 moet duidelijk zijn waar de bibliotheekfuncties worden gehuisvest. Hetzelfde geldt voor het onderkomen van de Schutterij in Nieuw-Wehl. De herhuisvesting van museum Ut Olde Ambacht is eveneens een belangrijke ontwikkeling. De gemeente erkent het belang van deze maatschappelijke functies en zal in de toekomst blijven zoeken naar mogelijkheden om dit ruimtelijk te kunnen vertalen.

Randvoorwaarden

Een goede samenwerking tussen burgers en bestuur is een belangrijke voorwaarde om slimme verbindingen te maken tussen sociale wensen en fysieke ruimte. En dat zal de komende jaren nodig zijn in het licht van de demografische ontwikkelingen in dit gebied.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_026.png

4.12 Gaanderen gaaf

Inleiding

In 2011 is het dorpsplan Gaanderen verschenen. Dit is opgesteld door de inwoners van het dorp en raakt alle aspecten die het woonmilieu in Gaanderen beïnvloeden. De gemeenteraad heeft besloten het plan als bouwsteen mee te nemen bij gemeentelijke beleidsvorming. In overleg met een vertegenwoordiging van de dorpsraad is besloten om één van de opgaven in deze structuurvisie te wijden aan de wens van het dorp om toegankelijkheid, veiligheid en beleving van het verkeer verder te optimaliseren. Daarmee wordt het aspect verkeer geprioriteerd. Daarnaast houdt de gemeente rekening met de kleinere opgaven die in het dorp om aandacht vragen zoals de herbestemming van monumentale gebouwen als de Martinus-school, een duurzame oplossing voor de omgeving van de Augustinus-school en -kerk en het functioneel en esthetisch versterken van het centrum.

Opgave

Doelstelling van deze opgave is het optimaliseren van de beleving ten aanzien van het doorgaand verkeer in Gaanderen. In het verlengde van het Dorpsplan Gaanderen wordt een aantal opties onderzocht om dit te bereiken. In de zoektocht wordt uitgegaan van knelpunten zoals die zijn opgenomen in het Masterplan Verkeer Gaanderen. Eveneens een product wat door de dorpsraad is opgesteld.

In het Masterplan Verkeer Gaanderen worden de volgende knelpunten gesignaleerd:

• De westelijke komgrens wordt als knelpunt ervaren omdat het verkeer komende vanuit Doetinchem ter hoogte van Gaanderen er onvoldoende op wordt geattendeerd dat men de bebouwde kom in rijdt. De komgrens op de Kerkstraat is in noordelijke richting verplaatst. De nieuwe plek oogt vreemd in verband met de bebouwing aldaar.

• De Hoofdstraat is nu nog een voorrangsweg waar 50 km/uur geldt. Volgens het categoriseringsplan moet dit een 30 km/uur zone worden met de noodzakelijke aanpassingen die daarbij horen.

• De kruising Rijksweg-Hoofdstraat heeft na de herinrichting niet tot het gewenste effect geleid. De kruising wordt ervaren als onoverzichtelijk, moeilijk over te steken en onveilig.

• De Kerkstraat wordt naar verwachting veelvuldig gebruikt als sluiproute. De inrichting van een deel van de Kerkstraat is niet in overeenstemming met een weg binnen de bebouwde kom.

Aanpak

In het onderzoek naar mogelijke verbeteringen is het verkeersbeleid uitgangspunt. Aan de kern Gaanderen is in het Categoriseringsplan Doetinchem voor het overgrote deel een verblijfsfunctie toegekend. Uitzondering zijn de Rijksweg, een deel van de Hoofdstraat en een deel van de Kerkstraat. De Rijksweg is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg (50 km/uur), met uitzondering van het deel tussen de Van Damstraat en de Akkerstraat. Dit deel is aangewezen als Erftoegangsweg plus (30 km/uur). De Hoofdstraat is tussen de Rijksweg en de spoorwegovergang ook aangewezen als Erftoegangsweg plus (30 km/uur met fietsstroken) en het overige deel is Erftoegangsweg (30 km/uur).

Dwars door de kern Gaanderen loopt de Rijksweg. De weg gaat op de gemeentegrens met Terborg over in de Doetinchemseweg en loopt vervolgens door in de kern Silvolde als de Terborgseweg. De structuur is dominant aanwezig en vervult een belangrijke functie in de verkeersafwikkeling van het lokale verkeer.

Mogelijk moet een wijziging worden aangebracht in genoemde uitgangspunten. Wellicht zijn er andere opties om de doelstelling te bereiken. In het Masterplan Verkeer Gaanderen zijn ook verschillende oplossingen gesuggereerd. Onderzocht moet worden of deze daadwerkelijk voldoen.

Huidige denkrichtingen/ oplossingen

Aan de Hoofdstraat is De Pol gelegen. In dit gebouw en in de directe omgeving ervan komen het dorpshuis, de sporthal, de bibliotheek en voetbalverenging bij elkaar. Dit betekent dat veel fietsers en voetgangers, maar ook auto’s, gebruik maken van de kruising Rijksweg-Hoofdstraat om daarna over de Hoofdstraat naar de Pol te gaan. Over een aantal jaar wordt in hetzelfde gebied de brede school gevestigd waardoor het aantal verkeersdeelnemers op dit traject verder zal toenemen.

De Hoofdstraat wordt ingericht tot een 30 kilometerweg. Daarmee wordt de verkeersveiligheid al vergroot. Eén van de opties die de Dorpsraad in haar plan noemt, is het maken van een aansluiting van de Slakweg naar De Pol. Hiermee wordt zowel de kruising als de Hoofdstraat ontlast.

In de actielijst van deze structuurvisie geven we aan de genoemde optie te willen bestuderen en te onderzoeken op haalbaarheid. In het dorpsplan staan meer oplossingen genoemd die we dan ook zeker tegen het licht gehouden zullen worden. Bij die oplossingen gaat het meer om de kruising van de Hoofdstraat met de Rijksweg.

Randvoorwaarden

Eventuele oplossingen voor de verkeerssituatie zullen zeker grote financiële gevolgen hebben. Het is nu nog niet te zeggen of en op welke termijn budget beschikbaar is voor de eventuele uitvoering van een plan. Verder is van belang welke impact eventuele wijzigingen in de verkeerssituatie hebben. Te denken valt aan de noodzaak om een nieuwe spoorovergang te realiseren. Ook sluit de eventuele nieuwe verbindingsweg aan op een bestaande woonstraat.

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_023.png

Structuurvisie Doetinchem 2035

plankaart

Op de plankaart van de Structuurvisie Doetinchem 2035 komen de grote opgaven voor de toekomst bij elkaar. De verschillende opgaven (overkoepelende opgaven en opgaven voor deelgebieden) zijn hiervoor afzonderlijk beschreven. Op de pagina hiernaast is de legenda weergegeven. Deze legenda geeft het totaaloverzicht van alle (deel)legenda’s die bij de afzonderlijke opgaven zijn afgebeeld.

legenda|overkoepelende opgaven

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_021.png

legenda|opgaven voor deelgebieden

i_NL.IMRO.0222.R60S003A-0001_022.png
18-10-2006%20gaanderen%20sfeer%20kerkstraat%20kopie.jpg

Thema’s

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze de verschillende thema’s die van belang zijn voor de gemeente, terugkomen in de gekozen opgaven. De thema’s kunnen gezien worden als kernwaarden voor de ruimtelijke beleidsopstelling. Uitvoering van de structuurvisie zal gebeuren volgens het concept beherend ontwikkelen, met het accent op kwaliteit. Een belangrijk doel is het vergroten van de economische kansen voor de gemeente, reagerend en anticiperend op ontwikkelingen in de omgeving van Doetinchem.

4.13 Beherend ontwikkelen van stad en platteland

Het is nog niet zo heel lang geleden dat de focus vooral gericht was op groei en uitbreiding. De economische crisis heeft daar een einde aan gemaakt. De voorspelling dat de Achterhoek te maken zal krijgen met vergrijzing onder de bevolking en een daling van het aantal inwoners, heeft van de komma een punt gemaakt. De groeigedachte en het werken aan nieuwe grootschalige ontwikkelingen, wordt ingewisseld voor het verbeteren van bestaande gebieden en functies. Dat wat goed is, vraagt om goed beheer en behoud. Dat wat niet langer voldoet, zal met kleinere ingrepen dan voorheen worden aangepast of in het uiterste geval worden vervangen door iets anders.

Keuzes maken

Het beherend ontwikkelen is een nieuwe attitude die soms nog even moet wennen. Vooral als je het met minder geld moet stellen dan voorheen, is het maken van keuzes enorm belangrijk. Keuzes over locatie en intentie van het beheer. Waar volstaat basisbeheer? Welke plek heeft net iets meer nodig? In welk gebied ligt de hoofdtaak van het beheer bij de gemeente? Voor welke plek wil en kan een andere partij verantwoordelijk zijn?

Om bij de hoofddoelstelling van deze structuurvisie te blijven, is het van belang om ook door beherend te ontwikkelen de aantrekkingskracht van stad en platteland te vergroten. Het verdiepen in de specifieke, bestaande kwaliteiten, is een eerste stap daarin. Door daarop aan te sluiten, wordt de verspilling van tijd en geld voorkomen. Beherend ontwikkelen kan neerkomen op het onderhouden van een situatie, maar zal in bepaalde omstandigheden ook betekenen dat er iets nieuws moet komen. Door bescheiden, op schaal en binnen de context te ontwikkelen, krijgt het beheer van een straat of wijk een duurzaam vervolg.

