direct naar inhoud van 2.3 Regionaal beleid
Plan: Slangenburg Natuurontwikkeling - 2010
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07P238A-0004

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Regionale Structuurvisie Achterhoek

De Regionale Structuurvisie Achterhoek, d.d. 26 april 2004, is een document dat is opgesteld door de regio Achterhoek ten behoeve van het leveren van een gebiedsgerichte bijdrage aan het Streekplan Gelderland 2005. Op basis van de huidige ruimtelijke structuur en de ambities is nagedacht over hoe karakteristieken en kwaliteiten in de toekomst verder ontwikkeld moeten worden. Dit heeft geleid tot het strategisch ontwikkelingsbeeld. Centraal staat daarbij dat de regio de kenmerkende landschappelijke verschillen in de toekomst wenst te behouden en te versterken of te herstellen. De karakteristieken van de landschapstypen bieden aanknopingspunten voor de inpassing van nieuwe ontwikkelingen. Daarbij wordt de ecologische hoofdstructuur beschouwd als belangrijke structuurdrager van het landschap. Ook de verspreid liggende dorpen vormen een belangrijk onderdeel van het ontwikkelingsbeeld.

In de structuurvisie zijn twee doelstellingen met elkaar vervlochten. Enerzijds wordt een grotere dynamiek in de regio nagestreefd anderzijds is het behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteiten een centrale doelstelling. Middels het gelaagd principe worden nieuwe ontwikkelingen zodanig gestuurd dat zij zo goed mogelijk passen in het strategisch ontwikkelingsbeeld. Er bestaan drie lagen:

  • Het landelijk gebied met als doelstelling streven naar behoud van rust, ruimte en groen. Daarbij moet het unieke agrarische cultuurlandschap zoveel mogelijk behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. Daarnaast dient de realisatie van de ecologische hoofdstructuur en de ecologische verbindingszones te worden voortgezet. Dit betekent dat 'stenige' en hoogdynamische ontwikkelingen in het landelijk gebied beperkt worden. Als tweede doelstelling is het streven erop gericht om het landelijk gebied vitaal en levend te houden waarbij het teruglopen van de landbouw belangrijk aandachtspunt is. Daarbij moeten mogelijkheden worden geboden voor nieuwe economische functies in het landelijk gebied zonder dat hiermee de landelijke kwaliteit wordt aangetast;
  • In het dorpenlandschap vormen de dorpen de basis voor de regionale werkgelegenheid, het voorzieningenaanbod en de leefbaarheid op het platteland. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen zoveel mogelijk gericht te zijn op concentratie in de bestaande kernen (buurtschappen, kerkdorpen en gehuchten);
  • De dragerszone is bedoeld voor ontwikkelingen die van belang zijn voor de regionale economie of zelfstandigheid van de achterhoek maar die qua aard niet passen in het dorpenlandschap. Het gaat dan in principe om ontwikkelingen met grote ruimtelijke effecten. Als dragerszone is het gebied gekozen dat het best ontsloten is naar de rest van Nederland. De A18 vormt daarbij de ruggengraat en de stad Doetinchem speelt in deze zone een belangrijke rol.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.R07P238A-0004_0004.jpg"

Structuurvisie

Het projectbesluit Slangenburg Natuurontwikkeling - 2010 ligt het landelijk gebied. Voor het plangebied staan in de Structuurvisie Achterhoek geen specifieke ontwikkelingen beschreven.

2.3.2 Reconstructieplan Achterhoek en Liemers

De gronden rond de Slangenburg zijn locaties die vallen binnen de werkingssfeer van het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers.In het Reconstructieplan wordt onderscheid gemaakt in drie zones: extensiveringsgebied, verwevingsgebied en landbouwontwikkelingsgebied.

De te ontwikkelen gronden voor natuur zijn gelegen binnen het extensiveringsgebied. Hierbinnen ligt het primaat bij natuur of wonen. Uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderijen is hier niet mogelijk. Dit houdt verband met de gevoeligheid van het extensiveringsgebied dat voornamelijk bestaat uit bestaande kwetsbare natuurgebieden met een beschermingszone van 250 meter daar omheen. In deze gebieden gaat het naast ammoniak ook om de realisatie van de EHS, de realisatie van landschappelijke doelstelling en om maatregelen op het gebied van water.

De toevoeging van nieuwe natuur, gelegen binnen de EHS en het extensiveringsgebied, past binnen het provinciaal beleid. Met de toevoeging van nieuwe natuur wordt voldaan aan de uitgangspunten die gelden binnen de EHS , namelijk het behoud en de ontwikkeling van natuur. De te nemen inrichtingsmaatregelen en de na te streven natuurdoelen passen binnen het Gebiedsplan natuur en landschap.

De functieverandering van agrarisch naar natuur heeft geen ruimtelijke gevolgen en zal daardoor geen negatieve ruimtelijke effecten hebben op het gebruik van omliggende gronden en het landschapspatroon.

