direct naar inhoud van 4.2 Milieuaspecten
Plan: Verheulsweide - Vredesteinterrein 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R04B102A-0005

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Bodem

Bij een bestemmingsplan moet worden bepaald dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Om dit te bepalen is door Acorius Advies bv. een onderzoek met kenmerk 0739004/sp d.d. 5 oktober 2007 verricht conform de NEN 5725, 5740 en 5707. Uit het onderzoek is gebleken dat vrijwel de gehele locatie geschikt is voor het beoogde gebruik. Uitzondering hierop vormt een aangetroffen zinkverontreiniging ter plaatse van een aangetroffen stort. Bij ontgravingen en afvoer van grond dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van arseen. Ten aanzien van arseen is geen nader onderzoek noodzakelijk. Op basis van goedkeuring door de provincie is het afgraven van de verontreinigde grond reeds gestart, waarbij de zinkverontreiniging in zijn geheel is afgevoerd. Eerdere voornemens voor hergebruik van de met zink verontreinigde grond zijn door de provincie niet goedgekeurd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R04B102A-0005_0015.jpg"
Afbeelding 4.1: Overzicht bodemverontreiniging plangebied (Bron: Bodematlas provincie Gelderland)

Na afronding van de totale sanering (grondwater en later aangetroffen rubberverontreiniging) zal een saneringsevaluatie opgesteld worden welke door het bevoegd gezag goedgekeurd moet worden.

In het kader van toekomstige omgevingsvergunningprocedures voor het aspect 'bouwen' zal inzichtelijk gemaakt moeten worden dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Het aspect bodemkwaliteit vormt voor onderhavige bestemmingsplanprocedure geen belemmering. Na afronding van de sanering zal de bodem geschikt zijn voor het voorgenomen gebruik. Het verkennend bodemonderzoek is als bijlage 2 bijgevoegd.

4.2.2 Akoestiek

In opdracht van Van Wijnen Oost BV is, door Aveco de Bondt, voor de te ontwikkelen Vredestein locatie te Doetinchem een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De planlocatie is gesitueerd op een geluidbelaste locatie. Het plangebied valt in de wettelijke geluidzones (invloedgebieden van geluid) van de industrieterreinen Hamburgerbroek en Verheulsweide, de wegen Havenstraat, Stationstraat en Industriestraat en het spoortraject Arnhem – Winterswijk. Op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Parapluherziening Geluidzone Verheulsweide' zijn binnen het plangebied geen grote lawaaimakers toegestaan. In onderhavig bestemmingsplan wordt hier tevens invulling aangegeven door enkel bedrijven in de categorie 1 en 2 toe te staan (met afwijking categorie 3.1). Grote lawaaimakers vallen niet onder deze categorieën. In het onderzoek zijn de geluidbelasting bepaald in relatie tot de beoogde bestemmingen.

Onderstaand zijn de conclusies weergegeven, het gehele onderzoek is als bijlage 3 bijgevoegd.

  • het realiseren van onderwijs in het noordelijk deel van het plangebied mogelijk is. Hiervoor dienen echter wel hogere waarden overwogen te worden vanwege weg-, spoorweg- en
    industrielawaai;
  • voor het realiseren van maatschappelijke doeleinden met geluidgevoelige verblijfsruimten,
    in het noordoostelijk deel van het plan, verregaande maatregelen nodig zijn om dit mogelijk te maken. Vanwege industrielawaai wordt verzocht de maximale hogere waarde te verlenen vanwege de industrieterreinen Hamburgerbroek en Verheulsweide om de realisatie van
    geluidgevoelige objecten mogelijk te maken. Verder dienen voor het spoorweglawaai
    hogere waarden overwogen te worden;
  • voor een psychiatrische gezondheidszorgfunctie is de geluidbelasting van verschillende
    schetsontwerpen uitgewerkt. Hieruit blijkt dat de realisatie van een dergelijke gebruiksfunctie mogelijk is binnen de grenzen van de Wet en het gemeentelijk
    geluidbeleid;
  • maatregelen aan de verschillende bronnen of in de overdracht zijn niet effectief of stuiten
    op onder andere landschappelijke, stedenbouwkundige en financiële bezwaren. Op dit
    moment is de doelmatigheid van mogelijk te treffen maatregelen nog niet te bepalen daar
    nog geen definitieve gebruiksfuncties en gebouwontwerpen bekend zijn;
  • voor het realiseren van kantoorfuncties in het zuidelijk deelgebied voor bedrijven of in het
    ketelhuis aanvullende geluidwerende maatregelen noodzakelijk zijn om aan het in het
    Bouwbesluit gestelde binnenniveau te kunnen voldoen.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect 'akoestiek' niet belemmerd is voor de uitvoering van de beoogde ontwikkeling, wanneer voldaan wordt aan bovenstaande uitgangspunten.

