direct naar inhoud van 4.2 Milieuaspecten
Plan: Mgr. Hendriksenstraat 18 - 2010
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07P228A-0003

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Bodem

Voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld voor de toevoeging van functies waar langdurig of frequent mensen verblijven, moet aangetoond zijn dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Door Kobessen Milieu B.V. is een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van het plangebied uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in de bijlagen. Op basis van het vooronderzoek werd daarbij geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onverdacht wordt beschouwd ten aanzien van bodemverontreiniging. Het verkennend onderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740. Dit is een onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie. Er is echter extra aandacht besteed aan de loca-tie van de bovengrondse dieseltank en de voormalige locatie van een ondergrondse HBO-tank, welke in het plangebied aanwezig zijn. In het onderzoek wordt gesteld dat de hypothese 'onver-dachte locatie' op basis van de resultaten van het verkennend onderzoek genuanceerd dient te worden. In één boring zijn namelijk enkele onderzochte stoffen zijn aangetoond die de achter-grondwaarde overschrijden (zie het onderzoek voor details). In de overige onderzochte grondmon-sters en de grondwatermonsters zijn geen verhoogde gehaltes gemeten.

In het onderzoek wordt geconcludeerd dat de vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmeringen vormt voor de voorgenomen nieuwbouw.

4.2.2 Akoestiek

Wanneer met een project nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, scholen en zie-kenhuizen worden gerealiseerd, stelt de Wet geluidhinder (Wgh) de verplichting akoestisch onder-zoek uit te voeren naar de geluidbelasting op deze geluidsgevoelige bebouwing.

In de Wgh staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluids-bronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor geluids-gevoelige bestem-mingen. Op basis van Wgh moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met drie geluidsbronnen: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

Voor het plangebied geldt alleen de invloedssfeer van wegverkeerslawaai, aangezien binnen het onderzoeksgebied alleen de Kleefslagsestraat, de Doesburgseweg en de Monseigneur Hendriksen-straat liggen. Zodoende worden railverkeers- en industrielawaai niet verder uitgewerkt.

Wegverkeerslawaai

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Hiertoe moet een akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km/uur.

Normstelling

In de Wet geluidhinder wordt aangegeven wat de hoogste toelaatbare geluidbelasting in zones langs wegen is. Voor wegen buiten de bebouwde kom, bestaande uit één of twee rijstroken, geldt een geluidzone van 250 meter.

In de Wet geluidhinder, artikel 82 is bepaald dat voor woningen binnen een geluidzone de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB bedraagt. Op basis van artikel 83 Wgh is het mogelijk dat een hogere waarde wordt vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde de in artikel 83 Wgh weergegeven maximale geluidbelasting niet overschrijdt. Voor de situatie op de onderzoekslocatie bedraagt de maximaal toelaatbare geluidbelasting 53 dB.

Conclusie

De nieuw te bouwen woningen worden gerealiseerd op minimaal 60 meter afstand van de Kleef-slagsestraat, een rustige weg (maximale snelheid 60 km/uur, asfaltverharding) waar slechts be-stemmingsverkeer gebruik van maakt. De afstand tot de Doesburgseweg en Monseigneur Hendrik-senstraat (maximale snelheid 60 km/uur, asfaltverharding) is circa 140 meter. Gezien de afstanden tot de wegen, alsmede de lage verkeersintensiteit op (vooral) de Kleefslagsestraat, is volgens Kobessen Milieu akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

4.2.3 Lucht

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implemen-tatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan lucht-verontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantifi-ceerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Gevoeli-ge bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwsvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onac-ceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Toets plan

Het onderhavige plan maakt de realisatie van 4 woningen mogelijk. Op grond van de ministeriële regeling NIBM draagt een woningbouwplan van deze omvang niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet noodzakelijk.

Het projectgebied ligt niet binnen de onderzoekszones van 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg. Volgens de criteria uit de Wet milieubeheer inzake luchtkwaliteitsei-sen kan er daardoor geen sprake van een gevoelige bestemming langs drukke infrastructuur. Toet-sing aan de grenswaarden is op grond van de Wm niet noodzakelijk

Op grond van de regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 worden bij woningen mensen blootge-steld aan luchtverontreiniging gedurende een significante periode ten opzichte van een etmaal. Om onacceptabele gezondheidsrisico's uit te sluiten, is de lokale luchtkwaliteit onderzocht.

Uit de Rapportage Luchtkwaliteit 2006 Doetinchem is af te leiden dat de concentraties luchtver-vuilende stoffen in het plangebied onder de grenswaarden liggen. Het RIVM verwacht dat de emissiefactoren van wegverkeer en de concentraties stikstofdioxide en fijn stof zullen afnemen. De blootstelling aan luchtverontreiniging in het plangebied is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaan-vaardbare gezondheidsrisico's.

Conclusie

Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het onderhavige initiatief.

4.2.4 Externe veiligheid

Voor het aspect externe veiligheid heeft Kobessen Milieu op 4 september 2009 onderzoek uitge-voerd. Het onderzoek is hieronder integraal opgenomen.

