Peter Holsbergen (90): ‘Mijn vrijheid houdt op bij jouw vrijheid’

Dit item is verlopen op 20-06-2016.

In Nederland wonen ongeveer 117.000 oorlogsveteranen. In de gemeente Epe zijn dat er 158. In de aanloop naar de Veteranendag Apeldoorn die 10 juni voor de tiende keer plaatsvindt, interviewen we de 90-jarige Peter Holsbergen. Hij is het enige Veluwse commissielid van het collectief dat jaarlijks deze Apeldoornse Veteranendag organiseert, waarbij ook de gemeenten Epe en Voorst zich hebben aangesloten.

Peter Holsbergen nuanceert zijn taak lachend: “In deze regio zijn er gewoon niet zoveel mensen meer van mijn leeftijd die de oorlog actief meegemaakt hebben.” Het woord is gezegd: Holsbergens leven draait voor een groot percentage namelijk om oorlog. Daar komt hij als tiener al mee in aanraking. Zijn gezin woont in Den Haag alwaar zijn vader Johannes rechercheur is. “Hij sprak in de eerste jaren van Tweede Wereldoorlog nooit waar hij naast zijn werk mee bezig was. Achteraf heb ik een brief onder ogen gekregen waaruit blijkt dat hij sinds juni 1940 al in het verzet zat. Men noemde hem daarin één van de grootste verzetsmensen van Den Haag.”

Vrienden voor het leven, actief in het verzet

Tijdens de oorlog heeft het gezin Holsbergen opvang geboden aan twee jongens. Holsbergen vertelt: “Dat waren vanaf het begin onze pleegbroers. Hun ouders zaten in Vugt in het concentratiekamp.” Naar mate de oorlog vordert, worden de verzetsactiviteiten in deze familie heviger. “Mijn oudste broer Arnold en mijn oudste pleegbroer Bert Heidema deden veel samen, waren ook bevriend. Mijn jongste pleegbroer (Sjaak Heidema) en ik waren eveneens van dezelfde leeftijd.”

Vrienden dus en eveneens actief in het verzet. Dat kunnen kleine dingen zijn, zoals de Duitsers afleiden, maar daarnaast herinnert Peter Holsbergen zich dat hij wekelijkse schietoefeningen deed. “Je moest je kunnen verdedigen. Zelfs als je 17 was, zoals ik.” Want niemand is deze jaren veilig, weet Holsbergen. “Wij gingen wekelijks oefenen in de kelder van een meubelfabriek in Den Haag. Als de machines werkten, hoorde niemand onze schoten.” Saillant detail? De meubelfabriek werkt voor de Duitsers. De wandeling daarnaartoe alleen al, is zeer spannend. “De stengun had ik in onderdelen uit elkaar gehaald en langs de mouw van mijn regenjas, in de zijvoering van mijn broek gestopt.” De Tweede Oorlog staat volgens Holsbergen ook voor ‘pakken wat je pakken kan’. “Ik werkte lange tijd als vrijwilliger voor een groentehandel. We bezorgden de etenswaar uit Naaldwijk onder andere ook bij de Wehrmacht in Scheveningen. Als men ons daar druiven, slaolie of kaas gaf, dan nam je dat natuurlijk aan. In zo’n situatie zijn principes ineens veel minder waard. Daarbij komt: ik heb letterlijk mensen dood zien neervallen van de honger.”

Deze spullen en de bijbehorende relevante informatie worden natuurlijk doorgespeeld aan het verzet. “En op het moment dat je ineens nergens meer aan meewerkte, was je verdacht.” Peter Holsbergen wordt in 1944 benoemd als lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Net als zijn broer, zijn pleegbroers en zijn vader. “Het was een landelijke bundeling van alle verzetsgroepen in Nederland onder leiding van Prins Bernhard".

Op 4 september 1944 (de dag voor Dolle Dinsdag, toen Nederland ‘elk moment bevrijd zou kunnen worden’) wordt de vader van Peter Holsbergen gearresteerd en vermoord. “Ik weet veel van die gebeurtenis, maar één ding weet ik niet. Tot op de dag van vandaag is mij niet exact bekend wie hem verraden heeft.” Direct na de oorlog worden zowel Peter Holsbergen als zijn stiefbroer Sjaak Heidema oorlogsvrijwilliger. Daarbij volgen ze allebei een opleiding voor een functie in het leger. “Hij werd officier. Ik liep wat vertraging op in mijn opleiding en heb de sergeantenopleiding in Harderwijk met goed gevolg afgerond.”

