Plan: | Saronixterrein e.o. - 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0222.R36B025A-0003 |
Bij stedelijk water en ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening is de samenwerking van Waterschap Rijn en IJssel met gemeenten in de afgelopen periode sterk ontwikkeld. Er is samen met 13 gemeenten een gemeentelijk waterplan opgesteld. Daarin spreken de gemeente en het waterschap af hoe om te gaan met het bestaande stedelijk water en welke randvoorwaarden in nieuw stedelijk gebied gelden. Verder is het stedelijk water van 14 van de in totaal 22 gemeenten overgenomen. Bij de overige gemeenten is de overdracht in voorbereiding of reeds gestart.
Voor nieuw stedelijk gebied werkt het waterschap als pilot met een stimuleringsregeling. Deze houdt in dat het waterschap financieel bijdraagt wanneer bij de nieuwbouw extra wordt geïnvesteerd in een duurzame waterhuishouding. Is dit niet het geval dan zijn de kosten voor de gemeente en derden (veroorzakingsprincipe).
Verder wordt plaatselijk stedelijk water weer zichtbaar gemaakt. Het waterschap heeft hiervoor in 2008 beleid vastgesteld. Dit houdt in dat we een bijdrage geven aan gemeenten die beduikerde watergangen willen ontkluizen. De gemeente moet daarvoor wel zelf het initiatief nemen.
Tot slot is het waterschap gestart om, in het kader van het waterkwaliteitsspoor, samen met gemeenten doelen in de vorm van streefbeelden toe te kennen aan stedelijke watergangen. Op basis van streefbeelden kunnen concrete afspraken worden gemaakt over het toekomstig gewenste beheer en onderhoud.
Plannen en maatregelen
In de periode 2010-2015 worden de volgende plannen en maatregelen uitgevoerd:
Dit plan
In het kader van het vooroverleg wordt het Waterschap Rijn en IJssel betrokken bij dit bestemmingsplan. In een eerder stadium hebben zij de watertoets goedgekeurd die bij dit bestemmingsplan is toegevoegd. Daarmee voldoet dit plan aan het beleid gesteld in het Waterbeheerplan 2010-2015.
Om hoge waterafvoeren te kunnen verwerken en regionale wateroverlast te voorkomen, wordt gekozen voor de aanpak die de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw voorstaat: vasthouden, bergen, afvoeren.
1. Vasthouden: regionale waterberging
Door water in ons regionale systeem vast te houden, wordt voorkomen dat in de grote rivieren het hoogwaterprobleem wordt versterkt. Het vasthouden van regionale waterafvoer is alleen mogelijk als er in dat systeem voldoende bergingsmogelijkheden zijn. Bij het vinden van goede bergingslocaties, hanteren we de volgende uitgangspunten:
Als hiermee rekening wordt gehouden, blijkt dat bijna de helft van de extra hoeveelheden water kan worden geborgen door de huidige waterlopen te verbreden en door enige extra berging in de beekdalen te creëren. De extra ruimte voor deze maatregel bedraagt één procent van het oppervlak van het beheersgebied (2.000 ha).
Het aanpassen van waterlopen gaat overigens goed samen met enkele andere doelstellingen en functies, namelijk: verontdieping en verbreding van het profiel van waterlopen t.b.v. hogere grondwaterstanden in een meer natuurlijk watersysteem en de inrichting van waterlopen op een landschappelijk aantrekkelijke wijze.
In een aantal stroomgebieden is aanvullende berging nodig. Deze berging wordt gezocht op het maaiveld. Deze gebieden kunnen gemiddeld één keer in de 10 tot 50 jaar onder water komen te staan. Deze wateroverlast is tijdelijk en duurt enkele dagen. De totaal benodigde oppervlakte voor maaiveldberging bedraagt 3.000 ha.
Waterberging op het maaiveld is goed te combineren met andere vormen van grondgebruik, zoals natuur of landbouw. Als door tijdelijke waterberging beperkingen worden opgelegd aan het gebruik, wordt vanzelfsprekend een regeling ter compensatie getroffen.
2. Bergen
Het tijdelijk en gecontroleerd bergen van water uit Rijn of IJssel vindt plaats in calamiteitenpolders langs Rijn en IJssel. De hiervoor benodigde ruimte bedraagt 5.000 hectare. De keuze voor gebieden die geschikt zijn als calamiteitenpolder, is gebaseerd op de huidige economische functies en de hoogteligging. Langs de Rijn zijn de volgende gebieden in principe geschikt te maken voor de tijdelijke opvang van rivierwater: Rijnstrangen, Hondsbroekse Pleij, Looveld en het zoekgebied Duivense Broek. Langs de IJssel zijn dit de Oude IJssel (benedenstrooms), Bakerwaard, Spaensweerd en Bingerden.
3. Afvoeren
Als er ondanks het vasthouden en het bergen nog steeds sprake is van te veel wateraanbod, kan dit worden opgevangen door de afvoercapaciteit van Rijn en IJssel te vergroten via verdergaande dijkverlegging en uiterwaardverlaging. Als de afvoerhoeveelheid zo groot is dat een noodsituatie ontstaat, wordt het stroomdal van de Oude IJssel voor extra afvoercapaciteit gebruikt. De hiervoor benodigde ruimte bedraagt 1.500 hectare.
Dit plan
In dit plan wordt rekening gehouden met de bovenstaande aanpak. In het plangebied wordt IT riolering aangelegd. Met deze maatregelen voldoet dit plan aan de aanpak volgens de Watervisie. Ook zal het dak van de supermarkt groen worden ingericht, waardoor hier het regenwater langer wordt vastgehouden.