direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied - 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07B300A-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Doetinchem is bezig met de actualisatie van de verschillende bestemmingsplannen die gelden op haar grondgebied. Veel van die bestemmingsplannen zijn verouderd. Hierdoor komen de bestemmingsplannen niet meer overeen met de huidige situatie. Ook voldoen de bestemmingsplannen daardoor niet meer aan de nieuwste eisen en wensen. Dit bestemmingsplan Buitengebied - 2012 is een onderdeel van de actualisatie.

Bij het actualiseren van bestemmingsplannen gebruikt de gemeente voor heel Doetinchem in principe dezelfde plansystematiek. De bestemmingen en regels van de geactualiseerde bestemmingsplannen sluiten daardoor grotendeels op elkaar aan. Daarmee vergroot de gemeente de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid van de burgers.

Daarnaast voegt de gemeente bij het actualiseren van de bestemmingsplannen verschillende plangebieden samen. Daardoor verminderd het totaal aantal bestemmingsplannen in de gemeente Doetinchem. Hierdoor zijn de bestemmingsplannen meer overzichtelijk.

Bij het actualiseren van een bestemmingsplan legt de gemeente het volgende in het bestemmingsplan vast:

  • de bestaande situatie;
  • ontwikkelingen die een aparte planologische procedure hebben doorlopen;
  • nieuw geformuleerd beleid met ruimtelijke gevolgen;
  • nieuwe ontwikkelingen met ruimtelijke gevolgen die:
    • 1. ondergeschikt zijn waardoor geen aparte planologische procedure noodzakelijk is, en;
    • 2. geen financiële gevolgen voor de gemeente hebben;
  • nieuwe ontwikkelingen met ruimtelijke gevolgen die:
    • 1. de gemeente de komende tien jaar verwacht;
    • 2. een vastgesteld (stedenbouwkundig) plan hebben;
    • 3. ruimtelijk en milieutechnisch haalbaar zijn.

Nieuwe 'grote' ontwikkelingen die alleen op hoofdlijnen bekend zijn neemt de gemeente niet op. Op deze wijze voorkomt de gemeente dat de te actualiseren plannen qua tijd vertragen door nieuwe, alleen op hoofdlijnen bekende, ontwikkelingen.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat nagenoeg alle gronden van het buitengebied van Doetinchem zoals deze ook al in de voorheen geldende bestemmingsplannen waren opgenomen. Enkele gebieden vallen buiten het plangebied. Dit zijn die gebieden waarvoor de afgelopen jaren een grote ontwikkeling is voorzien en die in een ander bestemmingsplan zijn vastgelegd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het A18 Bedrijvenpark en Wehl Heideslag. Daarnaast is ten zuiden van Doetinchem de plangrens gewijzigd waardoor een deel van het gebied dat voorheen in het bestemmingsplan Buitengebied lag nu in het bestemmingsplan Dichteren is opgenomen. Dit geldt ook voor een gebied nabij Langerak. Dit is nu opgenomen in het bestemmingsplan Vulcanus - 2013.

Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn twee aanpassingen in het plangebied doorgevoerd:

  • Voor Bezelhorstweg 31c Doetinchem een partiële herziening vastgesteld op 25 september 2014 (Bezelhorstweg 31C - 2014), waardoor deze locatie ook buiten het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan gehouden is.
  • Voor Ringweg 4-4a Wehl is gekozen om de ontwikkelingen daar in een eigen bestemmingsplan vast te leggen en daarom is ook deze locatie buiten het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan gehouden.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Buitengebied - 2012 is een algehele herziening van de in het plangebied geldende bestemmingsplannen. Voor het bestemmingsplan Buitengebied - 2012 gelden op dit moment de onderstaande bestemmingsplannen welke na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan zullen komen te vervallen. Ook alle doorgevoerde wijzigingen op grond van de in de plannen opgenomen wijzigingsbevoegdheden komen te vervallen.

  • Buitengebied 2 - 1988, vastgesteld door de raad van de gemeente Zelhem op 29 juni 1989 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland op 30 januari 1990;
  • Buitengebied herziening 3 - 1991 Wassinkbrinkweg 16, vastgesteld door de raad van de gemeente Zelhem op 30 januari 1992 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland op 18 maart 1992;
  • Buitengebied 2000, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 23 november 2000 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland op 3 juli 2001;
  • Buitengebied 2000, vastgesteld door de raad van de gemeente Bergh op 30 november 2000 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland op 3 juli 2001;
  • Buitengebied herziening 4 - 1999 Broekstraat 16-16a, vastgesteld door de raad van de gemeente Zelhem op 31 mei 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland op 10 september 2001;
  • Buitengebied Wehl 2002, vastgesteld door de raad van de gemeente Wehl op 13 november 2003 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland op 24 februari 2004;
  • Buitengebied 2000, herziening 2002 Bergh, vastgesteld door de raad van de gemeente Bergh op 19 februari 2004 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland op 28 september 2004;
  • Buitengebied 2000, herziening 2002 Doetinchem, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 24 juni 2004 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland op 18 januari 2005;
  • Buitengebied 2 - 1988, Herziening 1 - 2002 (Nieuwsteeg), vastgesteld door de raad van de gemeente Zelhem op 30 september 2004 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland op 1 maart 2005;
  • Landgoed 't Maatje, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 25 augustus 2005 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland op 17 november 2005;
  • Buitengebied 2000, 3e herziening Keppelseweg, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 23 maart 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland op 11 juli 2006;
  • Buitengebied herziening 2-1988, gemeente Zelhem, herziening Boeninksteeg 14, vastgesteld door de raad van de gemeente Zelhem op 6 juli 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 14 augustus 2006;
  • Buitengebied 2000, herziening 2002, 5e herziening Klootsemastraat/Christoffelstraat (Paulo & Mayka), vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 10 juli 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland op 20 februari 2009;
  • Parapluherziening Buitengebied, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 11 juni 2009;
  • Steverinkstraat 39 - 2009, vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem op 9 december 2010.

Ook zal de geluidszone voor industrielawaai voor zover gelegen in het plangebied van het buitengebied maar die nu nog is opgenomen in het bestemmingsplan Parapluherziening Geluidszone Verheulsweide, vastgesteld door de gemeenteraad van Doetinchem op 8 september 2010, eveneens komen te vervallen. Ook zal een kleine strook in het bestemmingsplan RBT 2009, vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2009, komen te vervallen. Het gaat hierbij om een kleine strook agrarische grond aan de Nieuwestraat.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Nota Uitgangspunten voor het bestemmingsplan Buitengebied

Op 4 april 2012 heeft de gemeenteraad van Doetinchem ingestemd met de nota Uitgangspunten voor het bestemmingsplan Buitengebied. Het doel van deze nota is het verkrijgen van een compleet en concreet eisenpakket waar het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied aan moet voldoen. De uitgangspunten zijn ook bedoeld om een aantal onderwerpen/discussiepunten op voorhand in de gemeenteraad af te kaarten. De nota vormt de inhoudelijke basis voor het op te stellen bestemmingsplan Buitengebied.

De nota bestaat uit twee delen:

  • deel 1: Wetgeving en beleid;
  • deel 2: Thema's.

In deel 1 is alle relevante wet- en regelgeving en zijn alle relevante beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau beschreven die van toepassing zijn op het buitengebied. Per wet-, regelgeving of beleidsdocument is een korte samenvatting gemaakt met daarin de uitleg en het doel van die wet-, regelgeving of dat beleidsdocument. Daarnaast is zo concreet mogelijk toegelicht of en op welke wijze deze wet- en regelgeving of beleidsdocumenten worden doorvertaald in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. Deel 1 betreft daarmee uitsluitend een beschrijving van de wijze van uitvoering van de bestaande wet- en regelgeving en het bestaand beleid in het nieuwe bestemmingsplan.

In deel 2 van de nota staan de thema's. Thema's zijn onderwerpen die:

  • hebben geleid tot discussie en waarbij de conclusie nog open staat;
  • telkens weer leiden tot vragen over hoe met dat onderwerp om te gaan.

Voor deze thema's is het wenselijk om daar met het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied helderheid over te verschaffen. Thema's zijn daarmee nieuwe of herziene beleidsuitgangspunten die door de raad vastgesteld moeten worden.

De nota Uitgangspunten voor het bestemmingsplan Buitengebied is volledig vertaald in het bestemmingsplan Buitengebied - 2012.

2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd dat bij plannen die een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maken, de toelichting moet aantonen dat voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Beter bekend staand als de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. kortweg 'de ladder'.

Een 'stedelijke ontwikkeling' is een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Het voorliggende plan maakt een aantal ontwikkelingen mogelijk. Deze ontwikkelingen worden niet gezien als geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Het zijn namelijk ontwikkelingen die vallen onder 'ruimte voor ruimte regeling'. Op de website van het Rijk over de toepassing van de ladder blijkt dat deze ontwikkelingen géén stedelijke ontwikkelingen zijn. Toepassing van de ladder is dan niet nodig.

Hoofdstuk 3 Beschrijving plangebied

3.1 Het landschap

Binnen de gemeente Doetinchem komen een vijftal verschillende landschapstypen voor. Op de hiernavolgende kaart is te zien welk landschap waar ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07B300A-0003_0001.jpg"

arcering: Rood = Essenlandschap
Geel = Kampenlandschap
Blauw = Nattebroek- en heideontginningenlandschap
Grijs = Rivierweidenlandschap
Groen = Bos- en landgoederenlandschap

In de hiernavolgende subparagrafen worden de verschillende landschappen beschreven.

3.1.1 Essenlandschap

Kenmerkend zijn de grote aaneengesloten en open bouwlanden, de essen. De essen hebben een glooiend verloop en vaak een bolle ligging. De randen liggen lager dan het midden. De hoogteverschillen kunnen enkele meters bedragen. De boerderijen liggen bij elkaar langs de benedenrand van de es, op de overgang naar de lager liggende natte weidegronden. Het landschap langs de rand is kleinschalig met privékavels, boomgaarden, moestuinen, bosjes en houtwallen. Langs de randen van de es komen vaak kleine steilrandjes voor, soms met een haag of houtwalletje. De boerderijen lagen oorspronkelijk aan een fijn vertakt netwerk van paden over de es. Tegenwoordig ontsluit een slingerende weg rond de es de boerderijen. De erven liggen vaak niet aan de weg. De oriëntatie van het erf ten opzichte van de weg is minder duidelijk. Dat komt omdat de wegenstructuur vaak jonger is dan het erf. De (nieuwe) toegangsweg leidt de bezoeker vaak eerst naar de deel, de oorspronkelijke bedrijfsfunctie van de boerderij. Het oorspronkelijke woongedeelte is gericht naar het landschap.

De erven aan de rand van de es hebben van oorsprong opgaande beplanting aan de zijde van de es. Die beplanting biedt beschutting aan de gebouwen en de ruimte daar direct omheen. De windwerende beplanting staat meestal groepsgewijs aan de rand van het erf. Een singel of houtwal is ook mogelijk. Doordat de beplanting niet doorgaand is ontstaat een beeld waarbij gesloten kappen en groen elkaar afwisselen. Beplanting, bijvoorbeeld een haag, geeft vaak ook de grens tussen het erf en de omgeving duidelijk aan. Vanaf de es en vanaf de weg zijn vooral de stoere kappen en de erfbeplanting zichtbaar. De beplanting onttrekt de lage zijgevels aan het zicht.

Aan de noordzijde van Wehl liggen nog gave, bolliggende en open essen, die bijzonder goed herkenbaar zijn. Veelvoorkomende bedreigingen voor de essen zijn bebouwing op de es, niet passend grondgebruik, zoals kwekerijen, het egaliseren of slechten van steilranden en grootschalige bebouwing in het kleinschalige landschap.

3.1.2 Kampenlandschap

Kenmerkend voor het kampenlandschap zijn de kleinschaligheid en de grote verscheidenheid. Het landschap bestaat uit een aaneenschakeling van afzonderlijke erven langs beekdalen. Kampen zijn van oorsprong eenmans-essen. Het zijn kleine opbollende akkers die op hogere gronden in het beekdal liggen. Opgaande beplanting - bomenlanen, bosopstanden, houtwallen, hoge erf- of wegbeplanting - omkaderen de essen. De boerenerven liggen aan de rand van de es, op de overgang naar de lager liggende hooi- en weidegronden langs de beek. De erven vormen een langgerekt lint langs de beekdalen. Beplanting sluit de ruimte om het erf af. Kleine bosjes en houtsingels vormen een afscherming tussen het erf en het bouwland. Het samenhangende patroon van erfbeplanting en de houtsingels zorgen voor een aaneenschakeling van fijnmazige ruimtes. De wegen in het kampenlandschap ontstonden vanuit elk erf. Het gebruik van de eigen gronden bepaalden het beloop ervan. Door het aan elkaar knopen van privépaden ontstond een grillig en bochtig wegenstelsel. Door de kleinschaligheid van het landschap zijn de afzonderlijke erven vanuit een beperkt aantal plekken in het landschap te beleven. Het kampenlandschap is visueel relatief dicht.

De boerderij met schuren vormen een compacte cluster. In het lint is de vrijheid in vorm en massa groot, maar binnen één cluster is de samenhang groot. Vooral de kappen zorgen voor maat en schaal van de gebouwen en voor de samenhang. De oriëntatie van de boerderij verschilt per erf, maar meestal heeft het woongedeelte zicht op de akker.

Door schaalvergroting, intensivering van de landbouw, rationalisering van de waterlopen en van de wegen en door de verstedelijking werd de kleinschalige afwisseling in het landschap minder. Beplantingselementen verdwenen en nieuwe bebouwing verscheen op plaatsen waar van oudsher geen bebouwing was. De vroegere herkenbare relatie tussen de landschappelijke ondergrond en het ruimtegebruik vervaagde. Door de rationalisering van de wegen lijken de boerderijen toevallig in het landschap te liggen.

3.1.3 Nattebroek- en heideontginningen landschap

De gronden zijn vooral in gebruik als grasland voor melkveehouderijen en deels als bouwland voor maïs. Langs de beken en haaks daarop zijn houtwallen aanwezig. In het algemeen staan langs de rechte wegen bomenrijen. De beplantingselementen zijn spaarzaam en anders relatief transparant, zodat grote ruimten ontstaan. Door de grote openheid van het gebied vallen weg- en erfbeplanting direct op.

De erven liggen langs de rechte wegen die dienden als basis van de ontginningen. Soms geconcentreerd, soms gelijkmatig verspreid. De afstand van de erven tot de weg verschilt per situatie. Langs de erven staan windsingels en houtwallen. Waar windsingels staan is afhankelijk van de oriëntatie van het erf. Soms eenzijdig, soms tweezijdig. In grote open gebieden soms rond het hele erf. Het beeld van het erf van buitenaf is meestal groen met hier en daar een glimp van de bebouwing. De erven zelf hebben een rationele vorm met haakse hoeken. De bebouwing staat in een rechthoekig patroon, waarbij één as evenwijdig is aan de zijdelingse perceelsgrens. Als die perceelsgrens niet haaks op de weg staat, ligt het erf scheef ten opzichte van de weg. Het woonhuisgedeelte van de boerderij richt zich naar de weg. Dit gedeelte staat meestal los van de schuren. Schuren staan achter het woonhuis met de nok evenwijdig aan de perceelsgrens. Vaak ontwikkelt bebouwing zich in de diepte van het perceel. Als er al variatie is in de nokrichting dan staat de bebouwing haaks op elkaar.

3.1.4 Rivierenlandschap

Het rivierenlandschap ligt in het dal van de Oude IJssel. Dit gebied werd van oudsher extensief gebruikt als weiland of hooiland. Wegen en bebouwing ontbreken nagenoeg. Het ruimtelijk beeld is open. Langs de Oude IJssel zijn geen beplantingen en rietkragen meer, zodat de rivier nauwelijks zichtbaar is in het open gebied. De herkenbaarheid van het rivierdal verdwijnt door het verschijnen van bebouwing, beplantingen en wegen in het gebied. Hierdoor vervaagt het visuele onderscheid met het glooiend rivierenlandschap.

3.1.5 Bos- en landgoederen landschap

De bosgebieden binnen de gemeente zijn Het Stille Wald ten westen van Wehl, de Kruisbergse bossen ten noordwesten van Doetinchem en de bossen langs de Beneden Slinge bij Doetinchem. De bodem in deze gebieden bestaat grotendeels uit zand. Het bos bestaat voor een groot deel uit productiebos (naald- en loofhout) in een rationele verkaveling. Hier en daar komen in het boslandschap bouw- en graslanden voor. In het boslandschap is nagenoeg geen bebouwing.

In de gemeente Doetinchem komen een aantal landgoederen voor:

  • De Slangenburg, aan de Beneden Slinge
  • Stille Wald/Jagershuis, in Het Stille Wald
  • Hagen/kasteel de Kelder, in de Kruisbergse bossen
  • Maetland, nabij Gaanderen

De eerste drie landgoederen zijn oude landgoederen. Het Maetland is begin 21e eeuw aangelegd. Kenmerken van landgoederen zijn dat een veelheid aan beplantingselementen elkaar afwisselt, evenals meer open en meer besloten delen. De grond is vooral in gebruik voor bosbouw en als parkbos, maar agrarisch bouwland en weidegrond komt ook voor. Bij oude landgoederen is meestal een kasteel of landhuis de belangrijkste bebouwing op het landgoed. Bij Het Maetland is de bebouwing nog niet gerealiseerd. De natuur is daar al wel aangelegd.

3.2 Ontwikkelingen

Een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied is de uitgelezen kans om gewenste ontwikkelingen mee te laten liften. Dit scheelt de burger/initiatiefnemer de legeskosten voor de zelfstandige procedure die anders doorlopen had moeten worden.

Voor elke ontwikkeling moet de eigenaar/initiatiefnemer zelf de noodzakelijke gegevens en onderbouwing aanleveren. De deadline voor het aanleveren van de gegevens is dusdanig gesteld dat de juridische vertaling in de regels en op de kaart bij het ontwerpbestemmingsplan kan plaatsvinden. Als de initiatiefnemer niet aan de voorwaarden voldoet, moet er voor hem/haar alsnog een zelfstandige procedure worden doorlopen.

