direct naar inhoud van 4.9 Cultuurhistorie
Plan: Dichteren - 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R39B077A-0003

4.9 Cultuurhistorie

4.9.1 Historisch landschappelijk en stedenbouwkundig erfgoed

Algemeen

In het plangebied zijn twee gebieden te onderscheiden: de nieuwbouwwijk en het restant van de oude buurtschap Dichteren. Aan de oostelijke zijde liggen de overblijfselen van de oude buurtschap Dichteren met een driesprong die duidelijk een historische achtergrond heeft. Aan de westzijde gelegen Wehlse beek vormt op dit moment de grens tussen de bewoning van stedelijk Doetinchem en het buitengebied.

De Wehlse beek is van historische betekenis door zijn ouderdom (1647 op de kaart) en zijn functie. De beek moet ooit als een nevengeul van de Oude IJssel zijn ontstaan. Op een bepaald moment is hij vergraven tot een rechte afwateringsloot en dat is het beeld van vandaag de dag. Tot 1816 vormde de Wehlse beek de oostgrens van de “Heerlijkheid Wehl”, toen nog een enclave van het Pruisische Rijk. Sinds 1816 behoort Wehl tot het Koninkrijk der Nederlanden en sinds 1 januari 2005 maakt Wehl ook onderdeel uit van de gemeente Doetinchem. Voor een deel van de Wehlenaren staat de Wehlse beek nog steeds symbool voor de voormalige afstand tussen Wehl en haar oosterburen.

Ontstaan buurtschap Dichteren

De buurtschap Dichteren is ontstaan op een oude oeverwal van de Oude IJssel. Het gebied bestond oorspronkelijk dan ook voornamelijk uit langgerekte aaneengesloten akkers met losse lintbebouwing langs lange lintstructuren, nu de Auroraweg en de (Oude) Wehlseweg.

Een oeverwal is een natuurlijke landschapsvorm die ontstaat langs meanderende rivieren. Deze wordt door het stromende water zelf, van nature opgeworpen. Bij hoog water treedt een rivier buiten de oevers. Het overstromend gebied direct naast de rivier loopt relatief snel vol en wordt daarna traag meestromend water. Het water in de diepere geul zelf stroomt harder en vervoert sediment (klei, silt, fijn zand - grover materiaal wordt alleen in de diepe delen van de geul over de bodem vervoerd). Oeverwallen vormen zich tussen geul en overstroomd gebied, omdat daar de stroomsnelheid plotseling afneemt en fijn zand, silt en klei er bezinken. Vergeleken met overstromingsafzettingen verder weg van de rivier, zijn oeverwalafzettingen grover van korrelgrootte. Daardoor is de bovengrond op oeverwallen lichter bewerkbaar dan de zware kleigronden verder van de rivier af. In het rivierengebied van Nederland zijn de oeverwallen van huidige en voormalige rivieren (stroomruggen) vaak centra van bewoning, zoals ook het geval was in Dichteren. Oeverwallen en stroomruggen herbergen vaak grotere archeologische vindplaatsen.

Lang voordat Dichteren als zodanig is geregistreerd, was er al sprake van een agrarische nederzetting en lagen er al verspreid langs de linten boerderijen. Bij de eerste volkstelling na de invoering van de Burgerlijke Stand begin 19de eeuw wordt Dichteren een buurtschap genoemd, gelegen in de gemeente Ambt Doetinchem met 400 inwoners. In 1840 telde Dichteren 384 inwoners, in 1872 was het aantal inwoners gestegen tot 404 en in 1890 weer gedaald tot 328. In 1919 werden de gemeenten Ambt Doetinchem en Doetinchem samengevoegd.

Huidige situatie

De driesprong in het oosten van het plangebied wordt gevormd door de Auroraweg (de oude weg van Didam naar Doetinchem) en de Oude Wehlseweg en is op diverse historische kaarten duidelijk herkenbaar. Aan de linten die van deze driesprong uit gaan ligt nog steeds her en der verspreid karakteristieke (historische) bebouwing, voor het overgrote deel oorspronkelijk met een agrarische functie, afgewisseld met weide- en akkergronden. Vanaf de Wehlseweg loopt naar het zuiden de Bosstraat, eveneens een weg die op oude kaarten terugkomt.

