Kleine scholen krijgen meer tijd en geld om sluiting te voorkomen
Inleiding
Kleine scholen krijgen meer tijd en financiële middelen om bij fusies een betere overgang te kunnen maken. De compensatieregeling voor fuserende kleine scholen gaat van 2 naar 5 jaar. Daarnaast wordt de termijn waarbinnen kleine scholen onder de opheffingsnorm mogen bestaan mogelijk verlengd. Dat maakte het ministerie van OCW onlangs bekend. 18 procent van de scholen in krimpgebieden wordt met sluiting bedreigd, tegenover 13 procent van de scholen in overige regio’s. Fuseren kan een oplossing zijn, maar is onder de huidige regeling moeilijk te verwezenlijken.
Beschrijving
Kleine scholen krijgen voortaan 5 jaar compensatiegelden voor fusie
Fuserende schoolbesturen krijgen nu nog 1 jaar volledige compensatie en in het 2e jaar 50 procent. Per 1 augustus wordt dat 5 jaar. Het eerste jaar krijgen scholen 100 procent extra bekostiging, het tweede jaar 80 procent, het derde jaar 60 procent, het vierde jaar 40 procent en het vijfde jaar 20 procent. Minister Van Bijsterveldt van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW): “De praktijk wijst uit dat de huidige termijn voor veel scholen te kort is om de organisatie […] aan te passen aan het dalende aantal leerlingen.”
Wetsvoorstel: langer voortbestaan van scholen onder opheffingsnorm
De opheffingsnorm is het wettelijk bepaalde minimum aantal leerlingen dat een school moet hebben om te mogen blijven bestaan. Kleine scholen mogen daar 3 jaar onder zitten. Een wetsvoorstel is in de maak om dat te verlengen naar 5 jaar. Kleine scholen die zicht hebben op groei krijgen daarmee extra tijd om te groeien. In de periode 2010-2014 zakken 900 scholen onder de norm. In krimpgebieden wordt 18 procent van de scholen met sluiting bedreigd.
Conclusies
Veel bedreigde kleine scholen in periferie en gesuburbaniseerde randgemeenten
Krimp wordt verwacht in periferiegebieden zoals Oost-Groningen, Zuidoost-Limburg en Noord-Friesland, maar ook in gesuburbaniseerde randgemeenten en vergrote dorpen. In de jaren 70, 80 en 90 trokken daar veel gezinnen heen. De kinderen van toen zijn de school ontgroeid en vertrokken naar meer stedelijke gebieden. Hun ouders zijn vijftigers en zestigers die de komende twintig jaar niet verhuizen. In de randgemeenten komen daarom veel minder kinderen bij dan voorheen.
Datum uitgave
09/01/2012
Publicatiegegevens
Bron: Rijksoverheid / Nicis Institute
Documenttype
Onderzoek