Plan: | Havenkwartier |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.D133-OH01 |
Beschrijving fysieke en natuurlijke omgeving
Het natuurlijk landschap rond de stad Deventer bestaat grotendeels uit jong dekzand. Het jonge dekzand is door de wind afgezet tijdens de laatste ijstijd (ca. 120.000-10.000 jaar geleden). De dekzandruggen waren goed geschikt voor akkerbouw en vaak al vanaf de prehistorie door mensen in gebruik.
Tijdens het laatste deel van de laatste ijstijd (ca. 15.000-10.000 jaar geleden) werd ook in het IJsseldal een grote hoeveelheid dekzand afgezet. Er werd een dekzandrug gevormd, die als waterscheiding fungeerde. Hierdoor stond het noordelijke deel van de IJssel bij Deventer niet meer in contact met de Rijn en werd door het IJsseldal alleen water van lokale beken naar het noorden afgevoerd. In de loop der tijd vond vernatting plaats, omdat de beken in het IJsseldal die naar het zuiden afwaterden door overstromingen uit het rivierengebied naar het noorden werden gestuwd. Hierdoor ontstond uiteindelijk tussen 350 en 600 een doorbraak in de waterscheiding en vanaf dat moment was (weer) sprake van een grote rivier in het IJsseldal. Het tijdstip waarop de waterscheiding doorbrak is nog onduidelijk. Duidelijk is wel dat in de prehistorie en de Romeinse tijd er geen grote rivier door het IJsseldal stroomde.
Vanaf het doorbreken van de waterscheiding tot het aanleggen van de dijken stonden grote delen van het jonge dekzandlandschap onder invloed van de IJssel. De IJssel was een meanderende rivier, waarvan de hoofdgeul zich insneed in oudere lagen en zich bij het insnijden geleidelijk verplaatste. Hierdoor ontstond een brede stroomgordel met restgeulen. In perioden van hoog water trad de IJssel regelmatig buiten haar oevers en buiten de stroomgordel. Na de bedijking vanaf de 14de eeuw nam de invloed van de IJssel af, maar vonden nog wel af en toe dijkdoorbraken plaats.
Het bestemmingsplangebied stond na het doorbreken van de waterscheiding tussen 350 en 600 onder invloed van de IJssel. Na het aanleggen van de dijken vanaf de 14de eeuw bleef het bestemmingsplangebied buitendijks liggen en bleef daarmee onder de invloed van de rivier. Het is nog onduidelijk hoe het bestemmingsplangebied er voor het doorbreken van de waterscheiding, uit moet hebben gezien, toen alleen lokale beken door het IJsseldal stroomden. Vermoedelijk zijn delen van dit landschap door de rivier opgeruimd. Ook is het nog onduidelijk hoe het natuurlijk landschap er uit heeft gezien voor de aanleg van de dijken.
Beschrijving archeologische en historische elementen
Prehistorie
Er zijn in het bestemmingsplangebied geen archeologische vindplaatsen uit de prehistorie bekend. Dit betekent niet dat er met zekerheid geen prehistorische vondsten of vindplaatsen aangetroffen kunnen worden, de kans hierop is echter laag tot matig.
Tijdens een groot deel van de prehistorie, na de laatste ijstijd, stroomde geen grote rivier door het IJsseldal. Door een grote dekzandrug, die als waterscheiding fungeerde, stroomden alleen lokale beken door het IJsseldal. Het is nog onduidelijk hoe het natuurlijk landschap in het bestemmingsplangebied er in deze periode uit moet hebben gezien. Ook is het onduidelijk of en hoe de mens dit landschap had ingericht.
Middeleeuwen
Het gehele bestemmingsplangebied maakte tot de aanleg van de vestingwerken deel uit van de stadsweiden, waar het vee van de burgers van de stad graasde. De stadsweiden maakten deel uit van de uiterwaarden en bij hoog water stond het grootste deel van het gebied onder water. Er was in de middeleeuwen dan ook bijna geen sprake van permanente bebouwing.
Uitzondering hierop vormde de historisch bekende kapel van Sint Anna, waarvan de locatie ongeveer in het midden van het bestemmingsplangebied, tussen de 1e Havenarm en de Sint Olafstraat lag. Deze kapel werd in het midden van de 15de eeuw gesticht door Johan Kerstekens. Al in 1551 werd toestemming gegeven om de kapel weer af te breken. Dit gebeurde echter pas in 1580. De kapel is onder andere weergegeven op de kaart van Jacob van Deventer (ca. 1560) en verschillende afbeeldingen van het beleg van Rennenberg (1578). De exacte locatie is echter op basis van de historische kaarten niet vast te stellen.