De genoemde linten van de binnen het plangebied gelegen oude buurtschap, 'omarmen' de voornamelijk in de jaren 90 van de twintigste eeuw gerealiseerde nieuwbouwwijk Dichteren, aangelegd op het oude akkercomplex. In deze wijk zijn diverse voorzieningen zoals een gezondheidscentrum, een supermarkt, basisscholen en een woonzorgcomplex, Waterrijk. Dit alles bevindt zich centraal rond het Willy Brandtplein. Aan de rand van de wijk bevindt zich Sportpark Dichteren waarmee de hiervoor genoemde historische structuur de buurtschap van de nieuwbouwwijk gescheiden wordt.

Aan de oostelijke zijde van het bestemmingsplangebied is ook een forse groenstrook (akkers en weidegronden), grenzend aan de Europaweg, die de oude buurtschap 'isoleert' van de jongere ontwikkelingen.

Cultuurhistorische waarden Dichteren

Binnen het hiervoor beschreven plangebied heeft de oude kern, de buurtschap Dichteren, als historische structuur cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarde. Van belang zijn de drie linten die als driesprong samen komen en de daarlangs gelegen oude (voornamelijk agrarische) bebouwing met omliggende gronden en erven, het groen en oude verkavelingstructuren. Deze elementen vormen de nog tastbare relicten van de oude buurtschap Dichteren, ontstaan op een oude oeverwal van de IJssel, met aaneengesloten langgerekte akkers en losse lintbebouwing langs lange lintstructuren met doorzichten naar de achterliggende akkers en weidegronden. Met name de oude nog bestaande bebouwing aan deze linten verwijst duidelijk naar de agrarische geschiedenis van dit gebied.

Monumenten

Er bevindt zich in Dichteren één rijksmonument, de Auroramolen (Auroraweg 6B). De molen werd in 1870 op de huidige locatie gebouwd nadat een voorganger in de buurt niet meer kon functioneren door windbelemmering. Sinds 1976 is de gemeente Doetinchem eigenaar van de molen.

Cultuurhistorisch waardevol

De eerder genoemde oude bebouwing langs de oude lintstructuur heeft weliswaar geen beschermde status maar vertegenwoordigt wel cultuurhistorische waarde en kan dan ook als karakteristiek worden gezien. Tezamen met de eerder genoemde landschappelijke en stedenbouwkundige waarden leveren ze vanuit cultuurhistorisch perspectief een betekenisvolle bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het bestemmingsplangebied Dichteren, in het bijzonder van de oude buurtschap.

Als vervolg op de beleidsnota "Doetinchem: Cultuurhistorierijk!" is in 2010 een Erfgoedverordening vastgesteld. In deze verordening wordt onder andere de bescherming geregeld van objecten en/of terreinen met cultuurhistorische waarde tegen sloop en verval. Hiervoor is een quick scan uitgevoerd. Zie ook 2.3.5. De quick scan en de bijbehorende notitie is bekrachtigd door de Commissie voor Cultuurhistorie. Dit rechtvaardigt de bescherming van de bebouwing via de regels in het bestemmingsplan extra.

Bij de quick scan voor cultuurhistorische bebouwing in het plangebied zijn de onderstaande adressen onderscheiden als cultuurhistorisch waardevol:

Alleen het gebouw:

  • Auroraweg 2, boerderij;
  • Auroraweg 3, boerderij;
  • Auroraweg 9x-01 transformatorhuisje;
  • Oude Wehlseweg 18, boerderij;
  • Oude Wehlseweg 23, boerenwoning;
  • Oude Wehlseweg 25, boerenwoning;
  • Oude Wehlseweg 26, boerderij;
  • Wehlseweg 36, boerderij;
  • Sicco Mansholtweg 25, boerderij;
  • Kilderseweg 22-22a, boerderij;
  • Kilderseweg 25, boerderij;
  • Kilderseweg 29, boerderij;
  • Oud Kilderseweg 43, boerderij.

Het hele ensemble:

  • Oude Kilderseweg 47, boerderij met schuur;
  • Oude Wehlseweg 8, boerderij en zomerhuisje op het erf;
  • Oude Wehlseweg 15, twee schuren op het erf.