In dit ontwerpbestemmingsplan zijn een aantal ontwikkelingen meegenomen die aan het voorstaande voldoen. Deze zijn dus nieuw in dit bestemmingsplan, waarbij de ruimtelijke onderbouwing akkoord is en de anterieure overeenkomst gesloten is. De ruimtelijke onderbouwingen zijn als bijlagen bij deze toelichting gevoegd. Het zijn de volgende ontwikkelingen:

adres   korte omschrijving ontwikkeling  
Varsseveldseweg 290 Doetinchem   van vorm veranderen van het bestemmingsvlak voor het aanwezig transportbedrijf, zie bijlage 22  
Turfweg tegenover nummer 23 Doetinchem   functieverandering zondagsschooltje naar recreatie - bed & breakfast, zie bijlage 23  
Hoekhorsterweg 3 Wehl   functieverandering sloop agrarische bebouwing naar één nieuwe woning, zie bijlage 24  
Broekstraat 20 Wehl   functieverandering sloop agrarische bebouwing naar één nieuwe woning, zie bijlage 25  
Kerkhofweg 6 Wehl   functieverandering sloop agrarische bebouwing naar twee nieuwe woningen, zie bijlage 26  
Wardsestraat 5 Wehl   functieverandering sloop agrarische bebouwing naar drie vrijstaande woningen, t.o.v. één vrijstaande en een dubbel woonhuis eerdere plannen, zie bijlage 27  
Steverinkstraat 71 Gaanderen   functieverandering realisatie recreatiewoning in cultuurhistorisch waardevol pand, zie bijlage 28  
Doetinchemseweg 14a Wehl   functieverandering sloop agrarische bebouwing naar een nieuwe woning, zie bijlage 29  
Vreeltstraat ongenummerd Gaanderen   zeven landhuizen voor landgoed 't Maatje, anders gesitueerd dan eerdere plannen, zie bijlage 30  
Nieuwestraat 11-13 Wehl   mogelijkheden voor gebruik te restaureren maalderij met wijzigingsbevoegdheid opgenomen, de ruimtelijke onderbouwing zal pas bij daadwerkelijke wijziging van het bestemmingsplan opgesteld worden  
Abdijlaan 1 Doetinchem   natuurlijke urnenbewaarplaats nabij de abdij, zie bijlage 31  
Wassinkbrinkweg 1 Doetinchem   uitbreiding tuincentrum, zie bijlage 32  
Kelderlaan 11 Doetinchem   uitbreiden gebruiksmogelijkheden, zie bijlage 33  
Westermaatweg 7 Doetinchem   mogelijk maken gebouw bij wijngaard, zie bijlage 34  
Kelderweg 1 Wehl   uitbreiding diervoederbedrijf met 465 m2 tot totaal 1330 m2, zie bijlage 35  
Heijendaalseweg 1 Wehl   veranderen bestemming Wonen naar Bedrijf (met 1 bedrijfswoning) t.b.v. aanwezig groenbedrijf met totaal 500 m2 bedrijfsgebouwen, landschappelijk ingepast, zie bijlage 36  
Vossenstraat 81 Doetinch em   het veranderen van de bestemming van een perceel bij dit adres van Agrarisch naar Natuur, zie bijlage 37  
Stadsheidelaan 4 Doetinchem   het mogelijk maken van de bouw van twee trekkershutten bij natuurcamping "Distelheide", zie bijlage 38  
Bokkenstraat 20 Doetinchem   het realiseren van een woning met inpandige bijgebouwen in de cultuurhistorisch waardevolle voormalige boerderij bij Bokkenstraat 20, zie bijlage 40  
Molenweg 5 Wehl   het splitsen van de cultuurhistorisch waardevolle woning in twee woningen, zie bijlage 39  
Broekhuizerstraat 3 Wehl   het meubelmakersbedrijf, wat daar met vrijstelling in verleden gekomen is, planologisch vastleggen met bestemming bedrijf, uitbreiding met landschappelijke inpassing vastgelegd, zie bijlage 58  
Doesburgseweg 34 Wehl   restaureren voormalige boerderij, cultuurhistorisch waardevol, en als woning gebruiken; ruimtelijke onderbouwing op basis waarvan omgevingsvergunning hiervoor is verleend, is als bijlage 59 opgenomen.  
Goorstraat 8 Doetinchem   functieverandering voormalig zondagsschooltje, extensieve dagrecreatie, zie bijlage 61  
Hertelerweg tegenover 6 Gaanderen   vergroting loon- en grondverzetbedrijf, zie bijlage 64  
Hogenslagweg 5-7-9 Doetinchem   stal aan bestemming Wonen toevoegen en ruimte bieden voor bijbehorende bouwwerken, beide gecompenseerd met een natuurinrichting op naastgelegen perceel, zie bijlage 65  
Nieuwestraat 24 Wehl   splitsen cultuurhistorisch waardevolle woning, zie bijlage 69; de benodigde ontheffing hogere grenswaarde is verleend door het college op @@@ 2015  
Ooijmanlaan 24 Doetinchem   kleine ontwikkelingen recreatiebedrijf toestaan, die deels al een aantal jaren aanwezig zijn, zie bijlage 70  
Pierikstraat 16 Doetinchem   vergroting loon- en grondverzetbedrijf, zie bijlage 71;
de vastgelegde bvo van het bedrijf is als volgt opgebouwd:
* de bedrijfswoning telt niet mee;
* van de aanwezige bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning telt 100 m2 niet mee;
* de oppervlakte (bvo) die moet worden vastgelegd bestaat uit:
- bestaande grote loods: 846 m2
- bestaande kleine loods: 114 m2
- bijbehorende bouwwerken > 100 m2: (111 + 61 - 100) = 72 m2;
- te realiseren loods: 500 m2
(hierdoor vervallen enkele kleine aanbouwen achter de bestaande grote loods)
Totaal: 1532 m2, afgerond naar 1535 m2 (ivm marge bij meting) vast te leggen.  
Rekhemseweg 175 Doetinchem   vergroting bestemmingsvlak voor bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning, zie bijlage 72  
Slagenweg 4-4a-6 Wehl   vergroting bestemmingsvlak (zonder bouwmogelijkheden) t.b.v. uitrit, zie bijlage 74  
Varsseveldseweg 284 - 284a Doetinchem   Vab-verzoek met cultuurhistorische bebouwing, zie bijlage 80  
Heijendaalseweg 1a Wehl   Vab-verzoek voor een kleinschalige zorginstelling, ruimtelijke onderbouwing op basis waarvan omgevingsvergunning hiervoor is verleend (onherroepelijk), is als bijlage 81  opgenomen.  


Verder is de vorm van een aantal agrarische bouwpercelen aangepast, waarbij deze soms ook zijn vergroot. Bij vergroting is de bedrijfseconomische noodzaak aangetoond met een bedrijfsplan. Het gaat om de agrarische bouwpercelen op de volgende locaties, waarbij ook naar bijlage met de ruimtelijke onderbouwing (ROB) wordt verwezen:

Vormverandering:

  • Barlhammerweg 30 Doetinchem, bijlage 41;
  • Bokkenstraat 10 Wehl, bijlage 42;
  • Doetinchemseweg 25 Wehl, bijlage 43;
  • Goorstraat 6 Doetinchem, bijlage 60;
  • Heinoordenweg 2-3 Doetinchem, bijlage 44;
  • IJzevoordseweg 5 Doetinchem, bjilage 45;
  • Kempsestraat 1 Wehl, bijlage 46;
  • Kilderseweg 41 Doetinchem, bijlage 66;
  • Nieuwestraat 5 Wehl, bijlage 47;
  • Rijksweg 6-8 Gaanderen, bijlage 73;
  • Stadsheidelaan 10 Doetinchem, bijlage 77;
  • Stadsheidelaan 15 Doetinchem, bijlage 78;
  • Stadsheidelaan 16 Doetinchem, bijlage 79;
  • Varsseveldseweg 255 Doetinchem, bijlage 48.

Vergroting:

  • Akkermansweg 2 Gaanderen, bijlage 49;
  • Beekseweg 58 Wehl, bijlage 50;
  • Bleeksestraat 8 Wehl, bijlage 51;
  • Broekhuizerstraat 2 Wehl, bijlage 52;
  • Broekhuizerstraat 10a Wehl, bijlage 53;
  • Grindstraat 11 Wehl, bijlage 54;
  • Halseweg 8 Doetinchem, bijlage 62 (ROB) en 63 (landbouwkundig advies);
  • Nieuwe Kerkweg 63 Wehl, bijlage 67 (ROB) en 68 (landbouwkundig advies);
  • Parallelweg 4 Wehl, bijlage 55;
  • Smidstraat 1 Gaanderen, bijlage 75 (ROB) en 76 (landbouwkundig advies);

Spoorlijn Arnhem-Winterswijk

Al enige jaren bestaat de wens om de spoorlijn Zevenaar - Winterswijk te verdubbelen. Het verdubbelen van het spoor zal zorgen voor minder opstoppingen en stremmingen op de lijn en maakt het mogelijk de dienstregeling aan te passen: meer treinen per uur of het rijden met sneltreinen en stoptreinen.

Eigenaar van het spoor, Prorail, heeft recent het initiatief genomen om alleen een deel van de spoorverdubbeling te realiseren. Het betreft het deel tussen station Wehl en de Bleeksestraat. Deze spoorverdubbeling draagt bij aan een performanceverbetering die de noodzakelijke tijdswinst oplevert. Het plan is nog niet zo concreet dat deze kan meeliften met het bestemmingsplan voor het deel wat in dit plangebied ligt. Prorail is hiervoor een bestemmingsplan aan het opstellen, die een eigen planprocedure zal doorlopen.

380 kV-hoogspanningsverbinding

Het Rijk is bezig met de voorbereidingen voor het aanleggen van een 380 kV- hoogspanningsleiding van Doetinchem (station Langerak) naar Wesel. Deze zal in de Wehlse Broeklanden komen te staan. Het Rijk heeft op 5 juli 2012 het voorbereidingsbesluit hierover gepubliceerd. Deze is vanaf 6 juli 2012 in werking getreden. De voorbereidingen voor deze verbinding lopen een eigen procedure, met een inpassingsplan. In het voorliggende bestemmingsplan wordt de verbinding niet bestemd. Er zijn ook geen nieuwe bestemmingen in het gebied van het voorbereidingsbesluit opgenomen die van invloed zijn op de plannen.

Het Rijk heeft het Inpassingsplan 'DW380 Doetinchem-Voorst' met identificatienummer NL.IMRO.000.EZip13DW380-3000 op 15 april 2015 vastgesteld. Tegen dit plan is beroep in gesteld met verzoek om voorlopige voorziening. Deze procedure loopt nog op moment van vaststelling van het plan. Het is de verwachting dat het rijksinpassingsplan onherroepelijk wordt. Daarom is het inpassingsplan één op één verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan. Hierop is één uitzondering gemaakt. Dit betreft de regeling voor archeologie. Omdat de regeling zoals deze in het bestemmingsplan opgenomen was, met dubbelbestemmingen, een afdoende regeling is voor het beschermen van archeologische waarden is aansluiting hierop gehouden, en is niet de regeling van het inpassingplan overgenomen.

De verwerking is gebaseerd op artikel 15.2 sub c van het genoemde inpassingsplan.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

4.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.

In hoofdstuk 3.2 staan ontwikkelingen genoemd die meegenomen zijn in het bestemmingsplan ('meeliften'). Deze ontwikkelingen maken geen onderdeel uit van dit hoofdstuk. In de aanwezige ruimtelijke onderbouwingen van de plannen is dit opgenomen.

4.2 Plan-MER

Het bestemmingsplan Buitengebied - 2012, inclusief het MER, kent een lange doorlooptijd, waarbij een aantal stappen zijn te onderscheiden:

  • Bij de voorbereidingen tot en met het ontwerpbestemmingsplan is een MER opgesteld. De toelichting op dit deel is terug te vinden in subparagraaf 4.2.1.
  • Gelijktijdig met de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan heeft de commisie m.e.r. een advies uitgebracht. Dit advies is verwerkt bij de eerste vaststelling van het bestemmingsplan op 18 juli 2013. Deze stap is verantwoord in subparagraaf 4.2.2.
  • Na de vernietiging van het bestemmingsplan op 5 november 2014 door de Afdeling Bestursrechtspraak van de Raad van State (verder: ABRS) is het bestemmingsplan aangepast, waarbij ook het MER is aangevuld. Dit deel is verantwoord in subparagraaf 4.2.3.
4.2.1 Plan-MER bij voorbereiding ontwerpbestemmingsplan

De m.e.r.-plicht geldt voor:

  • wettelijk of bestuursrechtelijk verplichte plannen (zoals het bestemmingsplan) die het kader vormen voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings-)plichtige besluiten, en/of;
  • plannen waarvoor een Passende Beoordeling op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is.

Bij het bestemmingsplan Buitengebied zijn in dit kader in ieder geval besluiten over de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische activiteiten van belang en de activiteiten die in het bestemmingsplan kunnen leiden tot significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden.

Het plangebied ligt op een afstand van 10 kilometer van het Natura 2000 gebied Veluwe en Uiterwaarden IJssel. Hierdoor is er een risico op toename van stikstofdepositie door de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. Ontwikkelingsmogelijkheden zijn de aanwezige ruimte binnen een agrarisch bouwvlak maar ook de wijzigingsbevoegdheid voor vormverandering en vergroting van een agrarisch bouwvlak.

Dit is voldoende aanleiding voor een Passende beoordeling vanuit de Natuurbeschermings- wet 1998 en is het opstellen van een plan-MER en is het voeren van een uitgebreide m.e.r.-procedure dus noodzakelijk.

De eerste fase van de m.e.r.-procedure staat in het teken van het afbakenen en vaststellen van de beoogde aanpak en de communicatie hierover met de betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden. Hiervoor is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau MER opgesteld, waarin de reikwijdte en het detailniveau van het op te stellen MER worden beschreven.

De Notitie Reikwijdte en Detailniveau MER is gezamenlijk met het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd voor het verkrijgen van reacties.

Het MER is bijgevoegd als bijlage 1. De bijlagen van het MER zijn bij deze toelichting gevoegd als bijlagen 2, 3, 4 en 5. In bijlage 2 is de Passende Beoordeling Natuurbeschermingswet 1998 opgenomen. Het kaartmateriaal met betrekking tot ammoniak en geur is te vinden in bijlage 4.

Uit het MER blijkt dat uitbreiding van veehouderij(bedrijven) in Doetinchem kan leiden tot meer depositie van stikstof op gevoelige natuurgebieden. Deze stikstoftoename veroorzaakt verandering in de soortensamenstelling en structuur van de vegetatie, waarbij voedselminnende soorten gaan overheersen ten koste van de kenmerkende soorten.

Uit recente jurisprudentie (2012/2013) van de ABRS blijkt dat de maximale planologische mogelijkheden in bestemmingsplannen, de toename van stikstofdepositie op gevoelige natuurgebieden moet uitsluiten. Dit betekent dat uitbreiding van (intensieve) veehouderij in Doetinchem niet mogelijk is op grond van de Natuurbeschermingswet. Dit moet in het bestemmingsplan goed zijn verankerd.

Hiervoor zijn een aantal oplossingen mogelijk:

Oplos-sing   Inhoud   Voordelen   Nadelen   Beoordeling RvS  
1   Uitbreiden van bouwblokken via wijzigingsbevoegdheid uitsluiten.
afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07B300A-0003_0002.png"  
Geen risico op planschade. Groei veestapel binnen bestaande bouwmogelijkheden blijft!   Uitbreiden bouwblok is tijdrovend en kostbaar voor initiatiefnemer omdat dit met herziening bestemmingsplan moet.   Toename stikstofdepositie nog steeds niet uit te sluiten.  
2   Opnemen voorwaardelijke verplichting dat toename stikstofdepositie uitsluit.   Een praktische maatregel dat al door meerdere gemeenten is toegepast.   Onbekend of de ABRS deze oplossing accepteert, dus risico op vernietiging.   Toename stikstofdepositie is hierdoor uit te sluiten.  
3   Geen omschakeling meer mogelijk van grondgebonden naar intensieve veehouderij.   Risico op toename stikstofdepositie neemt af door minder mogelijkheden schaalvergroting intensieve veehouderij.   Risico op planschade.   Toename stikstofdepositie nog steeds niet uit te sluiten.  
4   Beperken bouwmogelijkheden van niet benutte ruimte.
afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07B300A-0003_0003.png"  
Voorkomen schaalvergroting door opkopen niet benutte ruimte.   Groot risico op planschade.   Kans op toename stikstofdepositie zeer klein maar nog steeds niet uit te sluiten.  
5   Wegsaneren locaties met intensieve veehouderij.   Meer mogelijkheden voor natuur, recreatie en wonen.   Grote financiële investering nodig voor opkopen bedrijven.   Toename stikstofdepositie nog steeds niet uit te sluiten.  
6   Opnemen voorwaardelijke verplichting voor grondgebondenheid.   Beschikbare grond is plafond melkveestapel.   Gemeente loopt vooruit op Omgevingsplan provincie.   Toename stikstofdepositie nog steeds niet uit te sluiten.  

In dit bestemmingsplan was aanvankelijk gekozen voor het verwerken van oplossing 2 en 3.

Oplossing 2:

In het bestemmingsplan als voorwaarde opnemen dat bedrijfsontwikkeling slechts mogelijk is als dat niet leidt tot toename van de depositie.
In het bestemmingsplan is een voorwaarde opgenomen dat bedrijfsontwikkeling slechts wordt toegestaan onder voorwaarde van het niet toenemen van de depositie van ammoniak en/of slechts mogelijk is in overeenstemming met het beleid van de PAS en het daarvoor geldende provinciale convenant Stikstof en Natura 2000. De veehouder moet dit aantonen met een Natuurbeschermingswet-vergunning voor de uitbreiding of bewijzen dat hij deze vergunning niet nodig heeft.

Oplossing 3:

Mogelijkheden voor groei van de (intensieve) veehouderij in het bestemmingsplan beperken door omschakeling naar (intensieve) veehouderij uit te sluiten.
Door de ontwikkeling naar minder maar grotere bedrijven komen bestaande locaties van stoppende agrarische bedrijven vrij. Deze vrijkomende locaties kunnen benut worden door bedrijven met uitzicht op schaalvergroting. Daarom staat een groeiend aantal gemeenten (bijvoorbeeld Wageningen, Etten-Leur, Bernheze) omschakelen van niet intensieve agrarische bedrijven naar intensieve veehouderij al niet meer toe. Doetinchem gaat deze lijn ook volgen. Omschakeling van overige agrarische bedrijven naar grondgebonden veehouderij (melkvee) is desgewenst ook uit te sluiten om kans op groei van de melkveestapel in Doetinchem te beperken.
Door omschakeling naar (intensieve) veehouderij uit te sluiten loopt de gemeente een risico op planschade van maximaal € 7,7 miljoen (bron: analyse van SAOZ). Met een aankondiging bij het ontwerpbestemmingsplan en een uitvoering van deze oplossing over twee jaar, is dit risico uit te sluiten. Er is dan sprake van zogenaamde 'passieve risico-aanvaarding'.

Door deze twee oplossingsrichtingen te verwerken in het bestemmingsplan, is de verwachting aanwezig dat de toename aan stikstofdepositie in de kwetsbare natuurgebieden wordt beperkt en dus naar verwachting voldaan wordt aan de Natuurbeschermingswet. Het verwerken van de andere oplossingsrichtingen is daardoor niet nodig.

