direct naar inhoud van 4.2 Milieu-aspecten
Plan: Kerkplein 1 Bathmen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P285-VG01

4.2 Milieu-aspecten

Het onderhavige bestemmingsplan is, ondanks het conserverende karakter, getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • risico/veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Het plangebied ligt in de nabijheid van diverse functies in de dorpskern van Bathmen, zoals een school en de kerk. Voor de milieuzonering worden richtafstanden gehanteerd volgens de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering.

Bedrijfsmatige activiteiten in de directe omgeving

De woning is gelegen in de directe omgeving van de dorpskerk en een lagere school. Beide bronnen hebben er een zekere mate van invloed op het akoestisch klimaat rond de woning.

Beide inrichtingen zijn daarnaast te typeren als zeer passend in het dorpsklimaat van Bathmen en als zeer gebiedseigen.

Voor wat betreft het Activiteitenbesluit is de normstelling bijvoorbeeld niet van toepassing op het stemgeluid van de spelende kinderen op het schoolplein. Daarnaast zijn deze geluiden op voorspelbare tijden aanwezig in de omgeving. Hetzelfde geld voor geluid afkomstig van de kerk. Daarnaast zijn de activiteiten reeds ingepast in de overige al aanwezige woonbebouwing in dit gebied.

Conclusie

De geluidgevolgen van de school en de kerk zijn zodanig dat het te typeren valt als gebiedseigen. Het woon- en leefklimaat wordt niet onacceptabel nadelig beïnvloed.

4.2.2 Geluid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek verricht naar de geluidsbelasting voor de bestemmingswijziging van naar wonen voor de locatie Kerkplein 1. Het betreft het voormalige gemeentehuis van Bathmen. Dit pand is in het verleden ook een woning geweest.

Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de spoorlijn Deventer.

4.2.2.1 Wet geluidhinder (Wgh)

De Wgh richt zich op geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen. Het gaat daarbij om de woon- en leefomgeving. Daarom zijn de normen gericht op de gevelbelasting. Dit is de geluidbelasting aan de buitenkant van de woning.

De normen voor de geluidisolatie van de woning zijn vastgelegd in het Bouwbesluit. Deze normen zijn aan de orde bij aanvraag van de bouwvergunning.

Geluidzone railverkeerslawaai

De locatie ligt in de geluidzone van de spoorlijn Deventer Almelo. Hiervoor is een akoestische berekening uitgevoerd om te kunnen toetsen aan de Wet geluidhinder. Hieruit blijkt dat ruim voldaan kan worden aan de geldende voorkeursgrenswaarde van 55 dB (berekend is maximaal 51 dB).

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P285-VG01_0013.png"

Het onderzoek is uitgevoerd conform het Reken en meetvoorschrift geluid 2012 (RMW 2012) dat per 1 juli 2012 van kracht is geworden.

Wegverkeerslawaai

Op de wegen in de nabije omgeving van het plangebied geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. Op grond van de Wet geluidhinder hebben deze wegen geen geluidzone. Wel moet rekening worden gehouden met de geluidbelasting in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Op grond van de beperkte verkeersintensiteit in de dorpskern van Bathmen kan gesteld worden dat de geluidbelasting hier zeer beperkt is en passend voor deze omgeving.

4.2.2.2 Conclusie

De voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder, als gevolg van de spoorlijn, wordt niet overschreden. Daarmee zijn er geen belemmeringen vanuit de spoorlijn.

De gevolgen van het wegverkeer zijn zodanig beperkt dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig beïnvloed wordt.

Geluid vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.2.3 Bodem

Op de locatie Kerkplein 1 heeft in het verleden een ondergrondse tank gelegen. De tank is in 1983 verwijderd voor de geplande uitbreiding van het gemeentehuis. Bij de verwijdering zijn zintuiglijk geen oliecomponenten aangetroffen. Verder zijn op de locatie geen voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten uitgevoerd.