Landschap

Het landschap van Doetinchem is goed zoals het is. Het is afwisselend van opbouw en uiterlijk, multifunctioneel in gebruik en het staat nog dicht bij z’n oorsprong. Teveel druk op het landschap met oneigenlijke functies of te intensief gebruik kan het landschap aantasten. Hier en daar is dat al gebeurd. Door beherend te ontwikkelen wordt zorgvuldig omgegaan met het landschap en wordt overbelasting voorkomen.

Bebouwing

Doetinchem kenmerkt zich door een diversiteit in de bebouwing. Het ontstaan door de tijd heeft daarvoor gezorgd. Het heeft tegelijkertijd het effect dat in bepaalde wijken slijtage ontstaat. Andere wijken zullen op den duur mogelijk niet meer passen bij eigentijdse wensen van de bewoners. Door beherend te ontwikkelen en kleine ingrepen toe te passen, onderhoud waar het kan, vervanging waar het moet, kan de kern van de Doetinchemse bebouwing, de diversiteit en eigenheid blijven bestaan.

Groen in stad en dorpen

Daar waar de financiën wat krap worden, moet wellicht gesneden worden in het beheerbudget. Dat kan niet anders dan beargumenteerd gebeuren. Een andere vorm van beheer kan de oplossing zijn, het wijzigen van bepaalde groenonderdelen in beheerarme soorten of het terugbrengen van assortiment in oppervlakte. Parijs is een mooi voorbeeld van een stad waar de inwoners relatief weinig groen tot hun beschikking hebben als het gaat om vierkante meters. De kwaliteit van onderhoud is echter zo hoog dat het niet opvalt. Het geld gaat naar de grote publieksparken en de kleine buurtparkjes, ook wel pocketparkjes genoemd, ieder met hun eigen karakter en wisselend per buurt. Voor welke strategie er in Doetinchem ook wordt gekozen, de oplossing moet uiteindelijk wel duurzaam zijn. Het zou jammer zijn als het terugdringen van beheer er uiteindelijk toe leidt dat het groen onbedoeld vermindert omdat het geen positieve beleving meer oplevert.

Verkeer

Het beheer van de infrastructuur is deels een taak die te maken heeft met veiligheid. Deels dient het andere doelen zoals het gemak voor de autobestuurder en de esthetiek. Het ontwikkelen van nieuwe infrastructuur kan er voor zorgen dat het gebruik van het hele netwerk van wegen en paden duurzamer wordt. Het beherend ontwikkelen van de infrastructuur geeft aan dat behoud van de huidige kwaliteit voorop staat. Als er nog verder ontwikkeld wordt, moet dat bijdragen aan het op de lange termijn volstaan van het infrastructurele netwerk.

Water

Als we het over het water hebben, dan liggen veel taken bij het waterschap. Toch heeft de gemeente wel een mening over water. Door uit te gaan van de kracht van het water, de toename van het water en de ruimte van het water, wordt er gekozen voor een vorm van beheer die uiteindelijk een natuurlijke ontwikkeling op gang brengt. Het water krijgt weer iets meer dan voorheen z’n vrije loop.

Ruimtelijke consequenties

Deze structuurvisie laat op meerdere onderdelen tot uiting komen dat er gekozen wordt voor een nieuwe richting. Het beherend ontwikkelen komt in de plaats van het ontwikkelen gericht op uitbreiding en groei. Dit heeft tot gevolg dat fysieke ingrepen kleiner zullen zijn dan in het verleden. Dat wil zeggen dat er geen complete wijken worden vervangen, maar hoogstens kleine onderdelen op een bijna organische wijze en daardoor in een relatief langzaam tempo.

De structuurvisie-opgave Acupunctuur in de stad is volledig gestoeld op deze benadering. Monitoring moet uitwijzen waar de naald moet worden aangebracht.

Hetzelfde geldt voor de structuurvisie-opgave Beleef het land. Hier komt vooral een taak te liggen bij de bewoner en gebruiker van het gebied. Door gezamenlijk op te trekken moet het beherend ontwikkelen tot uitvoering komen.

Bij de structuurvisie-opgave Oogsten in het buitengebied gaat het om een combinatie van monitoren, beheren, het zetten van de puntjes op de i en het verkennen of er nog verdere verbeteringen mogelijk zijn. Er is hier mogelijk ruimte voor kleine ontwikkelingen binnen het kader van het willen beheren van de aanwezige kwaliteiten.

De structuurvisie-opgaven Stad aan de rivier, Eidentiteit, en Centrum optimaal zijn van een andere orde. Voor deze plekken is het van belang om te ontwikkelen op een dusdanige manier dat er structurele verbeteringen komen die zich vervolgens goed laten beheren. In Stad aan de rivier gaat het om functionele toevoegingen en het verbeteren van relaties tussen de stad en de rivier. Bij Eidentiteit gaat het om het helen van een verdwenen structuur. Je zou kunnen zeggen dat daar achterstallig onderhoud wordt gepleegd. Voor Centrum optimaal geldt dat er ontwikkelingen zijn geweest die verstorend werken voor bepaalde kwaliteitseisen. Een centrum waar de auto kan komen, maar waar het beeld van de auto niet overheerst. Door zaken te corrigeren, is beheer op den duur afdoende.

4.14 Kwaliteit versus kwantiteit

In deze structuurvisie draait alles om kwaliteit. Hoe kunnen we de gemeente aantrekkelijk houden? Wat moeten we doen om het bewoners, werkenden en bezoekers zo aangenaam mogelijk te maken? Wat is de meest duurzame weg om kwaliteit te verankeren? Waar halen we de benodigde middelen vandaan? Welke strategieën moeten we hanteren? En hoe betrekken we zoveel mogelijk partijen bij deze megaopgave? Over kwantiteit gaat het niet meer. Het is de kwaliteit die telt.

Voorzieningen

We willen het allemaal. De goede kwaliteit van leven zoveel mogelijk op peil houden of nog versterken. Verschillen groeien tussen actieve en inactieve burgers en sociale verbanden worden ‘losser’. Het is iets wat ons niet bevalt en we zoeken naar het tegenovergestelde: naar verbinding en een gezamenlijk verantwoordelijkheidsgevoel voor onze samenleving.

In Doetinchem willen we er in elk geval voor zorgen dat de burger kan rekenen op een bepaald voorzieningenniveau op het gebied van sport, zorg en welzijn, onderwijs en kunst en cultuur. Het woord verschraling past niet in deze visie. De ambitie vergt wel uitgekiend handelen. Soms kan het aantal voorzieningen worden teruggebracht en het niveau van de resterende voorzieningen hoog worden gehouden. Een goede bereikbaarheid van die voorzieningen is dan een vereiste. Voor andere voorzieningen is de aanwezigheid in de directe nabijheid juist heel belangrijk. In dat geval moet gekeken worden welke kernkwaliteiten minimaal gehandhaafd moeten blijven per beschikbare voorziening.

Basis- en topniveau

Kwaliteit aanbrengen en handhaven is keuzes maken en aan de hand daarvan investeren. Een basisniveau moet er altijd zijn en per sector wordt bepaald wat daar dan onder wordt verstaan. Daarnaast is het goed om naast de basisvoorzieningen ook topvoorzieningen te laten bestaan. Bijzondere functies verlevendigen een omgeving, hebben een aantrekkingskracht op andere mensen en werken vaak als katalysator voor voorzieningen met een bepaalde verwantschap. Het is zinvol om deze te faciliteren. Daarnaast is het goed om te profiteren van de positieve uitstraling van mensen die goed in hun vak zijn, ambitieus zijn en er voor kiezen om zich te vestigen in Doetinchem. Zij kunnen bijdragen aan het imago van Doetinchem op het gebied van sport, cultuur, mode of nog weer anders. Tegelijkertijd is bijvoorbeeld een goed geoutilleerd ziekenhuis ook een topvoorziening die een positieve uitstraling kan hebben op het vestigingsklimaat voor ander medische voorzieningen.

Behalve met het stimuleren van de aanwezigheid van kwaliteitsvolle functies, is het ook goed om bepaalde beheersituaties een hoger kwaliteitsniveau toe te kennen. De stadsdelen waar het een komen en gaan is, worden niet alleen meer en intensiever bekeken, maar vragen ook om meer en soms ander beheer. Ze moeten goed kunnen functioneren en esthetisch voldoen aan hoge normen.

Monumenten en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen vragen soms ook om net iets meer en specifieker beheer dan andere panden. Het tijdelijk nalaten van de beheertaak kan er in uit monden dat regulier beheer uiteindelijk niet meer volstaat om ontstane schade nog op te lappen.

In de stadsdelen waar niet zoveel mensen komen of met een lage intensiteit wordt geleefd, moet bekeken worden welke beheerintensiteit en –soort het beste past. Een belangrijk criterium is het effect op de lange duur. Minder beheer moet niet resulteren in achterstallig onderhoud, want dat levert uiteindelijk alleen maar meer kosten op.

Beleving en identiteit

Een belangrijk kwaliteitsaspect is de beleving. Mensen ervaren bijvoorbeeld iets als mooi, verzorgd, spannend of bijzonder en zien dat als kwaliteit. Vertrouwdheid, herkenbaarheid en eigenheid zijn kwaliteiten die bij een woonwijk horen. Verrassing en schoonheid passen bij de stadsdelen waar men vooral naar toe gaat om te recreëren. De beleving van plekken wint aan belang als een burger zich kan identificeren met zijn omgeving en de beleving een ‘gevoel van welzijn’ creëert. Het is nu zaak om de professionele ruimtelijke organisatie van de gemeente aan te laten sluiten op die belevingswereld. De ambitie van de gemeente is mee te helpen bij het leesbaar houden en weer leesbaar maken van onze omgeving.