2.3.3 Gebiedsplan natuur en landschap Gelderland

Het doel van het gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland is het versterken van natuur, bos en landschap in de provincie Gelderland. Dit plan geeft voor de gehele provincie aan welke natuur-, bos- en landschapsdoelen de provincie wil realiseren.

Oost-Gelderland staat bekend als het gebied waar natuur en cultuur met elkaar verweven zijn; de natuurwaarden zijn het resultaat van eeuwenlange menselijke invloed. De meest bijzondere natuurwaarden zijn ten eerste verbonden aan beken en beekbegeleidende bossen, die vaak onderdeel van landgoederen zijn. Hoewel de meeste beken gegraven en vergraven zijn, zijn er hoge natuurwaarden aanwezig, die kunnen toenemen wanneer de beek meer ruimte krijgt.

Veel bos in de Achterhoek ligt in kleine eenheden, waardoor het kwetsbaar is voor inspoeling van mest en verdroging. Ook is er veel verspreide woon- en recreatiebebouwing in bossen aanwezig. De restanten van de woeste gronden zijn van groot belang: hoogveen, natte heide, vennen, blauwgrasland, etc. Naast Winterswijk en Graafschap liggen deze ook in de centrale Achterhoek (Koolmansdijk).

De laatste decennia is door natuurherstel en natuurontwikkeling op diverse plaatsen soortenrijk schraalland tot ontwikkeling gekomen, bijvoorbeeld de Heidenhoekse vloed bij Zelhem. Andere terreinen zijn flink uitgebreid, zoals Koolmansdijk bij Lievelde.
In de heidebebossingen en in de centrale Achterhoek liggen nog diverse mogelijkheden om deze zeldzame en bedreigde levensgemeenschappen te herstellen. De stikstofdepositie is echter overal te hoog. Vooral de natuur op de arme zandgronden staat hierdoor onder druk. Het betreft heide, hoogveen, vennen en bossen op zandgrond. Door verdroging wordt het effect van de stikstofdepositie versterkt.

De kleinschalige verweving van natuur en cultuur heeft verschillende kanten. Deze is landschappelijk en recreatief aantrekkelijk en maakt het gebied geschikt voor allerlei dieren, zoals insecten (weidebeekjuffer, bont dikkopje), amfibieën (kamsalamander, boomkikker), vogels (steenuil, kerkuil) en de das. De rijk geschakeerde structuur geeft veel mogelijkheden voor kleinschalige natuurontwikkeling in combinatie met landschapsherstel.

De natuurwaarden staan echter constant onder druk van andere functies en herstel van de noodzakelijke milieu- en watercondities stuit op veel weerstand. Versnippering ligt op de loer en het tot stand brengen van robuuste eenheden is moeilijk.

De kernkwaliteiten in Oost-Gelderland bestaan onder andere uit:

  • de verbinding tussen de restanten van (natte) heideterreinen, heischrale terreinen en blauwgraslanden binnen de Graafschap (met bijvoorbeeld Groote veld, Beekvliet) en Winterswijk (met bijvoorbeeld Wooldse Veen en Korenburgerveen) door het middengebied van de Achterhoek (met Lievelderveld, Koolmansdijk, Nijkampsheide, Konijnendijk);
  • het vanuit ecologisch opzicht samenhangend geheel van landgoederen, natuurgebieden, bossen, beken en landschapselementen in het kleinschalige agrarisch cultuurlandschap waarvan soorten als de das, amfibieën en vleermuizen afhankelijk zijn.

Ontwikkelingsopgaven in Oost-Gelderland zijn onder andere:

  • het uitbreiden en hydrologisch herstel van de heide- en schraallandreservaten zodat robuuste, duurzame eenheden ontstaan;
  • het terugdringen van stikstofdepositie op natuurterreinen en stikstof- en fosfaatbelasting van beken en andere wateren;
  • het vergroten van de ecologische samenhang binnen de Graafschap en Winterswijk door de realisatie van nieuwe natuur, herstel en aanleg van landschapselementen, kleinschalige natuurontwikkeling en het nemen van hydrologische herstelmaatregelen op landschapsschaal;
  • het aanleggen van natte landschapselementen voor amfibieën (vooral in het middengebied ook buiten de EHS);
  • het verbinden van de belangrijkste natuurkernen (vooral Graafschap, Hummelo-Keppel/ Slangenburg, Montferland, Needse Achterveld e.o. en Winterswijk) door het realiseren van ecologische verbindingszones en robuuste verbindingen (Veluwe - Duitsland door de Achterhoek, Veluwe - Reichswald door de Liemers). Vooral de verbindingen in verstedelijkende gebieden zoals rond A1 en A/N18, bij Doetinchem en in de Stedendriehoek (met onder andere Zutphen, Lochem) liggen onder druk, de realisatie behoeft de nodige aandacht;
  • het herstel van verdroogde natuurterreinen.