Plan: | Buitengebied - 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0222.R07B300A-0002 |
De m.e.r.-plicht geldt voor:
Bij het bestemmingsplan Buitengebied zijn in dit kader in ieder geval besluiten over de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische activiteiten van belang en de activiteiten die in het bestemmingsplan kunnen leiden tot significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden.
Het plangebied ligt op een afstand van 10 kilometer van het Natura 2000 gebied Veluwe en Uiterwaarden IJssel. Hierdoor is er een risico op toename van stikstofdepositie door de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. Ontwikkelingsmogelijkheden zijn de aanwezige ruimte binnen een agrarisch bouwvlak maar ook de wijzigingsbevoegdheid voor vormverandering en vergroting van een agrarisch bouwvlak.
Dit is voldoende aanleiding voor een Passende beoordeling vanuit de Natuurbeschermings- wet 1998 en is het opstellen van een plan-MER en is het voeren van een uitgebreide m.e.r.-procedure dus noodzakelijk.
De eerste fase van de m.e.r.-procedure staat in het teken van het afbakenen en vaststellen van de beoogde aanpak en de communicatie hierover met de betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden. Hiervoor is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau MER opgesteld, waarin de reikwijdte en het detailniveau van het op te stellen MER worden beschreven.
De Notitie Reikwijdte en Detailniveau MER is gezamenlijk met het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd voor het verkrijgen van reacties.
Het MER is bijgevoegd als bijlage 1. De bijlagen van het MER zijn bij deze toelichting gevoegd als bijlagen 2, 3, 4 en 5. In bijlage 2 is de Passende Beoordeling Natuurbeschermingswet 1998 opgenomen. Het kaartmateriaal met betrekking tot ammoniak en geur is te vinden in bijlage 4.
Uit het MER blijkt dat uitbreiding van veehouderij(bedrijven) in Doetinchem kan leiden tot meer depositie van stikstof op gevoelige natuurgebieden. Deze stikstoftoename veroorzaakt verandering in de soortensamenstelling en structuur van de vegetatie, waarbij voedselminnende soorten gaan overheersen ten koste van de kenmerkende soorten.
Uit recente jurisprudentie van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de maximale planologische mogelijkheden in bestemmingsplannen, de toename van stikstofdepositie op gevoelige natuurgebieden moet uitsluiten. Dit betekent dat uitbreiding van (intensieve) veehouderij in Doetinchem niet mogelijk is op grond van de Natuurbeschermingswet. Dit moet in het bestemmingsplan goed zijn verankerd.
Hiervoor zijn een aantal oplossingen mogelijk:
Oplossing | Inhoud | Voordelen | Nadelen | Beoordeling RvS | |||
1 | Uitbreiden van bouwblokken uitsluiten. |
Geen risico op planschade. Groei veestapel binnen bestaande bouwmogelijkheden blijft! | Uitbreiden bouwblok is tijdrovend en kostbaar voor initiatiefnemer. | Toename stikstofdepositie nog steeds niet uit te sluiten. | |||
2 | Opnemen voorwaardelijke verplichting dat toename stikstofdepositie uitsluit. | Een praktische maatregel dat al door meerdere gemeenten is toegepast. | Nog niet Raad van State proof. | Toename stikstofdepositie is hierdoor uit te sluiten. | |||
3 | Geen omschakeling meer mogelijk van melkrundvee naar intensieve veehouderij en vice versa. | Risico op toename stikstofdepositie neemt af door minder mogelijkheden schaalvergroting intensieve veehouderij. | Risico op planschade. | Toename stikstofdepositie nog steeds niet uit te sluiten. | |||
4 | Beperken bouwmogelijkheden van niet benutte ruimte. |
Voorkomen schaalvergroting door opkopen niet benutte ruimte. | Groot risico op planschade. | Kans op toename stikstofdepositie zeer klein maar nog steeds niet uit te sluiten. | |||
5 | Wegsaneren locaties met intensieve veehouderij. | Meer mogelijkheden voor natuur, recreatie en wonen. | Grote financiële investering nodig voor opkopen bedrijven. | Toename stikstofdepositie nog steeds niet uit te sluiten. | |||
6 | Opnemen voorwaardelijke verplichting voor grondgebondenheid. | Beschikbare grond is plafond melkveestapel. | Gemeente loopt vooruit op Omgevingsplan provincie. | Toename stikstofdepositie nog steeds niet uit te sluiten. |
In dit bestemmingsplan is gekozen voor het verwerken van oplossing 2 en 3.