Rol van de burger

In het perspectief van deze structuurvisie zijn de bijdragen van de individuele burger een voorwaarde om tot goede resultaten te komen. Te behalen kwaliteit is geen kwaliteit zonder draagvlak. Sterker nog: de gemeente gelooft in de noodzaak om de burger in te schakelen bij het werken aan die noodzakelijke kwaliteit. Er ontstaat een heldere structuur in de stad als rekening wordt gehouden met de beleving van bewoners. Zij weten waar ze elkaar willen ontmoeten, waar het fijn wandelen is en waar ze het beste kunnen oversteken.

Naast een bijdrage in het perfectioneren van structuren, is de gemeente er ook van overtuigd dat de beheerfunctie gedeeld kan worden. Het is goed om eens te analyseren welke partijen belang hebben bij goed beheer. Dat zijn burgers, bedrijven, bezoekers en winkeliers. Het park-management is gestoeld op het mede verantwoordelijk maken van bedrijven voor het beheer op een bedrijventerrein. In sommige wijken zijn er ook al initiatieven van bewoners om zelf iets aan beheer te doen. Het lijkt erop dat mensen de verantwoordelijkheid voor beheer graag oppakken, als ze ook invloed mogen hebben op de vorm van het beheer.

Ruimtelijke vertaling

In alle structuurvisie-opgaven wordt hoge kwaliteit nagestreefd. Vergroening, betere bereikbaarheid, een prettiger beleving voor wandelaars in het centrum van stad en dorp, bijzondere plekken voor de recreant, herkenbaarheid en eigenheid voor de bewoners, ruimte en nieuwe architectuur op plekken waar nu wellicht wat minder kwaliteit is, en ga zo maar door. De kwaliteit zal er overal weer anders uitzien en ook op verschillende manieren tot stand worden gebracht.

In de structuurvisie-opgave Beleef het land zit de kwaliteit vooral in het participatieproces. Dat moet leiden tot goede oplossingen.

In de structuurvisie-opgaven Stad aan de rivier en Kansen aan de oostflank zit ‘m de kwaliteit in de ondernemingszin, het innovatief denken.

In de structuurvisie-opgave Eidentiteit zit de kwaliteit in de zorgvuldigheid waarmee gewerkt zal worden aan de reparatie en in het culturele talent waarmee het beste middel zal worden gezocht om de stadsrand weer te gaan verbeelden.

In de structuurvisie-opgave Centrum optimaal zit ‘m de kwaliteit in het zoeken van de juiste balans tussen functionaliteit en beleving.

4.15 Economische kansen

Wie is in deze tijd niet op zoek naar de niches in de markt? En wie gaat er niet voor de snelle winst, die vervolgens kan worden omgezet in een economische kans? Voor de gemeente Doetinchem is de inzet tweeledig. Ten eerste wordt ingezet op het behoud van werkgelegenheid en de redding van de traditioneel sterke sectoren. Denk aan de bouwmarkt, de maakindustrie en de zorg. Ten tweede richt Doetinchem zich op de onverwachte kansen die zich voordoen en het anticiperen daarop.

Veerkracht

Net als iedere andere gemeente wordt Doetinchem ook regelmatig onaangenaam verrast omdat bedrijven en instanties in het nieuws komen, bijvoorbeeld vanwege (de dreiging van) een faillissement, de korting op subsidies of sluiting van een instantie, zoals recentelijk de gevangenissen. Er wordt gelobbyd en er worden acties ondernomen door de politici om te voorkomen dat de dreiging werkelijkheid wordt. Soms tevergeefs, soms met succes.

Belangrijke inzet is daarbij de wens om vitaliteit in de regio Achterhoek te behouden. De Achterhoek is een anticipeerregio. Dat wil zeggen dat de regio nog geen ernstige problemen ondervindt als gevolg van bevolkingsdaling en ontgroening, maar dat wel kan ondervinden op termijn. Die kwalificatie door het Rijk, heeft voor- en nadelen. Er gaat minder snel steun van rijkswege naar een anticipeerregio dan naar een zogenaamde topkrimpregio (Limburg, Noord Groningen). Dat is een nadeel. Een voordeel van de kwalificatie is, dat in een anticipeerregio (een tiental in het land) meer kansen liggen voor nieuwe economische initiatieven. Zeker in de centrumgemeente van de regio. Investeerders kunnen nog overtuigd worden van de veerkracht van Doetinchem. Deze structuurvisie is één van de instrumenten daarvoor.

Behoud en onderhoud

De economische basis van Doetinchem is goed en verdient toewijding en onderhoud. Van de traditioneel sterke sectoren op het gebied van werkgelegenheid (maakindustrie, zorg, bouw), verkeren de eerste twee niet in de problemen. De prognoses wijzen zelfs uit dat het vacature-aanbod in die sectoren zal stijgen. In de bouw gaat het slecht, maar dat is geen typisch Doetinchemse problematiek. Doetinchem probeert verdere verslechtering in die sector te voorkomen door onder andere ondernemers en onderwijs bij elkaar te brengen, impulsen te geven aan het duurzaam bouwen en subsidies te verstrekken aan starters op de woningmarkt. Het initiatief voor de AGEM past in dit kader en wordt nader toegelicht bij de trendbespreking Klimaatverandering en duurzaamheid.

De bedrijven- en kantorenlocaties in Doetinchem zijn en blijven van een hoog kwalitatief niveau. Met behulp van het zogenaamd ‘parkmanagement’ wordt gezorgd voor een duurzaam onderhoudsniveau. Min of meer dezelfde aanpak wordt nu in de binnenstad gevolgd met het ‘citymanagement’. De kern van de aanpak is het meer betrekken van belanghebbenden om te komen tot een zorgzaam beheer en gedeelde verantwoordelijkheden.

In andere sectoren wordt aangesloten op bestaande, positieve imago’s en getracht die nog meer onder de aandacht te brengen. Doetinchem geniet bekendheid vanwege het aantrekkelijke winkelaanbod, is geliefd bij de recreatieve bezoeker van het groene buitengebied, trekt toeristen met haar culturele functies en evenementen en onderscheidt zich op sportief gebied.

Vernieuwing

Naast de aandacht voor behoud en onderhoud van de bestaande economie, wordt er ook geanticipeerd op nieuwe kansen. Die kunnen liggen op het gebied van innovatie van technieken of op het gebied van duurzaamheid. Vaardigheden uit deze hoek kunnen al dan niet experimenteel worden ingezet bij onderscheidende projecten zoals een duurzame herbestemming of een multifunctioneel gebouw. Soms bestaat er ook de mogelijkheid om van dergelijke projecten een leerproject te maken en daarmee subsidies te genereren. Nieuwe technieken, experimenten en innovaties kunnen ook gekoppeld worden aan bijzondere gebiedsontwikkelingen. De keuze voor een organische ontwikkeling waarin een grote rol wordt toegekend aan eigenaren en gebruikers is innovatief, maar kan ook leiden tot nieuwe verdienmodellen. Door successen op dit vlak te etaleren, wordt ruimte gemaakt voor het vervolg. PR is een belangrijk middel bij het anticiperen op nieuwe kansen.

Door Doetinchem nog sterker te promoten als de centrumstad waar ‘het’ gebeurt, bestaat de kans dat de negatieve spiraal van functieverlies en leegstand van gebouwen kan worden omgebogen in een positieve richting. En ja., daar is die veerkracht weer.

Speldenprikken en PR

Doetinchem heeft met het water van de Oude IJssel en het groen van het landschap twee ijzersterke componenten in huis. In samenhang met de (potentiële) stedelijkheid langs de rivier, het cultuurkwartier en het culinair landschap rondom de Catharinakerk, moet dit leiden tot nieuwe economische kansen. Tegelijkertijd liggen er economische kansen in het vergroten van de recreatiesector, het ontwikkelen van bijzondere, structuurversterkende herbestemmingsprojecten, het creëren van een leisurelandschap en het exploiteren van de Oude IJssel. Diverse sectoren zullen profiteren van een actieve houding ten opzichte van dergelijke projecten. De uitstraling van een aantal van deze projecten is bovendien gemeente-overstijgend en kan een aanzuigende werking hebben op de regio en op bewoners daarbuiten, bijvoorbeeld in buurland Duitsland.

Het is zaak om zorgvuldig om te gaan met de nog beschikbare middelen en met kleine speldenprikken veel aandacht te genereren. Dat kan met behulp van de structuurvisie-opgaven van dit document.

Ruimtelijke vertaling

In de structuurvisie wordt nadrukkelijk aangegeven op welke locaties ruimte is voor het creëren van economische kansen. Het spitst zich toe bij de volgende structuurvisie-opgaven:

Stad aan de rivier

De verbinding tussen het stadscentrum en de rivier en het toevoegen van functies aan de rivier, kan een dermate grote impact hebben op de beleving van de stad dat er meer mensen naar Doetinchem zullen komen, meer mensen hieraan zullen verdienen en er een wisselwerking optreedt met andere activiteiten in Doetinchem. De diversiteit van mogelijke invullingen langs de rivier vergroot de aantrekkelijkheid en de kans van slagen.

Kansen aan de oostflank

De koppeling van de oostelijke randweg aan nieuwe functies zal een gunstige uitwerking hebben op het zakelijk milieu in Doetinchem. Welke stad heeft zo’n prachtige kantoortuin? In de omgeving van de oostelijke randweg, komt hij er.

Eidentiteit

Een opgave die een appèl doet op de verbeelding van bezoekers en definitief afrekent met het sprookje dat Doetinchem geen cultuurhistorie kent.