Nieuwe tijd
In de omgeving van de kruising van de Zutphenselaan/Pothoofd en de mr. H.F. de Boerlaan lag een belegeringskamp uit de Tachtigjarige Oorlog. Deze schans van Hopman Jan Corput is afgebeeld op een schilderij van het beleg van Rennenberg (1578). Ook de locatie van deze schans is alleen bij benadering vast te stellen.
In de uiterste noordwestelijke punt van het bestemmingsplangebied, ter hoogte van het Teugseplein en de Hunneperkade, ligt een deel van de voormalige vesting van Deventer in het bestemmingsplangebied. De vestingwerken van Deventer werden van 1597 tot 1621 aangelegd in de vorm van een stelsel van aarden wallen met acht ruitvormige bastions en een gracht eromheen. Tussen de bastions werden vijf driehoekige verdedigingswerken aangelegd, de ravelijnen. Rond 1700 werden de vestingwerken uitgebreid met tenailles en een glacis, een helling die schuin afloopt naar het maaiveld buiten de vesting vanwaar met kanonnen en geweren de vijand beschoten kon worden. Een deel van het glacis ligt binnen het bestemmingsplangebied.
Verwachting, selectie
Omdat het gebied voor de aanleg van de dijk rond de Bergweide direct onder invloed van de rivier stond, was het gebied minder aantrekkelijk voor bewoning en zijn eventuele resten opgeruimd door de rivier. Daarom heeft het grootste deel van het bestemmingsplangebied een lage archeologische verwachting.
Binnen het bestemmingsplangebied ligt een aantal locaties waarop op basis van historische gronden mogelijk archeologische resten te verwachten zijn. De locatie van de kapel van Sint Anna, tussen de 1e Havenarm en de Sint Olafstraat, heeft een middelhoge archeologische verwachting. Dit geldt ook voor de locatie van het belegeringskamp uit de Tachtigjarige Oorlog, ter hoogte van de kruising
mr. H.F. de Boerlaan en de Zutphenselaan/Pothoofd. De locatie waar het glacis heeft gelegen heeft een hoge archeologische verwachting.
Consequenties voor het bestemmingsplan
Gebieden die op basis van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer een middelhoge en hoge verwachting hebben, dienen in het bestemmingsplan opgenomen te worden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied. Voor de voorwaarden die hier van toepassing zijn, wordt verwezen naar de planregels.
In de planregels is vastgelegd dat bij ingrepen met een diepte van 50 cm of meer en een oppervlakte groter dan 100 m2 een archeologisch rapport zal worden verlangd. De diepte van 50 cm is gekozen, omdat in de meeste gevallen de verstoringen van bestrating en kabels en leidingen tot deze diepte gaan.
In de Monumentenwet is een oppervlakte van 100 m2 aangegeven als ondergrens. Bodemverstoringen die kleiner zijn dan deze oppervlakte, worden uitgezonderd van archeologische verplichtingen. Gemeenten zijn vrij om deze ondergrens in verordeningen of bestemmingsplannen aan te passen. Voor de gebieden buiten de historische binnenstad is deze 100 m2 echter een redelijke grens. In een ontgraving met een oppervlakte van kleiner dan 100 m2 is de waarneembaarheid van archeologische sporen in de meeste gevallen niet duidelijk genoeg en zijn uit de waargenomen sporen lastig structuren aan te wijzen. Daardoor wegen de kosten van archeologisch onderzoek niet op tegen de informatie die uit de ontgraving tot 100 m2 te halen is. In ontgravingen vanaf 100 m2 zijn sporen en structuren duidelijker waarneembaar en kan relatief meer informatie worden gedocumenteerd. Door de ondergrens op 100 m2 te leggen, worden vooral kleine particuliere initiatieven ontzien.
Bij een oppervlakte van 100-200 m2 zal in de praktijk geen archeologisch onderzoek worden verlangd. Alleen wanneer een ingreep van deze oppervlakte zal plaatsvinden in de buffer van een historische boerderij of in de directe omgeving van een archeologische vindplaats, zal enige vorm van archeologisch onderzoek worden gevraagd. Dergelijke locaties komen echter in dit bestemmingsplan niet voor.
Wanneer een oppervlakte van 200 m2 of meer zal worden verstoord, zal in de meeste gevallen wel een volledig archeologisch onderzoek worden gevraagd.
Bronnen: Hove, J. ten, 1998. Aan knellende banden ontworsteld. De stedenbouwkundige ontwikkeling van Deventer in de 19de eeuw, Kampen, 20-21.
Nalis, H.J., 2004. Een prent van Joannes van Doetecum en andere afbeeldingen van het beleg van Deventer door Rennenberg in 1578. Deel II: De stadsplattegrond op de prent in: Deventer Jaarboek 2004, 7-35.