In 1995 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Witteveen+Bos (kenmerk Bam61.1). Aanleiding voor het onderzoek was de geplande nieuwbouw/uitbreiding. De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn:

  • Zintuiglijk zijn in een enkele boring sporen puin aangetroffen;
  • In de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan lood aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan chroom, zink en lood aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de achtergrondwaarden/streefwaarden en blijven beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek. Van de overig geanalyseerde parameters zijn geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden/streefwaarden;
  • In de ondergrond zijn, van de geanalyseerde parameters, geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden.

Op basis van het onderzoek bestond er geen belemmering voor nieuwbouw/uitbreiding op de locatie.

Conclusie

De locatie is niet verdacht voor de aanwezigheid van een (geval van ernstige) verontreiniging. Vanuit de bekende bodeminformatie is er geen belemmering voor het gebruik van de locatie als wonen met tuin.

4.2.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de wijzigingswet van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) werktitel 'Wet luchtkwaliteit' (Stb. 2007, 414), in werking getreden (Stb. 2007, 434). Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De grenswaarden voor lucht zijn niet gewijzigd, wel het moment wanneer getoetst moet worden aan deze normen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Volgens de Regeling en het Besluit niet in betekenende mate is vastgesteld dat woningbouwplannen voor minder dan 500 woningen 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Om vanuit een goede ruimtelijke ordening toch iets te kunnen zeggen over de mate van blootstelling aan luchtverontreinigingen, is de lokale situatie beoordeeld in de verkeersmilieukaart. Op basis van de verkeersmilieukaart blijkt ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan en dat deze enkele woning geen overschrijding zal veroorzaken. Op grond hiervan vindt de gemeente Deventer het niet noodzakelijk dat de initiatiefnemer een luchtkwaliteitsonderzoek laat uitvoeren.

4.2.5 Externe veiligheid
4.2.5.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Op 175 meter ten noorden van het plangebied is het spoortraject Deventer-Almelo gelegen. Dit is de enige relevante risicobron voor dit plan. Over dit traject worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het toetsingskader voor de daaruit voortvloeiende risico's is thans de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Deze circulaire bepaalt dat binnen een zone van 200 meter vanaf het spoor de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico gevoerd moet worden waarbij ook inzicht moet worden gegeven in het 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) en groepsrisico (GR). Voor het bestemmingsplan 'Looweg ongenummerd Bathmen', is recent door het adviesbureau DHV de hoogte van het PR en GR onderzocht. Deze resultaten zijn representatief voor dit plan omdat het hetzelfde baanvak en dezelfde bevolkingssituatie betreft als het onderhavige plan. Uit dit rapport blijkt dat bij de nu geldende vervoerscijfers voor gevaarlijke stoffen er geen PR contour aanwezig is en het GR zeer laag is, ruim onder de oriënterende waarde. Zowel het PR als het GR vormen geen belemmering voor het plan.

4.2.5.2 Bereikbaarheid

Bathmen beschikt over een brandweerpost die de eerste uitruk verzorgt. De post Deventer verzorgt de tweede uitruk. Bij zware calamiteiten waarbij de windrichting een rol speelt, zijn er vanuit Deventer voldoende mogelijkheden om bovenwinds aan te rijden. Dit kan zuidelijk via de snelweg A1 en noordelijk via de provinciale weg N344. Het spoor kan vanuit het noorden op twee locaties gepasseerd worden. Dat is de Koekendijk en de Apenhuizerweg. De planlocatie kan ook via de oostelijke en westelijke zijde bereikt worden.

4.2.5.3 Bestrijdbaarheid

Ten behoeve van het plangebied is er niet voldoende bluswater aanwezig indien zich een zwaar ongeval met brandbaar gas zou voordoen. Dit is echter niet uitsluitend voor dit plan van toepassing, maar geldt voor vrijwel alle locaties langs het spoor waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De rijksoverheid maakt de bewuste keus om gevaarlijke stoffen door woongebieden te transporteren. Die keuze vindt zijn basis in de uiterst kleine kansen dat een dergelijk ongeval zich voordoet. Die kleine kans wordt in de voor dit plan uitgevoerde risicoberekeningen ondersteund. Daarbij is het vervoer van gevaarlijke stoffen op termijn veiliger gezien de maatregelen die in het kader van het Basisnet spoor zijn afgesproken met de vervoerders. Tevens wordt het spoorvervoer veiliger door het besluit van de landelijke overheid om het Europese treinbeveiligingssysteem ERTMS op het Nederlandse spoorwegnet in te voeren.

