Plan: | Oostelijke Randweg 2009 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0222.R17B063A-0005 |
Bij een bestemmingsplan moet worden bepaald of de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Het voorliggende bestemmingsplan is een herziening van de geldende bestemmingsplannen in het plangebied.
In het kader van de Milieu effect rapportage voor de Oostelijke Randweg is een onderzoek uitgevoerd om de geschiktheid van de ondergrond voor de Oostelijke Randweg te bepalen.
Dit onderzoek is onvoldoende voor dit bestemmingsplan. Ten behoeve van dit ontwerp bestemmingsplan is daarom een nieuw bodemonderzoek uitgevoerd in de vorm van een historisch vooronderzoek. Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 6 Vooronderzoek Bodem ORW-tracé Doetinchem (ARCADIS, 03-12-09, 074283787:B.1! / jbp).
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat binnen het Oostelijke Randweg-tracé diverse verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden die (mogelijk) hebben geleid tot bodemverontreiniging. Het betreft activiteiten die in het gemeentelijk Historisch Bodem Bestand geregistreerd staan als potentieel verdacht. Er heeft bodemonderzoek plaatsgevonden aan de Rembrandtweg 4 (kippenslachterij Esbro) en Iepenlaan 4 (voormalige galvaniseerinrichting). Op beide locaties is ernstige bodemverontreiniging aanwezig, maar de verontreinigingscontouren liggen buiten het tracé van de Oostelijke Randweg. Op enkele locaties binnen het onderzoeksgebied hebben (huis)brandolietanks gestaan, die inmiddels zijn verwijderd. Daarnaast heeft binnen het Oostelijke Randweg-tracé een spoorlijn gelegen met een station en is een boerderij gesloopt. Hiervan zijn geen bodemonderzoeken bekend.
Voornamelijk in de bufferzone van het zuidelijk deel van het tracé zijn verdachte activiteiten bekend die niet zijn onderzocht. Het betreft hier onder andere dempingen, een timmerwerkplaats/lederwarenindustrie en HBO-/brandstoftanks.
Er zijn geen onderzoeken bekend waarin asbest is aangetoond binnen het onderzoeksgebied. Binnen het gebied bestaat een zeer kleine tot kleine kans op het aantreffen van asbest volgens de asbestkansenkaart.
Binnen en nabij het onderzoeksgebied zijn enkele bodemonderzoeken uitgevoerd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat binnen het onderzoeksgebied in de bovengrond en grondwater licht verhoogde gehaltes (voornamelijk zware metalen of PAK) voorkomen, van historische antropogene of natuurlijke oorsprong. De ondergrond bevat over het algemeen geen verhoogde gehaltes.
Aanbevelingen
Ten behoeve van de realisatie van de Oostelijke Randweg is in het kader van het verkrijgen van (aanleg)vergunningen en bij het aankopen van percelen meer inzicht nodig in de daadwerkelijke actuele bodemkwaliteit binnen het plangebied.
Een bodemonderzoek uitgevoerd volgens NEN 5740 moet uitwijzen of binnen het tracé verdachte activiteiten mogelijk hebben geleid tot de aanwezigheid van (sterke) bodemverontreiniging waarvoor (sanerings)maatregelen nodig zijn.
In het zuidelijk deel van het tracé nabij de Rembrandtweg wordt de spoorlijn Doetinchem-Winterswijk doorkruist. Wanneer voor de aanleg van de tunnel (bron)bemaling noodzakelijk is, moet onderzocht worden of ongewenste verspreiding van bestaande aanwezige (grondwater)verontreinigingen wordt voorkomen.
Tot slot is binnen het plangebied, aan de Vossenstraat 25, een voormalige oprit bestaande uit puin aanwezig. Geadviseerd wordt om hier in ieder geval een verkennend asbestonderzoek uit te voeren.
