direct naar inhoud van 4.2 Milieuaspecten
Plan: Steverinkstraat bij 39 - 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07B218A-0009

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Bodem

Ter plaatse van het bouwplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd volgens NEN 5740 door bureau Econsultancy, rapportnummer 08085838 d.d. 23 oktober 2008. Uit dit onderzoek zijn geen milieuhygiënische belemmeringen of bijzonderheden voor het plan gebleken anders dan lichte verontreinigingen in de bovengrond. Het grondwater is licht verontreinigd met 1,2 dichloorethenen, barium, koper, nikkel en zink. Deze metaalverontreinigingen zijn mogelijk, in combinatie met de verlaagde pH, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater. Er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen voor het voorgenomen plan. Het bodemonderzoek met voornoemd rapportnummer is opgenomen in bijlage 1 van dit bestemmingsplan.

Ten behoeve van het plan hoeft geen grond te worden afgevoerd. Er is sprake van een gesloten grondbalans.

Er zijn geen milieutechnische bezwaren of bedenkingen voor het plan aan de Steverinkstraat in Gaanderen ten aanzien van de bodemkundige situatie.

4.2.2 Akoestiek

Wegverkeerslawaai

Door adviesbureau Van der Boom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de bouwlocatie aan de Steverinkstraat. Het akoestisch rapport met nummer 08-254 d.d. 31 oktober 2008 is opgenomen in bijlage 2 van dit bestemmingsplan.

Voor het bouwplan wordt de voorkeursgrenswaarde (48 dB Lden) overschreden. De maximale grenswaarde van 63 dB wordt echter niet overschreden. In de praktijk zal de rijsnelheid en het verkeerslawaai door de situering bij de onoverzichtelijke kruising lager zijn dan de theoretische op basis van de berekeningen. Wettelijk dient echter rekening te worden gehouden met de voornoemde situatie. Voor de woning zal een hogere grenswaarde moeten worden vastgesteld.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het verlenen van een hogere grenswaarde conform artikel 83 van de Wet geluidhinder (Wgh). De procedure voor een hogere grenswaarde zal gelijktijdig en in afstemming met de planologische procedure worden doorlopen.

Het plan brengt door de aard van inrichting geen relevante geluidsaspecten met zich mee en hebben ook geen invloed op andere objecten.

4.2.3 Lucht

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen om o.a. de verkeersgerelateerde emissies (o.a. fijnstof en stikstofdioxide) te reguleren.

Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechterd c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als de luchtkwaliteit als gevolg van het project met ten hoogste 1% verslechterd.

Het plan leidt tot een beperkte verandering van de omgeving en heeft nauwelijks gevolgen voor de woningdichtheid en verkeersintensiteit. De invloed van het plan op de toename van het autoverkeer en daarmee op de luchtkwaliteit is te verwaarlozen. Het plan zal dus niet in betekenende mate bijdragen en geen grenswaarden overschrijden. Volgens prognose bedraagt de toename van het aantal autobewegingen per dag gemiddeld 4 bewegingen (2x2 voor halen en brengen, winkelen, werk etc.).

Het plan aan de Steverinkstraat draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een luchtkwaliteitsonderzoek is niet noodzakelijk.

4.2.4 Externe veiligheid

Op 28 mei 2004 is in het Staatsblad 250 het Besluit externe veiligheid inrichtingen  (Bevi) gepubliceerd. Dit besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het besluit heeft betrekking op inrichtingen en op ruimtelijke ordeningsaspecten.

Voor het onderhavige plangebied is de volgende situatie relevant

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07B218A-0009_0008.jpg"

In de nabijheid van het plangebied aan de Steverinkstraat liggen geen Bevi-bedrijven. Ook bevinden zich nabij het plantgebied geen (hoge)drukleidingen en hoogspanningstracé's of andere risicoaspecten. Het plan zelf is ook geen kwetsbaar object of beïnvloed door aard en inrichting de risicosituatie voor andere objecten. Het plan belemmert op geen wijze de externe veiligheid en past in het gemeentelijk beleid en haar ambitieniveau.

Binnen het beleidskader externe veiligheid bestaat er geen belemmering voor het plan.

4.2.5 Bedrijvigheid

In de (aangepaste) VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering”(juli 2007) zijn richtlijnen vastgelegd voor hindercirkels. Uitgangspunt in de richtlijnen is “functiescheiding waar het moet, functiemenging waar het kan”.

In de directe omgeving van het plan ligt een agrarisch bedrijf op ca. 80 m (boerderij "de Kemper"). In het kader van de Wet geurhinder en veehouderij geldt ten aanzien van de geurnorm een minimale afstand van 200m tot agrarische bedrijven met varkens en/of pluimvee. Dit is niet het geval. De boerderij de Kemper heeft alleen hobbymatige nevenactiviteiten met rundvee. Een afstand van meer dan 50m zoals de onderhavige situatie is aanvaardbaar.

Voor de omgeving van het plangebied Steverinkstraat of door en vanwege het plan zelf is er sprake van ligging binnen de invloedssfeer van een agrarisch bedrijf. Deze situatie is aanvaardbaar gelet op de hobbymatige agrarische activiteiten.