Beleef het land en Oogsten in het buitengebied

Het buitengebied is waar de ruimte wordt gecreëerd voor nog meer en weer andere toeristen, voor bijzondere initiatieven op dat vlak, waar mogelijk gecombineerd met oplossingen in het kader van energietransitie en duurzaamheid.

4.16 Doetinchem en haar omgeving

Doetinchem is de grootste kern in de regio Achterhoek en heeft dankzij de oorsprong van Wehl ook een relatie met de Liemers. Doetinchem is intensief betrokken bij de buurgemeenten. Op veel fronten is sprake van samenwerking. Infrastructuur is één van de bindende elementen met gemeenten die wat verder weg liggen. Denk aan de A-18 en het spoor. Doetinchem heeft in bestuurlijk opzicht uiteraard ook te maken met de regio, provincie en de nationale overheid. Tenslotte is er de laatste tijd gewerkt aan een intensivering van relaties met de oosterburen, Duitsland.

Doetinchem en de buren

Even leek het er op dat Doetinchem op korte termijn zou fuseren met de gemeente Oost-Gelre. Dat idee is tijdelijk verlaten. In plaats daarvan is een onderzoek gestart naar verdere samenwerkingsvormen en de voor- en nadelen van fusering. Met Oost-Gelre en/of andere gemeentes. Verwantschap speelt een rol. De nationale overheid stuurt aan op een fusie van gemeenten om per gemeente het aantal van honderdduizend inwoners te bereiken. Doetinchem gaat er van uit dat een dergelijke fusie kwalitatieve voordelen moet hebben en neemt geen overhaaste stappen. Goede samenwerking met andere gemeentes staat voorop, waarbij gekeken wordt of het zinnig is om, nog meer dan nu al gebeurt, functies uit te wisselen of elkaar te ondersteunen op bepaalde onderdelen. Het besef is aanwezig dat veel problemen van deze tijd wellicht samen met anderen moeten worden aangepakt. Dat besef zegt nog niets over de vorm waarin dat moet gebeuren.

Doetinchem als centrum in de Achterhoek

Doetinchem biedt voorzieningen die voor veel regio-burgers aantrekkelijk zijn. Voorbeelden zijn de schouwburg Amphion en het centrum met zijn winkelvoorzieningen en eetgelegenheden. Om met recht de ambitie centrum van de Achterhoek waar te kunnen maken, besteedt Doetinchem veel aandacht aan bereikbaarheid van de kern en aan de vergroting van beleving in stad en ommeland. De stad hecht aan een sterke profilering, maar wil er ook zijn voor minder goed bedeelde groepen in de samenleving. Binnen het kader van Achterhoek 2020 zijn er afspraken gemaakt over de noodzaak om binnen de regio over kenniscentra te beschikken en bedrijven te bundelen. Er moet sprake zijn van een vitale leefomgeving waarin het dorpswoonmilieu kan rekenen op stedelijke voorzieningen in de omgeving. Tenslotte hecht de regio belang aan natuur-, cultuurhistorische en toeristische waarden. Als reactie op de bouwcrisis en voorspellingen over de bevolkingsontwikkeling, zet de regio sterk in op innovatie en werkgelegenheid. Op heel veel terreinen is onderlinge samenwerking in de maak. Denk aan de AGEM en het Cultuurpact.

Doetinchem en de hogere overheden

Doetinchem voert haar beleid uit binnen de kaders van de hogere overheden. Doordat er momenteel door de provincie nog aan een nieuwe omgevingsvisie wordt gewerkt, was afstemming over de gemeentelijke en provinciale visies tot op detail onmogelijk. Naar verwachting wordt echter in dezelfde lijn geopereerd.

Doetinchem hoopt met name op heldere keuzes in de provinciale visie aangaande natuur- en plattelandsbeleid. De gemeente probeert zelf via haar bestemmingsplan buitengebied en de structuurvisie-opgaven Beleef het land en Oogsten in het buitengebied een goed functioneren van het buitengebied te stimuleren.

Het is een interessante ontwikkeling dat de provincie de discussie is gestart over de toekomst van de Gelderse stad. Er wordt bekeken wat de stedelijke agenda moet zijn en hoe de aantrekkelijkheid van de Gelderse steden behouden en vergroot kan worden. Die insteek sluit naadloos aan bij de doelstellingen als weergegeven in deze structuurvisie.

Doetinchem hoopt op ondersteuning door provincie en rijk als het gaat om de grote problemen van de toekomst. Denk aan de afname van werkgelegenheid, de bevolkingsdaling en vergrijzing, de problematiek van leegstand en herbestemming en de noodzaak tot stadsvernieuwing en -profilering en optimalisering van infrastructuur. De gemeente staat open voor het deelnemen van pilots als dat bij kan dragen aan een duurzame toekomst van gemeente, regio en provincie.

Doetinchem en het buurland

Op bestuurlijk niveau zijn de contacten tussen de gemeente Doetinchem en het buurland Duitsland aangehaald. Door Binnenlandse Zaken is onderzoek gedaan naar de kansen voor grensoverschrijdende samenwerking en het nut daarvan. De aandacht gaat onder andere uit naar de items zorg, onderwijs, werkgelegenheid, cultuur en toerisme. Infrastructuur speelt in veel gevallen een sleutelrol. De bijlage Grensoverschrijdende samenwerking, geeft een beeld van de eerste bevindingen. Er zijn op dit moment nog geen concrete ruimtelijke consequenties als gevolg van het bestuurlijk contact, maar het onderwerp verdient opnieuw aandacht bij de eerstvolgende actualisatie van deze structuurvisie.

Ruimtelijke vertaling

De structuurvisie-opgaven Beleef het land, Ruimte voor het water, Stad aan de rivier, Eidentiteit, Centrum optimaal en Robuust spoor Arnhem-Winterswijk hebben impact voor de omgeving van Doetinchem.

In de opgave Beleef het land is het programma vrijetijdseconomie een belangrijk onderdeel. In die sector is de regio nu al leidend. De fysieke ondergrond van Doetinchem, de landschapstypen, trekt zich evenmin iets aan van gemeentelijke grenzen. Doordat binnen de regio een Landschaps Ontwikkelings Plan is opgesteld, sluit de werkwijze van omliggende gemeenten goed aan bij de structuurvisie-opgave. De fraaie Kruisbergse bossen en de Oude IJssel zijn de grote eenheden die deels ook beheerd worden door andere partijen dan de gemeente. Recreatieve routes door de bossen en over het water, maar ook de koppeling van relicten van de ijzerindustrie langs de rivier, bieden kansen op samenwerking over de grenzen.

Om in de toekomst nog beter te kunnen handelen in een overkoepelende opgave als Ruimte voor het water, zou de uitwisseling van kennis tussen buurgemeenten en zelfs met de oosterburen geen kwaad kunnen. Uiteraard speelt het waterschap een leidende rol als het om de waterproblematiek gaat.

De structuurvisie-opgaven Stad aan de rivier, Eidentiteit en Centrum optimaal hebben als doel de aantrekkelijkheid van de stad Doetinchem te vergroten. Het is de bedoeling dat de hele regio hier van profiteert.

De opgave Robuust spoor is niet alleen voor de regio, maar ook voor alle anderen die Doetinchem op een goede manier willen bereiken, van belang.

Deel 5. Vervolg

SEPTEMBER%202006%20BUSSATION-111%20kopie.jpg

Uitvoering

In dit hoofdstuk wordt het overzicht gegeven van concrete acties, die rechtstreeks voortvloeien uit deze structuurvisie. Ze kunnen beschouwd worden als de eerste stappen die gezet moeten worden om de grotere opgaven mogelijk te maken. Het kan gaan om acties ter verbetering van processen, intern en in relatie tot de buitenwereld. Bijvoorbeeld met als doel participatieprocessen op gang te brengen. Het kan gaan om het actualiseren van beleidstukken of het aanpassen van ruimtelijke ordeningproducten. En het kan gaan om acties in het kader van het verwerven van financiën ten behoeve van de opgaven.

Behalve deze paragraaf Acties, maakt de paragraaf Financieel kader ook deel uit van dit hoofdstuk.

5.1 Acties

Voor zover dat nog niet is gebeurd, worden onderstaande acties na vaststelling van de structuurvisie verder uitgewerkt. Voor sommige acties is het noodzakelijk zijn eerst budget te vinden alvorens ze kunnen worden uitgevoerd. Als dat zo is, staat dat bij de betreffende actie aangegeven.

Opzet Participatietraject buitengebied

• Doelstelling: het versterken van een netwerk buitengebied dat zich vervolgens zal inzetten. voor de opgaven Beleef het land en Oogsten in het buitengebied.

• Benodigd budget: €15.000,- + ambtelijke inzet.

• Verankering: eventueel convenant.

• Start: onbekend.

Uitwerking beleid externe veiligheid

• Doelstelling: helderheid verschaffen over gemeentelijke beleidskaders voor de externe veiligheid.

• Budget: ambtelijke inzet.

• Verankering: vaststellen door gemeenteraad.

• Start: 2013.

Aanpak leegstand en herbestemming

• Doelstelling: zo adequaat mogelijk omgaan met de trend leegstand en herbestemming. De gemeente wordt voorzien van nieuwe instrumenten (strategie maatregelen, beslisboom, prioriteitenlijst).

• Budget: ambtelijke inzet.

• Verankering: vaststellen door gemeenteraad.

• Start: 2013.

Juridische verankering Eidentiteit

• Doelstelling: vaststellen paraplubestemmingsplan Eidentiteit als voorwaarde om in de toekomst meerdere onderdelen van Eidentiteit te kunnen uitvoeren. Voordat dit gerealiseerd kan worden, is een planschaderisico-analyse vereist.

• Budget: benodigd budget €25.000,- + ambtelijke inzet.