Derde peloton van de Derde Compagnie

In maart 1948 meldt Sjaak dat hij als pelotonscommandant naar Nederlands-Indië moet. “Hij vroeg of ik meewilde gaan. Dat gebeurde en ik werd pelotonssergeant. Oorlogsvrijwilligers moesten Nederlands-Indië beschermen tegen opstandelingen, zo vond de Nederlandse overheid. In werkelijkheid werden we ingezet tegen vrijheidsstrijders en bendes, waar we veel gruwelijke aanvaringen mee hadden. Ook dat voelde als oorlog, inderdaad.”
De vrienden werken tijden apart, maar komen uiteindelijk ook samen in het derde peloton van de Derde Compagnie. Daarmee voert men patrouilles uit, begeleidt men konvooien, helpt men de lokale bevolking tegen dreiging. Tot mei 1949. De patrouille van Sjaak Heidema wordt beschoten, een kogel ketst op het dashboard in splinters uiteen. Liefst 13 kogelscherven raken zijn hoofd. Via Medan reist hij in een vliegtuig met spoed naar Jakarta waar hij een operatie ondergaat. “Ik was des duivels. Heb letterlijk een heel dorp willen uitmoorden omdat de bende die daar woonde, dit mijn beste vriend had aangedaan. Uiteindelijk heeft men mij weten om te praten. Een uren durend gesprek met een dominee en een onderwijzer is mijn redding geweest.” Holsbergen volgt zijn vriend Heidema op als pelotonscommandant. Wat er precies met hem gebeurt is, hoort Holsbergen pas jaren later.

Medailles op zijn borst

Uiteindelijk wordt Holsbergen tabaksplanter en gaat hij pas in 1958 terug naar Nederland. Daar belandt hij uiteindelijk in Vaassen omdat hij secretaris bij Centraal Beheer in Apeldoorn wordt. Al die jaren is hij oorlogsvrijwilliger gebleven. Al die jaren wassen de medailles op zijn borst aan. Het oorlogsherinneringskruis, het mobilisatie-oorlogskruis, het kruis als vrijwilliger voor de Stad Den Haag, een tweetal sportkruizen, het Franse Europakruis, een tweetal andere Franse erkenningen en de zogeheten ‘Peace Medal British Region’, Holsbergen heeft ze allemaal. Net als dat allerbelangrijkste insigne dat boven de medaillerij op zijn colbert prijkt: het herinneringsspeldje van de Binnenlandse Strijdkrachten. “Ondanks al het leed, ben ik daar wel trots op, ja.”

Over leed gesproken, tot 1986 hoort Holsbergen niets van zijn vriend Heidema. “Mijn vrouw was net overleden en in juni krijg ik telefoon. Sjaak aan de lijn. Vanuit Canada. Ook zijn vrouw was toevalligerwijs net overleden en we praten veel. Sindsdien hebben we elkaar diverse malen opgezocht. Ieder jaar waren we sowieso tijdens Dodenherdenking samen in Nederland. Tot 2011. Toen lukte het bij Sjaak niet meer. Hij kreeg Alzheimer. In maart 2014 is hij overleden.” Nog altijd vertelt Holsbergen zijn verhaal als oorlogsveteraan vaak. Toch is de ene oorlog de andere niet, zo meldt hij standvastig. “Die 22 missies waar ons Nederlandse leger zich nu bevindt? Dat is je reinste geldverspilling. Wat moeten wij in Mali? Wat moeten wij in Somalië of Sudan? Het kost miljoenen per dag en het levert maar één ding op: nog meer oorlog. Daarbij komt: men zegt tegenwoordig van alles tegen elkaar. Respect is ver te zoeken. Logisch dat je dan nóg meer oorlog krijgt.”

Tijdens 4 en 5 mei, maar ook tijdens de Veteranendag Apeldoorn gaat het volgens Holsbergen veel over oorlog en vrede, maar ook over de vrijheid waarin Nederland leeft. “Nooit gaat het in die talloze discussies en gesprekken over grenzen. Mijn vrijheid houdt namelijk op bij de vrijheid van iemand anders. Die grens moet je weten te respecteren. En als je dát doet, dan is er nooit meer oorlog.”

(Tekst en foto’s: Dennis Dekker)

Pagina opties