direct naar inhoud van Artikel 39 Algemene wijzigingsregels
Plan: Buitengebied - 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.R07B300A-0002

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

39.1 Algemeen
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:
    • a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
    • b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut (zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes) met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
    • c. het geheel of gedeeltelijk wijzigen of verwijderen van een aanduidingsvlak als bedoeld in artikel 37, als vaststaat dat ter plaatse van de aanduiding hetzij de begrenzing van de functie of waarde is gewijzigd, hetzij geen functie of waarde meer aanwezig is die de aanduiding rechtvaardigd. Vooraf moet advies ingewonnen worden bij een terzake deskundige;
  • 2. als bij de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid door burgemeester en wethouders uitbreiding van een agrarisch bedrijf mogelijk is, is dit slechts toegestaan als de stikstofdepositie vanuit de betreffende inrichting niet toeneemt, dan wel saldering plaatsvindt.
39.2 Bestemmingsomschrijving 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden' met betrekking tot intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, twee jaar na vaststelling van dit bestemmingsplan, de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden' als volgt aanpassen:

  • in 3.1 sub a het tekstdeel "met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten' geen intensieve veehouderij is toegestaan" vervangen door "niet zijnde intensieve veehouderij, met dien verstande dat bestaande intensieve veehouderij wel is toegestaan"';
  • in 4.1 sub a na "agrarische bedrijvigheid," de tekst "niet zijnde intensieve veehouderij," toevoegen en de tekst onder de eerste bullet in zijn geheel vervangen door "bestaande intensieve veehouderij wel is toegestaan;"
  • de aanduiding 'intensieve veehouderij uitgesloten' schrappen van de kaart.
39.3 Functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden' en 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie'

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de functieaanduidingen 'cultuurhistorische waarden' en/of 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' verwijderen als uit aanvullend cultuurhistorisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de aanduiding geen sprake (meer) is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en/of een samenhang van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
Vooraf moet advies ingewonnen worden bij de deskundige.

39.4 Functieaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gesplitst' toevoegen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gesplitst' toekennen aan een woning of bedrijfswoning als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een legaal woongebouw;
  • b. er is sprake van in gebruik name voor twee zelfstandige huishoudens ("dubbele bewoning") vóór 4 april 2012 (datum vaststelling nota Uitgangspunten voor het bestemmingsplan Buitengebied);
  • c. er is bouwkundig sprake van twee zelfstandige woningen.

In aanvulling op de regels voor woningen en bedrijfswoningen gelden na wijziging de regels als opgenomen in artikel 20.2.2 onder d voor het hoofdgebouw en artikel 20.2.3 onder d en het tweede deel van e voor de gesplitste woningen.

39.5 Functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, een (voormalige) agrarische bedrijfswoning, binnen de bestemmingen

voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', onder de voorwaarde dat vaststaat dat sprake is van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die niet meer als agrarische bedrijfswoning in gebruik is.

39.6 Functieverandering naar werken

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingen

wijzigen naar de bestemming

met een specifieke aanduiding gerelateerd aan de beoogde activiteit(en), met dien verstande dat bij de geldende bestemming 'Wonen' aantoonbaar sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf.