• Verankering: b&w heeft reeds besloten deze analyse uit te voeren, maar er is nog geen budget voor beschikbaar.

• Start: onbekend.

Start deelopgave Eidentiteit

• Doelstelling: fysieke aftrap project Eidentiteit en daarmee het op de kaart zetten van de opgave.

• Budget: beschikbaar budget €400.000,- + ambtelijke inzet.

• Verankering: b&w besluit uitvoeringsplan.

• Start: 2013.

MKB-analyse opgave Stad aan de Rivier

• Doelstelling: in beeld brengen maatschappelijke kosten baten van de uitvoering van een (deel)project uit de opgave Stad aan de rivier.

• Budget: benodigd budget €25.000,- + ambtelijke inzet.

• Verankering: b&w besluit.

• Start: onbekend.

Inventarisatie alternatief gebruik gronden

• Doelstelling: over voldoende kennis te beschikken om het herverkavelingsprincipe van gronden en eventuele aanvullende principes actief te gaan gebruiken in eigen projecten of die van anderen ten behoeve van organische stedenbouwkunde.

• Budget: benodigd budget €5.000,- + ambtelijke inzet.

• Verankering: b&w besluit.

• Start: onbekend.

Onderzoek relatie bedrijventerrein De Huet en de opgave Ruimte voor het water

• Doelstelling: kansen verkennen met als vervolg concrete voorstellen in het kader van de opgave Ruimte voor het water. Gestart wordt op het bedrijventerrein De Huet.

• Budget: ambtelijke inzet.

• Verankering: b&w besluit.

• Start: onbekend.

Onderzoek in het kader van de opgave Centrum optimaal

• Doelstelling: oplossing vinden voor het verbeteren van bereikbaarheid in combinatie met beleving in en rondom het centrum.

• Budget: benodigd budget van €75.000,- + ambtelijke inzet.

• Verankering: b&w advies en raadsbesluit.

• Start: na de ingebruikname van de oostelijke randweg.

Verkenning subsidies en markt private investeerders

• Doelstelling: vergroten financiële bronnen voor de structuurvisie-opgaven.

• Budget: ambtelijke inzet.

• Verankering: afhankelijk van uitkomst.

• Start: 2013/2014.

Studie in het kader van Gaanderen gaaf

• Doelstelling: haalbaarheid onderzoeken van infrastructurele verbeteringen in Gaanderen.

• Budget: benodigd budget €35.000,- + ambtelijke inzet.

• Verankering: b&w besluit en eventueel raadsbesluit.

• Start: onbekend.

Gelijkschakeling informatieniveau woonwijken

• Doelstelling: het verkrijgen van meer informatie over bepaalde wijken in Doetinchem zodat vergelijkingen beter kunnen worden gemaakt.

• Budget: benodigd budget €17.500,- + ambtelijke inzet.

• Verankering: b&w besluit.

• Start: onbekend.

Monitoring in het kader van opgave Acupunctuur in de stad

• Doelstelling: het actueel houden van het nieuwe instrument Matrix Stedenbouwkundige Typologieën met participatief element als toevoeging plus informatie uit eerdere workshops in de na-oorlogse wijken.

• Budget: ambtelijke inzet.

• Verankering: resultaat opnemen bij actualisatie structuurvisie.

• Start: onbekend.

Actualisatie Masterplan Schil

• Doelstelling: het kunnen betrekken van ruimtelijke beleidsafwegingen bij het sturen op projecten in en rondom het centrum.

• Budget: ambtelijke inzet.

• Verankering: afhankelijk van uitkomsten.

• Start: onbekend.

Verkenning grensoverschrijdende kansen

• Doelstelling: verkenning naar de mogelijkheden om grensoverschrijdende samenwerking in te zetten ten behoeve van één of meer structuurvisie-opgaven.

• Budget: €5.000,- + ambtelijke inzet.

• Verankering: afhankelijk van de uitkomsten.

• Start: onbekend.

5.2 Financieel kader

Inleiding

Deze structuurvisie ziet het licht in een relatief ongunstig economisch klimaat. De tijd dat visies en wensbeelden als vanzelfsprekend aan een budget gekoppeld werden, zijn voorbij. De Grexwet bestaat nog, maar de toepassing daarvan is nauwelijks meer uitvoerbaar als gevolg van de sterk teruggelopen behoefte aan woningbouwprojecten.

Ook als de economie weer op gang komt, zal er op dat laatste punt voor Doetinchem niet zoveel meer veranderen. De demografische ontwikkeling in de regio maakt dat het bouwen van de geplande woningvoorraad al een hele klus is. Als dat is gebeurd, dan zal de aandacht vooral gericht zijn op de renovatie en transformatie van bestaande voorraad. Op sommige locaties zal ook overgegaan moeten worden tot sloop.

De genoemde ontwikkeling maakt dat Doetinchem als overheid minder vaak de trekker zal zijn van grote ontwikkelingen. De gemeente zal zich moeten richten op het faciliteren van ontwikkelingen, het schetsen van kansen en mogelijkheden en op het participeren in de rol van bemiddelaar, ambassadeur en relatiebeheerder.

De schaal van projecten zal moeten veranderen. Door veel kleine impulsen te geven en te kiezen voor een organische ontwikkeling, kan op den duur ook veel kwaliteit worden gewonnen. Inspelen op de actualiteit is in zo’n situatie een absolute voorwaarde. Er is snelheid in handelen geboden als er zich kansen voordoen. De basis moet een lange termijn visie op de te behalen kwaliteit zijn. Die wordt met deze structuurvisie gegeven.

Opgave

Om voldoende geëquipeerd te zijn en kansen ook te kunnen benutten, is de beschikking over een eigen budget noodzakelijk. Kleine en grotere onderzoeken, wijk- en gebiedsvisies, actueel beleid en actuele bestemmingsplannen zijn instrumenten om private investeerders te interesseren voor projecten en activiteiten binnen de gemeente Doetinchem. Co-financiering is het middel om andere partijen te verleiden tot investeringen. De benodigde instrumenten komen er gewoonweg niet als er geen budget voor is, waardoor ook de kans op interesse voor Doetinchem van particuliere investeerders kleiner wordt.

Daarom zal de komende tijd actief gezocht moeten worden naar beschikbare budgetten. De structuurvisie is geen document voor de goedkeuring van investeringen, maar het weerspiegelt wel het ruimtelijk overkoepelend beleid van de gemeente. Het is daarom een belangrijk document in de afweging bij het verdelen van gelden.

In de paragraaf Acties van dit hoofdstuk zijn de instrumenten opgenomen die kunnen bijdragen aan het realiseren van de doelen van de structuurvisie. Ze vormen de eerste stapjes in de uitwerking van deze visie. De lijst wordt jaarlijks geëvalueerd en aangevuld.

Continuering bestaande regelingen

Op dit moment zijn er geoormerkte budgetten waaruit projecten worden betaald die nauw aansluiten bij doelstellingen in de structuurvisie. Het gaat in veel gevallen om budgetten die zijn opgebouwd uit subsidies, begrotingsgelden en soms ook uit private gelden. Dergelijke budgetten bestaan onder andere voor de vrijetijdseconomie, natuurontwikkeling, het landschap en de cultuurhistorie. Deze paragraaf beoogt niet volledig te zijn, maar wel een beeld te geven van financiële bronnen die in de toekomst mogelijk opnieuw beschikbaar komen., mits daarop volledig wordt ingezet.

De kansen op nieuwe financiële bronnen zullen toenemen als er bekeken wordt welke gemeenschappelijke doelen te behalen zijn. Steeds vaker verlangt een subsidieverstrekker integraliteit van een opgave. Bovendien kunnen met een uitgekiende samenwerking soms meerdere doelen met minder geld gerealiseerd worden. Wel is het belangrijk om te beseffen dat co-financiering in de meeste gevallen een vereiste is.

De gemeente heeft de afgelopen jaren laten zien wat ze op dit punt vermag. Denk aan de realisatie van Amphion, de restauratie en herbestemming van het voormalig postkantoor, de transformatie van het Brewinc, de faciliteiten die het mogelijk hebben gemaakt dat Doetinchem zich onderscheidt op sportief niveau en ga zo maar door. Prestigieuze projecten waar de gemeente in veel gevallen grote sommen subsidie voor heeft binnengesleept. Een daadkracht als voorheen is de komende jaren ook weer noodzakelijk, want gemeentelijke budgetten zullen vanaf 2015 geminimaliseerd zijn. Op diverse terreinen zal de afname van financiële middelen hard aankomen. In dezelfde periode worden diverse subsidieregelingen van buiten de gemeente beëindigd. Des te meer reden om steeds alert te zijn op nieuwe kansen.

Vrijetijdseconomie

Tot en met 2015 is er de beschikking over een (regionaal) budget van €3.527.250,-. Het zijn de zogenaamde RSP-middelen. Toegekend vanuit het Regiocontract en als totaalbudget bestemd voor de deelnemende gemeenten in de Achterhoek.

Het budget is geoormerkt. Er worden projecten uit bekostigd die bijdragen aan de beleving van het buitengebied, zoals de toeristische infrastructuur en het Rivierenconcept. Na 2015 zou het goed zijn om nog nadrukkelijker een koppeling te maken tussen de vrijetijdseconomie, de cultuurhistorie en het landschap. De Structuurvisie-opgave Beleef het land kan daar de basis voor zijn.

Landschap

Tot en met 2014 is er een budget van €40.000,- beschikbaar voor landschapscoördinatie. Als dit verdwijnt en er geen alternatief voor komt, betekent dit dat er geen overkoepelend zicht meer is op verschillende initiatieven in het landschap. Hierdoor ontstaat het risico dat kwaliteit en samenhang verloren gaan.