Het kan zijn dat op termijn het gewenst is om ook oplossingsrichting 6, de eis voor grondgebondenheid van melkveehouderij, op te nemen in het bestemmingsplan. Dit is pas duidelijk als de provincie de Omgevingsvisie heeft vastgesteld. Hiervoor kan dan een herzieningsprocedure doorlopen worden.

Naast het bovenstaande moet ook in ogenschouw genomen worden dat sinds de vaststelling van de nu geldende bestemmingsplannen van de voormalige gemeenten Wehl en Doetinchem vele agrarische bedrijven zijn gestopt. Veel deze vrijkomende agrarische bouwvlakken zijn de afgelopen jaren benut voor andere functies. Bij deze actualisatie van het bestemmingsplan zijn deze functies meegenomen. Veelal is er nu alleen sprake van wonen in de voormalige bedrijfswoning. Deze locaties hebben de bestemming Wonen gekregen. Hierdoor is het aantal agrarische bouwvlakken in het plangebied sterk afgenomen.

Al met al is bij het ontwerpbestemmingsplan de conclusie getrokken dat het bestemmingsplan geen grote nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben.

4.2.2 Toetsingsadvies commissie m.e.r. vóór eerste vaststelling

De commissie m.e.r. heeft op 10 juni 2013 het toetsingsadvies op het MER uitgebracht. Deze is als bijlage 6 bij de toelichting gevoegd. Als gevolg van het toetsingsadvies is een aanvulling op het MER gemaakt. Dit is bijlage 7. Als gevolg van het toetsingsadvies en de aanvulling op het MER zijn de regels ten opzichte van het ontwerp aangevuld. Deze aanvulling is:

  • toevoegen definitie 'saldering' in artikel 1;
  • toevoegen bij de algemene gebruiksregels van de volgende gebruiksregel (verboden gebruik):
    "het uitbreiden van een agrarisch bedrijf, tenzij de stikstofdepostie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, dan wel mits saldering plaatsvindt";
  • toevoegen aan de algemene wijzigingsregels - algemeen een wijziging waarbij is aangegeven dat als bij de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid door burgemeester en wethouders uitbreiding van een agrarisch bedrijf mogelijk is, dit slechts is toegestaan als de stikstofdepositie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, dan wel saldering plaatsvindt.

Bovenstaande aanvullingen zijn als gevolg van de uitspraak ABRS weer aangepast, zie hiervoor de volgende subparagraaf.

4.2.3 Aanpassingen als gevolg van de uitspraak ABRS

Het PlanMER is opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan Buitengebied-2012. De ABRS heeft op 5 november 2014 het bestemmingsplan Buitengebied integraal vernietigd (ABRS, 201308949/1/R2). De belangrijkste redenen daarvoor waren:

  • a. het planMER, de Passende Beoordeling en de aanvulling planMER zijn ten onrechte niet gebaseerd op de maximale mogelijkheden van het plan. Dit betreft de onderzoeksplicht naar de mogelijkheid van omschakeling of hervestiging van intensieve veehouderijen. Daarnaast acht de ABRS de planregeling die is opgenomen in diverse wijzigingsbevoegdheden onvoldoende om significante effecten te mitigeren.
    De ABRS doelt daarbij met name op het volgende: “De mogelijkheid tot omschakeling dan wel hervestiging, zoals vervat in artikel 3, lid 3.1, en artikel 4, lid 4.1, van de planregels is bij de beoordeling van de milieueffectenniet onderzocht”;
  • b. de opgenomen voorwaarden voor uitbreiding van (intensieve) veehouderijen om de toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden uit te sluiten zijn niet aanvaardbaar. De regeling maakt ook saldering tussen bedrijven mogelijk, terwijl die niet in het planMER waren onderzocht.

Tegen deze achtergrond zijn aanpassingen in het bestemmingsplan doorgevoerd en is een kleine aanpassing in het planMER aangebracht.

  • 1. Een belangrijke aanpassing in het bestemmingsplan is dat er onderscheid is aangebracht tussen grondgebonden agrarisch bedrijf en intensieve veehouderijbedrijf en omschakeling van grondgebonden agrarisch bedrijf naar intensieve veehouderijbedrijf expliciet is uitgesloten. Hierdoor sluiten de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan wel aan bij het planMER (punt a).
  • 2. Daarnaast is de regeling in het bestemmingsplan om negatieve effecten in Natura 2000-gebieden op het gebied van stikstofdepositie te voorkomen aangepast. Op basis van een analyse van jurisprudentie op dit vlak, zie hierna onder 'verkenning van oplossingsrichtingen op basis van jurisprudentie' is er voor gekozen om in de planregels vast te leggen dat de huidige ammoniakemissie per agrarisch bedrijf niet mag toenemen (en dus saldering buiten beschouwing te laten). Daarmee is gegarandeerd dat de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijen niet leiden tot negatieve effecten in Natura 2000-gebieden. Hiermee is tegemoet gekomen aan het punt onder b).

Deze wijze van regeling kan gezien worden als mitigerende maatregel naar aanleiding van de uitgevoerde Passende Beoordeling, behorende bij het planMER.
Sinds 1 juli 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. De regeling in het voorliggende bestemmingsplan sluit aan op de vergunningvrije mogelijkheden binnen de PAS.
Onderstaand is nader toegelicht hoe deze mitigerende maatregel zich verhoudt tot de Passende beoordeling.

Verkenning van oplossingsrichtingen op basis van jurisprudentie

De uitspraak van 5 november 2014 van de ABRS voor Buitengebied – 2012 staat niet op zichzelf, maar is in overeenstemming met recente andere uitspraken van onder andere 22 en 29 oktober 2014, resp. 201306991/1/R3 (Asten) en 201307656/1/R4 (Tynaarlo). In de laatste uitspraak geeft de ABRS het volgende aan:

"Uit voormelde planregels volgt dat het plan bij recht uitbreiding van de bebouwing bij een agrarisch bedrijf toestaat onder de voorwaarde dat de uitbreiding niet gepaard gaat met een toename van de ammoniakemissie van het bedrijf. Gelet hierop leidt de in het plan bij recht toegestane uitbreiding van agrarische bebouwing niet tot een toename van de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. Het worstcasescenario in het MER, waarnaar Natuurplatform Drentsche Aa verwijst, wordt niet bij recht in het plan mogelijk gemaakt. In hetgeen Natuurplatform Drentsche Aa heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de in het plan opgenomen bouwvlakken heeft kunnen toekennen aan de agrarische bestemmingen."  

In deze laatste uitspraak wordt expliciet uitgesproken dat een toename van ammoniakemissie per bedrijf(sperceel) kan worden verboden in een gebruiksregel van het bestemmingsplan en als dat gebeurt, passende beoordeling van gebruik dat volgens deze gebruiksregels verboden is, dan niet noodzakelijk is. In de uitspraak Doetinchem haakt de ABRS hierbij aan. Ook hier wordt het niet toenemen van emissie genoemd als een soort grens voor het opstellen van een passende beoordeling.
Alles daarbuiten, zoals een depositieregeling op de gevoelige gebieden en eventuele saldering lijkt te worden gezien als een vorm van mitigatieregeling en zal, als die mogelijkheid op wat voor manier ook wordt opgenomen in een bestemmingsplan, moeten worden voorzien van een passende beoordeling. In die passende beoordeling zal dan aannemelijk moeten worden gemaakt dat de planregeling ‘zelfstandig’ niet zal leiden tot significante gevolgen. Gezien de uitspraak Westerveld van 6 augustus 2014, 201207794/1/R4, lijkt het er op dat een verwijzing naar de vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 om aan te tonen dat er geen significante gevolgen zullen zijn, niet voldoende is. Het verschuiven van de onderzoeksverplichtingen en afwegingen of er significante gevolgen kunnen zijn, naar het moment van de concrete aanvraag is niet toegestaan, zo blijkt uit deze uitspraak en die van Doetinchem (39.11).
Gezien de uitspraak Westerveld lijkt het opnemen van de eis dat zo’n vergunning moet zijn verkregen (dan wel zicht hierop is), ook geen meerwaarde te kunnen geven aan de regeling.

Daarbij heeft recente jurisprudentie duidelijk gemaakt dat een regeling waarbij de maximale ammoniakemissie per veehouderij wordt vastgelegd door de ABRS aanvaardbaar wordt geacht. Dat standpunt is gebaseerd op de recente uitspraken van de ABRS over bijvoorbeeld het bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo (9 oktober 2014, zaaknr. 201307665/1/R4) en het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening fase 1A van de gemeente Reusel-De Mierden (21 januari 2015, zaaknr. 201308140/1/R3).

Conclusie regeling
Het begrenzen van de gebruiksmogelijkheden in het bestemmingsplan Buitengebied - 2012 tot het bestaande gebruik en uitbreiding waarbij de emissie van ammoniak per bedrijf niet toeneemt in principe mogelijk is zonder dat de passende beoordeling/planMER ingrijpend hoeft te worden aangevuld of aangepast.

Wijze vastlegging emissieplafond
De maximale ammoniakemissie per bedrijf moet worden gebaseerd op de huidige, feitelijke situatie. Verschillende uitspraken van de ABRS bevestigen dat (zie o.a. rechtsoverweging 39.5 in de uitspraak van uitspraak over Buitengebied-2012). Als voor bepaling van de feitelijke situatie per veehouderij wordt uitgegaan van de situatie op dat moment, is deze lastig vast te stellen omdat deze regelmatig aan verandering onderhevig is. Daarom heeft de gemeente zorgvuldig overwogen hoe de huidige situatie op rechtmatige wijze bij benadering kan worden vastgelegd. Hiervoor is de volgende werkwijze gekozen:

  • Voor veehouderijen die beschikken over een rechtsgeldige vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 uit te gaan van de maximale emissie op basis van deze vergunning. Immers met het verlenen van deze vergunning heeft het bevoegde gezag (de provincie) aangegeven dat er op basis van die vergunning geen negatieve effecten zijn te verwachten in omliggende Natura 2000-gebieden. Deze activiteiten kunnen dus toegelaten worden in het licht van de Natuurbeschermingswet 1998.
  • Voor veehouderijen die niet beschikken over een dergelijke vergunning, is de maximale emissie bepaald aan de hand van de recente/actuele milieuvergunningen of meldingen. Immers de betreffende veehouder kan rechtsgeldig de veebezetting tot het maximum in deze vergunning aanpassen. De Omgevingsdienst Achterhoek, uitvoerend orgaan voor milieuvergunningverlening en handhaving, heeft bevestigd dat op grond van regelmatige controles er geen grote afwijkingen zijn geconstateerd tussen de huidige situatie en de vergunde situatie.
  • Als er sprake is van een agrarisch bedrijf zonder vee (akkerbouwbedrijven), dan geldt ook de regeling dat de emissie niet mag toenemen. De huidige ammoniakemissie is dan 0. In de praktijk betekent dit dat daar dus ook geen vee kan worden toegestaan.
  • De informatie ten aanzien van de toegestane ammoniakemissie, die afgeleid kon worden van bestaande bronnen is vervolgens ter controle voorgelegd aan de individuele ondernemers in de vorm van een mailing. Op basis daarvan zijn zo nodig correcties doorgevoerd.

Door bovenstaande werkwijze is de huidige ammoniakemissie per bedrijf zo zorgvuldig mogelijk bepaald.

Binnen het bestemmingsplan is een toename van de vastgelegde ammoniakemissie dus niet toegestaan. Uitbreiding van de veestapel is hierdoor alleen mogelijk als tegelijkertijd het stalsysteem wordt aangepast naar een systeem dat minder ammoniak uitstoot (interne saldering).
Als de uitbreiding gepaard gaat met een toename van de ammoniakemissie is het doorlopen van een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure benodigd. Hierbij vindt op dat moment, op basis van het concrete plan, een beoordeling op ammoniakemissie en stikstofdepositie plaats, binnen de dan geldende regelgeving (bijvoorbeeld de Programmatische Aanpak Stikstof).

Gevolgen aanpassing regeling
Gevolg van deze aanpassingen is dat het bestemmingsplan minder ruimte geeft voor ontwikkelingen. Toch is zijn de gevolgen voor de agrarische bedrijven niet heel erg groot omdat er in het geval dat er bij een uitbreiding van een agrarisch bedrijf sprake zal zijn van een vergroting van de ammoniakemissie (maar geen toename van de stikstofdepositie) er vaak ook een Natuurbeschermingswetvergunning noodzakelijk is (of een melding op basis van de Programmatische Aanpak Stikstof), dan wel een omgevingsvergunning onderdeel milieu, waardoor er op dat moment in ieder geval een uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure gevoerd moet worden en er een besluit m.e.r (beoordeling) moet plaatsvinden.
Het bij deze vergunning(en) meenemen van een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan (als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, sub a.3 Wabo - uitgebreide procedure) levert in die gevallen op zichzelf niet zo veel meer tijd en werk op, in vergelijking met een wijzigingsplan.
De gemeente staat op zich niet onwelwillend tegenover uitbreidingen van de ammoniakemissie bij de agrarische bedrijven in het buitengebied, mits aangetoond wordt dat dit geen significante effecten heeft op de omliggende Natura 2000-gebieden en het Beschermde Natuurmonument De Zumpe. Als dat aan de orde is, wil de gemeente dergelijke uitbreidingen snel kunnen faciliteren. Daarom wordt bij de vaststelling van het bestemmingsplan expliciet aan de gemeenteraad gevraagd om bouwplannen voor veestallen, waarbij er wel sprake is van toename van de ammoniakemissie, zonder dat dit leidt tot significant negatieve effecten in omliggende Natura 2000-gebieden en het Beschermde Natuurmonument De Zumpe, aan te merken als ‘categorie van gevallen’ (artikel 6.5, lid 3 Besluit omgevingsrecht (Bor)), zodat het college van B&W zonder nadere tussenkomst van de gemeenteraad een omgevingsvergunning kan verlenen waarmee wordt afgeweken van het vigerende bestemmingsplan (artikel 2.12, lid 1a, onder 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)).
In dat geval kan het college van B&W snel handelen om vergunning te verlenen. Het verschil in procedure met een wijzigingsplan is dan relatief klein.
Het verwerken hiervan in het bestemmingsplan zal plaatsvinden bij de eerstvolgende integrale herziening.

Correctie Passende Beoordeling

In de opgestelde Passende Beoordeling Bestemmingsplan Buitengebied Doetinchem-2012 (d.d. 20 december 2012) is de conclusie getrokken dat uit de effectbeoordeling van het voorkeursalternatief (worst-case invulling) volgt dat negatieve effecten in omliggende Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten:
'Het voorkeursalternatief (worst-case invulling) kan zorgen voor een toename aan stikstofbelasting en heeft daarmee mogelijk significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden en het Beschermde Natuurmonument De Zumpe. Een dergelijke ontwikkeling past niet binnen de randvoorwaarden van de Natuurbeschermingswet. Het benutten van de planologische mogelijkheden die geboden worden in het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied - 2012 kan dus niet bij een dergelijke “ontwikkeling”.
Als er gebruik wordt gemaakt van de inzet van de best beschikbare staltechnieken, wat het uitgangspunt is in het voorkeursalternatief (best-case invulling), is er geen sprake meer van een toename, maar van een afname van stikstofbelasting op Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten in vergelijking met het referentieniveau van de Natuurbeschermingswet (Vergunde situatie gecorrigeerd voor de feitelijke bezetting via de CBS-correctie). Uitgaande van de inzet van dergelijke technieken bij nieuwe maar ook bestaande bedrijven, is het dus mogelijk om gebruik te maken van de geboden planologische ruimte, binnen de randvoorwaarden van de Natuurbeschermingswet.'

In de samenvatting van het planMER is terecht de volgende opmerking opgenomen (blz. 10):
'Gelet op de zeer strikte regels van de (huidige) Natuurbeschermingswet is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Buitengebied - 2012 nodig dat een toename van de depositie van stikstof op de overbelaste Natura 2000-gebieden en het Beschermde Natuurmonument De Zumpe, met zekerheid is uitgesloten. Het bestemmingsplan Buitengebied - 2012 zal dit op een of andere manier moeten borgen. Het doorverwijzen naar andere regelingen, zoals de provinciale verordening en de toekomstige doorvertaling van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in de Natuurbeschermingswet, is niet afdoende.'

Door de uitspraak van de ABRS van 5 november 2014 is duidelijk geworden dat de Afdeling van mening was dat de wijze waarop deze borging was opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied-2012 onvoldoende garandeerde dat negatieve effecten in omliggende Natura 2000-gebieden en het Beschermde Natuurmonument De Zumpe ten aanzien van de stikstofdepositie zijn uitgesloten. In rechtsoverweging 39.9 overweegt de Afdeling namelijk dat 'onvoldoende vaststaat dat de maatregelen uit de best-case invulling zullen worden toegepast'.
Zoals hierboven aangegeven is de regeling aangepast door de maximale ammoniakemissie per bedrijf vast te leggen in de planregels. In de regels is dit specifiek opgenomen. Bijvoorbeeld dat uitbreiding van een agrarische bedrijf slechts mogelijk is als vaststaat dat de ammoniakemissie niet toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie. Daarmee is alleen uitbreiding van de veestapel mogelijk door het toepassen van emissiearme technieken. De best-case invulling is daarmee alsnog geborgd in de planregels. De ammoniakemissie van de agrarische bedrijven is niet met absolute waarden vastgelegd in de planregels. Wel is van alle agrarische bedrijven de vergunde situatie (gecorrigeerd voor de feitelijke bezetting) vastgelegd, als 'nulmeting', in een bijlage 8 bij deze toelichting. De 'nulmeting' heeft als peildatum 1 juni 2015 en berekende emissie is gebaseerd op de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav).
In een aantal uitspraken heeft de ABRS duidelijk gemaakt dat door het vastleggen van de ammoniakemissie negatieve effecten in omliggende Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten, bijvoorbeeld het bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo (9 oktober 2014, zaaknr. 201307665/1/R4) en het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening fase 1A van de gemeente Reusel-De Mierden (21 januari 2015, zaaknr. 201308140/1/R3).

Het opnemen van deze ammoniakemissieregeling is de mitigerende maatregel volgend uit de Passende Beoordeling. Door het opnemen van deze regeling kunnen negatieve effecten in omliggende Natura 2000-gebieden en het Beschermde Natuurmonument De Zumpe met zekerheid worden uitgesloten.

Aantonen uitvoerbaarheid regeling

Met het opnemen van bovengenoemde bijgestelde regeling voldoet het plan weliswaar aan artikel 19j Natuurbeschermingswet, maar daarnaast moet de uitvoerbaarheid van een dergelijke regeling aangetoond worden, dan wel moet aangetoond worden dat een dergelijke regeling “in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening”. In essentie komt het er daarbij op neer dat onderbouwd moet worden dat de regeling ook daadwerkelijk gebruikt kan worden. Of nog anders gezegd: onderbouwd moet worden dat er uitbreidingsruimte kan ontstaan, zonder dat er sprake is van toename van ammoniakemissie.
Met het voorkeursalternatief (best-case invulling) in het planMER is daaraan voldaan.