De bevoegdheid is niet van toepassing bij de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - circusbedrijf'.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend functies zijn toegestaan die behoren tot de Lijst van neven-/ hergebruiksactiviteiten zoals deze zijn opgenomen in bijlage 6 en die in deze lijst als hergebruik zijn aangeduid;
  • b. de doelmatigheid van de nieuwe bestemming door middel van een bedrijfsplan is aangetoond;
  • c. vast is komen te staan dat de bedrijfsvoering vóór vaststelling van het wijzigingsplan is/wordt beëindigd;
  • d. na wijziging de bestemming 'Bedrijf', 'Cultuur en ontspanning', 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Horeca', 'Kantoor', 'Maatschappelijk', 'Recreatie' of 'Sport' van overeenkomstige toepassing is, afhankelijk van de nieuwe functie;
  • e. als een monument, een gebouw aangeduid met 'cultuurhistorische waarden' of een gebouw binnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' waarbij het gebouw een cultuurhistorische waarde heeft op het perceel aanwezig is, mag dit gebouw niet worden gesloopt en moet dit gebouw onderdeel uitmaken van de functieverandering;
  • f. maximaal 50 % van de oppervlakte van de bestaande gebouwen, die meer dan 3 jaar ten behoeve van de bedrijfsvoering in gebruik zijn geweest mag voor functieverandering worden ingezet, alle overige bebouwing moet worden gesloopt met dien verstande dat de bestaande bedrijfswoning en 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken bij deze bedrijfswoning niet bij de sloopoppervlakte wordt meegeteld;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f kan, als een monument, een gebouw aangeduid met 'cultuurhistorische waarden' of gebouw binnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' waarbij het gebouw een cultuurhistorische waarde heeft op het perceel aanwezig is, worden afgeweken van het gestelde percentage, om te kunnen voldoen aan het bepaalde onder e;
  • h. bij nieuwbouw geldt de hoogste goot- en bouwhoogte zoals deze bestond voor een bestaand bedrijfsgebouw als maximale goot- en bouwhoogte;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van functieverandering niet meer mag bedragen dan in de hiernavolgende tabel, zoals die geldt voor de onderscheiden gebieden, is weergegeven en met dien verstande dat bij een combinatie van meerdere nieuwe activiteiten maximaal de laagste oppervlaktenorm is toegestaan:
    maximale oppervlakte in m2   gebiedsaanduiding  




    nevenactiviteit  
    'ehs - natuur'   'ehs - verweving'
    'ehs - ecologische verbinding'  
    'reconstructiewetzone - verwevingsgebied '
    'waardevol landschap'  
    verblijfsrecreatie   750   750   900  
    dagrecreatie   750   750   900  
    zorg   750   750   900  
    opslag   X   750   750  
    overige nevenactiviteiten   X   750   750  
  • j. voor zover de dag- en verblijfsrecreatieve of zorgactiviteiten in de openlucht plaatsvinden mag, in aanvulling op het bepaalde onder i, het hiervoor gebruikte oppervlakte maximaal 300 m2 bedragen;
  • k. wijziging uitsluitend is toegestaan wanneer is aangetoond dat het functioneren of kunnen functioneren van de Ecologische Hoofdstructuur niet wordt geschaad voor zover de locatie is gelegen in 'ehs - natuur', 'ehs - verweving' of 'ehs - ecologische verbinding';
  • l. de landschappelijke inpassing is gewaarborgd in een landschappelijk inrichtingsplan, die voldoet aan het bepaalde in bijlage 1, 2 en3;
  • m. voor zover de locatie gelegen is binnen de aanduiding 'ehs - ecologische verbinding' of 'ehs - natuur' moet worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel dat door het treffen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • n. de activiteit(en) geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair in het bestemmingsvlak moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers;
  • o. ruimtelijke ingrepen mogen niet leiden tot verlaging van de grondwaterstanden in natte natuurgebieden, gelegen binnen de dubbelbestemmig 'Waarde - Natuur';
  • p. de activiteit(en) geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer mag worden aangetrokken;
  • q. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • r. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan gewaarborgd is.
39.7 Functieverandering naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingen

wijzigen naar de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat bij de geldende bestemming 'Wonen' aantoonbaar sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf.