Conclusie
Op grond van de resultaten van het bodemonderzoek wordt geadviseerd om voor de realisatie van de Oostelijke Randweg in een NEN 5740 bodemonderzoek de volgende zaken nog nader te onderzoeken:
Resultaten geohydrologisch bodemonderzoek MER
Voor de volledigheid zijn de resultaten uit het onderzoek in het kader van de milieueffect rapportage onderstaand weergegeven.
De geohydrologische bodemopbouw ter plaatse van de Zumpe is bekeken aan de hand van REGIS II en is weergegeven in onderstaande tabel.
Geohydrologische lagen | Formatie | Dikte (m) |
1e watervoerende pakket | Boxtel zand Kreftenheye zand |
15 tot 20 |
2e watervoerende pakket | Gestuwd complex | 10 tot 13 |
3e watervoerende pakket | Peize-Waalre zand | 15 tot 20 |
1e slecht doorlatende laag | Oosterhout Complex | 35 tot 40 |
4e watervoerende pakket | Breda zand | 15 tot 20 |
Geohydrologische basis | Breda klei | > 250 |
Voor dit project speelt het 1e watervoerende pakket een belangrijke rol. De samenstelling van het 1e watervoerende pakket is lokaal zeer heterogeen.
Op zeer geringe diepte zijn beekleem afzettingen aangetroffen. Deze slecht doorlatende lagen hebben een grote invloed op de lokale grondwaterstromingen.
In het plangebied komen twee locaties voor met bodemverontreiniging. Deze locaties bevinden zich bij de spoorlijn en ter plaatse van het Esbro-terrein.
Er treden geen veranderingen op in de bodemopbouw en bodemkwaliteit bij de realisatie van de Oostelijke Randweg.
Conclusie
In het plangebied komen twee locaties voor met bodemverontreiniging. De locatie bij de spoorlijn is gesaneerd. De bodemverontreiniging bij het Esbro-terrein levert geen problemen op, omdat het tracé hier omheen loopt.
De realisatie van de Oostelijke Randweg heeft geen invloed op de bodemkundige aspecten. De ondergrond is geschikt voor het realiseren van de Oostelijke Randweg.
Op grond van bovenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit plan. Wel wordt geadviseerd om voor de realisatie van de Oostelijke Randweg een NEN 5740 bodemonderzoek uit te laten voeren.
Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen opgenomen. Voor wegverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Het eventueel corrigeren van de berekende waarde wordt in het kader van het uit te voeren onderzoek meegenomen. Er is van rechtswege een zone gelegen langs iedere weg, met uitzondering van woonerven en 30 km gebieden.
In het kader van het MER is globaal onderzocht waar mogelijk maatregelen gewenst zijn. Doel van dit onderzoek was inzicht te krijgen in het aantal woningen met een geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde en de geluidbelasting per hectare in verband met de mogelijke verstoring van natuur. Per variant is bepaald of er per saldo verbetering is. In het MER is aangegeven dat in het kader van de planologische procedure, bij het bestemmingsplan, een verdiepingsonderzoek zal worden uitgevoerd. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden. Het onderzoeksrapport van dit verdiepingsonderzoek is opgenomen in Bijlage 7 Akoestisch onderzoek verkeerslawaai Oostelijke Randweg Doetinchem (ARCADIS, 31-05-10, B02013.000040). Onderstaand worden de resultaten uit het onderzoek weergegeven.
Bij de aanleg van een nieuwe weg geldt volgens de Wet geluidhinder een grenswaarde van 48 dB. Onder voorwaarden is het mogelijk dat de gemeente een hogere grenswaarde vaststelt. De hoogst toelaatbare grenswaarde bedraagt 63 dB voor stedelijk gebied en 58 dB voor buitenstedelijk gebied.
Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek wegverkeer ten behoeve van de Oostelijke Randweg blijkt dat wanneer geen maatregelen worden getroffen om de geluidbelasting terug te dringen er meer dan 200 woningen alsmede een school zijn met een geluidbelasting van meer dan 48 dB vanwege de aanleg van een nieuwe weg. Ook zijn er 2 woningen waar de maximaal te verlenen ontheffingswaarde van 63 dB wordt overschreden. Na toepassing van zeer stil asfalt blijven daar nog ruim 150 woningen en een school van over. Ook blijft er nog 1 woning over waar de maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt overschreden.