Nadere afwegingen conclusies planMER

Tevens heeft de ABRS in onderdeel 39.12 van haar uitspraak aangegeven dat een verslechtering van het woon- en leefklimaat is geconstateerd, onder andere ten gevolge van het aspect geur, zonder dat de gemeenteraad hierover een belangenafweging heeft gemaakt. Dat is in strijd met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid. Uit het planMER blijkt dat er in de worstcasesituatie van het voorkeursalternatief een verslechtering zal ontstaan ten aanzien van geurhinder. De gemeenteraad heeft dit als een gegeven aangenomen en in de toelichting of de regels niet aangegeven hoe hij hiermee wenst om te gaan, aldus de ABRS.
Tegen deze achtergrond is hierna voor alle aspecten die negatief in het planMER zijn beoordeeld een nadere afweging gemaakt. Hiermee wordt voldaan aan de uitspraak van de ABRS.

Natuur

Stikstofdepositie op beschermingsgebieden Natuurbeschermingswet 1998 en op Wav-gebieden en overige natuur.
Naar aanleiding van de uitspraak van de ABRS (zie hiervoor) is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen waarin is vastgelegd dat de ammoniakemissie van bedrijven niet mag toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Er is hierdoor dan ook geen sprake van een negatief effect ten gevolge van de stikstofdepositie.
Zoals hiervoor onder Correctie Passende beoordeling is aangegeven, kan deze regeling gezien worden als mitigerende maatregel op basis van de Passende beoordeling. Met de toevoeging van deze mitigerende maatregel in het bestemmingsplan is het bestemmingsplan op dit onderdeel uitvoerbaar.

Soortbescherming Flora- en faunawet.
Het voorkeursalternatief (worst-case invulling) heeft een licht negatief (0/-) effect op soorten beschermd via de Flora- en faunawet. Dit aangezien de sloop van boerderijen en/of schuren en kap van aanwezige bomen kan leiden tot negatieve effecten op deze soorten. Vanuit het MER wordt aanbevolen om bij concrete initiatieven de toetsing op soorten uit de Flora- en faunawet te betrekken. Hierbij gaat het om alle activiteiten waarbij ruimtelijke herinrichting (sloop, afgravingen, bouwen, enz.) is voorzien. Het is noodzakelijk om de effecten op beschermde soorten te toetsen. Aanbevolen wordt om maatregelen te laten nemen.
Voor direct bouwrecht is deze aanbeveling niet overgenomen in het bestemmingsplan aangezien dit geen toegevoegde waarde heeft. De Flora- en faunawet regelt immers al dat bij het verlenen van een vergunning op grond van het bestemmingsplan, de verbodsbepalingen artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet in acht moeten worden genomen. Daarnaast is het zo dat bij het toepassen van wijzigingsbevoegdheden de toetsing aan de Flora- en faunawet nadrukkelijk plaats vindt en een rol speelt bij het wel of niet kunnen uitvoeren van een plan.

Geur

In het voorkeursalternatief (worst-case invulling) verslechtert het woon- en leefmilieu ten opzichte van de referentiesituatie. Deze verslechtering ontstaat door de groei van de intensieve veehouderij.
In het voorkeursalternatief is echter geen rekening gehouden met aanvullende regeling van het ammoniakemissieplafond als mitigerende maatregel op grond van de Passende Beoordeling. Daarbij is de maximale ammoniakemissie per agrarisch bedrijf vastgelegd in de planregels. Uitbreiding kan dus alleen plaatsvinden door middel van interne saldering, waarbij de totale ammoniakemissie van het bedrijf niet toeneemt. Dat betekent dat uitbreiding van de dierstapel alleen kan plaatsvinden als een stalsysteem wordt toegepast, waarin de emissie van ammoniak verregaand wordt beperkt. Hiermee zal in veel gevallen de geuremissie ook worden beperkt. Immers een stalsysteem dat de ammoniakemissie beperkt, zal ook de geurhinder reduceren. Verslechtering van het woon- en leefklimaat zal hierdoor niet optreden.
Bovendien zorgt het toetsingskader van de Wet geurhinder, via de voorgrondbelasting, voldoende voor het voorkomen van knelpunten. Van verslechtering van woon- en leefklimaat ten opzichte van de referentiesituatie zal hierdoor geen sprake zijn.
Tenslotte kan worden opgemerkt dat in het bestemmingsplan de vergroting van bouwvlakken alleen via een wijzigingsbevoegdheid is toegestaan. Daarbij geldt als voorwaarde dat 'de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast'. Daarbij wordt ook getoetst aan het woon- en leefklimaat in omliggende woningen. Hiervoor geldt de vaste juriprudentie van de ABRS hierover.
Al met al is de conclusie getrokken dat aanvullende maatregelen niet nodig zijn.

Fijnstof

Bedrijfsvoering
In het voorkeursalternatief (worst-case invulling) van het planMER is uitbreiding in intensieve veehouderij en grondgebonden veehouderij voorzien, ten opzichte van de referentiesituatie. Dit zorgt voor een toename aan fijnstof emissies. In het MER is aangegeven (par. 4.1.3) dat in het voorkeursalternatief de cumulatieve belasting van fijnstof uit de veehouderij slechts zeer lokaal zou kunnen leiden tot een piekbelasting bij een enkel bedrijf (met name pluimveebedrijven). Het effect van deze bedrijven reikt echter niet of nauwelijks verder dan het eigen bouwvlak. Alleen als er sprake zou zijn van concentratie van grote pluimveebedrijven, zou een knelpunt kunnen ontstaan.
Het bestemmingsplan leidt echter niet tot knelpunten ten aanzien van fijnstof vanuit pluimveehouderijen. Hiervoor kunnen de volgende argumenten worden gegeven:

  • In het buitengebied van Doetinchem bevinden zich slechts enkele pluimveebedrijven en verspreid over het plangebied. Hierdoor zullen er geen knelpunten door concentratie ontstaan door het bestemmingsplan.
  • Als mitigerende maatregel op grond van de Passende Beoordeling is per agrarisch bedrijf de maximale ammoniakemissie vastgelegd in de planregels. Daarmee is in het voorkeursalternatief geen rekening gehouden. Uitbreiding kan dus alleen plaatsvinden door middel van interne saldering, waarbij de totale ammoniakemissie van het bedrijf niet toeneemt. Dat betekent dat uitbreiding van de dierstapel alleen kan plaatsvinden als een stalsysteem wordt toegepast, waarin de emissie van ammoniak verregaand wordt beperkt. Hiermee zal in veel gevallen de emissie van fijnstof ook worden beperkt. Immers een stalsysteem dat de ammoniakemissie beperkt, zal ook de emissie van fijnstof reduceren. Ook dit voorkomt het ontstaan van knelpunten.
  • Tenslotte kan nog worden vermeld dat in het bestemmingsplan onderscheid is gemaakt in grondgebonden bedrijven en intensieve veehouderijbedrijven. Omschakeling naar een intensieve veehouderijbedrijf is niet toegestaan. Het soort bedrijf, grondgebonden of intensieve veehouderijbedrijf is in bijlage 8 ook opgenomen. De hierin aangegeven intensieve veehouderijbedrijven zijn als zodanig in het plan aangeduid.

Voor fijnstof is de conclusie getrokken dat concentraties van pluimveebedrijven niet kunnen ontstaan. Aanvullende maatregelen zijn daarom niet nodig.

Wegverkeer
Ook het fijn stof ten gevolge van toenemende verkeersbewegingen leidt tot negatieve effecten. Daarbij moet echter wel worden opgemerkt dat de toename van de verkeersbewegingen en de fijn stofemissies slechts een zeer beperkt aandeel vormen van de reeds aanwezige verkeersbewegingen en fijn stofemissies. Daarbij komt dat de huidige achtergrondconcentratie van fijn stof (27,5 µg/m³) ruim onder de maximaal toegestane waarden van 40 µg/m³ ligt (zie par. 4.1.3 van het MER). Ook bij een geringe toename zullen de toegestane waarden niet worden overschreden. Maatregelen zijn daarom niet noodzakelijk.

Landschap, cultuurhistorie en archeologie

Uit het MER blijkt dat de ruimtelijke effecten in zijn algemeenheid beperkt zijn. De structuur en herkenbaarheid van het landschap zullen niet wezenlijk veranderen. Er wordt wel ruimte gegeven aan agrarische bedrijven om nog te groeien. Vanwege de omvang waarmee bedrijven nog mogen groeien en het grote aantal bedrijven in het buitengebied zal dit enig effect kunnen hebben op de visueel ruimtelijke beleving. Te meer omdat aan deze uitbreidingen binnen bestaande bouwblokken, die vallen binnen de bestemmingsplanregels, geen inpassingseisen zijn verbonden (dit geldt wel voor de afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan).
De omvang is echter niet dusdanig van aard dat dit negatieve effecten op patronen en elementen met zich mee brengt. Daar komt bij dat het landschap in de gemeente een groot dragend vermogen heeft, vooral binnen de meer kleinschalige landschapstypen. Hiermee wordt bedoeld dat de maat en schaal van het landschap zo is dat ontwikkelingen hierin opgenomen kunnen worden zonder dat deze wezenlijk worden aangetast.
De huidige landschappelijke en historisch geografische waardes worden binnen het bestemmingsplan Buitengebied - 2012 voldoende beschermd door middel van de specifieke aanduidingen en dubbelbestemmingen.
In het MER wordt de suggestie gedaan om ook aan uitbreiding bij recht eisen te stellen aan de landschappelijke inpassing. Deze aanbeveling is niet overgenomen aangezien op dit punt nog regionale afspraken gemaakt gaan worden over de invulling daarvan, dit in het kader van de provinciale omgevingsverordening. Nadat er concrete beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden zijn afgesproken kan dit verwerkt worden in een parapluherziening.
Wel is in het bestemmingsplan een nadere eisenregeling opgenomen. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om te sturen op:

  • dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  • goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
  • afmetingen van bouwwerken;
  • het aantal en de situering van bouwwerken.

Bij de toepassing van deze regeling speelt de landschappelijke inpassing een rol.

Verkeer

Uit het MER komt naar voren dat de verkeerstoename ten gevolge van de uitbreiding van de veehouderij beperkt zal zijn. Deze zal in ieder geval niet zodanig zijn dat deze leidt tot effecten op de verkeersafwikkeling en -doorstroming. Aanvullende maatregelen zijn daarom niet nodig.

Geluid

De geluidbelasting in het buitengebied wordt voornamelijk bepaald door de agrarische bedrijven en verkeer. Door de uitbreidingsmogelijkheden van veehouderijen ten opzichte van de referentiesituatie neemt de kans op een lokale toename van de geluidsbelasting vanwege directe geluidhinder door ventilatoren, laden en lossen en dergelijke en indirecte geluidhinder door verkeersbewegingen (zoals vrachtauto's en landbouwvoertuigen) op woningen en geluidgevoelige gebouwen en terreinen toe en kan er dus sprake zijn van een negatief effect in het voorkeursalternatief volgens het planMER.
De geluidbelasting van de agrarische bedrijven (installaties en toestellen) wordt gereguleerd via het Activiteitenbesluit. Hierin zijn maximale geluidsnormen ten opzichte van nabijgelegen gevoelige gebouwen opgenomen. De negatieve effecten worden hiermee flink beperkt. Enige aandachtspunt is dat bij de toetsing aan het maximale geluidsniveau het geluid ten gevolge van laden en lossen en bewegingen van motorvoertuigen binnen de inrichting tussen 6.00 en 19.00 u niet wordt meegenomen. Lokaal zou dit kunnen leiden tot een toename van de geluidsniveaus, en afhankelijk van de specifieke bedrijfsvoering ter plaatse en de precieze inrichting van het agrarisch bedrijf. Daarvan zal alleen sprake zijn als (burger)woningen op zeer korte afstand zijn gelegen van agrarische bouwvlakken. Daarvan is niet of nauwelijks sprake. Bovendien zorgt in veel gevallen de agrarische bedrijfswoning nog voor een buffer tussen de hinder veroorzakende activiteiten en de woningen. Mocht er in uitzonderingsgevallen toch potentieel sprake zijn van geluidhinder dan kunnen extra emissiebeperkende maatregelen (bijvoorbeeld laden en lossen inpandig of tijdsgebonden) via de vergunningverlening worden geëist (maatwerkvoorschriften). Van een verslechtering van het woon- en leefklimaat zal derhalve in de praktijk geen sprake zijn.
Tenslotte kan worden opgemerkt dat in het bestemmingsplan de vergroting van bouwvlakken alleen via een wijzigingsbevoegdheid is toegestaan. Daarbij geldt als voorwaarde dat 'de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast'. Daarbij wordt ook getoetst aan het woon- en leefklimaat in omliggende woningen.
Gelet op het bovenstaande is de conclusie getrokken dat aanvullende maatregelen niet nodig zijn.

Water en Bodem

Ten aanzien van water en bodem kan sprake zijn van een licht negatief effect op de bodemstructuur en de geomorfologie. Dit heeft volgens het MER te maken met de toename van het bebouwde oppervlak van veehouderijen in het voorkeursalternatief.De belangrijkste kenmerken in de geomorfologie heeft te maken met de herkenbaarheid van de bodemopbouw. Daar waar er sprake is van een grote herkenbaarheid van de bodemopbouw is dat in het bestemmingsplan vastgelegd (o.a. door middel van de aanduidingen 'reliëf' en 'openheid' in de bestemming Agrarisch met waarden, met daaraan gekoppeld een vergunningenstelstel voor werkzaamheden die die kwaliteiten kunnen aantasten). Daarnaast kunnen grotere uitbreidingen uitsluitend door middel van een wijzigingsbevoegdheid voor de vergroting van bouwvlakken worden gerealiseerd. In die wijzigingsbevoegdheid geldt als voorwaarde dat de landschappelijke inpassing moet zijn gewaarborgd in een landschappelijk inrichtingsplan. De bodemstructuur en geomorfologie wordt hierin meegewogen.
Gelet op het bovenstaande is de conclusie getrokken dat aanvullende maatregelen niet nodig zijn.

4.3 Bodem

Bij een bestemmingsplan moet worden bepaald dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Het voorliggende bestemmingsplan is een herziening van de geldende bestemmingsplannen in het plangebied. Om deze reden kan er van worden uitgegaan dat de bodem in het plangebied geschikt is voor het beoogde gebruik. Het uitvoeren van een bodemonderzoek ten behoeve van dit plan is derhalve niet noodzakelijk. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.4 Akoestiek

4.4.1 Wegverkeerslawaai

Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen en voorkeursgrenswaarden opgenomen.

Er is van rechtswege een zone gelegen langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km gebieden. Voor alle woningen en geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van die weg liggen, moet de geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai berekend worden.

Voor zover dit bestemmingsplan de bestaande ruimtelijke situatie vastlegt en niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen van geluidsgevoelige functies, is een akoestisch onderzoek niet aan de orde. Ingeval uitvoering wordt gegeven aan de mogelijkheid tot wijziging of uitwerking dient het aspect wegverkeerslawaai aan de orde te komen.

Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.4.2 Railverkeerslawaai

Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wet geluidhinder) een zone gelegen langs iedere spoorlijn (die zone bedraagt binnen de gemeentegrens Doetinchem 100 meter). Voor zover dit bestemmingsplan de bestaande ruimtelijke situatie vastlegt en niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen van geluidsgevoelige functies, is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. Het aspect railverkeerslawaai vormt zodoende geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.4.3 Industrielawaai/bedrijfszonering

Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bedrijfsbestemmingen dan wel nieuwe gevoelige functies binnen een zone Industrielawaai dan wel de milieuzone van een bestaand bedrijf. Voor zover dit bestemmingsplan de bestaande ruimtelijke situatie vastlegt en niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen van geluidsgevoelige functies, is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

In het plangebied ligt een klein deel van de geluidzone van het A18 bedrijvenpark en van industrieterrein Verheulsweide. Deze zones zijn voorzien van de aanduiding 'geluidzone - industrie'. Zie 5.3.4 voor verdere uitleg van deze aanduiding

4.5 Lucht

In de 'Wet luchtkwaliteit' (hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer) zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen om o.a. de verkeersgerelateerde emissies (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) te reguleren.

Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als de luchtkwaliteit als gevolg van het project met ten hoogste 3 % verslechterd.

Het bestemmingsplan voorziet voor het overige in het vastleggen van de bestaande situatie, nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen. Geconcludeerd kan dus worden dat het bestemmingsplan niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Er zijn daarom geen belemmeringen voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit.

4.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie van gevaarlijke stoffen en het transport van gevaarlijke stoffen. De gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen, stationaire bronnen zoals een chemische fabriek of een LPG vulpunt en mobiele bronnen zoals transport van gevaarlijke stoffen over wegen en door leidingen.

Voor het bestemmingsplan is een 'Veiligheidsscan bestemmingsplan buitengebied Doetinchem' opgesteld. Het rapport, zonder de daarbij behorende bijlagen, is als bijlage 9 bij deze toelichting gevoegd. Voor verdere informatie omtrent de externe veiligheid in het plangebied zie dit rapport.

Als gevolg van de regels voor externe veiligheid zijn de volgende zones in het bestemmingsplan opgenomen:

  • veiligheidszone - lpg: bij de tankstations aan de Nieuwestraat 6 Wehl en Broekhuizerstraat 20 Wehl;
  • vrijwaringszone gastransportleidingen, vastgelegd met de dubbelbestemming Leiding - Gas: 5 m aan weerszijden van de leiding.

Het aspect externe veiligheid vormt zodoende geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.7 Hoogspanningsleidingen

Met betrekking tot hoogspanningslijnen bestaat er beleid voor bouwen rondom hoogspanningsleidingen. Het beleid richt zich op nieuwe situaties. Bij nieuwbouwplannen of het realiseren van nieuwe hoogspanningslijnen adviseert de staatssecretaris te voorkomen dat er woningen, scholen of kinderdagverblijven terecht komen in een zone waar het magnetische veld sterker is dan 0,4 microtesla.

Het beleidsadvies voor hoogspanningslijnen richt zich op nieuwe situaties. In geval van:

  • het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen of wijzigen van bestaande plannen;
  • het vaststellen van de tracés van nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen of wijzigingen aan bestaande lijnen.

Beoordeling van een plan vindt plaats op basis van de indicatieve zone. De Netkaart geeft de breedte van de indicatieve zones van de hoogspanningslijnen die door gemeente Doetinchem lopen.

Voor de regionale netten (150 kV, 110 kV en 50 kV) is een indicatieve zone per spanningsniveau aangegeven. De waarden zijn afkomstig uit het KEMA/RIVM onderzoek.

spanning (kV)   indicatieve zone  
50   2 x 40 meter  
110   2 x 50 meter  
150   2 x 80 meter  
380   2 x 135 meter  

In het plangebied zijn hoogspanningsleidingen van 150 en 380 kV aanwezig. De indicatieve zones van de hoogspanningslijnen die door de gemeente Doetinchem hebben betrekking op ontwikkelingen. Als er een initiatief is om te bouwen binnen de indicatieve zone, moet een berekening van de specifieke zone plaatsvinden.

Het bestemmingsplan voorziet in het vastleggen van de bestaande situatie, nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen. Geconcludeerd kan dus worden dat een onderzoek naar de specifieke zone niet nodig is. Deze indicatieve zones hoeven niet vastgelegd te worden in het bestemmingsplan.

Omdat het inpassingsplan van het Rijk is vastgesteld, is deze verwerkt in het voorliggende plan. Meer hierover in paragraaf 3.2.

Wel is het verplicht dat de vrijwaringszones vastliggen in het bestemmingsplan. Voor een 380 kV-lijn is deze zone 2 x 36 m breed, bij een 150 kV lijn is deze 2 x 22,50 m breed (bron: TenneT, de heer Crauwels). Deze zones zijn in dit bestemmingsplan vastgelegd met de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding.

4.8 Bedrijvigheid

Gekeken moet worden of in de omgeving geen bedrijven in hun bedrijfsvoering worden belemmerd als gevolg van het onderhavige bestemmingsplan Buitengebied - 2012. Eveneens moet duidelijk zijn of bestaande functies in de omgeving de ontwikkeling al dan niet belemmeren.

Aangezien het bestemmingsplan voorziet in het vastleggen van de huidige situatie en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is er geen sprake van belemmeringen voor of van bedrijvigheid.

Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.8.1 Agrarische bedrijven

De actieve agrarische bedrijven zijn voorzien van een (agrarisch) bouwperceel binnen de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden. De vorm van het perceel is gebaseerd op de nu geldende vorm van het bouwperceel. Wel zijn van een aantal percelen aanpassingen doorgevoerd in de vorm. Grotendeels betreft dit een vormverandering zonder vergroting van de oppervlakte. Bij enkele percelen is ook sprake van een vergroting van het perceel.

Daar waar een vergroting plaats vindt, is er een positief advies afgegeven door de Stichting Agrarische Advisering Bouwplannen. De bedrijfseconomische noodzaak is daarbij dus aangetoond. Deze aanpassingen zijn ook meegenomen bij het MER.

Een overzicht van de adressen waar het agrarische bouwperceel van vorm is veranderd of is vergroot is opgenomen in paragraaf 3.2.

4.9 Flora en fauna

Binnen de grenzen van de gemeente Doetinchem is de Zumpe aangewezen als beschermd natuurgebied. Overige beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, waarin de gebiedsbescherming vanuit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn is geïmplementeerd, zijn binnen de gemeente Doetinchem niet aanwezig. Het beschermingsgebied van De Zumpe krijgt in dit bestemmingsplan een specifieke bescherming door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'.

De Flora- en faunawet is per 1 april 2002 van kracht. In die wet is de zorgplicht, artikel 2, opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Bij het verlenen van een vergunning op grond van het bestemmingsplan, moeten de verbodsbepalingen artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet in acht worden genomen. Dat houdt in dat, voorafgaand aan de verlening van een vergunning, onderzoek dient te worden uitgevoerd naar het voorkomen van dier- en plantsoorten die op grond van de Flora- en faunawet bescherming genieten. Met name binnen de stedelijke omgeving dient aandacht te worden geschonken aan de aanwezigheid van en de invloed op vleermuizen. Tevens dient te worden onderzocht in hoeverre de verstoring, vernieling of verontrusting van de beschermde soorten plaatsvindt. Als inbreuk wordt gepleegd op de verbodsbepalingen die op grond van de bepalingen van de Flora- en faunawet zijn vastgesteld, kan een vrijstelling gelden of een verzoek tot ontheffing worden aangevraagd.

Aangezien het bestemmingsplan voorziet in het vastleggen van de huidige situatie en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is er geen sprake van belemmeringen voor of van de flora en fauna.

Ecologische hoofdstructuur (EHS)

In Gelderland is de EHS niet meer onderverdeeld in natuur, ecologische verbindingszone en verwevingsgebied. In de Omgevingsverordening Gelderland heet natuur nu Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de ecologische verbindingszone en het verwevingsgebied heet nu samen de Groene ontwikkelingszone (GO). Deze aanpassing van de termen is in het plan verwerkt.
Bij de Omgevingsverordening zijn ook kleine aanpassingen geweest in deze gebieden (GNN en GO) opzichte van de eerdere EHS. Deze aanpassingen zijn ook in het voorliggende plan verwerkt. De op moment van vaststelling actuele indeling is verwerkt in het plan.

4.10 Reconstructie

In het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers zijn gebieden aangewezen waar geen toevoeging of uitbreiding van intensieve veehouderij mag plaats vinden. Dit is vastgelegd in dit plan en planologisch al verwerkt in de parapluherziening voor het buitengebied. De bescherming hiervoor vind plaats met het toevoegen van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en de daarbij behorende regeling bij de algemene aanduidingsregels.

4.11 Water

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven.

Dit bestemmingsplan voorziet in het vastleggen van de huidige situatie en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daarom is een watertoets niet nodig. Wel is het van belang om bij alle activiteiten die dit plan mogelijk maakt, rekening te houden met het creëren van voldoende ruimte voor de opvang van water en met vastgesteld beleid in het Gemeentelijk Rioleringsplan, het Waterplan Doetinchem en het Waterplan Gelderland. Bij nieuwe ontwikkelingen zal het aspect water in de haalbaarheidsbeoordeling worden meegenomen waarbij alle relevante aspecten worden afgewogen met behulp van de standaard waterparagraaf voor bestemmingsplannen van het waterschap. Aan de hand van deze afweging zal worden geconcludeerd of het aspect water een belemmering vormt voor nieuwe ontwikkelingen.

De aanwezige waterlopen en waterstaatkundige werken zijn in dit bestemmingsplan vertaald met een specifieke bestemming en/of aanduiding die de aanwezigheid beschermd en gebruik en onderhoud mogelijk maakt. De beschermingszones natte landnatuur uit het Waterplan van de provincie krijgen de bescherming via de dubbelbestemming Waarde - Natuur. Het grondwaterbeschermingsgebied bij De Pol (zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland d.d. 24 september 2014) is met de Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook zal de Keur van het Waterschap van toepassing kunnen zijn bij activiteiten op of nabij water.

Aangezien het bestemmingsplan voorziet in het vastleggen van de huidige situatie en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is er geen sprake van belemmeringen voor of van het aspect water.

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.12 Cultuurhistorie

De afgelopen jaren heeft zich op het gebied van cultuurhistorie het volgende voorgedaan:

  • de komst van de Wet archeologische monumentenzorg (zie Uitgangspunten, deel 1, paragraaf 1.3);
  • de aanpassingen van de Monumentenwet (zie Uitgangspunten deel 1, paragraaf 1.4);
  • de verankering van cultuurhistorie in de Wet ruimtelijke ordening, en
  • de komst van de gemeentelijke beleidsnota Doetinchem; Cultuurhistorierijk! (zie Uitgangspunten deel 1, paragraaf 5.5).

Hierdoor is het belang, de wens en de mogelijkheden om de aanwezige cultuurhistorische waarden in de gemeente Doetinchem te beschermen sterk toegenomen. Met de vaststelling van de nota "Doetinchem: Cultuurhistorierijk!" heeft de gemeente het belang van de cultuurhistorie vastgelegd. Met de erfgoedverordening is de verplichting ingevoerd om aanwezige (te verwachten) cultuurhistorische waarden in de nieuwe bestemmingsplannen te beschermen.

4.12.1 Historisch landschappelijk erfgoed

Voor de cultuurhistorische waardevolle landschappen en landschapskenmerken wordt een koppeling aangebracht met een omgevingsvergunningenstelsel dan wel met een directe regeling. Een omgevingsvergunning is noodzakelijk bij het uitvoeren van werken en werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de landschappelijke waarden.

4.12.2 Historisch stedenbouwkundig erfgoed

Rijks- en gemeentelijke monumenten
Tot een aantal jaren terug nam de gemeente in haar bestemmingsplannen een aanduiding op voor de monumenten. Zo ook in de geldende bestemmingsplannen voor het buitengebied. Het opnemen van monumenten in bestemmingsplannen is wettelijk niet verplicht. De opname van monumenten in een bestemmingsplan heeft uitsluitend een attentiewaarde. Binnen het bestemmingsplan zaten aan de monumenten dan ook geen voorschriften verbonden. De bescherming van monumenten is immers al geregeld in de Monumentenwet.

Gedurende de looptijd van het bestemmingsplan kunnen er monumenten bij komen en kunnen er monumenten van de lijst geschrapt worden. Dit komt de betrouwbaarheid van het bestemmingsplan niet ten goede. Dit kan fouten veroorzaken als een toetser uitsluitend de aanduiding in het bestemmingsplan hanteert bij toetsing van een plan.

Om die reden is in het voorliggende Buitengebied - 2012 geen aanduiding opgenomen voor monumenten. In plaats daarvan is bij de gemeente altijd een actuele monumentenlijst voorhanden.

Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Voor de te beschermen cultuurhistorische waardevolle gebouwen (potentiële monumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) in het buitengebied neemt de gemeente voor de gebouwen zelf de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' op. Als het ook een ensemble is, dan is dit hier ook bij aangegeven. Ensembles zijn voorzien van de aanduiding 'cultuurhistorie'. De adressen zijn opgenomen in bijlage 10. Het bepalen of bebouwing een cultuurhistorische waarde heeft, is geïnventariseerd door Bureau Helsdingen uit Vianen in 2011. Deze inventarisatierapporten zitten ook als bijlage bij deze toelichting. Het zijn de volgende bijlagen:

  • a. Uitleg van de wijze van inventariseren: bijlage 11;
  • b. Inventarisatie per adres:
      • Adressen in Doetinchem: bijlage 12;
      • Adressen in Gaanderen: bijlage 13;
      • Adressen in Wehl: bijlage 14.

Akkermansweg 10 was niet als cultuurhistorisch waardevol geïnventariseerd. Met een onderzoek heeft de eigenaar aangetoond dat hier wel degelijk sprake van is, zie bijlage 57. Deze locatie is daarom ook voorzien van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' voor de woning met aangebouwd achterhuis.

Aan deze aanduiding 'cultuurhistorische waarden' wordt een sloopvergunningstelsel gekoppeld. Dit houdt in dat zonder vergunning van de gemeente geen sloopwerkzaamheden mogen plaatsvinden. Het voornaamste doel van de sloopvergunning is de bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle panden tegen ernstige aantasting en sloop.

Een sloopvergunning is geen sloopverbod. Er kunnen redenen zijn dat er toch tot geheel of gedeeltelijk sloop moet worden overgegaan. In dat geval moet die eventuele sloop in goede orde gebeuren met behoud van karakteristieke waarden. De commissie ruimtelijke kwaliteit of vergelijkbaar orgaan zal bij een aanvraag om een sloopvergunning eerst nagaan of de gewenste aanpassing aan het pand geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde. Separaat aan het opstellen van dit bestemmingsplan Buitengebied zal daarvoor een toetsingskader worden opgesteld waaruit blijkt wat de toetscriteria zijn voor sloop bij een cultuurhistorisch waardevol gebouw.

Bij de aanduiding 'cultuurhistorie' is sprake van een ensemble. Bij deze adressen is de samenhang van de waardevolle bebouwing ook van belang. Hier geldt een regeling dat voor de situering van bijgebouwen gekeken wordt of deze geen afbreuk doen aan het ensemble.

Omdat de toevoeging van de aanduidingen op basis van een inventariserend onderzoek is gedaan, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verwijderen van de aanduiding(en). Als uit nader onderzoek blijkt dat de cultuurhistorische waarde toch niet aanwezig is, dan kan op deze manier de aanduiding verwijderd worden.

4.12.3 Archeologisch erfgoed

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.

Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Het belangrijkste doel van deze wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen. Wie dan ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek doen en de kosten daarvan op zich nemen. Ook als het onderzoek uiteindelijk tot een opgraving leidt.

Het archeologiebeleid van de gemeente Doetinchem is er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Als dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. In haar rol van bevoegd gezag kan de gemeente van initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen vragen aan te geven wat de effecten van de voorgenomen bodemingrepen zullen zijn op de eventueel aanwezige archeologische waarden. Om deze reden heeft de gemeente Doetinchem (mede als uitvoering van de nota cultuurhistorie) een archeologische beleidskaart laten opstellen waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn. De archeologische beleidskaarten zijn samen met de erfgoedverordening op 18 november 2010 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. De bescherming van de archeologische waarden is in dit bestemmingsplan geregeld met de dubbelbestemmingen:

  • Waarde - Archeologie;
  • Waarde - Archeologische verwachting 1;
  • Waarde - Archeologische verwachting 2;
  • Waarde - Archeologische verwachting 3;
  • Waarde - Archeologische verwachting 4.

Net als bij gebouwde monumenten zijn archeologische monumenten niet voorzien van een aanduiding of dubbelbestemming. Ook de bescherming van deze monumenten is via de Monumentenwet vastgelegd en hoeft daarom niet in het bestemmingsplan vastgelegd te worden.

4.13 Molenbiotoop

Ter waarborging van de windvang en het zicht op historische molens zijn door de provincie molenbiotopen vastgesteld. De molenbiotoop betreft het gebied rondom de molen dat beschermd wordt tegen het oprichten van bebouwing en beplanting in verband met de windvang en het zicht op de molen. De molenbiotopen worden berekend aan de hand van de formule, zoals gehanteerd in het provinciale molenbeleid, verankert in de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

H = X / N + c * Z

H = maximale obstakelhoogte
X = afstand tussen molen en obstakel
N = verhoudingsfactor gebied (open: 140; ruw: 75; gesloten: 50)
c = constante = 0,2
Z = ashoogte

In het plangebied staand de molens 'Benninkmolen/Velsmolen' in Doetinchem en de 'Bernadette' in Nieuw Wehl. De molenbiotoop van 'Rembrandt/De Vos' in Kilder ligt ook voor een gedeelte in het plangebied. Voor de molens geldt bij N dat het gelegen is in open gebied. De verhoudingsfactor N is dus 140.

Terreinhoogteverschillen worden verdisconteerd. Dit betekent dat de hoogte van de terp, als deze er is, bij de berekende waarde mag worden opgeteld.

Tot in ieder geval 100 meter afstand van de molen mogen obstakels niet hoger zijn dan de hoogte van de molenstelling + terp. Op grotere afstand wordt de maximale obstakelhoogte berekend aan de hand van de formule. In de rapporten van de provincie is de molenbiotoop vastgelegd:

  • Benninkmolen / Velsmolen Doetinchem: bijlage 15,
  • Bernadette Nieuw Wehl: bijlage 16 en
  • Rembrandt / De Vos Kilder: bijlage 17.

De molenbiotopen worden in dit bestemmingsplan met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen. De bovenstaande regeling wordt in de regels behorend bij de aanduiding opgenomen. Ook geldt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken/werkzaamheden voor de aanplant van hoogopgaand groen, hoger dan 5 meter.

4.14 Verkeer en parkeren

Uitgangspunten bij de inrichting van de wegen binnen het plangebied zijn:

  • de functie van de weg conform het wegencategoriseringsplan (wegennetvisie), dit betekent voor erftoegangswegen 30 of 50 km/uur en voor gebiedsontsluitingswegen 60 of 80 km/uur en voor stroomwegen 100 of 130 km/uur;
  • de inrichting van de weg (het wegbeeld) moet het gewenste rijgedrag en de rijsnelheid 'afdwingen';
  • herkenbare inrichting van de verschillende verkeersruimtes door materiaal/kleur;
  • de (kwaliteit van de) leefomgeving staat centraal;
  • de weg dient na realisatie goed te beheren te zijn (beheerbewust ontwerpen);
  • snelheidsremmende maatregelen worden getroffen in erftoegangswegen afgestemd op de functie; bij voorkeur geen drempels.

Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in het gemeentelijke wegencategoriseringsplan uit 2009.

Aangezien het bestemmingsplan voorziet in het vastleggen van de huidige situatie en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is er geen sprake van belemmeringen voor het aspect verkeer. Alle wegen krijgen, logischer wijs, de bestemming Verkeer.

Het parkeren in het buitengebied vind in principe plaats op eigen terrein. Verder geldt de wetgeving omtrent parkeren in het openbaar gebied. Dit wil zeggen dat niet op de weg zelf geparkeerd mag worden. Parkeren in de berm is wel mogelijk, tenzij het met een verkeersbesluit is uitgesloten.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid en ook de ruimtelijke- en milieutechnische randvoorwaarden zijn doorvertaald naar de bestemmingen en regels. De bestemmingen en regels vormen het juridische deel van het bestemmingsplan, dat bindend is voor de burger en de overheid.

5.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is in de eerste plaats een conserverend plan, waarin de huidige bebouwing en het huidige gebruik worden vastgelegd. Duidelijk is voor welke doeleinden de grond en de gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan nieuwe bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt rechtszekerheid aan de burger. Het plan is daarom opgezet als een gedetailleerd bestemmingsplan. De bestaande situatie is echter geen vaststaand gegeven. Er vinden voortdurend nieuwe ontwikkelingen plaats. Het plan moet flexibiliteit bieden om op deze ontwikkelingen in te kunnen spelen. Voor een deel is dat mogelijk met de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kunnen (relatief kleinschalige) ontwikkelingen planologisch worden geregeld, zoals uitbreidingen van gebouwen en functies of het toelaten van aan huis gebonden bedrijven of beroepen.

Het plan was in tot en met de eerste vaststelling (18 juli 2013) opgebouwd volgens de Ruimtelijke Ordening Standaarden 2008. Het in 2015 opnieuw vastgestelde bestemmingsplan is opgebouwd volgens de Ruimtelijke Ordening Standaarden 2012.

5.3 Toelichting op de regels

De regels bestaan uit de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk I: Inleidende regels;
  • hoofdstuk II: Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk III: Algemene regels;
  • hoofdstuk IV: Overgangs- en slotregels.
5.3.1 Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begrippen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).

Bij de wijze van meten is opgenomen hoe de goothoogte bepaald is. Ondanks dat het is vastgelegd, ontstaat bij bouwplantoetsing nog wel discussie hoe gemeten moet worden. Om die reden is bij het beleidsstuk Planologisch beleid 2011 een 'dakencatalogus' opgesteld die hier duidelijkheid over geeft. Bij bouwplantoetsing deze catalogus gebruiken, als er onduidelijkheid is. Deze catalogus is als bijlage 18 toegevoegd.