De bevoegdheid is niet van toepassing bij de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - circusbedrijf'.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. vast is komen te staan dat de bedrijfsvoering vóór vaststelling van het wijzigingsplan is/wordt beëindigd;
  • b. maximaal 2 gebouwen voor maximaal 4 woningen worden hergebruikt of gerealiseerd, met dien verstande dat maximaal 2 woningen per gebouw zijn toegelaten;
  • c. de extra woning/woningen past/passen in het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • d. alle aanwezige gebouwen, minus de monumentale en/of gebouwen aangeduid met 'cultuurhistorische waarden' of aangeduid met 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' waarbij de gebouwen een cultuurhistorische waarde hebben en de bestaande bedrijfswoning(en) met 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning, moet worden gesloopt, afhankelijk van het sloopoppervlak is nieuwbouw/hergebruik mogelijk, met dien verstande dat het bepaalde in de hiernavolgende tabel van toepassing is:
    minimale sloop- oppervlakte (m2)   maximaal aantal (nieuwe) gebouwen voor functie- verandering (geen bijbehorend bouwwerk)   maximaal aantal toegestane woningen per gebouw   maximale inhoud (m3) per woning per gebouw   maximaal oppervlakte (m2) bijbehorende bouwwerken per woning  
    850   1   1   750   100  
    850   1   2   375   50  
    1.700   1   2   750   100  
    1.700   2   1   750   100  
    1.700   2   2   375   50  
    3.400   2   2   750   100  
  • e. als een monument of gebouw aangeduid met 'cultuurhistorische waarden' of gebouw binnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' waarbij het gebouw een cultuurhistorische waarde heeft op het perceel aanwezig is, mag dit gebouw niet worden gesloopt;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d is, als door de aanwezigheid van monumentale en/of gebouwen aangeduid met 'cultuurhistorische waarden' en/of gebouwen met cultuurhistorische waarden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' niet kan worden voldaan aan de minimale sloopoppervlakte, een kleiner sloopoppervlakte toegestaan;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder d is, als door hergebruik van een monumentaal of gebouw aangeduid met 'cultuurhistorische waarden' of gebouw(en) met cultuurhistorische waarden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' de maximale inhoud per woning wordt overschreden, voor de maximale inhoud per woning de bestaande inhoud als maximum geldt;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder d, de minimale sloopondergrens, kan een tweede slooplocatie worden ingezet onder voorwaarden dat:
    • 1. de sloopoppervlakte per locatie minimaal 500 m2 moet bedragen, exclusief de bestaande (bedrijfs)woning(en) en 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning,
    • 2. alle aanwezige gebouwen op beide bouwpercelen worden gesloopt, met uitzondering van de bestaande (bedrijfs)woning(en) en 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning en monument of gebouw aangeduid met 'cultuurhistorische waarden' of gebouwen met cultuurhistorische waarden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie';
    • 3. het (agrarische) bouwvlak op de tweede slooplocatie komt te vervallen of, als een bedrijfswoning aan wezig is, wordt eveneens gewijzigd in de bestemming 'Wonen';
  • i. in afwijking van het bepaalde onder d kan in geval van hergebruik van gebouwen worden afgeweken van het slopen van alle aanwezige gebouwen, het bepaalde in de tabel blijft daarbij van toepassing;
  • j. na wijziging de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat in geval van een woninginhoud van 375 m3 deze kleinere inhoud op de kaart wordt vastgelegd;
  • k. er moet sprake zijn van een compacte perceelsvorm;
  • l. de landschappelijke inpassing is gewaarborgd in een landschappelijk inrichtingsplan, die voldoet aan het bepaalde in bijlage 1, 2 en 3;
  • m. voor zover de locatie gelegen is binnen de aanduiding 'ehs - ecologische verbinding' of 'ehs - natuur' moet worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel dat door het treffen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • n. ruimtelijke ingrepen mogen niet leiden tot verlaging van de grondwaterstanden in natte natuurgebieden, gelegen binnen de dubbelbestemmig 'Waarde - Natuur';
  • o. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • p. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan gewaarborgd is.
39.8 Veranderen vorm bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bij de bestemmingen