Daarnaast zijn er 4 woningen waar een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder optreedt voor de Ondernemingsweg. Het toepassen van stil asfalt is hier vanwege het vele optrekken en afremmen van verkeer niet aan te bevelen. Daarom zal voor deze 4 woningen een hogere waarde moeten worden aangevraagd.
Vervolgens is onderzocht wat het effect van het plaatsen van schermen is. Uitgangspunt hierbij was dat getracht is bij zoveel mogelijk woningen de grenswaarde van 48 dB niet meer te overschrijden. Gezien het toch enigszins stedelijke karakter van het gebied, is er voor gekozen om een maximale hoogte van 4 meter boven wegdek te gebruiken. Bij de bestemmingen waar een geluidsbelasting van meer dan 63 dB heerst, ondanks de bronmaatregelen, moet in ieder geval een overdrachtsmaatregel getroffen worden.
Uit een nadere beschouwing van de schermmaatregelen volgt dat schermen ter hoogte van de Varsseveldseweg 234 en Vossenstraat 27 en 29 niet realiseerbaar zijn vanwege cultuurhistorische belemmeringen en het wegbestemmen van de woning aan de Vossenstraat 27. De woning aan de Vossenstraat 29 zit niet in het bestemmingsplan. Voor de overige korte schermen aan de Frans Halsweg, Rembrandtweg, Vijverlaan, en Zelhemseweg moet in een later stadium nog een haalbaarheidsstudie uitgevoerd worden. Voor de woningen nabij deze schermen wordt daarom voor de bestemmingsplanprocedure (en de aanvraag van hogere waarden) uitgegaan van de worst-case situatie dat deze schermen niet gerealiseerd worden.
Indien de voorgestelde overdrachtsmaatregelen langs de Oostelijke Randweg worden uitgevoerd, te weten schermen met een hoogte van 1 tot 4 meter, blijven er voor de Oostelijke Randweg nog 112 woningen over waar een hogere waarde noodzakelijk is in het kader van de nieuwe aanleg.
Langs de Ondernemingsweg stuit het plaatsen van schermen op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en technische aard, zodat vanwege de reconstructie van deze weg een hogere waarde verleend moet worden voor 4 woningen.
De door de gemeente Doetinchem vast te stellen hogere waarden, uitgaande van de geplande voorzieningen, zijn opgenomen in het akoestisch onderzoeksrapport Bijlage 7 Akoestisch onderzoek verkeerslawaai Oostelijke Randweg Doetinchem (ARCADIS, 31-05-10, B02013.000040) van dit bestemmingsplan.
Bij het verlenen van hogere waarden moet ook de gecumuleerde geluidsbelasting inzichtelijk gemaakt worden. Dit inzicht wordt eveneens gegeven in het akoestisch onderzoeksrapport Bijlage 7 Akoestisch onderzoek verkeerslawaai Oostelijke Randweg Doetinchem (ARCADIS, 31-05-10, B02013.000040) van dit bestemmingsplan. De cumulatie (Lcum) is uitgevoerd in overeenstemming met bijlage 1 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Hierbij is het toegestaan om na vaststelling van de gecumuleerde geluidsbelasting een aftrek toe te passen van 2 dB teneinde deze berekende geluidsbelastingen te kunnen vergelijken met de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Deze aftrek is in dit onderzoek niet toegepast, omdat de gecumuleerde geluidsbelasting ook gehanteerd kan worden om te bepalen of gevelgeluidwerende maatregelen nodig zijn.
Bij alle woningen waar een hogere grenswaarde wordt vastgesteld moeten zo nodig maatregelen ten behoeve van de gevelgeluidwering worden uitgevoerd. Dit onderzoek valt buiten dit onderzoek en zal na vaststelling van het bestemmingsplan apart worden uitgevoerd.