De inhoud van een bouwwerk wordt ondergronds bouwen niet meegerekend. Als er sprake is van een begane grondvloer in het bouwwerk, dan wordt alles wat daaronder zit niet meegerekend. Is er geen begane grondvloer en is het bouwwerk deels in de grond en deels erboven, dan wordt het deel boven de grond uit komt berekend als inhoud.

5.3.2 Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, overeenkomstig de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
  • de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Er wordt op diverse manieren gebruik gemaakt aanduidingen op de kaart. Bij de functieaanduidingen die in de bestemmingsomschrijven aangehaald worden, zijn verschillende manieren van omschrijven in de regels gehanteerd. Elke wijze van omschrijven leidt tot een andere conclusie:

voorbeeld 1

  • een kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'

Bij deze zinsopbouw mag deze functie alleen daar aanwezig zijn op een locatie waar de aanduiding aanwezig is, daarbij gelden ook de overig genoemde, algemeen geldende functies van de bestemming.

voorbeeld 2

  • uitsluitend een bed & breakfast-accommodatie ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast'

Bij deze zinsopbouw mag op deze locatie alleen deze functie zitten en zijn de overig genoemde, algemeen geldende functies van de bestemming niet toegestaan.

5.3.2.1 Agrarisch

De bestaande agrarische gronden, zijn voorzien van de bestemming Agrarisch. Naast de functie agrarisch zijn enkele gelieerde activiteiten toegelaten zoals extensieve dagrecreatie en fiets- en wandelpaden. De gronden kunnen, net als alle overige bestemmingen, gebruikt worden voor waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen. Voor de bestemming is een bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen bij agrarische bedrijven en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

In principe is ervan uitgegaan dat er sprake is van één bedrijfswoning per agrarisch bouwvlak. Daar waar er meer bedrijfswoningen zijn of er geen bedrijfswoning is, is dit aangegeven. De bedoeling van de bedrijfswoning is dat deze uitsluitend wordt gebruikt en bewoond door de eigenaar van het betreffende bedrijf. Bij een bedrijfswoning is het toegestaan om een aan huis gebonden beroep of bedrijf te beginnen.

Daar waar plattelandswoningen aanwezig zijn die vallen in de categorie zoals deze is vastgelegd in de "Wet plattelandswoning", is dit met een aanduiding vastgelegd.

Zoals in 4.2 aangegeven, is een regeling voor de ammoniakemissie opgenomen, zodat deze per bedrijf niet kan toenemen. Uitbreiding van het aantal dierplaatsen bij agrarische bedrijven is daardoor alleen mogelijk als deze emissie gelijk blijft of verminderd.

Voor specifieke (neven)functies zijn ook aanduidingen opgenomen.

5.3.2.2 Agrarisch met waarden

Agrarisch gebied waar ook vanuit landschap en/of natuur waarden aanwezig zijn, zijn voorzien van de bestemming Agrarisch met waarden. De basis is gelijk aan de bestemming Agrarisch, zie de toelichting bij die bestemming in 5.3.2.1. Bij de bestemming Agrarisch met waarden is wel aanvullend geregeld dat kwekerijen en fruitteelt niet overal bij recht zijn toegestaan. En de landschaps- en/of natuurwaarden zijn ook van belang in deze bestemming.

De waarden 'reliëf' en 'openheid' zijn onderscheiden in deze bestemming. De aanduiding reliëf is toegekend aan die gebieden waar hoogteverschillen voorkomen, die kenmerkend zijn voor dat deel van het buitengebied. Dit kunnen zowel glooiingen in het land zijn, maar ook stijlranden. Openheid is toegekend aan twee soorten openheid. Aan de ene zijde is dit toegekend aan gebieden waar ruimte kenmerkend is. Maar ook gebieden die voorzien zijn van veel bosgebieden kunnen deze aanduiding hebben. Dan is het juist kenmerkend dat tussen de bossen kenmerkende open gebieden aanwezig zijn, veelal weilanden, wat op die plek een openheid geeft die kenmerkend is voor dat gebied. Ook deze open stukken zijn met deze aanduiding vastgelegd en beschermd.

Zoals in 4.2 aangegeven, is een regeling voor de ammoniakemissie opgenomen, zodat deze per bedrijf niet kan toenemen. Uitbreiding van het aantal dierplaatsen bij agrarische bedrijven is daardoor alleen mogelijk als deze emissie gelijk blijft of verminderd.

5.3.2.3 Bedrijf

Bedrijven binnen deze bestemming worden benoemd en aangeduid met de daarbij behorende specifieke functieaanduiding. Daarnaast zijn overal ook bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage bijgevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten. Een andere bedrijfsvorm, die dus niet op de Staat van bedrijfsactiviteiten staat, is alleen toegestaan met een afwijking.

Ondergeschikt aan de bestemming Bedrijf is een kantoor en of detailhandel toegestaan. Binnen de bestemming is een beperkte ruimte voor uitbreidingen opgenomen.

In principe moet de bebouwing binnen het bestemmingsvlak gerealiseerd worden. Met deze bepaling wordt zoveel mogelijk voorkomen dat een rommelig en onoverzichtelijk aanzicht ontstaat op het terrein. Onder voorwaarden is daar voor bepaalde ondergeschikte bouwwerken een afwijking mogelijk.

In principe is ervan uitgegaan dat er sprake is van één bedrijfswoning per bestemmingsvlak. Daar waar er meer woningen zijn of geen woning is, is dit aangegeven. De bedoeling van de bedrijfswoning is dat deze uitsluitend wordt gebruikt en bewoond door de eigenaar van het betreffende bedrijf. Bij een bedrijfswoning is het toegestaan om een aan huis gebonden beroep of bedrijf te beginnen.

Het is mogelijk om de bestemming Bedrijf uitsluitend ter plaatse van de bedrijfswoning en omliggende tuinen te wijzigen in een woonbestemming. Dit kan als de bedrijfsfunctie vervallen is.

De specifieke bestemming Bedrijf - Opstijgpunt, is opgenomen als gevolg van de verwerking van het inpassingsplan voor de 380 kV.

5.3.2.4 Bos

De bossen in het buitengebied, waar de natuurwaarden minder hoog zijn dan in andere bosgebieden, zijn voorzien van de bestemming Bos. Natuurlijk is er hier ook sprake van bos-, natuur- en landschapswaarden. Het verschil met de bestemming Natuur is, dat hier ook 'bosbouw' plaats kan vinden.

Aanwezige, afwijkende activiteiten zijn met aanduidingen verankert in het plan. Met een afwijking van de bouwregels zijn enkele bouwwerken toegelaten.

Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid zijn bepaalde activiteiten die niet onder bouwen vallen vergunningplichtig gemaakt. Op deze manier vindt bij de benoemde activiteiten een belangenafweging plaats.

5.3.2.5 Detailhandel

De aanwezige detailhandel is bestemd met de bestemming Detailhandel. Supermarkten en perifere detailhandel als bouwmarkten, autoverkoopbedrijven en meubelwinkels zijn daarmee niet bedoeld. Het aanwezige tuincentrum aan de Wassinkbrinkweg in Doetinchem is voorzien van een specifieke aanduiding.

In principe moet de bebouwing binnen het bestemmingsvlak gerealiseerd worden. Er is een beperkte uitbreidingsmogelijkheid van bebouwing opgenomen. Met deze bepaling wordt zoveel mogelijk voorkomen dat een rommelig en onoverzichtelijk aanzicht ontstaat op het terrein.

In principe is ervan uitgegaan dat er sprake is van één bedrijfswoning per bestemmingsvlak. Daar waar er meer bedrijfswoningen zijn of geen bedrijfswoning is, is dit aangegeven. De bedoeling van de bedrijfswoning is dat deze uitsluitend wordt gebruikt en bewoond door de eigenaar van het betreffende bedrijf. Bij een bedrijfswoning is het wel toegestaan om een aan huis gebonden beroep of bedrijf te beginnen.

Het is mogelijk om de bestemming Detailhandel uitsluitend ter plaatse van de bedrijfswoning en omliggende tuinen te wijzigen in een woonbestemming. Dit kan als de detailhandelsfunctie vervallen is.

5.3.2.6 Dienstverlening

In het gebied is één dienstverleningsbedrijf aanwezig (kapsalon), die de bestemming Dienstverlening heeft gekregen. In principe moet de bebouwing binnen het bestemmingsvlak gerealiseerd worden. Er is een beperkte uitbreidingsmogelijkheid van bebouwing opgenomen. Met deze bepaling wordt zoveel mogelijk voorkomen dat een rommelig en onoverzichtelijk aanzicht ontstaat op het terrein.

In principe is ervan uitgegaan dat er sprake is van één bedrijfswoning per bestemmingsvlak. Daar waar er meer bedrijfswoningen zijn of geen bedrijfswoning is, is dit aangegeven. De bedoeling van de bedrijfswoning is dat deze uitsluitend wordt gebruikt en bewoond door de eigenaar van het betreffende bedrijf. Bij een bedrijfswoning is het wel toegestaan om een aan huis gebonden beroep of bedrijf te beginnen.

Het is mogelijk om de bestemming Dienstverlening uitsluitend ter plaatse van de bedrijfswoning en omliggende tuinen te wijzigen in een woonbestemming. Dit kan als de dienstverleningsfunctie vervallen is.

5.3.2.7 Groen

Binnen de bestemming Groen is het structurele groen van het plangebied geregeld. Het gaat om grond wat niet past binnen de bestemmingen Bos en Natuur.

In de regels is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen (nutsvoorzieningen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde (straatverlichting, straatmeubilair, e.d.). Voor extensieve dagrecreatie mogen fiets- en wandelpaden worden aangelegd. Onder extensieve dagrecreatie wordt ook verstaan het plaatsen van o.a. bankjes, tafels en prullenbakken.

5.3.2.8 Horeca

Hierin is de bestaande horeca opgenomen. Hierbij is gewerkt met een categorie-indeling, die met een aanduiding is vastgelegd. Een nachtbar of discotheek/dancing is niet toegestaan. De bestaande discotheek/dancing aan de Nieuwstraat in Wehl is wel positief bestemd.

De horecagelegenheden krijgen een beperkte uitbreidingsmogelijkheid, net als de andere niet agrarische en woonfuncties. In principe is ervan uitgegaan dat er sprake is van één bedrijfswoning per bestemmingsvlak. Daar waar er meer bedrijfswoningen zijn of geen bedrijfswoning is, is dit aangegeven. De bedoeling van de bedrijfswoning is dat deze uitsluitend wordt gebruikt en bewoond door de eigenaar van het betreffende bedrijf. Bij een bedrijfswoning is het toegestaan om een aan huis gebonden beroep of bedrijf te beginnen.

Het is mogelijk om de bestemming Horeca uitsluitend ter plaatse van de bedrijfswoning en omliggende tuinen te wijzigen in een woonbestemming. Dit kan als de horecafunctie vervallen is.

5.3.2.9 Kantoor

In het plangebied is één kantoor aanwezig (advocatenkantoor) die de bestemming Kantoor heeft. In principe moet de bebouwing binnen het bestemmingsvlak gerealiseerd worden. Er is een beperkte uitbreidingsmogelijkheid van bebouwing opgenomen. Met deze bepaling wordt zoveel mogelijk voorkomen dat een rommelig en onoverzichtelijk aanzicht ontstaat op het terrein.

In principe is ervan uitgegaan dat er sprake is van één bedrijfswoning per bestemmingsvlak. Daar waar er meer bedrijfswoningen zijn of geen bedrijfswoning is, is dit aangegeven. De bedoeling van de bedrijfswoning is dat deze uitsluitend wordt gebruikt en bewoond door de eigenaar van het betreffende bedrijf. Bij een bedrijfswoning is het wel toegestaan om een aan huis gebonden beroep of bedrijf te beginnen.

Het is mogelijk om de bestemming Kantoor uitsluitend ter plaatse van de bedrijfswoning en omliggende tuinen te wijzigen in een woonbestemming. Dit kan als de dienstverleningsfunctie vervallen is.

5.3.2.10 Maatschappelijk

Op deze gronden en bijbehorende bouwwerken zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Ook zijn binnen deze bestemming bedrijfswoning(en) toegestaan. Binnen deze bestemming is een grote uitwisselbaarheid van verschillende maatschappelijke voorzieningen mogelijk, te weten educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. Voorzieningen voor een 24 uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden zijn niet toegestaan binnen deze bestemming.
Specifieke maatschappelijke functies zijn soms alleen op een bepaalde locatie toegestaan óf op een bepaalde locatie is alleen een specifieke functie toegelaten, en geen andere. Dit is dan met een aanduiding geregeld.

In principe moet de bebouwing binnen het bestemmingsvlak gerealiseerd worden. Er is een beperkte uitbreidingsmogelijkheid van bebouwing opgenomen. Met deze bepaling wordt zoveel mogelijk voorkomen dat een rommelig en onoverzichtelijk aanzicht ontstaat op het terrein.

In principe is ervan uitgegaan dat er sprake is van één bedrijfswoning per bestemmingsvlak. Daar waar er meer bedrijfswoningen zijn of geen bedrijfswoning is, is dit aangegeven. De bedoeling van de bedrijfswoning is dat deze uitsluitend wordt gebruikt en bewoond door de eigenaar van de maatschappelijke voorziening. Bij een bedrijfswoning is het wel toegestaan om een aan huis gebonden beroep of bedrijf te beginnen.

Het is mogelijk om de bestemming Maatschappelijk uitsluitend ter plaatse van de bedrijfswoning en omliggende tuinen te wijzigen in een woonbestemming. Dit kan als de maatschappelijke functie vervallen is.

5.3.2.11 Natuur

De bestemming Natuur is toegekend aan de meeste gebieden die onderdeel uitmaken van het Gelders Natuurnetwerk of van de Groene ontwikkelingszone (voorheen deel ecologische verbindingszone). Binnen de bestemming Natuur mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en voorzieningen voor extensieve dagrecreatie. Met een afwijking is het mogelijk, onder voorwaarden, een materieelberging te realiseren of verlichting te plaatsen. Het verharden van wegen en paden is niet direct toegestaan. Dit is, tezamen met andere werken en werkzaamheden met een omgevingsvergunning voor werken/werkzaamheden vastgelegd. De gronden mogen worden gebruikt als wandel- en fietsgebied.

5.3.2.12 Recreatie

De diverse recreatieve voorzieningen zijn in deze bestemming vastgelegd. Het betreft zowel dagrecreatieve voorzieningen als verblijfsrecreatie. Deze laatste is dan wel aangeduid als 'verblijfsrecreatie'. Een aantal specifieke vormen van verblijfsrecreatie is vastgelegd met een eigen aanduiding, zoals bed & breakfast en kampeerterreinen.

In principe moet de bebouwing binnen het bestemmingsvlak gerealiseerd worden. Er is een beperkte uitbreidingsmogelijkheid van bebouwing opgenomen. Met deze bepaling wordt zoveel mogelijk voorkomen dat een rommelig en onoverzichtelijk aanzicht ontstaat op het terrein.

In principe is ervan uitgegaan dat er sprake is van één bedrijfswoning per bestemmingsvlak, als deze is aangeduid. Anders is er geen bedrijfswoning toegelaten. Daar waar er meer bedrijfswoningen zijn is dit nader aangegeven. De bedoeling van de bedrijfswoning is dat deze uitsluitend wordt gebruikt en bewoond door de eigenaar van de recreatieve voorziening. Bij een bedrijfswoning is het wel toegestaan om een aan huis gebonden beroep of bedrijf te beginnen.

Het is mogelijk om de bestemming Recreatie uitsluitend ter plaatse van de bedrijfswoning en omliggende tuinen te wijzigen in een woonbestemming. Dit kan als de recreatieve functie vervallen is.

5.3.2.13 Sport

Binnen deze bestemming zijn alle vormen van sport mogelijk met uitzondering van golfbanen en sporten met motorvoertuigen. Maneges zijn alleen toegelaten als het is aangeduid. Dit geldt ook voor pitch- en putt-terreinen. Gebouwen zijn alleen toegelaten binnen het bestemmingsvlak, met een beperkte uitbreidingsmogelijkheid.

In principe is ervan uitgegaan dat er sprake is van één bedrijfswoning per bestemmingsvlak. Daar waar er meer bedrijfswoningen zijn of geen bedrijfswoning is, is dit aangegeven. De bedoeling van de bedrijfswoning is dat deze uitsluitend wordt gebruikt en bewoond door de eigenaar van de sportvoorziening. Bij een bedrijfswoning is het wel toegestaan om een aan huis gebonden beroep of bedrijf te beginnen.

Het is mogelijk om de bestemming Recreatie uitsluitend ter plaatse van de bedrijfswoning en omliggende tuinen te wijzigen in een woonbestemming. Dit kan als de sportfunctie vervallen is.

5.3.2.14 Verkeer

De bestemming Verkeer is toegekend aan de gronden met een ontsluitende en verkeersdoorstromende functie. Ook is de bestemming toegekend aan bermen, parkeerplaatsen en niet structurele groenvoorzieningen. In de regels van deze bestemming is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen voor de bestemming zoals bushokjes en nutsvoorzieningen. Ook is voor deze bestemming een bebouwingsregeling opgenomen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, straatverlichting, e.d. Binnen de regels is een afwijking opgenomen om onder voorwaarden van de maximale bouwhoogte te mogen afwijken.

5.3.2.15 Verkeer - Railverkeer

De specifieke bestemming Verkeer - Railverkeer is toegekend aan de gronden die behoren bij de spoorlijn Zevenaar - Doetinchem, die voor een deel door het plangebied loopt. Hier is gekozen voor een specifieke bestemming, omdat de bouw- en gebruiksmogelijkheden die hier nodig zijn afwijken van de algemene bestemming Verkeer. In de regels is een bebouwingsregling opgenomen voor kleine gebouwen en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde die thuis horen bij een spoorweg. Binnen de regels is een afwijking opgenomen om onder voorwaarden van de maximale bouwhoogte te mogen afwijken

5.3.2.16 Water

Bestaande waterlopen, waterpartijen (al dan niet overkluisd) en oevers, zijn bestemd tot water. Tevens zijn de gronden bestemd voor het behoud en de versterking van eventuele aanwezige natuurwaarden. Niet alle waterlopen in het plangebied hebben deze bestemming gekregen. Afwateringsslootjes zijn veelal in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden gelegen, waarin ze ook zijn toegestaan. De bestemming Water is voor de hoofdwatergangen, rivieren en beken en grotere poelen toegepast. De instandhouding en ontwikkeling van voorkomende en/of eigen natuur- en landschapswaarden is binnen deze wateren ook van belang. De scheepvaart op de Oude IJssel is met de aanduiding 'vaarweg' vastgelegd.

5.3.2.17 Wonen

De bestemming Wonen omvat alle percelen waarop woningen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten, die niet vallen onder de categorie 'bedrijfswoning'.