de vorm van het bestemmingsvlak veranderen.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet wordt vergroot;
  • b. het bestemmingsvlak na wijziging voor minstens 50% het oorspronkelijke bestemmingsvlak overlapt;
  • c. geen bouwwerk na wijziging buiten het bestemmingsvlak komt te liggen, dat vóór de wijziging wel binnen het bestemmingsvlak lag;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • e. (voor alle genoemde bestemmingen, behalve de bestemming Wonen) de inrichting van het bestemmingsvlak passend is in het landschap; zo nodig voorzien van een landschappelijk inpassingsplan die voldoet aan het bepaalde in bijlage 1, 2 en 3;
  • f. voor zover de locatie gelegen is binnen de aanduiding 'ehs - ecologische verbinding' of 'ehs - natuur' moet worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de EHS, dan wel dat door het treffen van compenserende of mitigerende maatregelen hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • g. de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar is;
  • h. de overige bij de bestemming behorende aanduidingen en regels in acht worden genomen.
39.9 Wijziging naar Agrarisch of Agrarisch met waarden, zonder bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingen

wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', zonder bouwvlak.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. vast is komen te staan dat de de bedrijfsvoering van de geldende bestemming vóór vaststelling van het wijzigingsplan is/wordt beëindigd;
  • b. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan gewaarborgd is;
  • c. de bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' gelden, waarbij de keuze voor de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' aansluit op de omliggende agrarische bestemming.
39.10 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaald in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de ter plaatse geldende bestemming (en) wijzigen in de bestemming 'Natuur', voor zover de gronden aangeduid zijn met 'ehs - ecologische verbinding' en/of 'ehs - verweven' of vallen binnen de 'wro-zone - wijzigingsgebied 2'.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische functie van de aangrenzende, niet bij het bouw- of bestemmingsvlak behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
  • b. de invulling in overeenstemming is met het beleid voor de EHS en het landschapsbeleid van de gemeente;
  • c. de omzetting betrekking heeft op een gebied van ten minste 2 ha;
  • d. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden dit wensen.
39.11 Wijziging naar Natuur in Wehlse broeklanden

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaald in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, als gevolg van de uitvoering van de gebiedsvisie Wehlse Broeklanden, de ter plaatse geldende bestemming (en) wijzigen in de bestemming 'Natuur', voor zover de gronden gelegen zijn in het gebied Wehlse broeklanden.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de invulling in overeenstemming is met de gebiedsvisie 'Wehlse broeklanden' en het betreffende gebied openbaar toegankelijk is;
  • b. de agrarische functie van de aangrenzende, niet bij het bouw- of bestemmingsvlak behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd.
39.12 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingen

wijzigen in de bestemming 'Wonen'.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. op het bouw- of bestemmingsperceel minimaal één bedrijfswoning aanwezig is;
  • b. vast is komen te staan dat de de bedrijfsvoering van de geldende bestemming vóór vaststelling van het wijzigingsplan is/wordt beëindigd;
  • c. aangegeven is dat, voor zover van toepassing, tot intrekking van de milieurechten kan worden overgegaan;
  • d. het totale aantal woningen op het bouw- of bestemmingsvlak niet mag toenemen;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt toegevoegd, als vaststaat dat sprake is van een plattelandswoning;
  • g. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  • h. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan gewaarborgd is;
  • i. de bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Wonen' gelden.
39.13 Woningsplitsing voor monumenten en bij functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden' of 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie'

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bij

  • bedrijfswoningen en woningen die monument zijn;
  • bedrijfswoningen en woningen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', en;
  • bedrijfswoningen en woningen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie' waarbij het gebouw een cultuurhistorische waarde heeft;

de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' of 'twee-aaneen' toevoegen.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning of woning minimaal 1.000 m3 bedraagt;
  • b. de wijziging bijdraagt aan de instandhouding van het monument of de cultuurhistorische waarden van de bedrijfswoning of woning;
  • c. de extra woning voldoet aan het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • d. bij het toevoegen van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', deze maximaal twee woningen toelaat;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bedrijven, gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  • g. de overige bij de bestemming behorende aanduidingen en regels in acht worden genomen.