Oplossing 2:
In het bestemmingsplan als voorwaarde opnemen dat bedrijfsontwikkeling slechts mogelijk is
als dat niet leidt tot toename van de depositie.
In het bestemmingsplan is een voorwaarde opgenomen dat bedrijfsontwikkeling slechts wordt toegestaan onder voorwaarde van het niet toenemen van de depositie van ammoniak en/of slechts mogelijk is in overeenstemming met het beleid van de PAS en het daarvoor geldende provinciale convenant Stikstof en Natura 2000. De veehouder moet dit aantonen met een Natuurbeschermingswet-vergunning voor de uitbreiding of bewijzen dat hij deze vergunning niet nodig heeft.
Oplossing 3:
Mogelijkheden voor groei van de (intensieve) veehouderij in het bestemmingsplan beperken
door omschakeling naar (intensieve) veehouderij uit te sluiten.
Door de ontwikkeling naar minder maar grotere bedrijven komen bestaande locaties van stoppende agrarische bedrijven vrij. Deze vrijkomende locaties kunnen benut worden door bedrijven met uitzicht op schaalvergroting. Daarom staat een groeiend aantal gemeenten (bijvoorbeeld Wageningen, Etten-Leur, Bernheze) omschakelen van niet intensieve agrarische bedrijven naar intensieve veehouderij al niet meer toe. Doetinchem gaat deze lijn ook volgen. Omschakeling van overige agrarische bedrijven naar grondgebonden veehouderij (melkvee) is desgewenst ook uit te sluiten om kans op groei van de melkveestapel in Doetinchem te beperken.
Door omschakeling naar (intensieve) veehouderij uit te sluiten loopt de gemeente een risico op planschade van maximaal € 7,7 miljoen (bron: analyse van SAOZ). Met een aankondiging bij het ontwerpbestemmingsplan en een uitvoering van deze oplossing over twee jaar, is dit risico uit te sluiten. Er is dan sprake van zogenaamde 'passieve risico-aanvaarding'.
Door deze twee oplossingsrichtingen te verwerken in het bestemmingsplan, is de verwachting aanwezig dat de toename aan stikstofdepositie in de kwetsbare natuurgebieden wordt beperkt en dus voldaan wordt aan de Natuurbeschermingswet. Het verwerken van de andere oplossingsrichtingen is daardoor niet nodig.
Het kan zijn dat op termijn het gewenst is om ook oplossingsrichting 6, de eis voor grondgebondenheid van melkveehouderij, op te nemen in het bestemmingsplan. Dit is pas duidelijk als de provincie de Omgevingsvisie heeft vastgesteld. Hiervoor kan dan een herzieningsprocedure doorlopen worden.
Naast het bovenstaande moet ook in ogenschouw genomen worden dat sinds de vaststelling van de nu geldende bestemmingsplannen van de voormalige gemeenten Wehl en Doetinchem vele agrarische bedrijven zijn gestopt. Veel deze vrijkomende agrarische bouwvlakken zijn de afgelopen jaren benut voor andere functies. Bij deze actualisatie van het bestemmingsplan zijn deze functies meegenomen. Veelal is er nu alleen sprake van wonen in de voormalige bedrijfswoning. Deze locaties hebben de bestemming Wonen gekregen. Hierdoor is het aantal agrarische bouwvlakken in het plangebied sterk afgenomen.
Al met al is de conclusie te trekken dat het bestemmingsplan geen grote nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben.
Toetsingsadvies commissie m.e.r.
De commissie m.e.r. heeft op 10 juni 2013 het toetsingsadvies op het MER uitgebracht. Deze is als bijlage 6 bij de toelichting gevoegd. Als gevolg van het toetsingsadvies is een aanvulling op het MER gemaakt. Dit is bijlage 7. Als gevolg van het toetsingsadvies en de aanvulling op het MER zijn de regels ten opzichte van het ontwerp aangevuld. Deze aanvulling is: