direct naar inhoud van 2.2. Specifieke regels
onherroepelijk
NL.IMRO.0222.R34KE035A-0001

2.2. Specifieke regels

2.2.1 Archeologische verwachting

Ter plaatse van besluitsubvlakken 'Archeologische verwachting - 1', 'Archeologische verwachting - 2', 'Archeologische verwachting - 3' en 'Archeologische verwachting - 4' moet rekening gehouden worden met het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden.

2.2.1.1 Gebruik
2.2.1.1.1 Archeologisch rapport

Voor het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • 1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m2 (besluitsubvlakken 'Archeologische verwachting - 1' en 'Archeologische verwachting - 2'), 1000 m2 (besluitsubvlak 'Archeologische verwachting - 3') of 5000 m2 (besluitsubvlak 'Archeologische verwachting - 4') moet de aanvrager een rapport overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • 2. als uit sub 1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden voor een archeologische deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • 3. het overleggen van een rapport is niet nodig als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het bevoegde gezag kan de onder sub 2 genoemde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden.
2.2.1.1.2 Advies archeologisch deskundige

Voordat het bevoegd gezag beslist over een vergunningaanvraag als bedoeld in paragraaf 2.2.1.1 sub 1, winnen zij advies in bij een archeologische deskundige.

2.2.1.1.3 Geen archeologisch rapport

Het bepaalde onder paragraaf 2.2.1.1 sub 1 geldt niet als:

  • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • 2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 250 m2 (besluitsubvlakken 'Archeologische verwachting - 1' en 'Archeologische verwachting - 2'), 1000 m2 (besluitsubvlak 'Archeologische verwachting - 3') of 5000 m2 (besluitsubvlak 'Archeologische verwachting - 4') wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • 3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.
2.2.1.2 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 2.2.1.1, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. de afmetingen van bouwwerken;
  • b. de situering van bouwwerken;
  • c. de inrichting en het gebruik van gronden;

als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

2.2.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
2.2.1.3.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • 1. het ophogen van de bodem met meer dan 1m;
  • 2. grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m (besluitsubvlak 'Archeologische verwachting - 1') of 0,3 m (besluitsubvlakken 'Archeologische verwachting - 2', 'Archeologische verwachting - 3' en 'Archeologische verwachting - 4') onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 250 m2 (besluitsubvlakken 'Archeologische verwachting - 1' en 'Archeologische verwachting - 2' ), 1000 m2 (besluitsubvlak 'Archeologische verwachting - 3') of 5000 m2 (besluitsubvlak 'Archeologische verwachting - 4'), waartoe wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, maar ook het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakte verhardingen en het graven van een bouwput;
  • 3. bodem verlagen of afgraven (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • 4. het verlagen van het waterpeil;
  • 5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • 6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • 7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • 8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
2.2.1.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder paragraaf 2.2.1.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • 1. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • 2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
  • 3. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • 4. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van de beheersverordening een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • 5. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 gelden.
2.2.1.3.3 Beoordelingscriteria

Ten aanzien van de onder paragraaf 2.2.1.3.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • 1. de vergunning kan alleen worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast. Dit moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning moet overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Als het rapport daar aanleiding voor geeft, moet op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaatsvinden;
  • 2. het overleggen van een rapport is niet nodig als de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, die is getoetst door de archeologisch deskundige, voldoende is vastgesteld.
2.2.1.3.4 Voorschriften

Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften opnemen, waaronder:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waaronder (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel gericht zijn;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
2.2.1.3.5 Advies archeologisch deskundige

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 2.2.1.3.1 wint zij advies in bij een archeologische deskundige.

2.2.2 Ehs - ecologische verbindingszone
2.2.2.1 Algemeen

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'ehs - ecologische verbindingszone' moet rekening gehouden worden met de bescherming, behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken, en ook het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten en omgevingscondities die de realisering van de ecologische hoofdstructuur in de weg staan.