4.2.3 Lucht

In de 'Wet luchtkwaliteit' (hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer) zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen om o.a. de verkeersgerelateerde emissies (o.a. fijnstof en stikstofdioxide) te reguleren.

Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Bij ruimtelijke ontwikkelingen als welke in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, zijn de grenswaarden van fijnstof (PM10) en van NOx van belang. Voor beide stoffen bedraagt die grenswaarde 40 µg/m3 .

Door Aveco de Bondt is een onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd. Onderstaand staan de conclusies weergegeven. Het gehele onderzoek is in de bijlage 4 weergegeven.

De luchtkwaliteitseisen staan gegeven in de 'Wet luchtkwaliteit' (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2). Als kan worden aangetoond dat aan één of een combinatie van voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitvoeren van de plannen.

Deze voorwaarden zijn:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van fijn stof en stikstofdioxide;
  • d. een project is opgenomen binnen het NSL of een regionaal programma van maatregelen.

Uit de berekeningen komt naar voren dat de luchtkwaliteit langs de onderzochte wegen ruimschoots onder de gestelde grenswaarden uit de Wet milieubeheer blijven van 40 µg/m3 voor de kritische parameters fijn stof en stikstofdioxide. Tevens wordt het aantal overschrijdingsdagen van 35 dagen voor het 24-uurs gemiddelde van 50 µg/m3 zoals gesteld in de Wet milieubeheer voor de parameter fijn stof niet overschreden.

Er is derhalve geen sprake van overschrijding of dreigende overschrijding van de grenswaarden. Hierdoor wordt voldaan aan voorwaarde a. van de 'Wet Luchtkwaliteit'. Hierdoor vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitvoeren van de plannen.

4.2.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie van gevaarlijke stoffen en het transport van gevaarlijke stoffen. Voor het aspect externe veiligheid gelden verschillende wetten en regelingen. De belangrijkste zijn het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' en de 'Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Bij externe veiligheid wordt een onderscheidt gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans weer dat een persoon komt te overlijden vanwege een ongewoon incident met gevaarlijke stoffen, indien die persoon zich gedurende een geheel jaar (24 uur per dag) en onbeschermd op een bepaalde afstand van de risicobron bevindt. Voor het PR zijn normen opgesteld waaraan dient te worden voldaan (grenswaarden) en normen waarvan slechts gemotiveerd mag worden afgeweken (richtwaarden). Het groepsrisico (GR) geeft de kans weer dat in één keer een groep mensen komt te overlijden, vanwege een ongewoon incident met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt geen norm, maar een oriënterende waarde. Die oriënterende waarde is het ijkpunt voor het gemeentebestuur om te bepalen of het GR aanvaardbaar is.

Ter bepaling of wordt voldaan aan de eisen voor externe veiligheid is een onderzoek verricht. Uit dat onderzoek is gebleken dat aan de grenswaarden voor het PR wordt voldaan en dat het GR niet toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie. Het gehele onderzoek naar luchtkwaliteit is als bijlage 4 bijgevoegd.

Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.2.5 Bedrijvigheid

Gekeken moet worden of in de omgeving geen bedrijven in hun bedrijfsvoering worden belemmerd als gevolg van het onderhavige bestemmingsplan. Eveneens moet duidelijk zijn of toegestane functies in de omgeving de beoogde ontwikkeling in dit bestemmingsplan al dan niet belemmeren.

Om bovenstaande redenen is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen in en om het plangebied vanwege de beoogde milieubelastende en milieugevoelige functies in het plangebied. Dit bestemmingsplan voorziet namelijk in de oprichting van milieubelastende functies (bedrijven, kantoren, detailhandel) en van milieugevoelige functies (onderwijsvoorzieningen en zorgvoorzieningen).

Het onderzoek is gebaseerd op het principe van voldoende afstand houden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, zodat deze functies elkaar niet hinderen. In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) zijn richtafstanden gegeven waarbinnen zeer waarschijnlijk geen hinder op zal treden tussen een milieubelastende en een milieugevoelige functies.

Uit het onderzoek blijkt dat de in dit bestemmingsplan voorziene afstanden tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in alle gevallen voldoen aan de richtafstanden uit de VNG uitgave, met uitzondering van de afstand tussen het onderwijsgebouw (ROC) en een mogelijke plaatwerkerij (Kwikfit). Er zijn echter voldoende geluidsreducerende maatregelen mogelijk om ook in dit geval mogelijke geluidhinder te voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

Het aspect bedrijvigheid vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Het onderzoek naar bedrijven en milieuzonering is als bijlage 6 bijgevoegd.