Voor aanleg en achterstalling onderhoud aan landschapselementen en cultuurhistorische landschapselementen, heeft de provincie Gelderland voor 2013-2017 de Regeling subsidieverstrekking Landschap Gelderland ingesteld. Per gemeente kan hier maximaal €200.000,-, aangevuld met 50% co-financiering, uit benut worden. De wijze waarop de subsidie benut kan worden, varieert van de aanleg van (cultuurhistorische) landschapselementen, tot onverharde paden, kleinschalige recreatieve elementen en educatieve voorlichting. Via het Landschapsfonds in oprichting (VALA) zijn er mogelijkheden voor co-financiering van landschapsherstel. De provincie subsidieert via het regiocontract het project Achterstallig onderhoud landschapselementen. Dit project wordt in 2013 uitgevoerd in de gemeenten Montferland, Oude IJsselstreek en Doetinchem. Deze drie gemeenten hebben gezamenlijk een Landschapsontwikkelingsplan opgesteld. De bundeling van de verschillende initiatieven en inkomstenbronnen kan de structuurvisie-opgave Beleef het land ten dienste staan.

Alhoewel er al eerder pogingen zijn ondernomen, is het de moeite waard om al dan niet in regionaal verband te proberen of er een vereveningsfonds kan worden opgericht. Het kan in sommige gevallen meer waarde hebben als een ingreep wordt gecompenseerd in financiële zin in plaats van in natura. Met de samenvoeging van middelen kan namelijk een groot gebaar gemaakt worden binnen het kader van een project als Beleef het land.

Natuur

Het ministerie van EL&I heeft in het voorjaar van 2013 een regeling gepubliceerd en opengesteld voor natuurontwikkelingsprojecten. De regeling is in overleg met IPO/provincies opgesteld.

Met deze regeling wordt invulling gegeven aan het onderdeel van het Begrotingsakkoord 2013 over het afronden en inrichten van robuuste natuurgebieden. In het akkoord is 120 miljoen euro voor dit doel gereserveerd. Met dit bedrag wordt een extra impuls gegeven aan het realiseren van internationale doelstellingen op het gebied van natuur en biodiversiteit.

De gemeente Doetinchem heeft een aanvraag gedaan voor ongeveer 3,5 miljoen euro. De gelden zijn bedoeld voor de projecten Zumpe/randweg, Koekendaal, EVZ Rode Beek, Wehlse Broeklanden en EVZ Didamse Leigraaf. De regeling impliceert dat bestaande landbouwgronden naar natuurterrein worden omgevormd. Na een wijziging van het bestemmingsplan moet de functieverandering ook daadwerkelijk plaatsvinden en moeten de terreinen worden ingericht. De regeling impliceert dat tachtig procent van de waardevermindering van de grond voor rekening komt van het ministerie van EL&I. Vóór 2015 moeten de toegekende gelden uitgegeven zijn.

Cultuurhistorie

In het kader van de provinciale Belvoir-regeling is €90.000,- vrij gekomen om cultuurhistorie in het landschap zichtbaar en beleefbaar te maken. Een co-financiering van €10.000,- is de bijdrage van de gemeente. Het project is nu bekend onder de naam Trots op onze streek. Het gaat hier om een pilot die in geval van succes mogelijk een vervolg kan krijgen en uitstekend past binnen de structuurvisie-opgave Beleef het land.

De provincie heeft daarnaast met een bijdrage van meer dan €1 miljoen bijgedragen in de restauratie van het voormalig postkantoor. Er is een €500.000,- toegekend aan de restauratie van de voormalige graansilo in Wehl. Er zijn regelmatig kansen op provinciale subsidies ten behoeve van restauratie van monumenten. Steeds vaker wordt daar wel de voorwaarde aan gesteld dat dit samen gaat met herbestemming. In sommige gevallen is het ook mogelijk om een koppeling te zoeken met subsidies die bestemd zijn als impuls voor de werkgelegenheid en stedelijke ontwikkeling. De provincie richt zich bij herbestemming de komende jaren op het industrieel erfgoed en in mindere mate op het religieus erfgoed. Daarnaast wordt gewerkt aan een regionaal cultuurpact waar meerdere thema’s in worden opgenomen.

Verkeersgelden

Als uitvoeringsonderdeel van het mobiliteitsplan wordt er jaarlijks een programma gepresenteerd met projecten. Om de geplande projecten van de shortlist verkeersmaatregelen in 2013 en 2014 te kunnen realiseren, wordt aanspraak gedaan op gelden uit het parkeerproduct, (provinciale) subsidies, grondexploitaties en het Fonds Bovenwijks. Aan het eind van ieder jaar worden de behaalde resultaten geëvalueerd. Op deze manier ontstaat een optimale koppeling met de begroting en kan goed rekening worden gehouden met de beschikbare financiële middelen per jaar. Deze flexibiliteit schept ook kansen voor de uitvoering van de structuurvisie. Bij de evaluatie en afweging van te maken keuzes, worden de verkeersprojecten als opgevoerd in de visie of daaraan gerelateerd, meegenomen. Het gaat dan met name om de opgaven Centrum optimaal en Gaanderen gaaf.

Voor de periode na 2014 bestaat er nog een longlist met projecten. De shortlist wordt uitgevoerd met kredieten die al door de gemeenteraad beschikbaar zijn gesteld. Voor uitvoering van projecten op de longlist zijn op dit moment geen financiële middelen in de gemeentebegroting beschikbaar. Naar verwachting zal er de komende jaren steeds minder geld vloeien uit de opbrengst van grondexploitaties en het daarvan afgeleide Fonds Bovenwijks.

Naast de gelden uit de eigen begroting, heeft de gemeente tot nu toe ook regelmatig gebruik gemaakt van provinciale subsidies. Het ging dan om geld uit de programma’s RSL (Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), het programma BDU (Brede Doel Uitkering), GFN (Gelders Fiets Netwerk) en GSO (Gelders Stedelijk Ontwikkelingsgebied). In het verleden is ook geld gegenereerd uit het EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling). Het is nog onzeker in hoeverre in de toekomst aanspraak gedaan kan worden op subsidies, maar daar liggen zeker nog kansen.

De woonfunctie en andere bebouwing

Impulsplan

Provinciale Staten hebben 20 miljoen euro gereserveerd om de Gelderse woningmarkt een impuls te geven. In het Impulsplan Gelderse Woningmarkt staat dat de provincie ondersteuning van concrete projecten als beste middel beschouwt om de woningmarkt te stimuleren en leegstand van kantoorpanden en andere objecten tegen te gaan. De financiële regeling is bestemd voor zowel daadwerkelijke uitvoeringsprojecten als procesondersteuning. Er is een brede invulling mogelijk. In 2012 zijn in Doetinchem twee projecten gehonoreerd waaronder de restauratie en herbestemming van de Anna-hoeve aan de Holterweg. In aansluiting op de structuurvisie is de regeling op heel veel manieren inzetbaar. Denk aan de opgaven Stad aan de rivier, Eidentiteit en Acupunctuur in de stad. Inzet van extra gelden voor deze opgaven kunnen bijdragen aan de bestrijding van leegstand, herbestemming, het behoud van waardevolle panden en het versterken van de stadsstructuur. Aanmeldingen zijn jaarlijks mogelijk, maar er is al 9 miljoen euro uitgegeven van het totaalbudget. Ook hier geldt dat meerdere regelingen elkaar mogelijk kunnen versterken. Zeker als ze gecombineerd worden met private beleggingen.

Woningcorporaties

In de voorbije jaren hebben woningcorporaties laten zien een positieve impuls te kunnen geven aan de herstructurering van wijken en het op een goede manier renoveren van bebouwing. In het verlengde van nationaal beleid is het niet ondenkbaar dat financiële inspanningen als gedaan in het verleden niet langer haalbaar zijn, maar de verwachting is dat de corporaties zich niet volledig zullen terugtrekken en zich actief blijven inzetten voor de goede woonomgeving. Door als gemeente zo goed mogelijk te faciliteren en samen op te trekken met de corporaties, kan de - deels financiële - inzet van de corporaties de doelen uit de woonvisie en structuurvisie dichterbij brengen. In dit kader is de opgave Acupunctuur in de stad van belang.

Fonds Bovenwijks en Bijdrage Ruimtelijke Ontwikkelingen

De gemeente Doetinchem kent een Fonds Bovenwijks dat gevuld wordt uit de opbrengst van bouwprojecten. De gelden uit het fonds worden tot op heden benut voor infrastructurele projecten. Jaarlijks vindt een evaluatie plaats en wordt bekeken hoe de toekenning van gelden moet verlopen. De aanvulling van het fonds staat onder druk als gevolg van de stagnering van bouwprojecten. Desalniettemin is de structuurvisie de aangewezen plek om te benadrukken dat het Fonds Bovenwijks zou moeten blijven bestaan. De investeringen die tot nu zijn gedaan drukken de komende dertig jaar op het fonds.

Tegelijk met die evaluatie is het zinvol om te bekijken of er op dat moment bouwprojecten zijn, waaruit een Bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen kan worden onttrokken. Deze bijdrage moet ten goede komen aan de groene investeringen in het kader van de structuurvisie-opgave De groene waas, blauwe investeringen in het kader van de structuurvisie-opgave Stad aan de rivier en investeringen in de openbare ruimte die benodigd zijn om bestaande woon- en werkgebieden te herstructureren. Dit is aan de orde in de structuurvisie-opgaven Stad aan de rivier en Acupunctuur in de stad.

Het Provinciaal Prioritair Programma Stad en Regio (voormalig GSO)

Provinciale Staten hebben het Prioritair Programma Stad en Regio vastgesteld. Op basis van dit programma zijn een Stadscontract Doetinchem en Regiocontract gesloten met een geldigheidsduur tot 2015 en een gedeeltelijke uitloop tot 2017 (Stadscontract Doetinchem). In het kader van het programma Stad en Regio heeft de provincie een bedrag van €150 miljoen euro te verdelen. De eerste €120 miljoen is begin 2012 verdeeld. De laatste €30 miljoen wordt in het voorjaar van 2013 verdeeld via de zogenaamde tweede tranche. Duidelijkheid hierover is er medio juni 2013.

Regiocontract

De beschikbare gelden uit het regiocontract zijn afkomstig uit meerdere bronnen. Deze worden door de regio beheerd en uitgegeven. De doelen zijn over het algemeen regionaal bepaald, maar tegelijkertijd soms heel specifiek voor een bepaalde gemeente. Voor Doetinchem zijn daarvan de gelden voor de Achterhoekse Groene Energie Maatschappij (AGEM) (Achterhoek Programma Innovatie duurzame economie) van belang, evenals het eerder genoemde bedrag voor de vrijetijdseconomie (Achterhoek Programma Kansrijk Platteland). Binnen datzelfde programma is een bedrag van € 125.000,- waarvan €50.000,- opgebracht door de gemeenten, gereserveerd voor gemeentegrensoverschrijdende projecten om de aantrekkelijkheid van het landschap te vergroten. Eerste aandachtsgebied is Montferland en aangrenzende gemeenten. De besteding gebeurt op basis van het in 2012 vastgestelde Gebieds Uitvoerings Programma (GUP) van het Landschaps Ontwikkelings Plan (LOP). Voor de tweede tranche van het regiocontract zijn voorgedragen: het Centrumplan Aalten, Centrumplan Neede en Groenlo kansrijk op weg naar 2027.

Stadscontract

In het stadscontract van 2012 zijn afspraken gemaakt over de toekenning van €11.000.000,- aan de gemeente Doetinchem. Hier geldt een co-financiering van vijftig procent. De subsidie is bestemd voor wijkwerk nieuwe stijl, de bouw van een basisschool in Doetinchem Noord, de bouw van een therapiebad in zwembad Rozengaarde en het ontwikkelen van nieuwe natuur in de Wehlse Broeklanden, langs de oostelijke randweg en een Cool Nature park. In het verlengde van het masterplan Schil is er geld bestemd voor het revitaliseren van het Schouwburgplein, de omgeving van de Hema en het versterken van de relatie tussen de stad en de Oude IJssel. Aandacht voor het centrum in verschillende vormen wordt samengebracht binnen het project Vitaal Stadscentrum. De twee grootste projecten die in aanmerking komen voor subsidie in dit verband zijn Iseldoks en de Stationsomgeving.

Iseldoks is ook voorgedragen voor de tweede tranche. Gevraagd is een bedrag van €1,2 miljoen. Duidelijkheid hierover is er medio juni 2013.

De kans dat het Provinciaal Prioritair Programma Stad en Regio in 2016 een vervolg krijgt is redelijk groot. Het is uiteraard niet bekend om hoeveel geld het dan gaat. De voorbereidingen voor een aanvraag starten in de herfstmaanden van 2015. Er zal dan ook gekeken worden naar de zogenaamde pre-ambule afspraken: afspraken waarin projecten zijn genoemd die mogelijk van belang kunnen worden, maar waar geen budget aan is gekoppeld. Met de komst van de structuurvisie zullen de structuurvisie-opgaven ook een rol gaan spelen bij het maken van nieuwe afspraken.

Europese subsidies

Op verschillende beleidsterreinen zijn zo nu en dan kansen aanwezig om Europese subsidies binnen te halen. Kenmerkend voor de tijd spelen begrippen innovatie, duurzaamheid, klimaatontwikkeling en participatie een steeds grotere rol bij dit soort subsidies. Momenteel wordt in Euregioverband bekeken welke mogelijkheden er liggen op het binnenhalen van Europese subsidies voor versterking van het landschap.

Strategische gronden

Momenteel wordt bekeken welke gronden nog langer als strategisch moeten worden beschouwd en welke gronden mogelijk ook verkocht kunnen worden. In de loop van de tijd zal de gemeente vaker voor de vraag worden gesteld: moeten we dit verkopen of niet? Bijvoorbeeld als het gaat om de terreinen van vrijkomende scholen. Een optie is om voor die panden en hun omgeving in een vroeg stadium te bepalen wat de nieuwe bestemming moet worden en aan de hand daarvan verdere keuzes te maken.

In het kader van de structuurvisie is het zinvol om de gronden langs uitvalswegen èn paden in eigendom te houden zodat het mogelijk blijft om groenstructuren en verbindingen tussen de stad en het buitengebied te versterken. Per locatie kan de breedte van zo’n uitvalsweg of -pad variëren.

De gronden rondom de toegangsweg naar het huidige ziekenhuis en grenzend aan landgoed Hagen kunnen bijvoorbeeld een grote rol spelen in de transformatie van het gebied bij een eventuele verhuizing van het ziekenhuis. In dat geval kan de toegangsweg naar het ziekenhuis of de verbinding tussen de stad en het landgoed ruim worden opgevat.

Om de opgave Eidentiteit te kunnen realiseren, kan het van tactisch en strategisch belang zijn om gronden in de rand van het Ei in bezit te hebben. Niet omdat de gemeente persé alles zelf moet ontwikkelen, maar wel omdat een eerste stap andere initiatiefnemers over de streep kan trekken om ook iets te doen.

Momenteel heeft de gemeente nog een behoorlijk areaal aan gronden in bezit langs de Europaweg. Er is vanuit de structuurvisie geen opgave geprojecteerd langs die lijn. De weg is wel één van de belangrijkste uitvalswegen en als zodanig ook een nadrukkelijk besproken element in de structuurvisie-opgave De Groene Waas. Vanuit die optiek kunnen de gronden vanuit de structuurvisie ook als strategisch worden beschouwd. Zeker in combinatie met het feit dat de capacteitsverbreding van de Europa-weg in combinatie met de aanleg van een tunnel onder het spoor door ook nog een verkeerskundige opgave is.

Op veel plekken waar vanuit de structuurvisie een opgave wordt gezien, heeft de gemeente geen gronden meer of missen er net interessante verbindingsstukjes. Het is de moeite waard om te kijken of er mogelijkheden zijn voor de uitruil van gronden of een verdergaande vorm, de zogenaamde herverkaveling met aanpassing van bestemmingen.

Overige financiële kansen

Er zijn grote bedragen te genereren uit de Europese subsidiepot. Het is noodzakelijk om die mogelijkheden verder te verkennen. Al dan niet in samenwerking met de buurlanden.

Hetzelfde geldt voor de oprichting van een Herstructurerings Fonds. Dit kan tot stand komen als gemeentelijk initiatief of in samenwerking met de regio. Het is bedoeld om de effecten van bevolkingsafname op een goede manier op te vangen. Zo’n herstructureringsfonds kan, bijvoorbeeld in de vorm van een revolving fund, van nut zijn als er co-financiering geleverd moet worden binnen een subsidietraject.

Hoe gekt het ook klinkt, kan de weinig te benijden positie van Doetinchem als anticipeerregio ook extra financiën opleveren. De uitdrukking anticipeerregio duidt erop dat de demografische ontwikkeling op een krimpsituatie wijst die mogelijkerwijs nog kan worden bijgestuurd of anders zal uitpakken. De indeling is door het ministerie van Binnenlandse Zaken gemaakt.

Bij woningbouwontwikkelingen is privaat/publieke samenwerking een bekend fenomeen, maar ook op alle andere gebieden is het goed om te verkennen hoe burger en overheid samen kunnen werken. Experimenten bij andere overheden waar de burger in staat gesteld wordt om stukken natuur, park en zelfs monumenten aan te kopen, verdienen navolging. Omgekeerd kan de overheid ook als katalysator werken bij de ontwikkeling van projecten door zelf een relatief geringe bijdrage te doen in de vorm van een tegemoetkoming bij plankosten, grondverkoop of mensuren.

De oprichting van een Stichting Stadsherstel, een burgerinitiatief bedoeld om cultuurhistorisch waardevolle panden bij onder te brengen, is een ontwikkeling die onder voorwaarden moet worden toegejuicht. Het vergroot de betrokkenheid voor de cultuurhistorie binnen de gemeente en verdeelt de draagkracht.

Het zogenaamde ‘place making’ en het toekennen van tijdelijke bestemmingen aan leegstaande panden, is niet alleen een middel tegen verloedering, maar brengt ook nieuwe geldstromen op gang. In ditzelfde hoofdstuk wordt ook het thema Leegstand en herbestemming besproken. Hier wordt dieper op deze instrumenten ingegaan.

De begroting

Uiteindelijk begint alles bij de keuzes die binnen de gemeentelijke begroting worden gemaakt. De structuurvisie is op ruimtelijke vlak het belangrijkste beleidsdocument en kan daarom van nut zijn bij het herijken van budgetten voor de begroting van 2014 en daaropvolgende begrotingen.

Daarnaast is het zinvol om in het kader van de huidige crisis en nieuwe verdienmodellen te bekijken welke uitgaven structureel zijn. Dan valt bijvoorbeeld te denken aan de posten onderhoud en beheer. Bij het in beeld brengen van structurele kosten, zou de vergelijking met de structurele inkomsten ook gemaakt moeten worden. Hoe ligt de verhouding tussen die twee en wat is de bijdrage vanuit de samenleving? In dit kader is de rol van leges en onroerendzaakbelasting (ozb) een factor van belang.