2.2.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

2.2.2.2.a Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden gelegen binnen het besluitsubvlak 'Ehs - ecologische verbindingszone' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanleggen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen en/of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • c. het verlagen van en/of het graven in de bodem en het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het (grond)waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en/of de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

2.2.2.2.b Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is vereist als:

  • a. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoudswerkzaamheden aan en vervangingswerkzaamheden van verhardingen, beplantingen en (tracés van) kabels en leidingen;
  • b. het werken en werkzaamheden betreft die:
    • 1. al in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning.

2.2.2.2.c Advies

Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een terzake deskundige. Voor zover de bewuste locatie gelegen is binnen het besluitsubvlak 'Ehs - ecologische verbindingszone' moet worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel dat door het treffen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.

2.2.3 Geluidszone industrielawaai
2.2.3.1 Algemeen

Voorzover de gronden zijn gelegen binnen het besluitsubvlak 'Geluidzone - industrielawaai' is het realiseren van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen niet toegestaan.

2.2.3.2 Specifieke regels

Het onder 2.2.3.1 opgenomen verbod geldt niet als blijkt dat de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.

2.2.4 Leiding hoogspanning
2.2.4.1 Algemeen

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Leiding - hoogspanning' moet rekening worden gehouden met de aanwezige hoogspanningsleiding en de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen met dien verstande dat in geval van strijdigheid van de regels de regels van het besluitsubvlak 'Leiding - hoogspanning' vóór de regels van het andere gebruik gaan.

2.2.4.2 Bouwregels

Op de gronden mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de hoogspanningsleiding worden gebouwd.

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast ter plaatse van het besluitsubvlak 'Leiding hoogspanning' mag maximaal 45 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2,5 m bedragen ter plaatse van het besluitsubvlak 'Leiding hoogspanning';
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Leiding hoogspanning' is het bouwen van overkappingen niet is toegestaan.

Bouwen overeenkomstig het andere daar voorkomende gebruik, is alleen toegestaan onder voorwaarden dat:

  • a. het bouwwerk geen belemmering vormt voor de aanleg, het functioneren, het onderhoud en de instandhouding van de hoogspanningsverbinding;
  • b. vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
2.2.4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

2.2.6.3.a Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden gelegen binnen het besluitsubvlak 'Leiding hoogspanning' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanleggen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen en/of het vellen of rooien van beplantingen;
  • c. het aanleggen en/of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. het verlagen van en/of het graven in de bodem en het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • e. het verlagen van het (grond)waterpeil;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en/of de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • h. het permanent opslaan van goederen.

2.2.6.3.b Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is vereist als:

  • a. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoudswerkzaamheden aan en vervangingswerkzaamheden van verhardingen, beplantingen en (tracés van) kabels en leidingen;
  • b. het werken en werkzaamheden betreft die:
    • 1. in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van het plan, en/of;
    • 2. mogen worden uitgevoerd op basis van een verleende vergunning(en).

2.2.6.3.c Voorwaarden

Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder.

2.2.5 Leiding riool
2.2.5.1 Algemeen

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Leiding - riool' moet rekening worden gehouden met de aanwezige rioolpersleiding en de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen met dien verstande dat in geval van strijdigheid van de regels de regels van het besluitsubvlak vóór de regels van het andere gebruik gaan.

2.2.5.2 Bouwregels

Op de gronden mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de rioolpersleiding worden gebouwd.

De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen ter plaatse van het besluitsubvlak 'Leiding - riool;'

Bouwen overeenkomstig het andere daar voorkomende gebruik, is alleen toegestaan onder voorwaarden dat:

  • a. het bouwwerk geen belemmering vormt voor de aanleg, het functioneren, het onderhoud en de instandhouding van de rioolpersleiding;
  • b. vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
2.2.5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

2.2.7.3.a Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden gelegen binnen het besluitsubvlak 'Leiding - riool' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanleggen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen en/of het vellen of rooien van beplantingen;
  • c. het aanleggen en/of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. het verlagen van en/of het graven in de bodem en het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • e. het verlagen van het (grond)waterpeil;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en/of de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • h. het permanent opslaan van goederen.

2.2.7.3.b Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is vereist als:

  • a. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoudswerkzaamheden aan en vervangingswerkzaamheden van verhardingen, beplantingen en (tracés van) kabels en leidingen;
  • b. het werken en werkzaamheden betreft die:
    • 1. in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van het plan, en/of;
    • 2. mogen worden uitgevoerd op basis van een verleende vergunning(en).