Voor de adressen waar de waarde alleen aan een gebouw gekoppeld is, neemt de gemeente de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' op, op het betreffende gebouw zelf. Aan deze aanduiding wordt een sloopvergunningstelsel gekoppeld. Dit houdt in dat zonder vergunning van de gemeente geen sloopwerkzaamheden mogen plaatsvinden. De voornaamste doelen van de sloopvergunning zijn bescherming tegen ernstige aantasting en voorkomen van sloop van de cultuurhistorisch waardevolle panden.

Een sloopvergunning is geen sloopverbod. Er kunnen redenen zijn dat er toch tot geheel of gedeeltelijk sloop moet worden overgegaan. In dat geval moet die eventuele sloop in goede orde gebeuren met behoud van de cultuurhistorische waarden. De commissie cultuurhistorie of vergelijkbaar orgaan zal bij een aanvraag om een sloopvergunning eerst nagaan of de gewenste aanpassing aan het pand geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde.

Als de aanduiding geldt voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken, dan is ruimer gebruik mogelijk. De regeling voor ander gebruik (o.a. bedrijf/beroep aan huis) die normaal alleen voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij woningen geldt, is hier ook toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor woningen zelf die de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' heeft, is het mogelijk een andere bouwaanduiding te krijgen. Dit wil zeggen dat een woning bijvoorbeeld van vrijstaand mogelijk een twee aaneengebouwde woning wordt.
De genoemde ruimere mogelijkheden zijn alleen mogelijk als duidelijk vaststaat dat dit bijdraagt aan het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle pand.

Voor de adressen waar de waarde ook in het ensemble zit, geldt de regeling voor gebouwen ook. Maar voor deze gevallen wordt een specifieke regeling getroffen voor behoud van ensemble. Deze regeling houdt in dat voor elk ensemble maatwerk wordt geleverd voor situeringsmogelijkheden van bijgebouwen. Deze situeringsmogelijkheden bij de ensembles kunnen afwijken van de situeringsmogelijkheden voor bijgebouwen bij andere gebouwen/erven. Deze afweging is gebaseerd op het zicht/de beleving vanuit de openbare ruimte.

De gemeente wil voorkomen dat een te ruime aanwijzings- en beschermingregime het enthousiasme bij eigenaren om de cultuurhistorische waarden van hun pand te koesteren zal doen afnemen. Met bovengenoemde beschermingsregime en regeling is de gemeente van mening dat de cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan voldoende worden beschermd.

4.9.2 Archeologisch erfgoed

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden moeten als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.

Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Het belangrijkste doel van deze wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen. Wie dan ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek doen en de kosten daarvan op zich nemen. Ook als het onderzoek uiteindelijk tot een opgraving leidt.

Het archeologiebeleid van de gemeente Doetinchem is er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. In haar rol van bevoegd gezag kan de gemeente van initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen vragen aan te geven wat de effecten van de voorgenomen bodemingrepen zullen zijn op de eventueel aanwezige archeologische waarden. Om deze reden heeft de gemeente Doetinchem (mede als uitvoering van de nota cultuurhistorie) een archeologische beleidskaart laten opstellen waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied is het beschermingsregime meer of minder streng. De archeologische beleidskaarten zijn samen met de erfgoedverordening op 18 november 2010 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. De archeologische beleidskaarten zijn terug te vinden op www.doetinchem.nl/leven/rapporten_3839. Voor een groot deel van het plangebied is het rapport 1835 (stedelijk gebied Doetinchem) de basis voor de waarde-toekenning. Voor een klein deel in het noordwesten van het plangebied is het gelegen in het onderzoek wat voor het landelijk gebied is vastgelegd, rapport 1943.

De uitgangspunten voor het archeologiebeleid sluiten al aan op het nieuwe beleid, die regionaal is opgesteld. Dit beleid staat in de nota 'Archeologie met beleid. Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek' (mei 2012). Dit beleid geeft een verlichting van de grenzen voor archeologisch onderzoek. De gebieden zoals deze in de archeologische beleidskaarten onderscheiden zijn, veranderen hier niet door. Wel zijn er nu in de basis 5 verschillende niveau's van becherming. Deze komen terug in de navolgende tabel.