Maatregelen
Ten behoeve van de realisatie van de Oostelijke Randweg en het beperken van geluidoverlast worden bronmaatregelen getroffen. De Oostelijke Randweg wordt in het geheel voorzien van stil asfalt met een geluidreductie van minimaal 2 dB. Ook wordt gekeken naar een goede inpassing van de weg in het landschap c.q. naar de hoogteligging van de weg en worden zo nodig afschermende maatregelen genomen. Dit kunnen bijvoorbeeld grondwallen of geluidsschermen zijn. Met de geluidreducerende maatregelen die genomen worden wordt rekening gehouden in de regels van dit bestemmingsplan. Welke maatregelen concreet genomen worden wordt beschreven in paragraaf 5.3 Akoestiek van dit bestemmingsplan.
Aanpassingen bestaande infrastructuur en gevolgen voor geluid
De Frans Halsweg wordt aan de oostzijde van de Oostelijke Randweg, tussen de Oostelijke Randweg en de woningen aan de Iepenlaan en de Frans Halsweg, verbonden met de Terborgseweg. De gevolgen voor de geluidbelasting op de woningen aan de Frans Halsweg en Iepenlaan zijn in beeld gebracht.
Uit de rekenresultaten voor de Lijsterbeslaan volgt dat in de toekomstige situatie ten opzichte van de huidige situatie ter plaatse van alle rekenpunten de geluidsbelasting af neemt. In de huidige situatie wordt ter plaatse van de woningen aan de Iepenlaan 1 en 4 en de woningen aan de Frans Halsweg 44 en 46 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. In de toekomstige situatie is alleen ter plaatse van de woningen aan de Frans Halsweg 44 en 46 nog sprake van een geluidsbelasting die iets hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (maximaal 2 dB hoger). Formeel is er geen sprake van overschrijding meer omdat de weg is afgewaardeerd tot 30 km/uur en is toetsing aan de wettelijke grenswaarden niet meer van toepassing.
Als gevolg van deze wijziging neemt ook het verkeer op (een deel van) de Terborgseweg toe. Het betreft het deel van de Terborgseweg ten zuiden van de nieuwe randweg. Er zijn aanvullend voor de Terborgseweg berekeningen verricht. De gevolgen voor de geluidbelasting op woningen aan de Terborgseweg vlakbij het te wijzigen deel van de weg zijn in beeld gebracht. Deze aanvullende berekeningen zijn opgenomen als
Uit de rekenresultaten voor de Terborgseweg blijkt, dat de woning aan de Iepenlaan 7 en een aantal woningen aan de Terborgseweg in de toekomstige situatie een gelijke of een lagere geluidbelasting op de gevel als gevolg van de Terborgseweg zal ondervinden dan in de huidige situatie. Er vindt dus geen reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder plaats. Dit ondanks het feit dat er in de toekomstige situatie (met de verlegde Lijsterbeslaan en de nieuwe randweg) meer voertuigbewegingen op de Terborgseweg zullen plaatsvinden. De lagere geluidbelasting wordt veroorzaakt door het feit dat er op dit moment een vrij lawaaiige wegdekverharding is (grof asfalt). Als die verharding bij de reconstructie vervangen wordt door fijn asfalt zal de geluidbelasting afnemen. Dit reduceert het geluid met bijna 3 dB.
Geconcludeerd wordt dat ondanks dat de Lijsterbeslaan verlegd wordt en de verkeersintensiteit op de Terborgseweg zal toenemen, het akoestisch klimaat ten gevolge van deze weg ter plaatse van de onderzochte woningen niet verslechterd en in veel gevallen zelfs verbeterd. Deze verbetering wordt met name veroorzaakt door het verlagen van de maximum snelheid (Lijsterbeslaan), het toepassen van een scherm of wal van 2 m hoog en het vervangen van het wegdek door een stillere variant (Terborgseweg).