4.2.5.4 Zelfredzaamheid

Binnen het plangebied zijn de sirenes voor het waarschuwen bij calamiteiten goed hoorbaar. Het plangebied is goed ontsloten wat betreft vluchtmogelijkheden bij calamiteiten. Er kan altijd haaks van de risicobronnen af gevlucht worden. Ook kunnen bij verschillende windrichtingen alternatieve vluchtroutes gekozen worden. Dit plan laat een woonbestemming toe die een gemiddelde zelfredzaamheid kent.

4.2.5.5 Eindafweging

Het groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor ligt bij dit plangebied ruim onder de oriënterende waarde. De locatie is goed bereikbaar voor de hulpdiensten. Ontvluchten van het plangebied is optimaal. Deze locatie heeft met vrijwel alle locaties langs het spoornet waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd gemeen dat er onvoldoende bluswater aanwezig is, uitgaande van de zwaarste categorie ongevallen die kunnen plaatsvinden met het vervoer van gevaarlijke stoffen langs het spoor. Daar staat een uiterst kleine kans op een dergelijk ongeval tegenover die door de risicoberekeningen worden ondersteund. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.2.6 Ecologie
4.2.6.1 Algemeen

Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is een aantal wettelijke regelingen relevant in het kader van dit bestemmingsplan. Het gebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogel- en /of Habitatrichtlijn. Ook is het plangebied niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur of een beschermd natuurmonument (Natuurbeschermingswet). Net buiten het plangebied is aan de noordzijde de Zandwetering gelegen.

Van toepassing is wel de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in heel Nederland. Onbekend is welke beschermde dier- en plantensoorten momenteel voorkomen in het plangebied. Gezien het overwegend bebouwde karakter van het plangebied zullen de natuurwaarden beperkt zijn. Uitzondering hierop vormen mogelijk de aanwezigheid van vleermuizen en de dier- en plantensoorten die voorkomen in groene deelgebieden.

4.2.6.2 Quickscan

Door EcoGroen Advies BV is in maart 2009 een quickscan natuurtoets uitgevoerd ten behoeve van de geplande herinrichting van drie locaties in het centrum van Bathmen (Quickscan natuurtoets drie locaties Centrumplan Bathmen, 19 maart 2009). Eén van deze locaties betrof het Westerhuis, Kerkplein 1. De ontwikkeling die zou plaatsvinden is het veranderen van de functie van het Westerhuis naar een hotel. In het onderzoek worden de mogelijke consequenties in beeld gebracht van de geplande ingreep en vindt toetsing plaats aan de Flora- en faunawet en vigerend gebiedsgericht natuurwetgeving en -beleid.

Flora: Tijdens het veldonderzoek zijn binnen het plangebied geen beschermde of bedreigde (Rode Lijst) plantensoorten aangetroffen. Gezien de aangetroffen soortensamenstelling, de terreingesteldheid en bekende verspreidingsgegevens zijn geen zwaarder beschermde plantensoorten (FFW tabel 2 en 3) te verwachten binnen het plangebied. Het aanvragen van ontheffing op de Flora- en faunawet en het verrichten van compenserende/mitigerende maatregelen is dan ook niet aan de orde.

Vleermuizen: Potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen niet worden uitgesloten in de te slopen gebouwen. Er zijn diverse scheuren, kieren en gaten in de muren en ruimte tussen dakbeschot en muur vastgesteld. Aanvullend onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er daadwerkelijk vleermuizen aanwezig of gebruik maken van verblijfplaatsen. Het plangebied wordt mogelijk als foerageergebied gebruikt door enkele vleermuissoorten. Het plangebied zal echter ook na de herinrichting haar functie behouden als foerageergebied voor vleermuizen.