De volgende archeologische gebieden komen in het plangebied voor:

  uitgangspunten archeologiebeleid   dubbelbestemming  
Archeologisch waardevolle gebieden (AWG)  
AWG categorie 2 (archeologische monumenten met een attentiezone 50 m)   bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek   Waarde - Archeologie  
AWG categorie 3 (bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 m)   bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv en bij plangebieden groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek   Waarde die op basis van omliggende categorieën gegeven wordt op grond rond deze categorie; krijgt geen speciale dubbelbestemming op basis van deze categorie  
Archeologische waardevol verwachtingsgebieden (AWV)  
AWV categorie 6 (hoog)   bij bodemingrepen dieper dan 30 cm – Mv en bij plangebieden groter dan 250 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek   Waarde - Archeologische verwachting 2  
AWV categorie 7 (middelmatig)   bij bodemingrepen dieper dan 30 cm – Mv en bij plangebieden groter dan 1000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek   Waarde - Archeologische verwachting 3  
AWV categorie 8 (laag)   bij bodemingrepen dieper dan 30 cm – Mv en bij plangebieden groter dan 5000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek   Waarde - Archeologische verwachting 4  
AWV categorie 9 (laag voor nederzettingsresten, hoog voor geïsoleerde organische archeologische resten)   bij bodemingrepen dieper dan 30 cm – Mv en bij plangebieden groter dan 5000 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek   Waarde - Archeologische verwachting 4  
Bodemverstoringen  
bovengrond afgegraven; locatie 21 op de archeologische beleidskaart   n.v.t.   geen dubbelbestemming nodig  
boven- en ondergrond afgegraven; locatie 6 en 18 op de archeologische beleidskaart   n.v.t.   geen dubbelbestemming nodig  
Onderzoeksmeldingen  
vervolgonderzoek of behoud aanbevolen voor het hele plangebied   n.v.t.   dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie  
geen vervolgonderzoek of behoud aanbevolen   n.v.t.   geen dubbelbestemming nodig  

Één gebied die is aangeduid met 'geen vervolgonderzoek of behoud aanbevolen' wordt vanwege de liniaire structuur van het onderzoek niet meegenomen als een gebied waar geen dubbelbestemming nodig is. Dit is nummer 14016 op de beleidskaart van rapport 1835. De eronder liggende AWV-categorisering is leidend voor de dubbelbestemming die toegekend is in dit bestemmingsplan.

De dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1 komt niet voor in het plangebied van Dichteren - 2012. Dit omdat AWV categorieën 4 en 5 niet voorkomen.

Voor gebieden waar geen archeologische bescherming via het bestemmingsplan gaat gelden, moet ten allen tijde rekening te worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in verband met de mogelijkheid tot toevalsvondsten.

4.9.3 Toekomstige ontwikkelingen en cultuurhistorie

Bij toekomstige ontwikkelingen dient er een, met name voor het oostelijke deel van het gebied (oude buurtschap Dichteren), een behoedzaam, op behoud gericht beleid te worden uitgezet vanwege de hierboven genoemde cultuurhistorische waarden. Tegelijkertijd zijn er nog een aantal verbeterpunten op bepaalde plekken en het zou aanbevelenswaardig zijn om de cultuurhistorische waarden in het gebied waar mogelijk te versterken.

Een ander aandachtspunt is de wijze van bescherming van de objecten met cultuurhistorische waarde. Het is nuttig om in het geval van toekomstige ontwikkelingen t.a.v. de oude bebouwing langs de genoemde linten nader onderzoek te verrichten naar de bouw-, architectuur-, en cultuurhistorische waarden van deze objecten om te bepalen of deze enkel karakteristiek zijn of mogelijk in aanmerking komen voor een monumentenstatus.

Aandachtspunten bij verdere ontwikkeling zijn:

  • versterking en behoud van de historische lintstructuur;
  • versterking en behoud van de nog bestaande historische bebouwing langs de linten;
  • versterking en behoud van de groenstrook (akker- en weidelanden) tussen de oude buurschap Dichteren en de Europaweg;
  • behoud van nog bestaande oude verkavelingsstructuren, landschapselementen en infrastructuur (bijvoorbeeld oude onverharde paden);
  • benadrukken ruimtelijkheid en kwaliteiten van bijzondere plekken, zoals de ruimte rond de Auroramolen en de driesprong Auroraweg/Oude Wehlseweg, historische erven, waterlopen e.d.;
  • actualisatie monumentenbestand.