2.2.7.3.c Voorwaarden

Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder.

2.2.6 Leiding gas
2.2.6.1 Algemeen

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Leiding - gas' moet rekening gehouden worden met de aanwezige gastransportleiding en de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen met dien verstande dat in geval van strijdigheid van de regels de regels van het besluitsubvlak 'Leiding - gas' vóór de regels van het andere gebruik gaan.

2.2.6.2 Bouwregels

Op de gronden mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de gastransportleiding worden gebouwd.

Bouwen overeenkomstig het andere daar voorkomend gebruik, is alleen toegestaan onder voorwaarden dat:

  • a. het bouwwerk geen belemmering vormt voor de aanleg, het functioneren, het onderhoud en de instandhouding van de gastransportleiding;
  • b. vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
2.2.6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

2.2.5.3.a Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden gelegen binnen het besluitsubvlak 'Leiding - gas' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanleggen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen en/of het vellen of rooien van beplantingen;
  • c. het aanleggen en/of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. het verlagen van en/of het graven in de bodem en het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • e. het verlagen van het (grond)waterpeil;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en/of de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • h. het permanent opslaan van goederen.

2.2.5.3.b Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is vereist als:

  • a. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoudswerkzaamheden aan en vervangingswerkzaamheden van verhardingen, beplantingen en (tracés van) kabels en leidingen;
  • b. het werken en werkzaamheden betreft die:
    • 1. in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van het plan, en/of;
    • 2. mogen worden uitgevoerd op basis van een verleende vergunning(en).

2.2.5.3.c Voorwaarden

Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder.

2.2.7 Veiligheidszone lpg

In afwijking van het bepaalde in de gebruiksregels, geldt dat ter plaatse van het besluitsubvlak 'veiligheidszone lpg' geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan als bedoeld in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zoals deze gelden ten tijde van de tervisielegging van dit plan.

2.2.8 Waterkering
2.2.8.1 Algemeen

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'waterkering' moet rekening gehouden worden met het behoud en de bescherming van de aanleg en de instandhouding van een waterkering en waterstaatkundige voorzieningen.

2.2.8.2 Bouwregels

Op de gronden mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 4 m en een maximale oppervlakte van 20 m2.

Bouwen overeenkomstig het andere daar voorkomend gebruik, is alleen toegestaan onder voorwaarden dat:

  • a. het bouwwerk geen belemmering vormt voor de aanleg, het functioneren, het onderhoud en de instandhouding van de waterkering;
  • b. vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
2.2.8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

2.2.10.3.a Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden binnen het besluitsubvlak 'waterkering' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanleggen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen en/of het vellen of rooien van beplantingen;
  • c. het aanleggen en/of het dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. het verlagen van en/of het graven in de bodem en het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • e. het verlagen van het (grond)waterpeil;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en/of de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

2.2.10.3.b Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is vereist als:

  • a. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoudswerkzaamheden aan en vervangingswerkzaamheden van verhardingen, beplantingen en (tracés van) kabels en leidingen;
  • b. het werken en werkzaamheden betreft die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende:
      • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden,
      • omgevingsvergunning voor het kappen of
      • ontgrondingsvergunning.

2.2.10.3.c Advies

Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

2.2.9 Beeldbepalend pand
2.2.9.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van het besluitsubvlak 'beeldbepalend pand' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

2.2.9.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 2.2.9.1 is niet van toepassing op:

  • 1. werkzaamheden die al in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende bouw-/sloopvergunning of aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  • 2. het normale onderhoud betreffen;
  • 3. gebouwen die tengevolge van een calamiteit gedeeltelijk verloren zijn gegaan;
  • 4. bouwwerken waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist.
2.2.9.3 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 2.2.9.1 wordt slechts verleend als:

  • 1. de bestaande architectonische, cultuurhistorische en/of beeldbepalende kwaliteit niet wordt aangetast;
  • 2. op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • 3. als het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub 1, wordt de gemeentelijke commissie welstand en monumenten vooraf om advies is gevraagd.