Naast het overzicht van structurele lasten en baten, zal er ook zicht zijn op de eenmalige middelen. Door die te bundelen, kan er een mooi startkapitaal ontstaan voor het eerder genoemde Herstructurerings Fonds.

Conclusie

Niets gaat vanzelf en het genereren van gelden voor uitvoering van de structuurvisie vraagt om actie en oplettendheid. Voor de bestaande regelingen is het zaak om op tijd af te stemmen, de structuurvisie te benutten en in te zetten op continuering. Nieuwe regelingen moeten tijdig worden opgepakt, desnoods met een pilot-project. De eigen gelden kunnen dankzij de structuurvisie nog evenwichtiger worden verdeeld. Een zorgvuldige kosten-baten analyse waarbij ook het maatschappelijk rendement wordt meegenomen, zou daarbij aan de basis moeten staan. De insteek om projecten op te pakken met meerdere partijen, is er één die meer gebruikelijk zou moeten worden. Een nieuwe kijk ten opzichte van grond als eigendom zorgt er voor dat de term strategische gronden een andere betekenis krijgt. Er zal niet altijd een concreet bedrag aan gekoppeld kunnen worden, maar bij voorkeur wel een project dat uitvoerbaar is dankzij het bezit. De financiële paragraaf is een onderdeel van deze structuurvisie dat jaarlijks zal moeten worden geëvalueerd. Hier wordt nader op ingegaan in het hoofdstuk Vervolg.

In onderstaand kader zijn de lasten en baten weergegeven zoals die in de begroting van 2013 zijn opgenomen voor de verschillende functies. De lasten zijn samengesteld uit alle mogelijke kostenposten zoals afschrijvingen, personeel van derden, energiekosten, de aankoop van gronden, overige aankopen, goederen en diensten, al dan niet duurzaam, pachten en erfpacht, belastingen en overdrachten. Voor de structuurvisie is het met name interessant wat de lastenkant is voor de functies Verkeer, Cultuur en recreatie en Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Onder Verkeer vallen ook de kostenposten voor het openbaar vervoer en het parkeren. De functie Cultuur en recreatie is zeer breed ingevuld met naast de kostenposten voor musea, bibliotheken en kunst, ook de kostenposten voor sport en openbaar groen. Voor de Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting zijn onder andere de kostenposten voor stads- en dorpsvernieuwing en bouwgrondexploitatie opgenomen.

De baten zijn terug te voeren naar posten als parkeerbelastingen, marktgelden, inkomensoverdrachten van het rijk, huuropbrengsten, grondverkopen en verkopen van overige goederen.

Begroting 2013

x €1.000,-

x
€1.000,-

lasten

baten

• algemeen bestuur

10.824

864

• openbare orde en veiligheid

4.323

253

• verkeer, vervoer en waterstaat

11.047

4.414

• economische zaken

992

137

• onderwijs

9.202

1.126

• cultuur en recreatie

18.158

2.860

• sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening

53.367

27.258

• volksgezondheid en milieu

13.097

15.693

• ruimtelijke ordening en volkshuisvesting

29.361

27.181

• financieringen en algemene dekkingsmiddelen

12.513

88.473

165.480

165.663

12-08-2006%20De%20Graafschap%20Vijverberg%202%20kopie.jpg

Hoe verder?

Korte termijn

Na de vaststelling van deze structuurvisie wordt gestart met de genoemde acties in het hoofdstuk Uitvoering. De mate van aanwezigheid van financiën zal van invloed zijn op de snelheid waarmee deze acties kunnen worden uitgevoerd. De beschikbaarheid over voldoende ambtelijke capaciteit is ook een onderdeel van belang. De prioritering van de acties moet tot stand komen in nauwe samenspraak tussen de afdelingen en de portefeuillehouders. Door een begin te maken met het verder inzichtelijk maken van financiële kansen, het versterken van het draagvlak onder de burgers voor projecten en het verkennen van nieuwe strategieën om projecten aan te pakken, kunnen de - op zich bescheiden acties - gaan werken als katalysator.

Politieke invloed

Vervolgens zijn er verschillende opties hoe om te gaan met de structuurvisie-opgaven in het tijdsbestek van een collegeperiode. Een college kan zich volledig richten op één of meerdere opgaven, maar kan er ook voor kiezen om alle opties open te houden en daar te beginnen waar de kansen het eerste voor het grijpen liggen, er van uitgaande dat alle kleine beetjes helpen. Naar verwachting zal de keuze tussen het één of het ander deels politiek worden ingekleurd, maar het heeft ook te maken met een zekere attitude.

Bij de eerste optie is een uiterst actief optreden gewenst. Bij de tweede optie is dat minder het geval, maar is er wel alertheid vereist. Om op strategische wijze de proceskeuze van de politiek te kunnen volgen, wordt de overall uitvoering van de structuurvisie bewaakt door één vaste vertegenwoordiger uit het ambtelijk apparaat.

Er kan zoveel belang aan de opgaven worden toegekend dat bij de coalitiebesprekingen wordt bekeken welke aspecten bij welke portefeuillehouders horen. De ruimtelijke invalshoek overweegt uiteraard, maar deze structuurvisie gaat ook in op sociale en culturele aspecten. Bij sommige gemeenten ontstaan geheel nieuwe portefeuilles. Een voorbeeld daarvan is de portefeuille Leegstand en herbestemming. Deze en andere opties zijn ook een interessant discussieonderwerp op politiek niveau.

Evaluatie

Eens in het jaar worden de werkzaamheden in het kader van de structuurvisie geëvalueerd. Specifiek gaat het dan om de stand van zaken ten aanzien van de structuurvisie-opgaven, de bijbehorende korte-termijn- acties, de financiële paragraaf en de onderdelen in het hoofdstuk Vervolg. Een evaluatieverslag met al dan niet gewijzigde hoofdstukken Uitvoering en Vervolg, zullen worden voorgelegd aan b&w. De uitkomsten van de evaluatie worden ook extern gecommuniceerd.

Actualisatie

De structuurvisie wordt eens in de vier jaar, voldoende ruim voorafgaand aan een collegewisseling, geactualiseerd, er van uitgaande dat een college vier jaar zitting heeft. In afwijkende gevallen bestaat de mogelijkheid om deze periodieke evaluatie aan te passen.

Het is de bedoeling dat de structuurvisie op hoofdlijnen dezelfde blijft. Wel is dit het moment om verouderde gegevens te vervangen en nieuwe inzichten een plaats te geven. Ook is dit moment geschikt om zo nodig een nieuwe prioritering aan te brengen of accenten te verleggen.

Communicatie

De communicatie over deze structuurvisie is verlopen volgens een vrij gebruikelijk traject binnen deze gemeente. Naast enkele vooroverleggen, heeft het zich geconcentreerd tijdens een informatiemarkt en een inspraakperiode.

Voor het vervolgtraject kiest de gemeente een meer officieuze aanpak. In een aantal structuurvisie-opgaven is participatie als belangrijk onderdeel genoemd. De rol van de burgers wordt als zeer belangrijk ervaren bij de uitvoering van de verschillende opgaven. Deze zal ook besproken worden tijdens de jaarlijkse evaluaties. Bij de vierjaarlijkse actualisatie wordt getracht separaat aandacht te besteden aan de participatie-activiteiten.

Nawoord

Veel organisaties hebben heldere plannen voor de korte termijn, één of twee jaar. Soms weten zij ook waar ze op de middellange termijn, tussen vijf en tien jaar verder, naartoe willen. Toch is het vooral voor grotere organisaties, zoals gemeenten, van groot belang om ook een idee te hebben wat het doel na die periode moet zijn. Dit is vooral van belang als een organisatie afhankelijk is van een groot aantal of sterke externe ontwikkelingen. De gemeente Doetinchem moet kunnen reageren op zaken als de vergrijzing of het sterk toenemend autogebruik.

In deze uitgave presenteert de gemeente Doetinchem haar Structuurvisie 2035. Bijna alle disciplines binnen de gemeente Doetinchem hebben hier een bijdrage aan kunnen leveren. Om een toekomstbeeld te realiseren wordt in een structuurvisie aandacht besteed aan bijvoorbeeld identiteit, de gewenste omvang van de gemeente, het woonmilieu, de werksituatie, de infrastructuur en de benodigde voorzieningen.

De weg was lang, maar werd snel doorlopen. Het was een flinke opgave om iedereen betrokken te houden en om een bijdrage te vragen binnen de gestelde termijn. De structuurvisie is achteraf toch snel gerealiseerd. In de periode tussen november 2012 en juni 2013 is de projectgroep in diverse samenstellingen bij elkaar geweest. Hierbij werd de projectleider bijgestaan door het bureau Terra Incognita en vele medewerkers van de gemeente Doetinchem, maar ook externe partners werden bij het proces betrokken.

Het concept werd gepresenteerd tijdens een informatiemarkt, waar partners en inwoners betrokken werden bij de totstandkoming van de visie.

Een structuurvisie heeft geen juridische status in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Het is voor de gemeente Doetinchem wel een bindend en richtinggevend document. Mijn dank gaat uit naar de opstellers van de Structuurvisie 2035: Projectleider Yana van Tienen, de stuurgroep en alle betrokken medewerkers van de gemeente Doetinchem en haar partners. Instanties o.a. op het gebied van zorg, onderwijs, kunst en cultuur, infrastructuur en wonen zijn op hoofdlijnen en op verschillende manieren geïnformeerd over de visie. De prachtige, beeldende foto’s zijn afkomstig van Jan van den Brink, Thea van de Heuvel en Robert Huls.

P. Drenth

wethouder ruimtelijke ordening