De hoofdgebouwen moet binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd. Dit bestemmingsvlak is op basis van het gestelde in de nota Uitgangspunten, deel 2, hoofdstuk 7 bepaald. De inhoud van de woning is 750 m3, tenzij de bestaande inhoud al meer is. Per woning is 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. Ook is de beleidslijn over het splitsen van woningen, zoals opgenomen in de nota Uitgangspunten, deel 2, hoofdstuk 8 verwerkt in deze bestemming. Deze woningen zijn voorzien van de 'specifieke bouwaanduiding - gesplitst'.

Verder komt in het plan op een aantal plaatsen de aanduiding 'bijgebouwen' voor. Op deze plekken zijn bijbehorende bouwwerken alleen binnen het vlak met die aanduiding toegestaan.

Het komt ook voor dat de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - inpandige bijgebouwen' aanwezig is. Bij deze woningen zijn de regels zo dat deze zowel op de begane grond als op de verdieping mogen komen en dat deze per bouwlaag meegeteld moeten worden voor de maximaal toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken.

Op gronden met de bestemming Wonen is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf dan wel een vrij beroep toegestaan. Voorwaarde daarvoor is dat de woonfunctie in alle gevallen de hoofdfunctie binnen de bestemming blijft. In beperkte mate mag bij de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf ook detailhandel plaatsvinden. Overige detailhandel is binnen de bestemming Wonen nadrukkelijk uitgesloten.

Voor Wardsestraat 2 in Wehl is een bedrijfshinderonderzoek overlegd, bijlage 19, waaruit is gebleken dat deze tweede bedrijfswoning als gewone woning bestemd kan worden. Deze woning is al geruime tijd niet meer als bedrijfswoning van een niet-agrarisch bedrijf in gebruik. Op basis van het onderzoek is het gerechtvaardigd om deze woning te bestemmen met de bestemming Wonen. Er ontstaan geen beperkingen voor het naastgelegen bedrijf.

Afwijkende regeling voor bepaling oppervlakte bedrijf of beroep aan huis
Deze regeling staat in het planologische beleid uit 2011. Dit beleid is gebaseerd op situaties binnen de bebouwde kom. Voor het buitengebied is het gewenst om het toegelaten vloeroppervlakte aan te scherpen. Uitgangspunt in het planologische beleid is dat 40% van het vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning én de bijbehorende bouwwerken van de woning voor een aan huis gebonden bedrijf en/of beroep gebruikt mag worden. In het buitengebied komen vaak situaties voor dat bij een woning veel meer bijbehorende bouwwerken staan dan in de basis bij een woning is toegestaan (100 m2). Als we de algemene regel zouden aanhouden dan leidt dit tot ongewenst grote bedrijven 'aan huis' in het buitengebied.
Het is daarom gewenst om vast te leggen dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning met daarbij maximaal 100 m2 van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor een bedrijf gebruikt mag worden. Aanwezige bijbehorende bouwwerken die de grens van 100 m2 overschrijden tellen hierdoor niet mee bij de bepaling van de 40% van de vloeroppervlakte voor het aan huis gebonden bedrijf of beroep. Dit is in lijn met het planologische beleid.
Rekenvoorbeeld 1:
Vloeroppervlakte woning: 250 m2
Totaal oppervlakte bijbehorende bouwwerken: 320 m2
Toegestaan vloeroppervlakte voor een bedrijf aan huis:
40% van (250 m2 + 100 m2) = 40% van 350 m2 = 140 m2
Rekenvoorbeeld 2:
Vloeroppervlakte woning: 250 m2
Totaal oppervlakte bijbehorende bouwwerken: 80 m2
Toegestaan vloeroppervlakte voor een bedrijf aan huis:
40% van (250 m2 + 80 m2) = 40% van 330 m2 = 132 m2

5.3.2.18 Wonen - Landgoed

In de afgelopen planperiode zijn een aantal nieuwe landgoederen ontwikkeld. De woningen die binnen deze nieuwe landgoederen liggen, zijn voor zien van de bestemming Wonen - Landgoed. De regels hiervoor zijn afgestemd op de toestemming die specifiek voor het betreffende landgoed in de eerdere planologische procedure is vastgelegd.

5.3.2.19 Leiding - Gas, Hoogspanningsverbinding en Riool

Binnen de dubbelbestemmingen Leiding - Gas, Leiding - Hoogspanningsverbinding en Leiding - Riool wordt de ondergrondse en deels bovengrondse infrastructuur vormgegeven.

In de regels bij deze bestemmingen is een voorrangsregeling opgenomen met het oog op de bescherming van de belangen en de aanwezige waarden. De gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de onderliggende bestemmingen worden hierdoor beperkt.

In de zones mogen geen bouwwerken en werken worden uitgevoerd. Met een omgevingsvergunning kan van het bouwverbod worden afgeweken.

Bij het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied - 2012 heeft de Gasunie met een zienswijze verzocht om aanpassing van de breedte van de belemmeringenstrook van aardgastransportleidingen. De breedte voor de leiding die ten noorden van Wehl ligt moet 5 meter zijn in plaats van de toen opgenomen 4 meter. Dit verzoek is akkoord bevonden. Bij de verwerking is echter een stuk van de belemmeringenstrook, nabij de weg Heggenveld ten noordwesten van Doetinchem, niet aangepast. Dit is alsnog gedaan.

Verder is in de zienswijze ook gevraagd om aanpassing van de regels voor de aardgastransportleiding. Dit verzoek is ook akkoord bevonden. Maar bij de verwerking is een van de aanvullingen in artikel 22.4.3 geplaatst en niet toegevoegd aan artikel 22.3.1. Ook dit is alsnog gedaan.

De specifieke bestemmingen Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV ondergronds en Leiding - Hoogspanningsverbinding 150/380 kV en 380 kV zijn opgenomen als gevolg van de verwerking van het inpassingsplan voor de 380 kV.

5.3.2.20 Waarde - Archeologie en Waarde - Archeologische verwachting 1, 2, 3 en 4

Deze dubbelbestemmingen ter bescherming van de archeologie zijn eerder in deze toelichting al uitgelegd, zie paragraaf 4.12.3.

In de regels bij deze bestemmingen is een voorrangsregeling opgenomen met het oog op de bescherming van de belangen en de aanwezige waarden. De gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de onderliggende bestemmingen worden hierdoor beperkt.

In de zones mogen geen bouwwerken en werken worden uitgevoerd. Met een omgevingsvergunning kan van het bouwverbod worden afgeweken.

5.3.2.21 Waarde - Ecologie

De dubbelbestemming Waarde - Ecologie is opgenomen voor het gebied rondom het natuurbeschermingsgebied De Zumpe, die de potentiële waarde hebben om bij het natuurgebied gevoegd te worden. Ook is het over het natuurbeschermingsgebied De Zumpe zelf gelegd.

In de regels is deze bestemming is een voorrangsregeling opgenomen met het oog op de bescherming van de belangen en de aanwezige waarden. De gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de onderliggende bestemmingen worden hierdoor beperkt.

In de zones mogen geen bouwwerken en werken worden uitgevoerd. Met een omgevingsvergunning kan van het bouwverbod worden afgeweken.

Voor een aantal specifieke werken en werkzaamheden is een regeling voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Verder zijn een aantal uitzonderingen opgenomen, waarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is vereist.

5.3.2.22 Waarde - Landgoed

De terreinen die behoren bij een cultuurhistorisch of nieuw landgoed, zijn met deze dubbelbestemming vastgelegd. Op deze manier is de samenhang die een landgoed kenmerkt gewaarborgd.

Een aantal werken en werkzaamheden zijn, om de waarde te borgen, vastgelegd in een omgevingsvergunningstelsel.

5.3.2.23 Waarde - Natuur

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gebieden die op provinciaal niveau zijn onderscheiden als 'beschermingszone natte landnatuur'. Voor de bestaande woningen, met de daarbij behorende bestemmingen 'Wonen' is deze dubbelbestemming niet van toepassing. De aan deze bestemming gekoppelde regels dienen ter bescherming en de instandhouding van de vochtgebonden natuurlijke waarden.

Voor een aantal specifieke werken en werkzaamheden is een regeling voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Verder zijn een aantal uitzonderingen opgenomen, waarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is vereist.

5.3.2.24 Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen voor de waterkeringen van de Oude IJssel. Deze waterkeringen zijn van groot belang voor het beheer van de Oude IJssel, wat met deze dubbelbestemming is vastgelegd.

Binnen de dubbelbestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Verder is ter sturing van de werken en werkzaamheden een regeling voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

5.3.3 Referentiekader nadere eisen- en afwijkingsbevoegdheid

Een aantal planregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, respectievelijk onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.

De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing.

In de planregels wordt een aantal criteria voor de uitoefening van de nadere eisen-bevoegdheid gesteld, te weten:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Binnenplanse afwijking is mogelijk van een aantal specifieke bouwregels en regels, die het gebruik in enge zin regelen. Voor zover aangegeven zijn ook hierbij bovengenoemde criteria van toepassing.

In het onderstaande wordt nader uiteengezet hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.

  • a. de woonsituatie

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen moet rekening gehouden worden met het in stand houden c.q. tot stand brengen van een redelijke daglichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

  • b. het straat- en bebouwingsbeeld

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen moet worden gestreefd naar het in stand houden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
  • c. de verkeersveiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen moet rekening worden gehouden met het in stand houden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

  • d. de sociale veiligheid

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen moet worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

  • e. de milieusituatie

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen moet rekening worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.

  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen moet rekening worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, als deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

5.3.4 Algemene regels

De algemene of aanvullende regels tenslotte vormen een set algemene regels die op alle onderdelen van het plan van toepassing zijn.

In de algemene bouwregels zijn regels voor het overschrijven van bouwgrenzen, inclusief afwijkingen van deze bouwregels opgenomen. Dit is een set van regels die in alle plannen van de gemeente Doetinchem van toepassing is.
Verder is hieronder een regeling voor bestaande maten opgenomen, waardoor bestaande strijdigheid met maatvoering in de bestemming wordt opgeheven. Voor het bouwen langs wegen en water is, omdat er geen bouwvlakken in de bestemmingen gehanteerd zijn, ook een regeling opgenomen. Tenslotte is bepaald dat de bouwregels niet voor ondergronds bouwen gelden.

De anti-dubbeltelregel is een vast onderdeel van de algemene regels. Deze in de wet voorgeschreven.

In de algemene gebruiksregels is het verboden gebruik, los van de bestemming, vastgelegd. Met een afwijking is hier, onder voorwaarden, ruimte bij toepassing opgenomen.
De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.

In de algemene aanduidingsregels zijn de bestemmingsoverstijgende regelingen voor bepaalde activiteiten met een invloed op de omgeving of te beschermen waarden opgenomen:

  • geluidszone - industrie;
  • milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied;
  • reconstructiewet - extensiveringsgebied;
  • cultuurhistorie;
  • veiligheidszone - lpg;
  • vrijwaringszone - molenbiotoop.

Deze regels gelden bovenop de regels van de aanwezige enkelbestemmingen.

De algemene afwijkingsregels voorzien in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. Daar waar de afwijkingen voor bepaalde bestemmingen gelden, en deze voor meer dan twee bestemmingen van toepassing zijn, zijn deze in deze algemene regel opgenomen. In de betreffende enkelbestemmingen is wel een verwijzing naar de afwijking opgenomen. Dit geldt ook voor de algemene wijzigingsbevoegdheden. Deze laten meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.

Er zijn 11 specifieke wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze zijn:

  • 1. om de functieaanduidingen 'cultuurhistorische waarden' en/of 'cultuurhistorie' te verwijderen, als blijkt dat deze waarde niet (meer) aanwezig is;
  • 2. functieaanduiding voor plattelandswoning toevoegen, als hier sprake van is;
  • 3. functieverandering naar een ander vorm van bedrijvigheid dan agrarisch mogelijk te maken;
  • 4. functieverandering naar wonen mogelijk te maken
  • 5. om de vorm van het bestemmingsvlak aan te passen;
  • 6. om een agrarisch bouwvlak te verwijderen;
  • 7. om natuurontwikkelingen mogelijk te maken binnen de Groene Ontwikkelingszone en op een specifiek aangegeven terrein ten oosten van Doetinchem;
  • 8. om natuurontwikeling in de Wehlse Broeklanden mogelijk te maken;
  • 9. om bedrijfswoningen als woning te gebruiken als er geen bedrijf meer aanwezig is;
  • 10. om cultuurhistorisch waardevolle woningen (inclusief monumenten) te kunnen splitsen zodat de bebouwing instandgehouden kan worden;
  • 11. om woningen te kunnen splitsen die al sinds lange tijd gesplitst zijn.

Bij veel wijzigingsbevoegdheden zijn algemene voorwaarden opgenomen:

  • 'de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast': het is mogelijk dat door een bestemmingswijziging bedrijven (agrarisch of niet agrarisch) belemmerd worden in de bedrijfsvoering zoals de deze volgens het bestemmingsplan mogen hebben. Als hier sprake van is, mag het niet zo zijn dat de bedrijfsvoering onmogelijk wordt door de wijziging van de bestemming.
  • 'het woon- en leefklimaat niet verslechtert': het is mogelijk dat door de bestemmingswijziging de omgeving door de nieuwe functie te maken krijgt met de gevolgen ervan. Deze gevolgen mogen niet zodanig zijn dat in de omgeving voor de bestaande woningen een slechter woon- en leefklimaat ontstaat. Dit heeft onder andere betrekking op geurhinder, luchtkwaliteit en geluidhinder.
  • 'de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar is': bij het wijzigingsplan moet aangetoond worden dat door de nieuwe functie de omgeving niet zodanig veranderd dat de impact ongewenst is.
  • 'de uitvoerbaarheid gewaarborgd is': bij het wijzigingsplan moet zekerheid bestaan over het realiseren van het plan waarvoor de wijziging doorgevoerd wordt, er moet dus ook vast staan dat mogelijke bouwplannen die volgen op de wijziging daadwerkelijk gerealiseerd worden. Het is niet gewenst om bestemmingen te veranderen die vervolgens toch niet gebruikt worden en waar dus het oorspronkelijke gebruik blijft bestaan.

Tenslotte staat in de 'overige regels' de koppeling met de wettelijke regelingen waarnaar verwezen wordt in de regels.

5.3.5 Overgangs- en slotregels

In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen positief bestemd worden. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum.

De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied - 2012 legt primair de bestaande ruimtelijke situatie in het plangebied vast en is daarnaast vooral bedoeld om de burger voldoende rechtszekerheid te bieden. Met afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden wordt een aantal ruimtelijke ontwikkelingen toegelaten.

Het plan voorziet in een aantal concrete nieuwe ontwikkelingen die op dit moment reeds financieel onderbouwd zijn en waarvoor een anterieure overeenkomst gesloten is. Ook zijn er veranderingen doorgevoerd als gevolg van inspraak. Daar waar dit een financieel risico voor de gemeente in kan houden, is dit met anterieure overeenkomsten vastgelegd. Als er verder in de toekomst bouwplannen zullen worden gerealiseerd zal middels een aanvullende economische paragraaf moeten worden onderbouwd bij die ontwikkeling of het plan uitvoerbaar is en hoe dit wordt gewaarborgd.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan is rekening gehouden met het risico van planschade. In een aantal gevallen heeft dat ertoe geleid dat in het bestemmingsplan is aangesloten bij regelingen uit de vigerende plannen, waarbij uiteraard de ruimtelijke aanvaardbaarheid voorop heeft gestaan.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd met de besturen van waterschap, provincie en Rijk, maar ook andere belanghebbende partners. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.

7.2 Inspraak

Van 21 juni tot en met 1 augustus 2012 heeft het voorontwerpbestemmingsplan, tezamen met de notitie Reikwijdte en Detailniveau MER, voor inspraak ter inzage gelegen. In deze periode zijn ook twee inloopavonden gehouden, één bij Het Onland en één bij de Olde Beth.

Op het plan zijn 84 reacties ontvangen binnen de termijn. Drie reacties zijn later ontvangen, maar deze zijn ook nog toegevoegd aan de inspraakreacties. Al deze reacties zijn samengevat en beantwoord in de "Nota van inspraak voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied - 2012", bijlage 20 bij deze toelichting. Het bestemmingsplan is na aanleiding van de inspraakreacties op diverse punten aangepast. Deze aanpassingen zijn ook verwoord in de genoemde nota.

7.3 Overleg

Het plan is op grond van artikel 3.1.1. Bro voorgelegd aan de volgende partijen:

  • 1. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • 2. Waterschap Rijn en IJssel
  • 3. Provincie Gelderland
  • 4. Gemeente Montferland
  • 5. Gemeente Zevenaar
  • 6. Gemeente Bronckhorst
  • 7. Gemeente Oude IJsselstreek
  • 8. LTO-Noord
  • 9. Gelderse Natuur- en Milieufederatie
  • 10. Stichting milieuwerkgroep de Oude IJsselstreek
  • 11. IVN Oude IJsselstreek
  • 12. KNNV
  • 13. GGD Gelre IJssel
  • 14. Ministerie van I&M, Rijkswaterstaat Oost-Nederland
  • 15. Vitens
  • 16. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 17. Prorail

Negen instanties hebben gereageerd op het verzoek om vooroverleg. Dit alles is samengevat en beantwoord in de "Resultaten vooroverleg ex art. 3.1.1. Bro bestemmingsplan Buitengebied - 2012", bijlage 21 bij deze toelichting. De vooroverlegreacties hebben geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Deze aanpassingen zijn ook verwoord in de genoemde nota.

Tweede vooroverleg

Voordat op basis van de uistpraak van de ABRS op 5 november 2014 gekozen werd voor het opnieuw vaststellen van het vernietigde bestemmingsplan, waarbij ambtshalve correcties verwerkt zouden worden en ook ondertussen onderbouwde wijzigingen op basis van een ingediende zienswijze, was een 'herstelplan' in voorbereiding. Dit 'herstelplan' is voor vooroverleg aan vijf instanties. Dit zijn de hiervoor genoemde instanties onder 2, 3, 15, 16 en ook aan TenneT TSO B.V./Alliander/Liandon.
Deze laatste heeft laten weten geen op- en/of aanmerkingen het het 'herstelplan' te hebben. Van Vitens is geen reactie ontvangen.

Het Waterschap Rijn en IJssel (WRIJ) heeft op 26 augustus 2014, nummer 14i0035625, gereageerd op het plan. Na beoordeling van de stukken opgemerkt dat drie locaties (Halseweg 8 Doetinchem, Smidstraat 1 Gaanderen en Varsseveldseweg 284-286 Doetinchem) gelegen zijn nabij een watergang die beheerd wordt door het WRIJ. Langs deze watergangen ligt een beschermingszone. In deze zone zijn activiteiten vergunningplichtig. Het WRIJ vraagt om in de toelichting behorend bij deze locaties het volgende te vermelden "Grenzend aan het plan ligt een watergang in het beheer bij het waterschap Rijn en IJssel. Tot 5 meter uit de insteek van deze watergang ligt een beschermingszone. Activiteiten in deze beschermingszone zijn vergunningplichtig.".
Daarbij moet de watertoets van de Halseweg 8 en Smidstraat 1 voor de vraag 'Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?' positief beantwoord worden, met de daarbij behorende toelichting.
Deze aanvulling is toegevoegd in de bijlagen behorend bij de toelichting van de desbetreffende locaties.