Gevolgen weren vrachtverkeer op Haareweg/Kruisbergseweg voor de Oostelijke Randweg
De gemeenteraad heeft op 15 juli 2010 gekozen om het doorgaande vrachtverkeer op de wegen in Doetinchem Noord (Kruisbergseweg en Haareweg) niet meer over deze wegen te laten rijden. Dit heeft gevolgen voor de Oostelijke Randweg.
Uit het kentekenonderzoek voor Doetinchem Noord van 2008 blijkt dat het aandeel doorgaand vrachtverkeer ongeveer 300 voertuigen bedraagt. De gevolgen voor het geluid zijn op deze aantallen berekend, dus een 'worst case' situatie. Dit wil zeggen dat alle vrachtwagens (doorgaand verkeer) van de Kruisbergseweg en Haareweg via de Oostelijke Randweg gaan rijden. De toename van 300 voertuigen per etmaal is een beperkt aandeel op de totaal intensiteit van de Oostelijke Randweg. De geluidtoename is zeer beperkt (niet significant, < 0,5 dB), en voor het menselijk oor niet waarneembaar.
Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wet geluidhinder) een zone gelegen langs iedere spoorlijn (de spoorlijn binnen de gemeentegrens Doetinchem bedraagt 100 meter).
Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen van geluidsgevoelige functies ten aanzien van railverkeer. Daarom is akoestisch onderzoek railverkeer niet noodzakelijk. Het aspect railverkeerslawaai vormt zodoende geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
In het plangebied zijn geen bedrijven c.q. bedrijfsbestemmingen gevestigd. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bedrijfsbestemmingen. Wel voorziet het bestemmingsplan in de mogelijkheid om een nieuw tankstation, inclusief lpg vulpunt te realiseren door middel van een wijzigingsbevoegdheid. De locatie van het tankstation is aangegeven op de plankaart.
Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) vervallen. Omdat titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in amvb's en ministeriële regelingen. De wet is een implementatie van de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen, waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld.
Nederland kan in 2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide, waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen wordt voldaan en huidige belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zo veel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het 'Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit' (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren èn maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Projecten die 'niet in betekenende mate' leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Tot 2009 ligt de grens van 'niet in betekenende mate' volgens de gelijknamige AMvB bij 1% van de grenswaarde van een stof. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 0,4 µg/m3. Hiervan is volgens de ministeriële regeling sprake bij de realisatie van woningbouwprojecten tot 500 woningen en 3,3 hectare bvo kantoren.
Ten behoeve van de realisatie van de Oostelijke Randweg is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 8 Onderzoek luchtkwaliteit en gezondheid (ARCADIS, MER Oostelijke Randweg, 26-05-09, B02013/CE9/091/000040) van dit bestemmingsplan. De resultaten van dit onderzoek zijn onderstaand weergegeven.
In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Vanaf 2010 geldt voor stikstofdioxide een grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m3. Tot 2010 gelden voor stikstofdioxide plandrempels. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de grenswaarden voor stikstofdioxide.
Toetsingseenheid | Grenswaarde | Opmerkingen |
Jaargemiddelde concentratie | ||
Grenswaarde per 01-01-2010 | 40 µg/m3 | Toetsafstand 5 meter rand asfalt |
Uurgemiddelde concentratie | ||
200 µg/m3 | Deze concentratie mag maximaal 18 uur per jaar worden overschreden. In de praktijk wordt deze grenswaarde in Nederland nergens overschreden. |
Voor fijn stof (PM10) geldt een grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m3. De 24-uurgemiddelde concentratie van 50 µg/m3 fijn stof mag maximaal 35 maal per jaar worden overschreden. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de normen voor fijn stof. PM10 wordt getoetst inclusief de correctie ten gevolge van de component zeezout in de concentratie PM10. Deze correctie bedraagt standaard 6 dagen voor de 24-uurgemiddelde grenswaarde. Voor de jaargemiddelde concentratie geldt een plaatsafhankelijke correctie, die voor Doetinchem 3 µg/m3 bedraagt.