Steenmarter: Op grond van de zorgvuldig uitgevoerde inspectie van het plangebied en de binnen- en buitenzijden van de bebouwing kan met zekerheid worden gesteld dat er geen vaste verblijfplaatsen van Steenmarters in de gebouwen aanwezig zijn. Het jachtgebied blijft ook in de toekomst zijn functie behouden. Het aanvragen van een ontheffing is voor de Steenmarter dus niet aan de orde.

Overige zoogdieren: Gezien het groene karakter van het centrum van Bathmen zijn op de planlocaties een aantal laag beschermde (FFW tabel 1) zoogdieren met een vaste verblijfplaats te verwachten. Bij de sloopwerkzaamheden zullen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren verloren gaan. Voor deze soorten geldt automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet. Schade aan de algemene en laag beschermde zoogdieren kan – indien de planning van de werkzaamheden dit toelaat - geminimaliseerd worden door de werkzaamheden uit te voeren buiten de voortplantingsperiode (maart tot augustus). De minst schadelijke periode is september tot december (mits vorstvrij).

Broedvogels: In een aantal gebouwen is broedgelegenheid aanwezig voor algemene soorten als Huismus (Rode Lijst 4: ‘gevoelig’) en Gierzwaluw. Onder andere het voormalige gemeentehuis is geschikt voor de Huismus en de Gierzwaluw. Daarnaast is in de erfbeplanting op de diverse locaties broedbiotoop aanwezig voor algemene soorten als Houtduif, Vink, Roodborst, Merel en Winterkoning. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van vogels met een jaarrond vaste verblijfplaats. Wel zijn zoals gezegd Gierzwaluwen te verwachten, maar voor het verstoren van nestplaatsen van deze soort hoeft momenteel nog geen ontheffing te worden aangevraagd. Het is veelal niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor verbodsbepalingen die gelden voor broedvogels. Er mogen daarom geen activiteiten worden ondernomen op locaties waar nesten of andere voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen van de vogels aanwezig zijn. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels te worden gestart. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen.

Amfibieën: Door de werkzaamheden in het plangebied kunnen overwinterende amfibieën geschaad worden. Omdat het ‘algemene soorten’ betreffen, geldt automatisch een vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet en is geen ontheffing annex art. 75 nodig.

Overige soortgroepen: Er zijn geen beschermde vissen of reptielen in het plangebied waargenomen of te verwachten. Wegens het ontbreken van geschikt biotoop ontbreken geschikte voortplantingslocaties voor beschermde ongewervelden. Het aanvragen van ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet en het verrichten van compenserende/ mitigerende maatregelen is voor vissen, reptielen en ongewervelden dan ook niet aan de orde.

4.2.6.3 Conclusie

De uitgevoerde quickscan biedt voor de onderbouwing van het bestemmingsplan voldoende inzicht in de ecologische situatie ter plaatse van het plangebied. Voor de omgevingsvergunning zal mogelijk aanvullend onderzoek naar vleermuizen nodig zijn.

4.2.7 Duurzaamheid

Duurzaamheidthema's zoals energie- en waterbesparing, aandacht voor langzaam verkeer en groenvoorzieningen, zuinig grondstoffengebruik, efficiënt ruimtegebruik en duurzaam bouwen, zullen met name bij nieuwbouwplannen en herinrichting een belangrijke plaats toegekend krijgen.

Ontwikkeling van duurzaamheid past in de ontwikkeling die het duurzaamheids denken nu ook landelijk doormaakt en waarbij ook steeds meer het eisen als negatieve prikkel omgezet wordt in een positieve benadering in de vorm van wijzen op de kwaliteit van het gebouw, op (woon-)comfort, het binnenmilieu in het algemeen, op gezond wonen en leven.

Het thema duurzaamheid heeft met name betrekking op nieuwe ontwikkelingen. Aangezien het in het plangebied 'Kerkplein 1 Bathmen' met name gaat over functiewijziging, hoeft er in het bestemmingsplan geen extra aandacht aan duurzaamheid te worden besteed.