De Gasunie heeft op 22 september 2014, nummer 14i0038541, laten weten dat de correcties op de kaart en in de regels die betrekking hebben op de gasleidingen goed lijken te zijn verwerkt. Men had dus feitelijk geen opmerkingen. De kaart wilde men bij het ontwerpplan nogmaals controleren op juistheid.
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassingen.

De Provincie Gelderland heeft op 26 november 2014, nummer 14i0047208, een aantal opmerkingen op het herstelplan gemaakt. Deze opmerkingen/vragen om verduidelijking betroffen alleen onderdelen die in de toelichting van het 'herstelplan' opgenomen waren. De toelichting zoals deze voor het herstelplan was geschreven, als zelfstandig leesbaar bestemmingsplan, was anders van opzet als dat het nu in het opnieuw vast te stellen bestemmingsplan uiteindelijk is verwerkt.

Alle partijen die een hebben gereageerd, zijn in juli 2015 geïnformeerd over het vervolg van het plan. Dat het 'herstelplan' dus geïntegreerd is in het voorliggende bestemmingsplan en dat het niet als ontwerp ter inzage gaat. Daarbij is de geplande verdere procedure ook aangegeven.
De Provincie heeft in haar brief ook een reactie gekregen op de gestelde opmerkingen/vragen, net als het Waterschap. Deze hebben niet geleid tot aanpassing van het plan.

7.4 Verwerking uitspraak ABRS

Het bestemmingsplan Buitengebied - 2012 is op 18 juli 2013 voor het eerst vastgesteld door de gemeenteraad. Als gevolg van een aantal ingestelde beroepen heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het vaststellingsbesluit van 18 juli 2013, en dus het bestemmingsplan, vernietigd. In vervolg op de uitspraak zijn onderdelen van het bestemmingsplan aangepast. Deze aanpassingen zijn in dit deel van de toelichting onderbouwd.

7.4.1 Broekstraat 16 Doetinchem

Voor deze locatie was onduidelijkheid over het volgende:

  • Functieaanduiding: door de woordkeuze was onvoldoende duidelijk of de aanduiding ook voorziet in handelsbedrijf voor kadavers en slachtproducten.
    De functieaanduiding is aangepast naar 'specifieke vorm van bedrijf - handel in pluimvee en transport', met in de bestemming Bedrijf erbij horende bestemmingsomschrijving dat dit een handelsbedrijf in levend pluimvee en slachtbijproducten is alsmede een transportbedrijf.
  • Keerlus: de functieaanduiding op de kaart voor de keerlus was aanwezig, maar in de regels was hiervoor niets opgenomen. Hierdoor is er geen relatie met regels aanwezig , de feitelijke grondslag ontbreekt dus.
    De functieaanduiding voor de keerlus (specifieke vorm van bedrijf - handel in pluimvee en transport) is verwerkt in de regels bij artikel 3 lid 1 (bestemmingsomschrijving) en lid 5 (specifieke gebruiksregels) binnen de naast het bedrijf gelegen bestemming Agrarisch.
7.4.2 Gasleidingen

De aanwezige gasleidingen waren op drie punten niet goed in het bestemmingsplan verwerkt:

  • De belemmeringenstrook nabij het Heggenveld moet 5 meter zijn en geen 4 meter zoals deze was vastgesteld op 18 juli 2013. Dit is aangepast.
  • Het agrarische bouwvlak van Broekhuizerstraat 2/2a mag niet in de belemmeringenstrook liggen van de gasleiding. Dit is aangepast. De oppervlakte van het bouwvlak wat binnen de belemmeringen strook lag is aan de noord-westzijde toegevoegd aan het bouwvlak, zodat per saldo sprake is van een gelijke opperlvakte van het bouwvlak.
  • De kwetsbare objecten zijn in de regels op de juiste plaats verwerkt. Dit is nu bij de afwijking van de bouwregels geregeld en niet als een beoordelingscriteria bij de regeling voor de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid.
7.4.3 Broekstraat 1 Doetinchem

Het aanwezige veehandelsbedrijf met bijbehorende dieren is zodanig van aard en omvang dat dit niet als een beroep/bedrijf aan huis is aan te merken en rechtvaardigt het opnemen van een op maat gemaakt agrarisch bouwvlak. Daarbij is gekozen voor het handhaven van het oude agarische bouwvlak, zoals dit in het vorige bestemmingsplan was opgenomen. Aangezien het voorgaande bestemmingsplan een analoog plan was, is een inschatting gemaakt op de exacte ligging van het bouwvlak. Het gebruik afgeleid van de luchtfoto is hierbij meegewogen.

Omdat een veehoandelsbedrijf niet past binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Agrarisch' is met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehandel' dit gebruik vastgelegd op de kaart en in de regels (artikel 3.1).

7.4.4 Broekstraat 20 Wehl

Voor deze locatie was aanpassing/verduidelijking op de volgende punten nodig:

  • De maximale goothoogte van de te bouwen woning moet maximaal 3,5 meter zijn en de maximale bouwhoogte 7 meter; hiermee wordt bereikt dat de nieuwbouw gaat voldoen aan 'schuurarchitectuur'. Ook sluit het aan op de maatvoering voor woningen in de directe omgeving. Dit is verwerkt in het plan.
  • De overeengekomen landschappelijke inpassing van de te bouwen woning is met een voorwaardelijke verplichting in de regels vastgelegd.
  • De locatie voor de te bouwen woning wijkt af van het beleid, in principe moet een nieuwe woning op het oorspronkelijke erf van het voormalige agrarische bedrijf gebouwd worden.
    Dit is op deze locatie niet mogelijk omdat de geluidszone van de A18 over het erf ligt. Hierdoor is er sprake van een 'knellocatie'. Op basis van het beleid is het dan mogelijk om op een andere locatie een woning te bouwen, als deze locatie landschappelijk en stedenbouwkundig acceptabel is. Dit moet dan een 'beweging naar een dorps- of stadsrandzone'zijn. Daarvan is bij de voorziene locatie sprake.
    De keuze is gemaakt om de woning toe te staan op de nu voorziene locatie. Deze locatie ligt aan de toegangsweg naar Broekstraat 20 en is ook de toegangsweg voor Broekstraat 18. De nieuw te bouwen woning vormt door de gekozen locatie samen met Broekstraat 18 en 20 een bebouwingscluster dat past binnen de schaal van het bestaande landschap.
7.4.5 Toekomstweg 35 - 37 Gaanderen

De toegekende woonbestemming (dubbele woning met twee bestemmingsvlakken) en aanduiding ‘cultuurhistorie’ (op verkeerde helft van de woning) zijn niet in overeenstemming met de bestaande situatie, belangen en plannen van de eigenaar.

De twee bestemmingsvlakken voor 'Wonen' worden samengevoegd tot één bestemmingsvlak, omdat de eigenaar heeft aangegeven hier één woning te (willen) hebben en geen twee woningen die aaneengebouwd zijn. De aanduiding 'cultuurhistorie' is aanwezig omdat op het perceel meerdere gebouwen zijn met cultuurhistorische waarde. Deze aanduiding blijft op het hele bestemmingsvlak aanwezig om dit te borgen.

7.4.6 Ringweg 4 Wehl

Er is voor gekozen om de gronden behorend bij Ringweg 4 en 4a in Wehl in een zelfstandig bestemmingsplan te voorzien van een juiste planologische regeling. Deze locatie maakt daarom geen deel meer uit van het voorliggende bestemmingsplan. Dit beperkt zich in eerste instantie tot het agrarisch bouwvlak zoals deze bepaald was in het bestemmingsplan Buitengebied 2002 (gemeente Wehl) en de bebouwing van Ringweg 4 die buiten het bouvlak ligt. De vergroting van het agrarische bouwvlak is daarmee ook vervallen en uit de toelichting van dit bestemmingsplan gehaald.

Het perceel Ringweg 4-4a is dus buiten het bestemmingsplan Buitengebied - 2012 gelaten en derhalve een 'gat' in het bestemmingsplan.

7.4.7 Broekstraat 5 Wehl en Mussenhorstweg 4 Wehl

Omdat er geen ruimtelijke afweging ten grondslag lag aan de keuze om voor deze twee locaties af te wijken van de grootte van de bestemmingsvlakken voor deze twee woningen, moeten ook deze in lijn zijn met de algemene uitgangspunten voor de bestemming 'Wonen'. De bestemmingsvlakken 'Wonen' voor deze twee adressen zijn daarom aangepast, zodat deze gelijk zijn aan de bestemmingsvlakken als opgenomen was in het voorontwerp van het bestemmingsplan.

7.4.8 Agrarische bedrijven i.r.t. ammoniakemissie

Als gevolg van de uitspraak is het bestemmingsplan aangepast, zodat vast ligt dat de ammoniakemissie van de agrarische bedrijven niet mag toenemen. Meer hierover in paragraaf 4.2 onder de kop 'Aanpassingen als gevolg van de uitspraak ABRS'. In de regels heeft dit geleid tot aanpassing van artikelen 1, 3, 4, 39 en 42.

7.4.9 Ecologische hoofdstructuur

Diverse flexibiliteitsbepalingen (afwijkings- en wijzigingsbepalingen) kunnen, bij toepassing op percelen in de EHS, leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of aarden van dat gebied. Het in het plan aanwezige beschermingsregime (artikel 37, lid 7.1) is niet voldoende. Het gaat om de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken buiten het bouw- of bestemmingsvlak (agrarische bestemmingen);
  • b. geluidwerende voorzieningen (bestemming ‘Groen’);
  • c. functieverandering diverse bestemmingen naar ‘Wonen’;
  • d. vormverandering bestemmingsvlak diverse bestemmingen.

Als gevolg hiervan is het tekstdeel ", dan wel dat door het treffen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen" geschrapt uit artikel:

  • 3.4.1 sub g,
  • 4.4.1 sub g,
  • 10.4.1 sub e,
  • 39.6 sub m,
  • 39.7 sub f.

Op deze manier ligt vast dat bij ligging in de EHS aangetoond moet worden dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS. Voor meer informatie over deopbouw van de EHS, zie 4.9 onder 'Ecologische hoofdstructuur'.

In het kader van gelijkheid van de regels is het aangehaalde tekstdeel ook geschrapt in alle andere artikeldelen waar deze tekst voorkomt.

7.4.10 Landgoed Maetland

De provincie heeft ten onrechte in de Ruimtelijke verordening Gelderland (nu Omgevingsverordening Gelderland) het hele nieuwe landgoed toegevoegd aan de EHS. De locatie voor de woningbouw had hiervan uitgezonderd moeten worden. Uit overleg met de provincie is gebleken dat dit het juiste uitgangspunt is. Op 26 mei 2015 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland besloten over de technische wijziging van de EHS (GO/GNN) ter plaatse van landgoed Maetland, zaaknummer 2015-006973, documentnummer 02118777.

De woningbouwlocatie maakt daardoor geen onderdeel meer uit van de EHS zoals door de provincie is vastgelegd, onderscheiden in GO en GNN. De eisen die voor ontwikkelingen gelden als deze plaats vinden in de EHS zijn daarom ook niet meer van toepassing. De geplande woningbouw past daarmee in het provinciale beleid.

Bijlagen

Bijlage 10 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Doetinchem - één bouwwerk aanduiding 'cultuurhistorische waarden'  
Barlhammerweg ong.   IJzevoordseweg 30   Oude Terborgseweg 313  
Bezelhorstweg 25   Halseweg 3/3a   Pinnedijk 35  
Bezelhorstweg 31c (31b in bijlage 12)   Hogenslagenweg 7/9   Prins Mauritsstraat 38  
Bezelhorstweg 91   Hulleweg 6   Rekhemseweg 85  
Bielheimerweg 5   Keppelseweg 288   Rekhemseweg 175  
Broekstraat 8   Kloosterlaan 2   Stadsheidelaan 8/8a  
Bruggenweg 4   Kloosterlaan 4   Stadsheidelaan 14  
De Gaarde 345a   Koekendaalseweg 7   Stadsheidelaan 22  
Ellegoorsestraat 23   Lubberslaan 17   Stroombroekweg 7  
Gaanderenseweg 344   Nijmansweg 3/3a   Varsseveldseweg 250  
Gaanderenseweg 378   Nijmansweg 6   Varsseveldseweg 284/284a/286  
Goorstraat 8   Ooijmanlaan 8   Vennenlaan 6  
Groot Hagen 5/7/9/11   Ooijmanlaan 13   Wassinkbrinkweg 12  
Groot Hagen 8   Oud Kilderseweg 53   Wassinkbrinkweg 16  
Haafsweg 4/6   Oude Terborgseweg 273   Westendorpseweg 12  

Doetinchem - ensemble aanduiding 'cultuurhistorie'  
Berkelaarlaan 4   Hulleweg 11/11a   Speelmansstraat 7/7a  
Berkelaarlaan 5   IJzevoordseweg 33   Stadsheidelaan 10/10a  
Bezelhorstweg 15   IJzevoordseweg 35   Stadsheidelaan 17  
Bezelhorstweg 19   Keppelseweg 276   Stadsheidelaan 18  
Bielheimerweg 2   Keppelseweg 300   Stroombroekweg 2  
Broekstraat 10/10a   Kommendijk 10/10a   Turfweg 8  
Bruggenweg 1   Loordijk 2   Turfweg 11  
Bruggenweg 3   Loordijk 5   Turfweg 14  
Diepengoorsestraat 3   Loordijk 24   Varsseveldseweg 252  
Diepengoorsestraat 6   Nijmansweg 4   Varsseveldseweg 255  
Ellegoorsestraat 8   Ooijmanlaan 14/14a   Varsseveldseweg 264  
Ellegoorsestraat 29   Ooijmanlaan 19   Varsseveldseweg 285/285a  
Ellegoorsestraat 34   Oud Kilderseweg 55   Vennenlaan 9  
Gaanderenseweg 333   Oud Kilderseweg 57   Vennenlaan 11  
Gaanderenseweg 375   Oude Terborgseweg 309   Wassinkbrinkweg 14  
Goorstraat 19/19a   Prins Alexanderstraat 80   Wassinkbrinkweg 18  
Haafsweg 9   Rietveldweg 2   Westendorpseweg 5  
Halseweg 1   Rietveldweg 3   Westendorpseweg 10  
Heinoordenweg 3   Rietveldweg 4   Wonninkhaagseweg 4/4a  
Hulleweg 5   Rietveldweg 6   Wrangelaan 5  
Hulleweg 10/10a   Rietveldweg 8/8a   Zelhemseweg 25  

Gaanderen - één bouwwerk aanduiding 'cultuurhistorische waarden'  
Akkermansweg 8   Kerkstraat 13   Steverinkstraat 31  
Akkermansweg 10   Kerkstraat 91   Steverinkstraat 71 (oud)  
Hertelerweg 2   Pierikstraat 1   Toekomstweg 39 (oud)  
Hertelerweg 17   Pinnedijk 4   Tuinstraat 5  
Kerkstraat 6   Pinnedijk 26   Vreeltstraat 18  
Kerkstraat 8   Pinnedijk 29/29a    

Gaanderen - ensemble aanduiding 'cultuurhistorie'  
Akkermansweg 6   Peppelmansdijk 20   Steverinkstraat 68/68a  
Binnenweg 6   Peppelmansdijk 26   Toekomstweg 35/37  
Binnenweg 10/10a   Pierikstraat 6   Tuinstraat 6  
Heidedijk 9   Pierikstraat 11   Tuinstraat 8  
Heidedijk 13   Pinnedijk 11   Tuinstraat 12  
Hertelerweg 10   Pinnedijk 31/31a   Vreeltstraat 15  
Hertelerweg 12   Smidstraat 4   Vreeltstraat 16  
Hertelerweg 16   Steverinkstraat 62   Vreeltstraat 27/27a  
Kerkstraat 71   Steverinkstraat 63    
Oude Pinnedijk 2   Steverinkstraat 67    

Wehl en Nieuw Wehl - één bouwwerk aanduiding 'cultuurhistorische waarden'  
Beekseweg 60   Groenestraat 6   Nieuwe Kerkweg 48  
Bokkenstraat 4   Groenestraat 23   Nieuwestraat 1  
Bokkenstraat 16   Heikantseweg 6   Nieuwestraat 8a  
Bokkenstraat 20   Keppelseweg 36   Nieuwestraat 11  
Broekhuizerstraat 10   Loilseweg 1   Notenstraatje 5/5a  
Broekhuizerstraat 18   Molengoorweg 1a   Notenstraatje 11  
Broekstraat 19   Molengoorweg 3   Oude Doesburgseweg 6  
Doesburgseweg 26a/26b   Molengoorweg 4   Slagenweg 4/4a/6  
Doesburgseweg 34   Molenweg 9   Tolweg 6  
Doesburgseweg 35   Molenweg 11   Wardsestraat 3  
Doesburgseweg 36/36a   Mussenhorstweg 2/2a/2b   Wardsestraat 12  
Doesburgseweg 40   Nieuw Wehlseweg 1   Wardsestraat 13  
Doetinchemseweg 37   Nieuw Wehlseweg 8    
Grindstraat 15   Nieuwe Kerkweg 13    

Wehl en Nieuw Wehl - ensemble aanduiding 'cultuurhistorie'  
Beekseweg 58   Doesburgseweg 47   Kleindorpseweg 5  
Bleeksestraat 8/8a   Doetinchemseweg 20/20a   Mgr. Hendriksenstraat 29/29a  
Bokkenstraat 8   Grindstraat 8   Mussenhorstweg 4  
Bokkenstraat 10   Groenestraat 21   Nieuw Wehlseweg 12/12a  
Broekstraat 3   Heijendaalseweg 3   Nieuwestraat 5  
Broekstraat 6/8   Heikantseweg 14   Nieuwestraat 13  
Broekstraat 10   Hoekhorsterweg 1   Nieuwestraat 14  
Broekstraat 12   Kelderweg 5   Nieuwestraat 16  
Broekstraat 16/16a   Keppelseweg 30   Nieuwestraat 24  
Broekstraat 20   Keppelseweg 32/32a/32b   Notenstraatje 7  
Broekstraat 22   Keppelseweg 37 (oud)   Slagenweg 3  
Broekstraat 23   Keppelseweg 40   Slagenweg 5  
Broekstraat 24/26   Keppelseweg 43   Slagenweg 9  
Dassenboomse Allee 2   Kerkhofweg 1   Wardsestraat 1/1a  
Doesburgsewge 42   Kerkhofweg 6/6a    
Doesburgseweg 44   Kerkhofweg 10a12