Toetsingseenheid | Grenswaarde | Opmerking |
Jaargemiddelde concentratie | ||
Grenswaarde per 01-01-2005 | 40 µg/m3 | Toetsafstand 10 meter rand asfalt |
24-uurgemiddelde concentratie | ||
50 µg/m3 | Deze concentratie mag maximaal 35 dagen per jaar worden overschreden. Deze grenswaarde kan gelijk worden gesteld aan de overschrijding van een jaargemiddelde concentratie van 32,5 µg/m3(bepaald aan de hand van de omrekenformule op pagina 31 van het document 'Handleiding webbased CAR II versie 7' d.d. 17-03-2007). |
De berekeningen zijn voor de huidige situatie verricht voor het jaar 2008. Voor de autonome ontwikkeling en de varianten zijn de berekeningen verricht voor het jaar 2010 en 2020. Uit de berekeningen blijkt dat er geen overschrijdingen van de jaargemiddelde concentratie NO2 en de jaargemiddelde concentratie PM10 optreden. Ook voor het aantal overschrijdingsdagen van het 24-uursgemiddelde voor PM10 treden geen overschrijdingen op (indien de jaargemiddelde concentratie PM10 lager is dan 32,4 µg/m3 wordt de grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde niet overschreden).
In Nederland zijn de stoffen NO2 en PM10 maatgevend bij de toetsing aan de wettelijke grenswaarden. Overschrijdingen van de andere stoffen (zwaveldioxide, lood, benzeen koolmonoxide) komen in Nederland nagenoeg niet meer voor. Gezien de geconstateerde ruime onderschrijdingen van de grenswaarden voor NO2 en PM10 zal er geen sprake zijn van overschrijding van de grenswaarden van de andere stoffen. Het onderzoeken van de overige stoffen is daarom achterwege gelaten.
Vanwege het aspect gezondheid in relatie tot het milieuaspect luchtkwaliteit is in het onderzoek extra aandacht besteed aan de luchtkwaliteit ter plaatse van zogenoemde gevoelige bestemmingen. Conform het Besluit gevoelige bestemmingen betreffen dit scholen, kinderopvang, bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen en verpleegtehuizen.
Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. In dit kader is voor het maatgevende jaar 2010 tevens de luchtkwaliteit (concentraties NO2 en PM10) ter plaatse van deze bestemmingen berekend.
In de nabijheid van het plangebied is een school gelegen, de Hefschroef aan de Calslaan 14. Deze school ligt op meer dan 50 meter van de weg. De afstand voldoet hier dus aan de eisen als gesteld in de regelgeving. Uit het onderzoek blijkt ook dat de concentratie ruim onder de wettelijke norm blijft.
Uit een vergelijking van de rekenresultaten volgt dat er ter plaatse van de gevoelige bestemmingen in het onderzoeksgebied ten gevolge van de onderzochte wegen geen negatieve gezondheidseffecten te verwachten zijn. De concentraties zijn dermate laag dat er conform het document 'Gezondheidseffectscreening Stad & Milieu' van de GGD geen (negatieve) beoordeling aan gegeven wordt. Gezien deze uitkomsten ligt het treffen van maatregelen niet voor de hand. Ten opzichte van de autonome situatie valt een duidelijk gunstig effect te zien langs de J.F. Kennedylaan.
Conclusie
Vanwege de geconstateerde ruime onderschrijdingen is het toepassen van mitigerende maatregelen niet aan de orde. Een verdere beschouwing hiervan is daarom dan ook achterwege gelaten. Er bestaan geen belemmeringen voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit.
Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie van gevaarlijke stoffen en het transport van gevaarlijke stoffen. De gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen, stationaire bronnen zoals een chemische fabriek of een lpg-vulpunt en mobiele bronnen zoals transport van gevaarlijke stoffen over wegen en door leidingen. Voor inrichtingen (bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (BEVI) van belang. In dit besluit wordt externe veiligheid omschreven als 'de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de inrichting waar een gevaarlijke stof bij betrokken is'.