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, LPG en munitie over weg, water, spoor en door buisleidingen. Productie, vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor mens en milieu, zeker in een dichtbevolkt land als Nederland. Het externe veiligheidsbeleid wil burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen bieden. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen is op 27 oktober 2004 in werking getreden en op 13 februari 2009 aangepast. In het besluit zijn milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid geformuleerd. Het besluit heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het besluit de bevoegde gezagen Wet milieubeheer (Wm) en Wet op de ruimtelijke ordening (WRo) - in deze de gemeenten en provincies - afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. Het beleid hanteert als basisnorm dat het risico om te overlijden aan een ongeluk met een gevaarlijke stof voor omwonenden niet hoger mag zijn dan één op de miljoen (10-6). Dat betekent dat op een bepaalde plek een omwonende geen grotere kans op een dergelijk ongeluk mag hebben dan eens per 1 miljoen jaar. Dit is het zogenaamde plaatsgebonden risico.

De woningen die gepland staan in het plangebied zijn in het kader van externe veiligheid te be-schouwen als kwetsbare objecten. Dit betekent dat risicovolle objecten op voldoende afstand moeten liggen van het plangebied. Op basis van de Risicokaart Gelderland kan worden geconclu-deerd dat er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle objecten liggen. Het dichtstbij-zijnde risicovolle object (LPG installatie Servicestation Wehl Strijbosch, Broekhuizerstraat 20 te Wehl) is gelegen op ruim 1,7 km van het plangebied. Daarnaast ligt het plangebied niet in de directe nabijheid van een route waarop gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De dichtstbijzijnde transportroute betreft een gasleiding van de Gasunie, welke op ca. 1.100 meter van het plangebied is gelegen. Risico's ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen zijn dus ook niet te verwach-ten.

Op basis van de beschikbare informatie kan op dit moment geconcludeerd worden dat externe veiligheid geen belemmeringen opleveren voor de ontwikkeling van woningbouw op deze locatie. Voor het onderdeel externe veiligheid hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.

4.2.5 Bedrijvigheid

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden ge-maakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan moge-lijk worden gemaakt.

Het plan voorziet in gevoelige functies in de vorm van woningen. In de directe nabijheid van het plangebied zijn diverse bedrijven gevestigd. Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvig-heid en gevoelige functies, zoals wonen, is de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor zowel het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustige woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt geme-ten vanaf het op de plankaart aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande woningen gelegen buiten betreffend perceel. Conform de handreiking "Be-drijven en Milieuzonering" van de VNG dient echter, naast het toetsen van de toelaatbare bedrijfs-activiteiten binnen het vigerende bestemmingsplan, ook te worden gekeken naar de daadwerkelijke aanwezige bedrijfsactiviteiten en welke ontwikkelingsmogelijkheden een bedrijf planologisch nog heeft met betrekking tot reeds aanwezige bestaande gevoelige objecten.

Het plangebied maakt gezien de omliggende functies deel uit van een 'rustig buitengebied'. In de directe omgeving van het plangebied zijn de volgende bedrijven gelegen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07P228A-0003_0007.png"

1 : Gemeten op rand bouwblok

2 : VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'

Uit bovenstaande tabel is te concluderen dat er voor de bedrijvigheid op de locaties Mgr. Hendrik-senstraat 16 en 20 geen sprake is van belemmeringen. De aanbevolen afstand tot de locatie Kleef-slagsestraat 1 is groter dan de werkelijke afstand tussen de beide bouwblokken. De aanbevolen afstand is toe te schrijven aan het aspect 'Geur', echter op basis van het door Witjes Adviesbureau uitgevoerde geuronderzoek is er geen belemmering voor het plan als gevolg van het geuraspect (bij het geuronderzoek is uitgegaan van de maximaal vergunde geuremissie door het agrarisch bedrijf).

Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmering voor het plan.

4.2.6 Geurhinder

Witjes Milieuadvies B.V. heeft een onderzoek ten aanzien van de berekening van de geurbelasting uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in de bijlagen. Op de beoordelingspunten kan het volgen-de worden geconcludeerd:

  • de achtergrondbelasting afkomstig van de voor het bepalen van de geurbelasting relevante veehouderijen rondom het perceel Mgr. Hendriksenstraat 18 in Nieuw-Wehl is berekend op maximaal 13,5 ou/m3. Hierbij is de veehouderij aan de Kleefslagsestraat 1 in Nieuw-Wehl be-palend.
  • de voorgrondbelasting afkomstig van de veehouderij aan de Kleefslagsestraat 1 in Nieuw-Wehl is berekend op maximaal 13,3 ou/m3. Hierbij is gerekend vanaf de rand van het agra-risch bouwblok.
  • het percentage geurgehinderden veroorzaakt door de achtergrondbelasting is circa 15%. Het woon- en verblijfklimaat in deze omstandigheden is als redelijk goed aan te merken.
  • het percentage geurgehinderden veroorzaakt door de voorgrondbelasting afkomstig van de veehouderij aan de Kleefslagsestraat 1 in Nieuw-Wehl is circa 24%. Het woon- en verblijf-klimaat in deze omstandigheden is als tamelijk slecht aan te merken.
  • de achtergrondbelasting en de voorgrondbelasting afkomstig van de veehouderij aan de Kleefslagsestraat 1 in Nieuw-Wehl voldoen in beide gevallen aan de norm van 14,0 ou/m3 voor situaties in een concentratiegebied buiten de bebouwde kom.

Doordat een worst-case scenario is berekend en is uitgegaan van de rand van het agrarische bouw-lok zal de veehouderij aan de Kleefslagsestraat 1 in Nieuw-Wehl bij bedrijfsuitbreiding in de richting van het perceel Monseigneur Hendriksenstraat 18 kunnen voldoen aan de geldende geur-norm van 14,0 ou/m3.