Plan: | Saronixterrein e.o. - 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0222.R36B025A-0003 |
In het plangebied liggen een aantal gemeentelijke monumenten (zie Bijlage 9 en Bijlage 10), te weten het ketelhuis met de fabrieksschoorsteen van het voormalige bedrijf Saronix. Het behoud van deze panden is noodzakelijk omdat zij in sterke mate de ruimtelijke identiteit van Doetinchem bepalen. Er waren meer panden met kwaliteiten, maar deze zijn in verband met de sanering gesloopt.
Het ketelhuis en de fabrieksschoorsteen van Saronix zijn monumentaal omdat zij de laatst overgebleven bouwwerken zijn waarvan de vroegere industriële functie van de terreinen ten westen van de IJsselstraat is af te lezen.
Het renoveren en verbouwen zal door de toekomstige eigenaar gebeuren en is afhankelijk van de functie die in het pand gevestigd gaat worden. Tot die tijd zorgt de eigenaar voor het onderhoud en het in de huidige staat houden van het ketelhuis.
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.
Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Het belangrijkste doel van deze wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen. Wie dan ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek doen en de kosten daarvan op zich nemen. Ook als het onderzoek uiteindelijk tot een opgraving leidt.
Het archeologiebeleid van de gemeente Doetinchem is er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. In haar rol van bevoegd gezag kan de gemeente van initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen vragen aan te geven wat de effecten van de voorgenomen bodemingrepen zullen zijn op de eventueel aanwezige archeologische waarden. Om deze reden heeft de gemeente Doetinchem (mede als uitvoering van de nota cultuurhistorie) een archeologische beleidskaart laten opstellen waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn. De archeologische beleidskaarten zijn samen met de erfgoedverordening op 18 november 2010 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. De archeologische beleidskaarten zijn terug te vinden op www.doetinchem.nl/Leven/Cultuurhistoriewelkom/Cultuurhistorie/Rapporten.aspx
Plan Heelweg
Uit het inventariserend archeologische onderzoek plangebied Energieweg, Keppelseweg, Zaagmolenpad (RAAP-notitie 123, 14 juni 2002, zie Bijlage 11) blijkt dat zich in het plangebied waarschijnlijk geen archeologische vindplaatsen bevinden. Het archeologisch meest kansrijke deel van het plangebied, het gebied met rivierduinzand aan de noordzijde, is grotendeels verstoord en afgegraven. In dit deel, evenals in de rest van het plangebied, zijn te weinig archeologische vondsten gedaan om de aanwezigheid van archeologische grondsporen te veronderstellen. Op grond van het veldonderzoek kan dan ook geconcludeerd worden dat er vanuit archeologisch perspectief geen bezwaren zijn tegen de realisatie van bedrijvigheid en woningbouw in het Plan Heelweg.
Saronix terrein
In opdracht van Econsultancy bv heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (zie Bijlage 12) uitgevoerd voor het plangebied Saronixterrein. Het onderzoek was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.
In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen op of in de top van de oeverafzettingen (indien aanwezig) van de Oude IJssel stroomgordel. De kans op het voorkomen van de resten is laag.
Tijdens het booronderzoek zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op archeologische sporen in de bodem. Het terrein is tot een diepte van 130 – 160 cm verstoord. Daarbij is het oorspronkelijke bodemprofiel verdwenen.
Geadviseerd wordt om in het plangebied geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. Het terrein kan derhalve worden vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom wel aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988, artikel 53, lid 1.