Voor transport is de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen' van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is.
Bij externe veiligheid wordt een onderscheidt gemaakt tussen een groepsrisico en een plaatsgebonden risico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt de burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen.
In de gemeente Doetinchem zijn negen bedrijven met risicocontouren gevestigd (acht lpg-tankstations en één ammoniakkoelinstallatie). Deze bedrijven zijn echter niet gevestigd aan de oostkant van de gemeente Doetinchem. De vervoersbewegingen van deze bedrijven waarvoor een verband met externe veiligheid bestaat, voeren niet via de Oostelijke Randweg. Deze bedrijven zijn namelijk niet gelegen aan de oostkant van de gemeente. Over de Oostelijke Randweg vindt derhalve geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
Het transport van gevaarlijke stoffen maakt gebruik van de A18 en volgens de gegevens uit de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen is er ter hoogte van de A18 geen sprake van een risicocontour. De Oostelijke Randweg maakt naar verwachting geen deel uit van de, nog op te stellen, gemeentelijke routering voor gevaarlijke stoffen.
Binnen het plangebied zijn veiligheidsrisico's derhalve niet aan de orde.
Tankstation
De gemeente is wel voornemens om een van de tankstations die nu in het centrum van de kom zitten te verplaatsen naar een plek aan de Oostelijke Randweg, rekening houdend met de verkoop van lpg. Hiervoor is onderzoek gedaan in het kader van de milieu effect rapportage. Hieruit blijkt dat de vestiging van een tankstation met ;pg vulpunt mogelijk is als er rekening wordt gehouden met een contour van maximaal 45 meter voor het plaatsgebonden risico. Binnen deze contour mogen geen huizen, scholen, grote bedrijven (> 50 werknemers), bejaardenhuizen e.a. aanwezig zijn. Voor het groepsrisico geldt een contour van 150 meter rondom het vulpunt. Binnen dit gebied geldt een dichtheidsbeperking van circa 9 personen per hectare. Dit komt neer op circa 55 mensen. In onderstaande afbeelding is de locatie langs de Oostelijke Randweg weergegeven waar een tankstation mogelijk is.
Locatie voor tankstation met lpg vulpunt
Aanvullend advies externe veiligheid
De gemeente Doetinchem beschikt niet over een beleidsvisie externe veiligheid, waardoor bij ieder bestemmingsplan een uitgebreide motivatie dient plaats te vinden van het groepsrisico. Ten behoeve van dit bestemmingsplan en de voorgenomen verplaatsing van een tankstation uit het centrum naar de locatie aan de Oostelijke Randweg is daarom een aanvullend advies opgesteld ten aanzien van externe veiligheid door de Regio Achterhoek. Dit Advies Oostelijke Randweg is opgenomen in Bijlage 2 Advies externe veiligheid (Regio Achterhoek, 16-10-09, kenmerk 2009u807).
Uit het Advies Oostelijke Randweg van de Regio Achterhoek blijkt dat het plangebied ten aanzien van het plaatsgebonden risico voldoet aan de afstand eisen voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten, zoals in BEVI vastgelegd. Voor lpg-tankstations die na 1 januari 2010 worden gerealiseerd bestaat geen beperking voor de doorzet aan lpg.
Ten aanzien van het groepsrisico kunnen niet alle maatregelen welke het groepsrisico zouden kunnen beperken als regel in het bestemmingsplan worden opgenomen. Een deel van deze maatregelen moet in andere besluiten worden ondergebracht. Wel moet in de regels worden opgenomen dat binnen de contour van het plaatsgebonden risico PR=10-6van de BEVI-bedrijven geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden. Het gaat hierbij om de volgende situatie: in een straal van 45 meter om het vulpunt én 25 meter van de lpg-tank van het lpg-station. De overige zaken kunnen niet direct in regels worden omgezet, maar hiermee dient bij de andere procedures rekening te worden gehouden.